Sluiting Fries tehuis doet sterftecijfer verdubbelen We weten van ieder pak melk waar het vandaan komt' 'Schone bus is een kwestie van geld' Reportage Grote veranderiiig in leven oudere vraagt goede begeleiding Mülder mtstoot op korte ,crinijn mogeli'k ZATFRDAG 22 JULI 1989 ■iy :m DEN HAAG/LEEUWAR DEN Kort na de sluiting van het verzorgingstehuis Sonnenborgh in Leeuwar den, afgelopen jaar, is een opvallend groot aantal be woners overleden. Het be stuur van het tehuis legt een verband met de verhuizing. In anderhalfjaar tijd zijn 47 van de 77 bewoners van Son nenborgh gestorven. Dat is 62 procent, terwijl het sterf tecijfer in andere tehuizen in de Friese hoofdstad ligt op zo'n 25 procent. Het bestuur van Sonnenborgh eist een onderzoek van de provincie. "De bewoners waren gemiddeld 85 jaar. Dat is niet anders dan in ande re tehuizen in Leeuwarden, maar het sterftecijfer is wel twee keer zo hoog", aldus bestuursvoorzitter G. Hulzenga. Hij benadrukt dat het niet de bedoeling is 'schuldigen' te zoeken. "Als dit iets met elkaar te maken heeft, zijn we op de verkeer de weg. Voor Sonnenborgh is dat niet interessant meer, want dat be staat niet meer". Hulzenga wil dat lering getrokken wordt uit de ge beurtenissen. door Theo Haerkens De provincie kan nog niet zeggen of het gevraagde onderzoek er komt. "We hebben nog geen formeel ver zoek ontvangen", aldus woordvoer der R. Dijkhuis, die wel toegeeft dat er de laatste jaren "vrij veel mensen zijn overleden". Over het exacte aantal doden in Sonnenborgh be staat verschil van mening. De pro vincie spreekt van een "gigantisch gegoochel met getallen" en houdt het erop dat het laatste anderhalf jaar 30 in plaats van 47 bewoners ge- "We wilden iedereen een bloeme tje sturen en stom toevallig kwa men we er achter dat meer dan de helft van de mensen overleden was". De provincie betwijfelt het di rect verband met de verhuizing, omdat het sterftecijfer bij de andere tehuizen die ln Friesland dicht gin gen niet noemenswaardig steeg. Dijkhuis wijst erop dat het vorig bestuur zich met hand en tand te gen de sluiting heeft verzet. Een voorstel om het hele tehuis met be woners én personeel samen te voe gen met een ander, werd van de hand gewezen. "Als je de mensen anderhalf jaar lang voorhoudt dat de tent open blijft, en hij gaat dan toch dicht, kan de klap erg hard aankomen". Veelbetekenend merkt hij erop dat van de 21 mensen die naar het betreffende tehuis overge plaatst zijn, er twintig nog steeds in leven zijn. Hij oppert dat het plotselinge ver trek van de directeur halverwege het saneringsproces er mogelijk ook aan heeft bijgedragen dat een aantal bewoners de moed in de schoenen is gezonken. Precies uit zoeken wat de oorzaak van de hoge sterfte is geweest, is een hele klus, meent de provincie, want dan moe ten al die elementen worden meege wogen. Dijkhuis betwijfelt dat de provincie daarvoor het meest ge schikte orgaan is. 'Toeval' Overigens houdt het provinciebe stuur er nog steeds rekening mee dat het hoge sterftecijfer onder de bewoners van Sonnenborgh 'puur De gemiddelde leeftijd i i verzorgingshuis is de laatste decennia flink gestegen. toeval' is. Het is lang niet zeker dat deze mensen zonder verhuizing nog zouden leven. "De meesten waren al vrij oud", aldus Dijkhuis. De leef tijd van de overledenen is omstre den. JJijkhuis meent dat de jongste zeker tachtig was, bestuursvoorzit ter Hulzenga houdt het op ongeveer zeventig. Binnen de ouderenzorg heerst geen verbazing over plotselinge pie ken in de sterftecijfers onder oude ren. Het toelatingsbeleid is de afge lopen twintig jaar ingrijpend veran derd en dat is tot op de dag van van daag merkbaar. In het begin van de jaren zestig werden betrekkelijk ge zonde mensen toegelaten, ook al waren ze amper vijfenzestig, tegen woordig wordt vrijwel niemand on der de tachtig meer toegelaten. "Het was in die jaren eerder een