De schoenmaker heeft weer toekomst
'Van lieverlee ziin de klanten toch weer bii ons teruggekomen*
ZATERDAG 22 JULI 1989
EXTRA
PAGINA 27
De schoenlapper in het
achterafschuurtje is goeddeels uit de
samenleving verdwenen, mede als
gevolg van een ingrijpende sanering
en snel opeenvolgende
schoenmodetrends. Degenen die
zijn overgebleven hebben zich
gevestigd in winkelcentra. Tegen alle
sombere prognoses in is er weer
toekomst voor het vak, de
opleidingsklassen zijn goed gevuld.
"De branche heeft nu weer toekomst,
mede omdat de consument weer
geneigd is voor de duurzame schoen
te kiezen. Het gaat wel eens op dat
een gang naar de winkelier
voordeliger uitvalt dan een gang naar
de schoenhersteller. Maar dan praat
je niet over schoenen, dan praat je
over voetbedekking. Over rommel,
made in Taiwan".
door Gerard van Putten
Het ambacht was een jaar of twintig
geleden op sterven na dood, maar te-
j gen alle sombere prognoses van des
tijds in vertoont het trekjes van le
vensvatbaarheid. De schoenherstél-
I Ier, de schoenreparateur of, zo u
j wilt, de schoenlapper heeft zijn
1 plaats in de maatschappij heroverd.
Over het hele land verspreid zijn er nu
nog ruim 1750 mensen dagelijks doende
het kapotgelopen schoeisel van de ge
achte clientèle toonbaar te maken. En
wat nog veel belangrijker is natuurlijk:
wederom in loopklare staat te brengen.
Eens was er een veelvoud van schoen
reparateurs aan het werk, maar als ge
volg van een drastische sanering wordt
er nu méér gedaan met minder. J. Hodes,
oud-secretaris van het Schoenmakers
Gilde, een aloude belangenvereniging
I van ambachtslieden die in 1967 "op mo-
1 derne leest is geschoeid", becijfert dat er
vroeger 46 schoenmakers op elke 100.000
I inwoners waren. Nu zijn er hooguit nog
I zeven op datzelfde aantal potentiële
klanten.
"Degenen die van de oude hap zijn
overgebleven kunnen stellig worden
aangemerkt als idealisten. De jeugd
merkte in die tijd, en nu praat ik over eerr
jaar of twintig geleden, dat het in deze
branche hard werken was en weinig ver
dienen. Dus die jongeren gingen gauw
iets anders doen".
Overleefd
De 68-jarige Leidenaar J. Zierikzee zegt
lang genoeg in het ambacht mee te lopen
om te kunnen zeggen dat hij als enige in
zijn stad nog schoenen repareert over
eenkomstig de ambachtelijke methoden
uit vervlogen dagen. Daarover valt na
tuurlijk te discussiëren, vast staat dat het
interieur van zijn bedrijfje onnoemelijk
j veel trends heeft overleefd. Bij de VW
staat Zierikzee ingeschreven als het
j 'kleinste schoenmakertje van Leiden',
mede daarom ook krijgt hij geregeld be
zoek van schoolkinderen. Om fe zien hoe
het oude ambacht in deze tijd wordt uit-
i geoefend.
In 1947 vestigde hij zich als kleine zelf
standige in de Bakkersteeg, maar al
sinds z'n twaalfde draagt geen schoen
voor Zierikzee nog eèn geheim. Wat heet.
j Laatst in de trein trapte iemand op zijn
tenen en onwillekeurig gingen zijn ogen
I naar beneden. En laat Zierikzee die
schoenen nou herkennen, die móesten
wel bij dat ene hoofd passen. Namen ont-
houdt Zierikzee niet, gezichten van klan-
I ten en de daarbij passende schoenen des
te beter. Dat mist nooit. Nu niet, en ook
in de dagen dat het ambacht onder druk
kwam te staan had hij het zelden bij het
verkeerde eind.
Een prachtig gelooide kop heeft Zie
rikzee, de man die is ontkomen aan de sa
nering die nu een jaar of twintig, vijfen
twintig geleden «fïbodzakelijkerwijs
moest worden doorgevoerd. Ook al om
dat vele potentiële klanten uit kostenbe
sparende overwegingen besloten op ma
de in Taiwan te lopen, verviel voor tallo
ze bedrijfjes de reden van bestaan.
