'Barok verveelt ons nooit'
Fascinerende kopergravure te kijk
Joost Zwagerman moet 'zijn bek houden'
Succes voor Bachsolisten
Kunstraad Amsterdam:
filmhuizen versleten
Geen geld genoeg voor
complete kunstcollectie
DINSDAG 1 1989
KUNST
PAGINA 15
AMSTERDAM (GPD) -
Muzikanten uit het Konink
lijk Concertgebouworkest
willen soms wel eens wat an
ders. Toen in 1985 het
Bachjaar werd gevierd,
vormde een aantal musici
uit het Concertgebouwor
kest een klein ensemble om
Bach's 'Kunst der Fuge'
eens anders te laten klinken
dan op een clavecimbel.
door
Hans Visser
„We kregen natuurlijk kritiek", be
kent eerste violist Henk Rubingh.
„Je houdt altijd mensen die vinden
datje zoiets niet voor instrumenten
moet bewerken, maar de reacties
waren over het algemeen toch zo
goed, dat we zijn doorgegaan".
En zo reizen de Amsterdamse
Bachsolisten, grotendeels afkom
stig uit het Concertgebouworkest
en soms aangevuld met leden van
het Orkest van de 18e Eeuw, de hele
wereld af: Duitsland, Frankrijk, Ita
lië. Noorwegen, Zweden, Japan en
China.
Het ensemble beperkt zich niet
tot Bach, maar speelt ook diens tijd
genoten, zoals blijkt uit een intus
sen al indrukwekkende lijst cd's.
Met Ruud van der Meer en het koor
van de Rotterdamse Laurenscanto-
rij zijn voor het label Fidelio de can
tates 'Ich habe genug', 'Der Friede
sei met dir' en 'Ich will den Kreu-
zstab gerne tragen' van Bach opge
nomen plus een cd met Bach's ou
verture no. 1, het Brandenburgs
concert no. 5 en een concert voor
hobo.
Onlangs verscheen een opname
van drie minder bekende, maar
daardoor juist interessante viool
concerten van Bach. Glanzend be
wijs van hoe de eigenzinnige aan
pak door de Bachsolisten tot in
drukwekkend prestaties kan lei
den. En plannen voor andere opna
men staan nog op stapel.
Hebben leden van het Concertge
bouworkest het al niet druk ge
noeg? „Dat wel, maar voor ons is dit
een ideaal. Zo'n groot orkest is een
bedrijf, dat vooral het werk van de
hoogromantiek moet spelen, zoals
dat van Mahler. Behalve voor de
Matthaus en de Johannes Passion is
er voor de barok in die taak geen
ruimte. Bovendien komt het je ei
gen spel en je muzikale denken ten
goede als je met een klein ensemble
kunt spelen".
In het begin werden alle stemmen
enkelvoudig bezet, maar naar mate
het repertoire uitbreidde, groeide
de bezetting. De solisten vormen nu
een echt barok kamerorkest en spe
len dan ook vaak zonder dirigent.
„Hoewel de laatste tijd onze artis
tiek leider Thomas Hengelbrock re
gelmatig als dirigent optreedt. Als
concertmeester is het immers erg
moeilijk greep te houden op het he
le ensemble".
„Globaal volgen we de weg die
Harnoncourt bij het Concertge
bouworkest met de klassieken gaat.
Bij die originele speelwijze gaat het
veel meer om de details in de mu
ziek, de versiering, de frasering, de
techniek. Je kunt tegenwoordig
geen gladde Bach meer spelen. Als
je echt speelt volgens de traditie van
de barok, zit er zo veel meer in een
noot".
„Die stijl ontwikkelt zich nog
steeds, er worden nog altijd musico
logische ontdekkingen gedaan. Ook
Harnoncourt werkte vijftien jaar ge
leden heel anders dan nu. Altijd is
het zo geweest dat een dirigent bij
een stuk bepaalde accenten legde,
maar in grote lijnen klonk zo'n werk
nooit veel anders. Hij laat die mu
ziek veel meer leven, hij haalt er
veel meer uit".