huisves- tings- dan een zorgverhaal", karak teriseert A. Vermaas, inspecteur be jaardenoorden van de sociale dienst in Rotterdam het verschil. Piek Degenen die twintig jaar geleden in zo'n tehuis kwamen wonen, lopen nu tegen de negentig en het ligt voor de hand dat in deze leeftijds groep het aantal sterfgevallen toe neemt. Dat deze piek samenvalt met de sluiting van Sonnenborgh hoeft volgens Vermaas niet veel meer te zijn dan toeval. "Voor een deel zijn deze golfbewegingen te voorspellen", meent hij. En het zou hem dan ook niet verbazen als zich over een jaar of vijf weer zo'n piek voordoet. "Gemiddeld blijven men sen tegenwoordig vijf jaar in een verzorgingstehuis. Wie toegelaten wordt, is over het algemeen de tach tig gepasseerd". De medisch socioloog een fysio therapeut dr. H. Nell promoveerde een half jaar geleden op een onder zoek naar het verhuizen van oude ren. Volgens hem hoeft dat niet schadelijk te zijn, als het maar goed wordt voorbereid en begeleid. Dat geldt voor allerlei ingrijpende ver anderingen in het leven van oude ren. Bovendien is het van groot be lang dat de gevolgen van de verhui zing zelf zoveel mogelijk worden beperkt. "Verhuizing betekent meestal dat het nieuwe verzorgings tehuis veel moderner is. De organi satie wordt dan aangepast en vaak krijgen de bewoners te maken met nieuw personeel. Dat zijn ingrijpen de veranderingen voor de bewo- Sluitstuk Nell wijst er op dat de daadwerkelij ke verhuizing meestal het sluitstuk is van een maandenlang voorberei de operatie. Voordat het zover is, zijn de bewoners over het algemeen niet erg geïnteresseerd, daarom zet begeleiding vooraf niet veel zoden aan de dijk. Minstens zo belangrijk is de begeleiding achteraf. "Aan die nazorg mankeert het vaak", meent Nell. Angst, onzekerheid en toenemen de dementie kunnen volgens de Al gemene Bond van Ouderen (ANBO) het gevolg zijn van gebrekkige be geleiding. Dit blijkt uit literatuur onderzoek en een enquête onder be jaardentehuizen en inspecties van de volksgezondheid. Samen met het Landelijk Overleg Bewoners commissies Bejaardentehuizen heeft de ANBO deze week in een brief bij minister Brinkman van welzijn aangedrongen op meer zorgvuldigheid. Opbloeien Volgens de organisaties blijft goe de begeleiding maar al te vaak ach terwege. Absoluut dieptepunt is het tehuis waar met een briefje aan het prikbord de sluiting werd aange kondigd. "Rampzalig", noemt ook dr. Nell die aanpak. Hij bevestigt dat onvoldoende begeleiding vaak tot problemen leidt. Ouderen die de veranderingen niet aan kunnen, ra ken gemakkelijk in een crisis. "Ze worden depressief, zien het niet meer zitten, weigeren dan te eten of beginnen te dwalen". Dat laatste wijst op dementie, maar kan met een goede begeleiding worden te ruggedraaid. Nell sluit echter niet -uit dat veranderingen die ouderen niet goed verwerken, kunnen lei den tot voortijdig sterven. "Overigens", benadrukt Nell, "hoeft niet elke verandering een verslechtering te zijn. Het is heel goed mogelijk dat mensen enorm opbloeien, doordat ze in de nieuwe situatie nieuwe mensen leren ken nen, nieuwe kansen krijgen en nieu we mogelijkheden benutten". UTRECHT - "Je ziet op dit mo ment allerlei experimenten met schone bussen. Maar dat betekent niet dat die op korte termijn een reéle vervanging bieden van de die selmotor. Op korte termijn ver wacht ik het meeste van een verbe tering van de huidige motortechnie ken, aangevuld met bijvoorbeeld roetfilters. En van de herinvoering van trolleybus. Al het andere lijkt voorlopig nog te onhaalbaar". De zorg om het milieu heeft ook de busmaatschappijen en busfabri kanten in zijn greep gekregen. De kansen van al die experimenten schatten vervoerskundige ing. H.E. de Vroome en zijn collega drs. R.J.H. Teeuwen van de Vereniging van Streekvervoerondernemingen ESO niet al te hoog in, als zij alle mogelijkheden op een rijtje zetten. Dat de bus