Italië paradijs
voor kunstdier en
Leeftijd heelal verklaart duisternis sterrenhemel
Amerikanen lanceren satelliet om allerdiepste verten in kaart te brengen
VRIJDAG 25 AUGUSTUS 1989
'Een banket waaraan de hele wereld zich laaft'
In Italië vindt een systematische en georganiseerde plundering plaats van het openbaar kunstbezit.
De laatste tijd zijn vooral kerken het doelwit. Maar ook op straat is het soms raak. Zo werd onlangs uit
het centrum van Napels een 17de eeuwse fontein gestolen. "Per dag verdwijnen in dit land gemiddeld
40 kunstvoorwerpen", zegt Luigi Baccelli, commandant van de speciale afdeling van de Italiaanse
carabinieri die zich bezighoudt met het opsporen van gestolen kunstschatten. In plaats van
schietoefeningen te doen volgen de agenten van de 'kunstpolitie' cursussen 17de eeuwse
schilderkunst.
door Marjon van Royen
Een arme Italiaanse fruithandelaar
verkoopt de beroemde Trevi-fontein
in Rome aan een Japanner. "De
muntjes die de toeristen in de fon
tein gooien", zo prijst hij zijn koop
waar aan, "onderhouden u voor de
rest van uw leven, dat garandeer ik".
Een rijke Amerikaanse oliemagnaat
daarentegen besluit voor zijn vrouw het
Colosseum te kopen. Het oude Romein
se circus wordt stilletjes afgebroken.
Een paar jaar later verrijst het als tuin
huis op de olievelden van Texas.
Dit zijn grappen die al sedert jaar en
dag in Italië de ronde doen. Het Colosse
um staat er nog steeds, evenals de Trevi-
fontein. Maar daarmee is niet alles ge
zegd. Italië is het paradijs van de kunst,
het land met "het meest verrukkelijke
culturele erfgoed ter wereld", zoals de
reidsgidsen melden. Het land kent een
ononderbroken cultuurgeschiedenis
van zo'n 25 eeuwen. Meer dan de helft
van alle kunstschatten op aarde bevindt
zich in Italië.
Uitverkoop
Toch vindt er in dit land een ware uitver
koop plaats van het kunstbezit. "Italië is
in de laatste tien jaar een supermarkt ge
worden waar kunstdieven, helers, en
handelaren uit de hele wereld zich gratis
bedienen uit onze geschiedenis", zo stelt
de beroemde Italiaanse kunstcriticus Fe-
derico Zeri.
Oude munten, urnen en sieraden ver
dwijnen met ladingen tegelijk naar het
buitenland. In de hal van een Japans
elektronicabedrijf prijkt opeens een oud-
Griekse schaal, afkomstig uit Zuid-Italië.
De muntencollectie van een Engelse lord
wordt op onverklaarbare wijze uitge
breid met een serie Romeinse sestertiën.
In het decolleté van een Amerikaanse
gouverneursvrouw glinstert een Etrus-
kisch juweel.
"Per dag worden in Italië gemiddeld
40 kunstvoorwerpen gestolen", zegt Lui
gi Baccelli. Baccelli is commandant van
de speciale afdeling van de Italiaanse ca
rabinieri (militaire politie) die zich bezig
houdt met het opsporen van gestolen
kunstschatten. Het is een vreemd korps,
deze 'kunstpolitie'. In plaats van schiet
oefeningen te doen volgen de agenten
cursussen 17de-eeuwse schilderkunst.
Hun vakantie brengen ze niet door aan
het strand, maar ze gaan naar kunstvei
lingen bij Sotheby's in Londen. Zich
voordoend als antiquair of verzamelaars
volgen ze de sporen van de gestolen han
del.
Zo vonden ze onlangs 29 massief gou
den borden terug, die ooit door Napo
leon cadeau waren gedaan aan de voor
ouders van een Napolitaanse prins. De
borden waren uit de prinselijke villa ge
stolen. Ook legden ze de hand op een
tiental geroofde schilderijen van de Itali
aanse schilder De Chirico. Tevens von
den ze en passant een paar oud-Romein
se standbeelden terug.
Kerken
"De laatste tijd doet met name kerkelijke
kunst het erg goed", vertelt Baccelli.