„Harnoncourt is zelf orkestmuzi
kant geweest, dus hij weet hoe het is
als er een zekere muzikale luiheid
ontstaat. Hij voelde dat het beter
kon en uit die behoefte is hij gaan
werken. Harnoncourt draagt die
aanpak nu-als dirigent over aan zijn
lotgenoten. Het zou geweldig zijn
als hij eens met de Bachsolisten zou
willen werken".
Bewuste keus
In tegenstelling tot veel andere he
dendaagse barokensembles, die de
oude speelwijze willen benaderen,
maken de Bachsolisten geen ge
bruik van oude instrumenten of ko
pieën daarvan.
„Dat is een bewuste keus. Na
tuurlijk klinken onze moderne in
strumenten heel anders. Sinds de
tijd van Mahler heeft de viool een
schoudersteun. Daarvoor was de
hals ook korter en stond die in een
andere hoek. Dat maakt de stem
ming zo'n halve toon lager, en hij
klonk ook minder hard. De moder
ne viool is ontstaan in de tijd waarin
dë concertzalen werden gebouwd.
De mensen kwamen luisteren naar
de solisten, de virtuozen, mensen
als Paganini".
„Dat gebeurde in grote zalen die
rond 1810-1820 werden gebouwd.
Voor die tijd werd muziek geschre
ven voor salons. Daar hoefden die
instrumenten dus niet zo hard te
klinken. Maar toen ze de grote zalen
moesten vullen, werd de stemming
iets hoger en de klank groter en bril
janter. Ook de strijkstokken, de
techniek en de snaren veranderden.
Toch kun je op moderne instrumen
ten de barok net zo transparant, net
zo oorspronkelijk van opvatting la
ten klinken".
De Amsterdamse Bachsolisten
hebben daarmee veel succes. In het
verleden werd zelfs al een seizoen
van zestig concerten afgewerkt.
„Te veel", vindt Henk Rubingh.
„Eigenlijk is veertig net goed. An
ders overheerst de kwantiteit de
kwaliteit. Bovendien hebben we de
afgelopen jaren erg naar een eigen
klank en speelwijze moeten zoeken.
Want als je het onderling eens bent,
moet je ook nog zorgen dat het vol
gens die opvatting gaat klinken. Nu
pas voel ik dat we op de juiste lijn
zitten. Dat is normaal. Elk ensemble
heeft op zeker moment een identi
teitscrisis. Maar als ik onze cd's in
Japan zie liggen en er voor de Ame
rikaanse markt moeten worden bij
gemaakt, zijn we op de goede weg.
Bovendien zijn die cd's enorm goed
voor onze bekendheid".
Er zou met de groeiende belang
stelling eventueel een moment kun
nen komen waarop het barokorkest
voor de leden zwaarder gaat wegen
dan het Concertgebouworkest?
„Je kunt op zeker moment zelf
standig verder gaan, maar dat moet
je ook willen. Dat betekent erg veel
reizen en veel opgeven. Voorlopig
telt voor ons dat we helemaal achter
de dingen staan die we doen en dat
het ons niet boven het hoofd groeit,
zodat we er geen vat meer op heb
ben. Daarom willen we ook niets op
het repertoire nemen wat ons niet
ligt".
„De barok zal ons nooit vervelen.
Die tijd heeft zo veel stijlen opgele
verd, dat we nooit hoeven te kiezen
voor een bepaalde richting. Voor
ons is de barok ook veel interessan
ter dan de muziek van de twintigste
eeuw, al weet je nooit hoe daar over
enige tijd over zal worden gedacht.
Moderne muziek roept een andere
emotie op, wordt met andere tech
nieken gespeeld, alles mag. Het is
muziek van deze tijd: hectisch, snel
en met weinig liefde".
Strenge wetten
„Alles mag tegenwoordig. De com
ponisten in de barok waren gebon
den aan strenge wetten. Toch zagen
ze kans om binnen die mogelijkhe
den de prachtigste dingen te ma
ken. Dat spreekt mij meer aan dan
de muziek van iemand die zijn fan
tasie de vrije loop laat. Maar de mu
ziek van de barok had ook een ande
re functie. Die werd gemaakt in op
dracht van vorsten, bij voorbeeld
ter gelegenheid van een feest".