volgens hen op korte ter mijn een stuk schoner kan blijft echter wel een feit. De Vroome: "Het rare is dat er al lang een veel schonere dieselmotor bestaat. Alleen wordt die in stads en streekvervoer niet gebruikt, om dat hij vierduizend gulden meer kost". Met deze turbodiesel met ge koelde inlaatlucht, die in het weg vervoer al lang wordt gebruikt, zou den de emissies van stikstofoxiden, roet en koolmonoxide van bussen met vijftig procent omlaag kunnen. De Vroome. "Met zo'n motor be spaar je ook nog eens negen procent brandstof en dus geld. Dat systeem moet gewoon nu meteen worden in gevoerd. Als je- bedenkt dat het ge zamenlijke streekvervoer jaarlijks 300 bussen koopt, gaat het om een extra investering van anderhalf mil joen gulden. Daar zou met minister Nijpels over te praten moeten zijn. In het Nationaal Milieubeleidsplan is een bedrag van 30 miljoen uitge trokken voor schone bussen". Trolley Gebruik van de intercooled turbo- dieselmotor is in ieder geval een stuk goedkoper dan. herinvoering van de trolleybus. Die laatste is, ge ven Teeuwen en De Vroome vol mondig toe, in de steden wel het ideale vervoermiddel. Schoon, stil en redelijk flexibel in te zetten. Aan leg en onderhoud van de bovenlei dingen zijn echter heel duur. En de milieuvriendelijkheid van de trol ley is schone schijn, omdat nie mand ziet dat verderop de elektrici teitscentrale wel schadelijke stoffen de lucht in blaast. Maar de dieselbus met schone motor zou in de stad al een hele ver betering zijn, zeker als hij ook nog eens voorzien is van een roetfilter. Die is nu nog experimenteel, maar Teeuwen en De Vroome verwach ten dat bussen in een jaar of twee, met zo'n filter worden uitgerust. Dan kan de emissie van roet met meer dan 80 procent omlaag. Een probleem daarbij is, dat roet filters duur zijn. Dat komt doordat er een installatie nodig is waar het opgevangen roet aan het eind van de dag wordt verbrand. De bus maatschappij Westnederland heeft op dit moment één bus mét een roetfilter rijden, maar meer zit er voorlopig niet in. Als alle bussen van dit bedrijf met het apparaat worden uitgerust, kost dat vier mil joen gulden extra per jaar. Dat voor Westnederland onbetaalbaar. Teeuwen en De Vroome schatten de extra kosten van een bus met schonere dieselmotor en roetfilter op zo'n 10.000 gulden. Dat bedrag valt eigenlijk wel mee in verhou ding tot de totale kosten van een bus. zo'n 280.000 tot 300.000 gulden: "Daar moet gewoon over worden onderhandeld met het ministerie van verkeer en waterstaat. Daar wordt jaarlijks mee afgesproken hoeveel een bus mag kosten". Goede mogelijkheden zien de twee vervoerskundigen verder in de proeven met het opslaan en op-1 nieuw gebruiken van rem-energie. Twee vervoersbedrijven, in Twente en in Den Haag, experimenteren op dit moment met dergelijke syste men en de resultaten daarvan zijn positief. De brandstofbesparing ligt tussen de twintig en dertig procent. Brandstof Van het gebruik van schonere ty pen brandstof verwacht ESO op j korte termijn niet al te veel. De meeste kansen geven Teeuwen en De Vroome nog aan bussen met een benzinemotor, en drieweg-katalysa tor. Veel minder optimistisch zijn ze over andere brandstofsoorten: aard- 1 gas, lpg, methanol en waterstof. Om met de laatste te beginnen: waterstof zou de ideale schone brandstof zijn, ware het niet dat het zeer sterk moet worden gekoeld, wil de bus niet in een rijdende bom ver anderen. Ook van de bus op metha nol verwachten ze niet veel. Niet al leen blijken bij gebruik van die brandstof een grote hoeveelheid formaldehydegas en koolmonoxide vrij te komen. Het gebruik van me thanol op grote schaal zou zeer veel landbouwgrond in beslag nemen omdat suiker houdende planten de basis voor deze brandstof zijn. Reëler lijkt de bus op lpg, ware het niet dat daar de veiligheid een woordje mee gaat spreken. De Vroome: "Als je ervan uitgaat dat een garage