Voor dieven zijn kerken een ideale
plaats, zo legt hij uit. Het is er donker, stil
en geïsoleerd. In 1988 is er in Igalië in
meer dan 1400 kerken ingebroken. De
magazijnen van de kunstpolitie staan
dan ook vol zoet lachende madonna's,
engelen en kruisbeelden.
"Een redelijk percentage van de gesto
len kunstvoorwerpen sporen we uitein
delijk weer op", zegt Baccelli. Toch heeft
hij het gevoel tegen windmolens te vech
ten. En hij heeft gelijk: in de afgelopen
twintig jaar zijn in Italië in totaal meer
dan 200.000 kunststukken gestolen; al
leen al in het laatste halfjaar 556. Terwijl
in de rest van Europa in acht jaar tijd niet
meer dan 400 diefstallen zijn gepleegd.
De geruchtmakende (en inmiddels op
geloste) Nederlandse diefstal van een
paar doeken van Van Gogh is een lacher
tje vergeleken bij de problemen waar
voor het korps van de Italiaanse kunst
politie staat. Zo werd onlangs uit het cen
trum van Napels een 17de eeuwse fon
tein gestolen. Het is onbegrijpelijk hoe
op een nacht een massief marmeren fon
tein .uit een stadscentrum kan verdwij
nen. Toch werd pas twee weken later de
diefstal ontdekt, toen een Napolitaanse
professor in de kunstgeschiedenis, die
de fontein had bestudeerd toevallig
merkte dat op de plek van 'zijn' fontein
een rij auto's geparkeerd stond.
In Italië vindt een systematische en ge
organiseerde plundering plaats van het
openbaar kunstbezit. En wanneer in '92
de Europese grenzen opengaan, zal de
uitverkoop van de Italiaanse kunst niet
meer te stuiten zijn, zo vreest de politie.
"Dan wordt Italië een banket
hele wereld zich laaft", voorspelt de
kunstcriticus Zeri.
Maar hoe gaat deze Italiaanse kunstroof
nu precies in zijn werk? Vorig jaar kwam
de archeologische vindplaats van Mor-
gantina op Sicilië in het nieuws toen
plotseling in het Paul Getty-museum in
Californië een twee meter hoog beeld
van Aphrodite opdook, dat stamde uit de
vijfde eeuw voor Christus. Niemand had
ooit van het standbeeld gehoord, waar
door men eerst dacht dat het om een ver
valsing ging. Maar na langdurig onder
zoek vermoedt men nu dat deze Griekse
godheid authentiek is en dat ze afkom
stig is uit Morgantina.
De archeologische opgravingen van
Morgantina behoren tot de grootste ter
wereld. Het gebied is echter een goud
mijn voor grafschenners en zogeheten
'kunstratten'. Veel illegale gravers die
daar werken, maken gebruik van elek
tronische apparatuur. Een klein bedrijf
uit het Italiaanse Livorno verkocht al
leen al in de buurt van Morgantina in één
jaar tijd 200 metaaldetectors.
Meestal zijn de illegale gravers arme
boeren of landarbeiders die met de
'kunst' een centje willen bijverdienen.
Soms geven ze blijk van grote creativi
teit. Onlangs werd bijvoorbeeld bij Na
pels een pottenbakker gearresteerd, die
in zijn atelier al jaren exacte kopieën
maakt van illegaal opgegraven urnen. De
nieuwe kopieën worden daarna weer on
der de grond gestopt zodat ze kunnen
'rijpen' en zodat één 'gevonden voor
werp' zijn waarde uiteindelijk een paar
keer opbrengt.
Toch levert al dit werk de illegale gra
vers niet echt veel op. Het grote spel
wordt namelijk elders gespeeld: in de
achterkamers en de salons van dure vei
lingen en internationale kunsthandela
ren. De vinders van de Aphrodite bij
voorbeeld, zouden voor hun godin niet
meer dan 15.000 gulden hebben gekre
gen; het Paul Getty-museum in Califor
nië heeft voor het standbeeld uiteinde
lijk 50 miljoen betaald. "Wie aan de dief
stallen verdienen zijn de bemiddelaars
en de helers", stelt Baccelli.
Papieren
De kanalen van deze business zijn als
volgt: de belangrijkste kunststukken
gaan meestal eerst via Zwitserland de
grens over. Daar krijgt het gestolen
Een pater assisteert de Italiaanse politie met het identificeren van teruggevonden kunstvoorwerpen.
kunstwerk een eerste 'onderdompeling
in de legaliteit': het kunststuk wordt
voorzien van geruststellende papieren,
en gaat dan door naar de grote kunstvei
lingen in Frankrijk, Duitsland of Enge
land.