„Gek, dat de mensen daar vroeger
op dansten en dat wij er nu stil naar
luisteren. Het gaat louter om de uit
voering en dat is vaak weinig spon
taan. Toch reageren de luisteraars
heel enthousiast. Zelfs als je zit te
spelen, merkje vaak dat het publiek
een uitstraling heeft. Per zaal kan
dat verschillen. In Amsterdam
wordt bijvoorbeeld altijd veel ge
hoest, meestal tijdens verstilde de
len".
Henk Hubingh gelooft dat de
klassieke muziek aan populariteit
wint. „Waarschijnlijk ontstaat meer
behoefte aan wat intellectuelere za
ken. De radio biedt bijna alleen
maar popstations. Dat heeft te ma
ken met de hedendaagse mentali
teit van 'Lang leve de oppervlakte'.
Er is meer te koop dan pop, hoewel
ik besef dat er uitstekende pop be
staat. En natuurlijk jazz". Amsterdamse Bachsolisten: 'Er i:
Bijzondere kunst uit 20ste eeuw in Teylers Museum
Liggend naakt, kopergravure vanKuno Briyiks. (toto gpd>
Comité tegen Amsterdamse schrijver
GRONINGEN (GPD) - De geves
tigde literaire kritiek mag Joost
Zwagerman dan omarmd hebben
als de tolk van een nieuwe generatie
kunstenaars, bij een deel van die ge
neratie loopt de irritatie over de 25-
jarige Amsterdamse schrijver hoog
op. Zo hoog zelfs, dat er nu een Anti-
Joost Zwagerman Comité (AJC) is
opgericht. Aan de 'zelfreclame' en
'glibberigheid' van Zwagerman
moet nu maar eens een einde ko
men, vindt het hoofdstedelijke
AJC. 'Zwagerman moet weg' is de
titel van het eerste pamflet van het
AJC.
AMSTERDAM (ANP) - De Amster
damse Kunstraad vindt dat de faci
liteiten voor de vertoning van
kunstzinnige films in de hoofdstad
te wensen overlaten in vergelijking
met die in andere steden.
In een beleidsadvies uitgebracht
op verzoek van wethouder Luinv
stra van cultuur wordt daarom ge
pleit voor het verlenen van subsidie
aan de theaters Desmet en het Am
sterdams Filmhuis Rialto.
Een speciale commissie van de
kunstraad wijst er op dat vrijwel al
le filmdoeken in Amsterdam wor
den geprogrammeerd door het ka
pitaalkrachtige Cannon-concern. In
1988 gingen naar schatting twee
miljoen mensen naar een bioscoop
van Cannon Cinemas. De tot het al
ternatieve filmcircuit behorende
Brein achter het oomité is (kunst-
)journalist Paul Steenhuis, publice
rend in onder meer Vrij Nederland
en Metropolis M. Het AJC ('een nog
ondergronds opererend geheel') telt
vooralsnog drie leden. Naast voor
zitter Steenhuis en een penning
meester is er een erelid.
De laatste schreef onlangs in een
geïrriteerde ingezonden brief in de
Volkskrant dat het tijd wordt dat
Zwagerman 'z'n bek houdt'. Aanlei
ding was een artikel in die krant,
waarin Zwagerman volgens het
AJC opnieuw "zoveel vaagheden,
theaters Desmet en Rialto kregen
vorig jaar respectievelijk 42.552 en
38.000 bezoekers.
In het alternatieve circuit worden
films vertoond die alleen gemaakt,
gedistribueerd en vertoond kunnen
worden met steun van subsidiën-
ten. Het gaat daarbij volgens de
kunstraad om artistieke produkten
die belangrijk zijn voor de ontwik
keling van het medium en die de
steun van de overheid verdienen.