zo'n 200 bussen bevat dan kun je nagaan dat er een com plete gasbel moet liggen om al die bussen van brandstof te kujinen voorzien, een echte bom midden in de stad". Blijft over de onlangs met veel tamtam aangekondigde experimen ten met bussen op aardgas, zoals die in Utrecht en Groningen worden gehouden. De aardgasbus moet over een gigantische tankcapaciteit beschikken. De Utrechtse bus bij voorbeeld heeft elf tanks met een inhoud van 80 liter. Daarmee kan de bus 500 kilometer rijden. Voor stadsgebruik is dat misschien nog te doen, maar in het streekvervoer is dat onmogelijk. Problemen genoeg die nog moe ten worden opgelost. Maar De Vroome waarschuwt aan het eind van het gesprek dat de bus en het milieu niet alleen aan de techniek moeten worden gekoppeld: "Wat we niet moeten vergeten, is dat de bus naar verhouding al schoner wordt, wanneer meer mensen er ge bruik van maken. Als de bus vol zit, is de vervuiling per reiziger per kilo meter veel minder, ook al omdat diezelfde reizigers bovendien hun auto laten staan. Het is minstens zo belangrijk dat de automobilist uit zijn auto komt". Melkunie Holland verpoedert 'dioxinemelk' in Gouda ROTTERDAM - "Laten we wel we zen, dioxine in onze melk stamt niet van vandaag of gisteren. Als het spul er twee weken geleden in zat, dan ga ik er van uit dat het jarenlang in onze zuivel heeft gezeten. Maar ik verzeker iedereen dat vanaf 7 juni, toen ons vanuit Wageningen de eer ste geruchten bereikten dat er iets mis was met de onze melkmonsters, geen dioxine meer voorkomt in de zuivel die onze fabriek verlaat". door René Sauveur Ir. H.J. de Jong (48), directeur regio West van de Melkunie Holland maakt duidelijk hoe het met de kwaliteitscontroles in zijn fabriek is gesteld. Eén boodschap uit zijn be toog moet vooral duidelijk zijn: het is uitgesloten dat de Melkunie nog zuivel in de consumptieketen brengt waarin dioxine voorkomt. De Jong: "De melk van zestien melkveehouders in een straal van ongeveer 10 kilometer rondom de Afvalverwerking Rijnmond wordt apart opgehaald en verpoederd in onze vestiging in Gouda. Die melk poeder wordt verpakt in vaten. Die vaten worden in een hoek gezet en iedereen blijft daar voorlopig met zijn tengels af'. De Jong is nu drie jaar directeur regio Zuid van de Melkunie Hol land, maar van origine is hij vlieg tuigingenieur. "Ik ben relatief een nieuwkomer in deze bedrijfstak. Bovendien houd ik niet eens van zuivel", biecht hij onverwachts op. "Maar het produktieproces in een zuivelfabriek verloopt bijna net als dat op een olieraffinaderij of bij an dere produktielijnen: veel electro- nisch gestuurde pompen, kleppen en roetsvrijstaal". Geavanceerd De Melkuniefabriek in Rotterdam- West geldt als de meest geavanceer de in Europa. Het produktieproces (van rauwe melk tot chocoladevla en karnemelk) wordt hier vanuit één commandokamer geregeld. Per uur verwerkt de Rotterdamse vesti ging zo'n 25.000 kilo rauwe melk, die er aan de andere kant van de lijn uitkomt in drie soorten melk, drie soorten vla, drie soorten yoghurt en karnemelk. Van enige afzetvermindering als gevolg van de dioxinevondst in melk is volgens De Jong nog niets gebleken. De voormalige vliegtuig ingenieur vraagt ruggesteun van zijn voorlichter R. van der Weerd om te vertellen welke weg de melk vanaf de boerderij tot aan de fabriek aflegt. Van der Weerd: "Iedere melkveehouder verzamelt zijn melk in een gekeurde en gekoelde op slagtank, bij een temperatuur van maximaal 10 graden Celsius. Om de dag wordt zijn voorraad wegge haald en zijn tank schoongemaakt. De chauffeur van de melktanker, wij noemen dat een rijdende melk- ontvangstinstallatie (RMO), ruikt eerst aan alle melk voordat die wordt ingenomen. Ruikt het niet goed, dan wordt de tank niet ge leegd. Maakt de chauffeur een fout, dan wordt hij verantwoordelijk ge steld. Daarom werken er speciaal opgeleide mensen op deze auto's. Deze