"Enorme vakmensen, zo in de leeftijd
van 57 jaar, zijn weggesaneerd. Van de
vijfendertig die hier in de buurt zaten,
zijn er nu nog zeven over. Het is waar dat
die zeven, onder wie ikzelf, het beter heb
ben gekregen. Maar het is wel zo dat als
ik straks stop, het gordijntje hier voor
goed wordt gesloten. Bij gebrek aan op
volging. Er is helaas geen aanwas in deze
tijd van hakkenbars, waarin men verle
gen zit om goede schoenreparateurs".
Verzekerd
Dat valt wel mee, het voorbestaan van
het ambacht lijkt voorlopig verzekerd.
De tweejarige opleiding voor schoenher
steller, vreemd genoeg ondergebracht
bij de Stichting Opleidingen Metaal,
wordt gevolgd door rond vijfhonderd
leerlingen, verdeeld over vier streek-
scholen die zijn gevestigd in Rotterdam,
in Den Bosch, in Zwolle en in het Gelder
se Harreveld.
"De branche heeft wel degelijk toe
komst", meent V.G.C. Verhoeven, als
consulent aan deze stichting verbonden.
"Alleen, de schoenmaker in het achter-
schuurtje bestaat nauwelijks nog, die
heeft zich verplaatst naar het winkelcen-
trum".
In het rayon Noord-Holland, Zuid-Hol
land en Zeeland gaat hij alle bedrijven af
waar leerlingen aan de slag zijn. Eens in
i de vier, vijf Weken gaat Verhoeven na of
I de leerlingen op de werkplaatsen heb-
j ben voldaan aan de opdrachten die hij ze
heeft gegeven. "Als leerling is het niet al
tijd even makkelijk om de praktijkoplei
ding bij de baas te volgen. Soms botsen
de belangen van de leerling en diens
werkgever, maar in samenspraak met de
baas proberen we wel de weegschaal zo
veel mogelijk in balans te houden. Niet
vergeten mag worden'dat de baas een
subsidie ontvangt voor de leerling. Daar
moet een vorm van begeleiding tegen
over staan en daar let ik op, met nog twee
collega's elders in het land".
De consulent kan het zich indenken
dat een patroon zijn eigen belang wel
eens moet afwegen tegen dat van de leer
ling, met wie hij een leerlingencontract
heeft afgesloten. Zeker in het geval er
sprake is van een filiaalbedrijf zal er wel
eens een beroep op een leerling worden
gedaan als de beheerder ervan ziek is".
Ambitie
Lang niet alle aankomende schoenher-
stellersgezellen stammen uit een schoen
makersgeslacht. Neem de 20-jarige
Frans Ligthart uit Alphen aan'den Rijn.
Bij toeval is hij het vak in gegaan, zoals
indertijd ook consulent Verhoeven zich
door de impuls van een door de brieven
bus glijdende folder heeft laten leiden.
"Ik heb geleerd voor automonteur",
vertelt Frans. "Maar wat wilde het geval?
Een kennis van mijn vader, een schoen
reparateur, had iemand nodig voor de
vrijdag en de zaterdag. Ik ben daarop in
gesprongen, ik zag er wel een aardig zak
centje in. Maar het werd meer dan dat.
Het werk ging mé steeds meer boeien en
toen mijn baas, Gerard Verkerk, zei dat
ik de goede handen voor het werk had,
ben ik in Den Haag de opleiding gaan
volgen. Ik heb het hartstikke naar m'n
zin, ik ben nu bezig het gezeldiploma te
halen. Daarna wil ik zeker doorgaan,
mijn ambitie is meesterschoenmaker te
worden. Of ik daarna verder ga voor or
thopedisch schoenmaker moet ik nog
bekijken".
De Katwijkse gebroeders Dick en
Maarten Ouwenhand hebben het am
bacht wel van huis meegekregen. Alsof
het gisteren was kunnen de nu 40-jarige
Dick en de 37-jarige Maarten het zich
herinneren dat ze namens hun vader de
klanten af gingen om schoenen op te ha
len en thuis te bezorgen. Alles bijeen zet
ten ze nu bijna een kwart eeuw de zolen
en hakken onder andermans schoenen,
al hebben de heren het eerlijke hand
werk een jaar of zes terzijde gelegd.