De raad constateert dat het film
circuit vanaf het begin van de jaren
zeventig weliswaar veel bezoekers
trok, maar vrijwel geheel door vrij
willigers draaiende wordt gehou
den: „Organisatie, comfort en am
biance raakten op den duur letter
lijk en figuurlijk versleten".
onzin en worstzinnen produceerde,
dat je er steeds alle kanten mee uit
kan glibberen". Beeldend kunste
naar Rob Scholte, een van Zwager
mans grootste opponenten, zou het
AJC van harte ondersteunen.
Met name sinds zijn laatste roman
'Gimmick', waarin Zwagerman de
Amsterdamse kunstscene rond
Scholte in sleutelromanvorm af
schildert als een a-moreel stelletje
nieuwlichters op jacht naar het gro
te geld, krijgt Zwagerman veel kri
tiek te verduren. Die kritiek komt er
op neer dat het de schrijver in zijn
ENSCHEDE (ANP) - De Rijks
dienst Beeldende Kunst heeft
niet genoeg geld om een compleet
overzicht van het werk van toon
aangevende Nederlandse kunste
naars op te bouwen. Van bij voor
beeld Ger van Elk, Reinier Lucas-
sen, René Daniëls en Peter
Struycken zijn wel enkele wer
ken in de collectie maar die zijn
niet representatief voor hun hele
oeuvre. Als er geen extra financië
le armslag komt zullen keuzes ge
maakt moeten worden bij het ver
zamelen. Dat zou bij voorbeeld
kunnen betekenen dat de dienst
minder werk van jonge kunste
naars aankoopt.
Stafmedewerkster A. Ottevan-
ger van de Rijksdienst stelt dit in
de catalogus bij de in het afgelo
pen weekeinde geopende ten
toonstelling van aankopen voor
1988 in Rijksmuseum Twenthe in
Enschede. Het is de vijfde keer
dat de Rijksdienst met een derge
lijke expositie verantwoording
aflegt voor zijn landelijk gesprei-
HAARLEM (GPD) - Tey
lers Museum in Haarlem
heeft in de afgelopen jaren
een naam opgebouwd met
tentoonstellingen van gra
fiek en tekeningen die over
het algemeen worden sa
mengesteld uit eigen collec
tie. Een traditie die soms
wordt doorbroken. Zoals dit
recent het geval was met de
'kiekjes' van Breitner, welke
expositie nu is opgevolgd
door 'De Nederlandse Ko
pergravure 1900-1975', een
bijzondere tentoonstelling.
door
Frans Keijsper
Op enkele kunstenaars na wordt de
techniek van de kopergravure in
ons land nauwelijks nog beoefend,
polemisch bedoelde boeken en arti
kelen alleen te doen is om publici
teit voor zichzelf.
De standpunten die Zwagerman
inneemt zijn volgens het AJC "ge
wiekste combinaties van zelfrecla
me en pogingen om niets te zeggen.
Zwagerman is te laf om iets te bewe
ren. Hij wil alleen maar serieus ge
nomen worden." Het AJC bespeurt
hierin een gelijkenis met een ande
re, wat oudere Amsterdamse schrij
ver: „Zwagerman wil de nieuwe
Harry Mulisch worden".
de aankoopbeleid. Daarvoor stelt
het ministerie van WVC jaarlijks
een bedrag van een miljoen gul
den ter beschikking.
De Rijksdienst streeft ernaar al
le aspecten van de hedendaagse
Nederlandse kunst in zijn collec
tie onder te brengen. Musea kun
nen daaruit putten voor het ma
ken van tijdelijke tentoonstellin
gen, terwijl de dienst zelf er pre
sentaties van Nederlanders in het
buitenland mee organiseert. De
drie pijlers van de collectie wor
den inmiddels gevormd door de
verzamelgebieden vrije kunsten,
in tegenstelling bijvoorbeeld tot de
thans veel populairdere grafische
kunsten als etsen, zeefdrukken en
lithograferen. Je krijgt het gevoel
dat de gravure achterhaald is, sterk
gedateerd. Ten onrechte, wanneer
de prestaties op het gebied van deze
precieze 'lijnkunst' in ogenschouw
worden genomen.
'De Nederlandse Kopergravure',
zoals die in Teyler tot 10 september
te zien is, is het resultaat van een
studie die Michiel Kersten over dit
onderwerp heeft gemaakt. Hij is
vaste medewerker van dit museum.