chauffeurs moeten dus letter lijk een neus voor hun vak hebben". Iedere melktanker heeft een inhoud circa 28 ton, wat neerkomt op 'De produktieprocessen in de Nederlandse zuivelidustrie zijn vrijwel overal zo ingericht dat de consument kan vertrouwen op een constante kwaliteit'. (archieffoto) de productie van vijf tot zeven getest. Zijn die opnieuw in orde, gepompt; ze wordt gepasteuriseerd, melkveehouders. Zodra de melk- dan wordt de wagen gelost en komt het gewenste vetgehalte wordt be- wagen bij de fabriek arriveert, de melk terecht in een depot van paald en daarna verwerkt tot eind- wordt ook daar een monster van de circa 100.000 liter. produkt. In welke vorm de melk als lading getrokken. De temperatuur, Vandaar wordt de nog rauwe zuivel ook de fabriek verlaat, ieder de zuurgraad en de smaak worden melk door een wirwar van leidingen pak is genummerd en voorzien van een code, die aangeeft waar, wan neer en waaruit het produkt is sa mengesteld. Nog op de boerderij worden van alle rauwe melk die een mobiele ontvangstinstallatiee meeneemt aparte monsters genomen, die wor den opgeslagen in een zwarte doos. Gegevens over het vet- en eiwitge halte, de zuurgraad, de temperatuur en het aantal bacteriën. Die doos wordt doorgestuurd naar het Melk- controlestation in Gouda, een van de vier (onafhankelijke) controle punten voor rauwe melk in Neder land. Op basis van die gegevens wordt de boer betaald. Zo wordt om de dag het resultaat van iedere Ne derlandse melkveehouder gecon troleerd en diens staat van dienst aangelegd. Consument Van der Weerd: "In theorie wordt definitief vastgesteld of de melk in orde is of niet. Een praktische moei lijkheid daarbij is dat het resultaat van dat onderzoek pas twee of drie dagen later bekend is en de zuivel dan al bij de consument is. Als er meer controles moeten plaatsvin den dan nu, dan zou dat daar het beste kunnen gebeuren. De moei lijkheid is alleen dat die Melkcon- trolestations wel met de meest gea vanceerde analyseapparatuur wer ken, maar dat ze niet weten waar naar ze moeten zoeken. Behalve dioxine bestaan er nog veel meer stoffen die schadelijk kunnen zijn voor de volksgezondheid". Behalve de Melkunie Holland, die zich richt op West-Nederland, kent ons land de zuivelcoöperaties Coberco (Gelderland en Overijssel), DMV/Campina (Zuid-Nederland) en de Kaasfabriek Kono (Noord-Ne derland). Samen verwerken deze fa brieken circa 85 percent van alle rauwe melk. De overige 15 percent wordt in kleinere fabriekjes ver werkt. Kwaliteit De Jong: "De produktieprocessen in de Nederlandse zuivelindustrie zijn vrijwel overal eender en ze zijn zo ingericht, dat de consument kan vertrouwen op een constante kwali teit. Nederland loopt hiermee in Eu ropa voorop en we hebben dan ook een naam hoog te houden. Ik zou haast zeggen te meer nu we weten dat er in sommige melk dioxine voorkomt. Want als ik nu een pak melk voor u neerzet, kan ik u in no- time vertellen van welke veehou ders die afkomstig is. Gemiddeld le veren tussen de 25 en 30 boeren een gedeelte van ieder pak melk. Ons produktieproces is zo ingericht dat we steeds kunnen nagaan welke kwaliteit melk de boer ons heeft ge leverd. En dus ook waar diens melk is gebleven". De Jong voegt daaraan toe dat de hoofddirectie van de Melkunie laat onderzoeken hoe de schade die de coöperatie lijdt kan worden ver haald. "Onze fabrieken nemen doorgaans melk af van de veehou ders in de directe omgeving. In ons geval betreft dat ook de melk van boeren uit het gebied rondom de AVR. Het kan best zijn dat wij daar door een tekort oplopen en we el ders melk moeten bijkopen. We kij ken in ieder geval hoe wij onze extra kosten straks kunnen verhalen. Voor de gedupeerde melkveehou ders hoeven wij niet op te komen, want die zijn in voldoende mate ge organiseerd om voor hun eigen zaak op te komen"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 2