Een van de grote problemen bij de op
sprong van gestolen kunstwerken, zegt
men bij de kunstpolitie, is dat Zwitser
land, Frankrijk noch Engeland het inter
nationale verdrag hebben ondertekend,
waarbij elk land verplicht is om illegaal
binnengesmokkelde kunstwerken terug
te geven aan het land van herkomst. Vol
gens Buccelli is het moeilijk om samen
werking te vinden met de politie in ande
re landen.
"De wetgeving, met name in veel
Noordeuropese landen, gaat uit van het
goed vertrouwen van de koper. Dus ook
als wij kunnen aantonen dat een bepaald
kunstwerk gestolen is, dan is daarmee
nog niet gezegd dat een koper gedwon
gen kan worden het kunstwerk terug te
geven".
De enige hoop die Buccelli voor 1992
heeft, is dat er nieuwe internationale af
spraken komen. Toch heeft de leegroof
van Italië niet alleen te maken met het
gebrek aan internationale verdragen.
Volgens Antonio Iannello, de woord
voerder van de grote Italiaanse cultuur
organisatie Italia Nostra, heeft de Itali
aanse overheid, als ze wil, "alle juridi
sche instrumenten in handen om te voor
komen dat het land wordt leeggeroofd".
Waar het volgens Iannello om gaat is
dat die wetten niet worden toegepast.
"Het probleem is de schrijnende ineffi
ciëntie en de onverantwoordelijkheid
van onze politieke bestuurders die met
het rijke Italiaanse kunstbezit omsprin
gen als zwervers met een schurftige
hond".
Bibliotheek
Een van de meest recente voorbeelden
daarvan is de diefstal van een reeks kost
bare manuscripten uit de archeologische
bibliotheek in Rome. De bibliotheek, op
het centrale Piazza Venezia, is de belang
rijkste van Rome. In het antieke gebouw
worden 360.000 manuscripten bewaard
van grote historische waarde. Toch heeft
dit gebouw, anders dan de banken, geen
politiebewaking.
De dieven op Piazza Venezia hoefden
alleen maar een deur te forceren om on
gestoord binnen te komen. Het alarm
systeem was al twee jaar lang uitgescha
keld, omdat het bij elke windvlaag en bij
elke vrachtwagen die voorbijkwam oor
verdovend begon te rinkelen. De minis
ter heeft nooit toestemming gegeven het
alarmsysteem te vervangen. Verder zijn
door overstroming en lekkage in het dak
in de afgelopen vier jaar 22.000 ma
nuscripten in de bibliotheek beschim
meld. Nog eens 33.000 documenten zijn
aangetast door temperatuurschomme
lingen die zijn veroorzaakt door een de
fecte verwarmingsinstallatie.
Het 'Instituut voor de Pathologie van
het Boek' constateerde onlangs een
vreemde woekering van mossen en pad
destoelen die gevaar inhouden voor de
mens. "In zo'n situatie", zegt Antionio
Iannello "is het niet verwonderlijk als er
stemmen opgaan die zeggen: laat onze
kunst maar naar het buitenland verdwij
nen, dan wordt er tenminste voor ge
zorgd".
De vraag waarom de nachthemel
donker is lijkt simpel te
beantwoorden. Toch zit er veel meer
achter dan we zouden denken. De
NASA lanceert zelfs een speciale
satelliet om meer licht in het duister
rond deze vraag te brengen. De
satelliet gaat op zoek naar het eerste
kindergeschrei van het heelal
waarvan de echo nog moet
rondwaren op de horizon van tijd en
ruimte.
door Ben Apeldoorn
Honderdduizenden mensen zijn
weer op zomervakantie. Weg van al
ledaagse beslommeringen en de
drukke steden probeert men tot rust
te komen in zonnige oorden. Veel
van die vakantiebestemmingen bie
den een uitnemende gelegenheid
om een sterrenhemel te zien zoals je
hem vanuit Nederland nooit ziet:
een met sterren bezaaid, inktzwart
uitspansel dat niet door stadslicht
wordt vertroebeld.
Duizenden heldere en zwakke sterren
zijn er met het blote oog te zien en er zul
len er ongetwijfeld nog miljoenen, tril
joenen zijn die we niet kunnen zien om
dat ze daarvoor te ver weg staan in die
peilloze verten van de ruimte. Het heelal
is immers oneindig groot, dus ook het
aantal sterren zal wel oneindig groot zijn.
Maar wie wat dieper doordenkt, om
hoog blikkend naar dat groteske, fonke
lende geheel, bekruipt misschien iets on
behaaglijks bij de gedachte dat een on
eindig groot heelal ook oneindig veel
sterren bevat. Als het aantal sterren on
eindig groot zou zijn, dan zou een over
vloed aan licht van alle kanten uit de
ruimte op ons afkomen. De hemelkoepel
zou niet een zwart geheel zijn, bespat met
lichtpunten, maar een fel lichtende halve
bol waarvan elke vierkante graad zo on
geveer evenveel licht produceert als on
ze zon, die temidden daarvan nauwelijks
meer zou opvallen. Geen dag- en nacht
cyclus meer, om van fraaie ochtend- en
avondschemeringen helemaal maar te
zwijgen.
Paradox
De eerste die over het aantal sterren filo
sofeerde was de Franse sterrenkundige
Jean Chesaux in 1744. De Duitse ama
teur-astronoom Heinrich Olbers zette
zijn gedachten daarover in 1826 concreet
op papier. Olbers beredeneerde dat als je
de afstanden maar groot genoeg nam, dat
dan elk stukje van de hemel helemaal vol
met sterren zat en dat de gehele hemel
dus eigenlijk één geweldige lichtzee zou
moeten zijn. Het feit dat dat niet zo is
staat sedert 1826 bekend als 'Olbers'
paradox' (een paradox is een schijnbare
tegenstrijdigheid).
Sedert die tijd is de Paradox van Ol
bers voor veel astronomen een probleem
van de eerste orde, zelfs nadat men meer
inzicht kreeg in de schier ongelooflijke
uitgestrektheden van het zichtbare heel
al en de aard daarvan.
Ongeveer halverwege deze eeuw ont
dekte men aan de hand van nauwkeurige
analyses van het in zijn bestanddelen
ontlede licht (een spectrum) van ver ver
wijderde melkwegstelsels geweldige
eilanden van sterren, stof en gas dat
deze zich van ons en van elkaar verwijde
ren. Dit gebeurt met steeds grotere snel
heden naarmate de afstanden groter zijn.
In het spectrum van zo'n melkwegstel
sel blijken de karakteristieken van de in
sterren veel voorkomende elementen
(bijvoorbeeld waterstof) als gevolg van
de vluchtsnelheid te zijn verschoven
naar het (infra)rode deel van het spec
trum. De mate van verschuiving ('rood
verschuiving') is een maat voor de
vluchtsnelheid: hoe groter de verschui
ving, des te groter is de vluchtsnelheid.
Deze ontdekking leidde tot de algemeen
aanvaarde theorie dat het heelal in zijn
geheel groter wordt en dat er hoe dan
ook ooit een begin van die expansie moet
zijn geweest.
Explosief
De Amerikaanse sterrenkundige Edwin
Hubble ontdekte in de jaren vijftig dat er
een vaste relatie bestaat tussen de
vluchtsnelheid van een stelsel en de af
stand daarvan: elke afstandsvergroting
van drie miljoen lichtjaar betekent een
extraatje van gemiddeld 70 kilometer
per seconde voor de vluchtsnelheid.
Met deze 'Constante van Hubble' kre
Voorgrondsterren van onze eigen meilkweg met op de achtergrond een spi
raalvormig melkwegstelsel bestaande uit meer dan 200 miljard sterren.
gen de sterrenkundigen een instrument
in handen om de kolossale afstanden tot
zeer ver afgelegen melkwegstelsels te be
palen door in hun spectra de roodver
schuiving te meten.
Maar door in gedachten de wegvluch
tende beweging om te keren van al die
miljoenen en nog eens miljoenen melk
wegstelsels die men heeft gevonden, kan
ook teruggerekend worden naar het mo
ment waarop dat allemaal moet zijn be
gonnen.
Opvallend genoeê blijkt die uitbrei-
ding van het heelal voor nagenoeg aHe__
melkwegstelsels bijna vijftien miljard
jaar geleden te zijn begonnen tijdens één
vrij scherp begrensde periode en in een
relatief beperkte 'ruimte' die misschien
maar enkele malen groter was dan ons
zonnestelsel. Daaraan ontleent men de
theorie dat dat begin uitzonderlijk explo
sief moet zijn geweest de 'Big Bang'
en dat de leeftijd van het heelal maxi
maal vijftien miljard jaar bedraagt.
Met de modernste optische en elektro
nische technieken is men inmiddels
doorgedrongen tot afstanden waar de
nog maar nauwelijks zichtbare melk
wegstelsels vluchtsnelheden hebben die
bijna gelijk zijn aan die van de lichtsnel
heid (300.000 kilometer per seconde); af
standen in de orde van grootte van bijna
vijftienmiljard lichtjaar.
Onzichtbaar
Hiermee zijn we aangeland bij een heel
essentiële vraagstelling: wat gebeurt er
als de afstand zó groot wordt dat de
vluchtsnelheid gelijk is aan de lichtsnel
heid? Wel, er gebeurt niets want we zien
gewoon niets (meer). Het licht van derge
lijke stelsels zal ons niet bereiken. Overi
gens moet men wel voorzichtig zijn met
uitspraken over objecten die met de
lichtsnelheid van ons af bewegen. Er be
staan altijd nog natuurkundige wetten
die het voorwerpen gewoon verbieden
om de lichtsnelheid te bereiken. Maar
om het een beetje simpel te houden mo
gen we binnen zekere marges stellen dat
het licht 'ergens blijft hangen'.
Er is dus een grens aan het voor ons
zichtbare heelal die wordt bepaald door
zowel afstand, tijd als vluchtsnelheid;
begrippen die in het heelal onlosmake
lijk met elkaar verbonden zijn en op die
waarneemgrens als het ware ineen lijken
te vloeien.
Heel dicht bij die 'onzichtbare grens' is
nóg iets spookachtigs aan de hand. Im
mers, op bijna vijftienmiljard lichtjaar
afstand kijken we ook bijna vijftienmil
jard jaar terug in de tijd want het licht dat
ons nu bereikt, ging daar evenveel jaar
geleden vandaan. Vijftienmiljard jaar is,
zoals we al eerder zagen, ook de leeftijd
i hpf
plal
Met andere woorden: de merendeels
(nog) ondefinieerbare, tot zeer ver in het
infrarood verschoven, beelden die van
nabij die onzichtbare grens op ons toeko
men, zijn beelden van een nog piepjong
heelal van misschien slechts een halfmil-
joen jaar oud. Omgerekend naar de leef
tijd van een mens komt dat neer op een
zuigeling van nog geen dag oud.
Satelliet
De Canadees Paul Wesson, verbonden
aan de universiteit van Waterloo in
Toronto, beschrijft in het Amerikaanse
blad Sky Telescope dat de ontrafeling
van die beelden ons in staat zal stellen
om melkwegstelsels tijdens de beginsta
dia van hun ontstaan te zien. Ook stelt hij
dat het aantal waarneembare melkweg
stelsels, hoewel enorm groot, juist van
wege die grens toch relatief beperkt is.
Volgens Wesson is het voor ons waar
neembare heelal, met zijn leeftijd van
maximaal vijftienmiljard jaar, nog be
trekkelijk jong en zijn de gedurende die
tijd gevormde hoeveelheden (waarneem
bare) materie begrensd. Dit wordt gezien
als een verklaring voor Olbers' paradox:
de nachthemel is donker omdat het heelal
nog niet oud genoeg is om geheel en al
van lichtende materie verzadigd te zijn.
Blijft natuurlijk de vraag hoe ontzag
lijk veel in het zeer verre infrarood stra
lende materie zich nabij (of in!) die magi
sche grens van tijd en ruimte ophoudt.
Om dit aan de weet te komen zal de Ame
rikaanse ruimtevaartorganisatie NASA
een satelliet in een baan om de aarde
brengen die gedurende een jaar de aller
diepste verten om ons heen tweemaal in
kaart zal brengen.
De instrumenten van de satelliet, de
Cosmic Background Explorer (COBE),
bestrijken het gehele golflengtegebied
vanaf het nabije infrarood tot in het ra-
diogebied (tot een golflengte van een
centimeter). Astronomen spreken nu al
van de 'Gouden Eeuw' op het gebied van
de wordingsgeschiedenis van het heelal
(kosmologie) als de eerste resultaten van
de satelliet beginnen binnen te komen.