Belangrijk is, dat zijn bevindingen
te boek zijn gesteld en uitgegeven
door de voormalige Staatsdrukkerij
en uitgeverij Sdu en de Rijksdienst
Beeldende Kunst.
„De tentoonstelling is het eerste
representatieve overzicht van de
Nederlandse kopergravure in de
twintigste eeuw", zegt Michiel Ker
sten. „Ik heb overal geïnformeerd
om al die namen te achterhalen. Het
kan natuurlijk zijn dat na deze pu-
blikatie er nog iemand opduikt".
Gestreefd is een zo volledig moge-
Joost Zwagerman: 'de nieuwe
Harry Mulisch'. (foto gpd>
fotografie en toegepaste kunsten.
In de afgelopen vijf jaar zijn
2171 kunstwerken van 672 kun
stenaars en 15 keramiekfirma's
aangekocht. Het gaat om werk
van al bekende maar ook van be
ginnende kunstenaars. 'In dat
laatste geval is het vaak een ge
voelsmatige keus voor talent,
waarin wij gelukkig geen trends
hoeven te volgen', aldus E. van
Straaten, hoofd van de afdeling
presentatie binnenland van de
Rijksdienst.
Van Straaten stelde verder
vooral niet te willen klagen over
lijk overzicht samen te stellen, de
gegevens te inventariseren en be
knopte biografieën te schrijven
over de belangrijkste Nederlandse
kopergraveurs.. Daarbij zijn soms
nieuwe gegevens over de personen
boven water gekomen. De bijeenge
brachte prenten zijn afkomstig uit
openbare en particuliere verzame
lingen.
Goudsmeden
De kopergravure dateert uit de vijf
tiende eeuw en is mogelijk ontstaan
in werkplaatsen van Zuidduitse
goudsmeden. Die graveerden in
platen metaal voorstellingen waar
van ze afdrukken maakten, die voor
eigen gebruik bestemd waren. Zo
konden ze een archief aanleggen
van de tekeningen die ze hadden ge
maakt. Toegepast werd de ciseleer
kunst ook op bijvoorbeeld harnas
sen; over mooie exemplaren be
schikt het Amsterdams Historisch
Museum, die permament zijn opge
steld. Deze wapenuitrustingen wer
den besteld bij Italiaanse ateliers.
Nadat de gravure als prentkunst
opgang had gemaakt, vond deze in
de 15de en 16de eeuw vooraanstaan
de beoefenaars in personen als de
Duitsers Albrecht Dürer, Martin
Schongauer, de Italianen Pollaiuolo
en Mategna en in Haarlem bij de
maniëristen Goltzius en Muller.
Schongauer was zelf zoon van een
goudsmid en geldt als belangrijk te
kenaar vóór de beroemd geworden
Dürer. En de veelzijdige Pollaiuolo
beoefende bovendien het vak van
goudsmid.
De Zuidnederlandse schilder Ru
bens zag het belang in van de publi
citeit die de graveerkunst hem kon
bezorgen. Deze diplomaat-kunst
schilder, die er in het Antwerpse
een werkplaats op nahield waar op
grote schaal conterfeitsels op be
stelling werden geproduceerd, liet
een legertje graveurs zijn doeken
kopiëren. Die zo nauwkeurig moge
lijk uitgevoerde prenten brachten
geld in het laatje en droegen tegelij
kertijd bij aan de naamsbekendheid
van de handige diplomaat Rubens.