"Begin jaren zeventig was het een
slechte tijd voor de schoenhersteller.
Toen kwam al dat Italiaanse goed op de
markt. Het was in die tijd dat we het idee
kregen een uitstervend vak uit te oefe
nen. Gelukkig is er veel ten goede ge
keerd omdat de mensen nu toch weer
hechten aan goed schoeisel. Aan de Gre-
ves, Bommels en Van Liers. Dan praten
we over schoenen die nieuw in de winkel
plusminus 600 gulden hebben gekost.
Het ligt voor de hand dat de dragers van
dergelijke stappers niet zo gauw met hun
schoenen naar de hakkenbar gaan".
Teruggekomen
Menige schoenhersteller van de oude
stempel heeft de concurrentie van de
klaar-terwijl-u-wacht-winkels, de hak
kenbars dus, wel degelijk gevoeld. De
Ouwehands kregen een jaar of zeven ge
leden in hun dorp te maken met een hak
kenbar-exploitant die onderdak vond bij
een supermarkt. Uit naam van andere
schoenreparateurs willen de Ouwehands
wel gezegd hebben dat niet iedere hak
kenbarkeeper een hakkenplakker is die
de geachte clientèle op de hak neemt, er
zitten wel degelijk vaklui onder.
"Maar het probleem is dat sommige
exploitanten elders filialen openen en
die dan bemannen met jongens die het
meesterdiploma niet in bezit hebben, die
eigenlijk nog leerling zijn. De opkomst
van die hakkenbars is goeddeels langs
ons heen gegaan, veel last hebben we er
niet van gehad. Pas in 1982 is er hier een
gekomen ineen supermarkt. En toen zijn
er klanten van ons geweest die het daar
even hebben geprobeerd. Begrijpelijk,
de mensen waren nieuwsgierig, men wil
de wel eens zien hoe dat nieuwtje uitpak
te. Maar van lieverlee zijn de klanten
toch weer bij ons teruggekomen".
Hun vakbroeder Leeflang van de Leid-
se Aalmarkt kan zich dat levendig voor
stellen. Hij is landelijk secretaris van het
Schoenmakers Gilde, een belangenvere
niging van 65 schoenherstellers in den
lande. "De hakkenbars die in warenhui
zen en supermarkten zitten moeten het
hebben van passanten. En hoe gaat dat
dan? Die jongen die daar achter die toon
bank staat heeft om een uur of negen
's morgens weinig te doen, maar later als
de dames gaan winkelen des te meer. Ne
men ze gelijk even de gelegenheid te baat
een paar zolen of hakjes onder hun
schoenen te laten zetten. En dan krijgt
zo'n jongen te maken met een opeenho
ping van werk, en kan dat klaar terwijl u
wacht niet worden waargemaakt. Dat le
vert de nodige irritatie op natuurlijk".
Antwoord
Persoonlijk zegt Leeflang weinig last te
hebben gehad van de jongens van de
hakkenbar. Hij heeft er ook geen proble
men mee, mits ze alle reparaties uitvoe
ren. "Maar dat doen ze helaas niet alle
maal. Er zijn er ook bij die alleen de leuke
dingen eruit pakken. Als het bijvoor
beeld op stikken aankomt verwijzen ze
de klant onmiddellijk naar de schoenma
ker. Omdat ze het niet willen of omdat
het niet kunnen. Los daarvan, aan een
paar hakjes kun je wat verdienen, daar
gaat niet zo veel tijd in zitten".
De heroprichting van het Schoenma
kers Gilde in 1967 moet worden gezien
als het antwoord op de praktijken van
sommige snelwerkers. Geen kwaad
woord over de goeden onder hen, bena
drukt hij, maar er zijn erbij die het am
bacht nu niet bepaald positief hebben
uitgedragen.
"Omdat wij het schoenmakersvak om
hoog willen tillen worden er hoge eisen
gesteld aan onze leden. Degene die zich
aanmeldt wordt niet alleen door ons ge
controleerd, die kan ook het bezoek ver
wachten van iemand van het TNO in
Waalwijk, van het Instituut voor Leder
en Schoenen. Het is een pittige keuring.
Er wordt gekeken naar de kwaliteit van
het werk, naar het vakmanschap van de
schoenhersteller, naar de presentatie en
naar het materiaal. Zo gauw wij maar
even vermoeden dat er een zwakke broe
der onder onze leden zit, gaat hij er zon
der pardon uit. In theorie zou mij het als
secretaris ook kunnen overkomen, een
afkeuring. Reken maar dat ik er alles aan
zou doen om dat te voorkomen".
Even duur uit
Maar er is meer. In samenwerking met
TNO Waalwijk streeft het Schoenmakers
Gilde bijvoorbeeld naar een beter ar
beidsklimaat in de schoenmakerij. "We
hebben pas een lijmonderzoek gedaan",
vertellen Leeflang en Hodes. "Er zit nu
gelukkig geen tolueen meer in die syn
thetische lijm, een kankerverwekkende
stof. Wel zitten er stoffen in waarvan je
eczeem kunt krijgen. Het zenuwstelsel
kan er zelfs door worden aangetast. We
proberen de fabrikant zo ver te krijgen
dat ook die rommel eruit wordt gehaald.
Een ander onderzoek heeft ons geleerd
dat leerstoffen schadelijker blijken te
zijn dan rubberstoffen, terwijl altijd het
tegendeel is gedacht. Al die onderzoeken
moeten uiteindelijk leiden tot betere
werkomstandigheden. Daarom gaan we
ook de afzuigapparatuur verbeteren".
Naar zijn zin hoort Leeflang te vaak dat
je even duur uit bent als je nieuwe schoe
nen gaat kopen. In zekere zin is dat nog
waar ook, beaamt hij, "maar dan hebben
we het wel over voetbedekking". Wie
veel loopt, is zijn betoog, moet goede
schoenen aan de voeten hebben. En goe
de schoenen gaan veel en veel langer
mee dan het weggooispul waarop vele
mensen lopen, mits de gang naar de
schoenmaker regelmatig wordt ge
maakt. "Dat gebeurt ook meer en meer.
Met het oog op de toekomst is het dan
ook een goeie ontwikkeling dat de scho
len weer vol zitten".
"De interesse voor de branche is inder
daad wel degelijk opgefleurd, kijk het
vakblad er maar op na", hebben ook de
Ouwehands vastgesteld. Ze zeggen des
tijds de opleiding oude stijl nog te heb
ben gevolgd, zoals ook hun vakbroeder
Leeflang van de Leidse Aalmarkt die
ooit heeft genoten. "Ons is niet bijge
bracht hoe schoenen moeten worden
hersteld", zeggen ze onafhankelijk van
elkaar, "ons is geleerd hoe je schoenen
moet maken".
Weemoed
Met weemoed denken de Ouwehands, en
zeer zeker ook Leeflang, terug aan de tijd
dat in Den Haag de Technische School
voor het Schoenbedrijf nog bestond. Bij
gebrek aan belangstelling is die helaas
over de kop gegaan. De Katwijkse broers
laten niet na op te merken dat er lange
tijd nauwelijks aandacht is besteed aan
de opleiding van jeugdige schoenherstel
lers, nu wordt volgens hen daaraan in elk
geval meer inhoud gegeven. Maar nog
lang niet voldoende, naar de zin van
Leeflang. Als voorman van "een streng
geselecteerde groep van 65 leden" is hij
gewend al wat er zich in de branche af
speelt buitengewoon kritisch te benade
ren. Het gaat hem te ver te zeggen dat de
opleiding niet deugt, wel heeft hij er heel
wat aanmerkingen op.
"Vroeger leerde je op de driejarige
dagopleiding werkelijk alles. Van draad
maken tot een hele schoen. Nu moeten
de jongens en meisjes dat bij hun baas le
ren, in de praktijk. Want ze gaan maar
één keer per week naar school. Vroeger
ging je eerst driejaar naar school voordat
je bij een baas begon. Nu kun je het tref
fen dat iemand als een volslagen vreem
de bij een schoenhersteller aan de slag
gaat. En daarna naar school".
Ideaal is anders, vindt ook consulent
Verhoeven. Maar volmaakt krijg je het
nu eenmaal nooit in het leven. In het ver
leden moest een schoenhersteller een
schoen met de hand maken, maar van
wege het machinepark dat inmiddels in
moderne bedrijven binnenkwam is dat
geen absolute noodzaak meer. "De twee
jarige opleiding is aangepast aan de mo
derne situatie. Vroeger werd er op school
veel praktijk gegeven, en naar verhou
ding weinig theorie. Omdat het veel min
der vanzelfsprekend is dat het ambacht
van vader op zoon wordt overgedragen,
is het van belang de leerlingen vooral
veel theoretische kennis bij te brengen.
Er zijn er bij die bij wijze van spreken
nooit van hun leven een schoen hebben
gezien. Op een gegeven moment selec
teert het zichzelf uit. Een leerling die
werkelijk gemotiveerd is komt er in dit
vak. Die kan er een dikke boterham in
verdienen. Ook degene die wel eens
klaagt over de praktische begeleiding.
Die moet op z'n punten gaan staan. Ie
mand die het diploma wil halen, zal dat
halen".
Schoenherstellers kijken niet op een
slagzin meer of minder. Lees bij Leef
lang het aanmoedigende 'Geef uw schoe
nen een langer leven'. De voorruit van
Ouwehands bedrijf gaat deels schuil ach
ter een andere wervende slogan: 'Gun
uw schoenen een tweede ronde, weg
gooien is zonde'.
Zierikzee heeft 'm ook hangen, maar
eigenlijk zegt hij die reclame niet nodig
te hebben. Hy heeft een klant in Toronto
zitten, eens student in Leiden en nu
hoofdconservator van een museum in de
Canadese stad. De man in kwestie heeft
daar geen behoorlijke schoenreparateur
kunnen vinden. En aangezien hij toch
geregeld overvliegt naar Holland, wipt
hij in de regel ook even bij Zierikzee aan.
Om even een nieuw zooltje onder zijn
Bommels, zijn Van Liers of Greves te la
ten zetten.
"Ik heb ook nog klanten in Groningen
en Friesland zitten. Inderdaad, ook ouwe
studenten. Die sturen die schoenen per
post op, met girocheque en al. Ik hoef
dan alleen het bedrag maar in te vullen.
Ach, de een zegt het tegen de ander. Ik
zeg wel eens tegen mijn klanten: vertel
nou niet verder dat ik hier schoenen zit te
maken, ik heb al zo veel werk",
Ploeteren
Zierikzee zegt er op 68-jarige leeftijd
nog altijd lol in te hebben. Er is een tijd
geweest dat hij er de kost mee moest ver
dienen, met schoenen herstellen. Het
was dikwijls hard ploeteren, wilde hij fi
nancieel enigszins aan z'n trekken ko
men. In de jaren dertig lukte dat niet
eens, toen was hij in de leer bij een inne
mende vakman die hem geen cent betaal
de, maar de jonge Zierikzee paaide met
een paar boterhammen.
"De patroon zei dan: jongen, die boter
hammen zijn voor jou als jij die paar
schoenen nog even maakt. Je had als jon
ge jongen het lef niet in die tijd om te pra
ten over geld, ook mijn vader vond dat ik
blij moest zijn met het werk dat ik had.
Dus bleef je ook 's avonds wat langer, ter
wijl meneer zelf dan naar het café ging
om zich vol te gooien. En had je die
schoenen niet allemaal klaar, dan kreeg
je de volgende dag nog een grote bek op
de koop toe".
Idealisme
Dat is er nu niet meer bij, het is voor hem
nu meer een betaalde liefhebberij. Een
soort idealisme, dat niet altijd even lo
nend is. Soms zien schoenen er zo treurig
uit dat naar zijn zeggen het geïnvesteer
de materiaal en de tijd die hij erin steekt
nauwelijks opwegen tegen de prijs die
hij ervoor vraagt. "Maar ik heb er liefheb
berij in om van niets iets te maken. Er
zijn van die hakkenplakkers, die hebben
dat niet. Die moeten produktie maken,
omdat die investering van twee ton aan
machines en de huur van de zaak zo snel
mogelijk eruit moeten. Snel, snel, snel
moet het gaan. Bij die gasten hoef je als
klant natuurlijk geen verhaal te halen als
aan het eind van de straat de hak er al af
ligt. Ze hebben het ambacht niet in hun
vingers, en daarom moet je als klant dan
ook niet gek opkijken als ze zeggen:
neemt u mij niet kwalijk mevrouw, maar
die hak liet los omdat u er verkeerd op
heeft gelopen".
Schoenmaker J. Zierikzee (68) uit Leiden: "Ik heb er liefhebberij in om van niets iets te maken'
(foto's Lock Zuyderduin)