De graveerkunst werd in de 19e
het jaarlijks te besteden bedrag
van één miloen gulden. 'We kun
nen er redelijk mee kruidenieren
en bovendien is men op het mi
nisterie altijd bereid te praten
over speciale aankopen'. De sa
menwerking met de museumwe
reld van waaruit aanvankelijk
met argwaan werd gekeken naar
de hoogte van het aankoopbud
get is volgens Van Straaten tegen
woordig goed. "Er kunnen aan-
koopwensen ingediend worden
en samen staan we sterk naar het
ministerie toe, zo hebben alle be
trokkenen het gevoel"
De tentoonstelling in het Rijks
museum Twenthe is nog tot en
met 1 oktober te zien. De aange
kochte werken van beeldende
kunstenaars, beeldhouwers en fo
tografen zijn in alfabetische volg
orde opgehangen of geplaatst,
wat borg staat voor een gevarieer
de en levendige presentatie. In
een aparte afdeling worden glas,
gebruiksvoorwerpen en ge-
bruikskeramiek getoond.
eeuw, zo zegt Michiel Kersten, in
ons land vaktechnisch gezien op
hoog, soms zelfs virtuoos niveau be
oefend. Net als zich reeds bij Ru
bens had voorgedaan, werd dat bui
tengewone vakmanschap in dienst
gesteld van het reproduceren van
schilderijen. De fotografie zou die
taak daarna overnemen.
Herleving
De herleving van de kopergravure
als beoefende vrije kunst in deze
eeuw is met name te danken ge
weest aan Pieter Dupont, die in 1902
tot hoogleraar werd benoemd aan
de Rijksacademie in Amsterdam.
Een staaltje van zijn grafisch kun
nen had hij eerder getoond in een
prent, het Ploegpaard, dat hij had
ingezonden voor de Parijse Wereld
tentoonstelling in 1900. Hij kreeg er
de gouden medaille voor, maar de
nog onbekende kunstenaar was zelf
over het resultaat niet helemaal te
vreden.
Afgezien van Duponts verdere ar
tistieke prestaties (hij overleed ta
melijk jong in 1910) heeft zijn en
thousiasme de toen verstofte grafi
sche afdeling van de Rijksacademie
doen herleven. Michiel Kersten:
„Zelfs de graveerklas had door zijn
toedoen weer enkele leerlingen.
Naast Dirk Harting en Catharina
Mispelblom Beyer-Vap Waveren,
zou vooral Engelina Valenga zich op
de gravure gaan toeleggen".
Wat deze tentoonstelling zo aan
trekkelijk maakt, is de enorme ge
varieerdheid van de prenten. Door
wrochte platen, soms overdadig
sentimenteel als de Prélude (1944)
van Kuno Brinks. Een bijna naakte
man en een schaars geklede vrouw
zitten aan de waterkant. Ze weert de
man bij dit voorspel af; op zich is
het vaktechnisch toch een mooie
plaat. Maér de portretten die dezelf
de kunstenaar graveerde van Jan
Odé en Jan Sluijters, zijn daarente
gen visuele hoogstandjes. Brinks
was zelf van 1936 tot 1974 aan de
Rijksacademie hoogleraar. Met dat
laatste jaar is ook de grens in de tijd
voor deze expositie getrokken.
Veelheid
In de veelheid van prenten nog een
enkele er uitgepikt: naast een ku
bistische, gedateerde prent van de
haven van Calvi (1929) van Debora
Duyvis, hoor je de viool vibreren in
een met veel emotie uitgevoerde
streek van de violist Alexander Sch-
muller. Een subtiele plaat, vervaar
digd in 1916. Waaruit blijkt dat een
paar eenvoudige gegraveerde lijnen
voldoende expressiemogelijkhe
den bezitten.
Er is werk van in totaal 22 kunste
naars onder wie ook de Haarlem
mer Sem Hartz. Met zijn gebonden
graveerkunst voor drukkerij Joh
Enschedé verwierf hij yolop be
kendheid. Van hem nu in Teyler
vrije grafiek.
Misschien dat deze Teyler-expo-
sitie weer zal zorgen voor een nieu
we opleving van de graveerkunst.
Michiel Kersten hoopt het wel (De
Nederlandse Kopergravure, 1900-
1975. Teylers Museum, Spaarne 16,
Haarlem. Open: di t/m za 10-17 u., zo
13-17 u. Tot 10 september. Rijk geïl
lustreerde catalogus, met biografie
ën van de kunstenaars. Auteur. Mi
chiel Kersten. Uitgave Sdu/RBK,
prijs f 29,90).
Rijksdienst Beeldende Kunst: