'Lof heeft mij nooit verder 9 Zonnesteek REEKUUR Remco Campertbijna zestig, is nos steeds niet uitgeraasd Barbara Thiel, arts ZATERDAG 15 JULI 1989 PAGINA 33 De schrijver Remco Campert wordt op 28 juli zestig jaar. Wie de PC Hooftprijs op zak heeft en, ruw geschat, zo'n vijfendertig titels op zijn naam heeft staan, mag een gearriveerd schrijver worden genoemd. Maar dat zie je er niet aan af bij Campert, die nog steeds iets nozemachtigs heeft behouden in zijn doen en laten. Of zoals hij het zelf onder woorden brengt in zijn laatste novelle 7achtjes neerkomen': "Zelfs nu hij tegen de zestig liep was Onno Mulder nog altijd niet uitgeraasd". Een gesprek over schrijven, kluivende critici en de brieven aan Salman Rushdie. door Cees van Hoore Remco Campert"Iedere keer ga je met de schrik in het hart achter de Schrijfmachine Zitten". (foto Peter Senteur/GPD) "Ik kom zo, even een zin opschrij ven", zegt hij als we op het punt staan zijn etagewoning in Oud-Zuid te verlaten. Er is besloten om naar een café te gaan. Omdat het daar toch wat makkelijker praat. Maar eerst moet dus die zin op papier. In de wereld is veel gevaar en je zult eens een ongeluk krijgen. Het loopt tegen het lunchuur. In het eta blissement dat we binnengaan worden de eerste kroketten-met-brood voor het terras geannonceerd. "Zullen we dan maar beginnen?", vraagt de schrijver, nadat we ons hebben geïnstalleerd in een stil hoekje waar het getingel van trams en het grommen van de stadsbussen naar de achtergrond is gedrongen. Beginnen ja, maar waar? Bij die co lumn die hij schreef over die man in de tram die op het punt stond een vrouw van haar portemonnee te beroven, een man die hij met een nauwelijks merkba re hoofdbeweging van zijn voornemen wist af te brengen? Of bij dat stukje in de bundel 'Eetlezen', waarin hij beschrijft hoe na een nacht doorhalen 's morgens een wildvreemde hem opbelt met de me dedeling dat ze al uren op hem zitten te wachten en dat ze zelfs een busje hebben gehuurd. God mag weten waarvoor. Mis schien moeten we maar bij het begin be ginnen, bij het schrijven zelf. - Binnenkort wordt u zestig jaar. In an dere beroepen zeggen mensen op zo'n mo ment wel dat zij kunnen bogen op een grote ervaring. Ze hebben de kneepjes van het vak zo langzamerhand wel door. Hoe zit dat met het schrijverschap? "Bij het schrijven is het nu juist de kunst om te vermijden datje de kneepjes doorkrijgt. En zodra je ze doorhebt, moet je ze afleren. Je kunt, volgens bepaalde theorieën althans, zeggen: een verhaal moet een begin, een midden en een eind hebben, en in dat begin moet dan weer het eind vervat zijn. Een beetje als een slang die in zijn eigen staart bijt. Dat is dan misschien zo'n kneepje. Maar schrij ven is een vak datje nooit echt onder de knie krijgt. Zo gauw dat gebeurt is het niet leuk meer om te doen. Ik heb schrij ven altijd beschouwd als iets dat ik leuk moet blijven vinden en niet als een zure plicht. Het is voor mij altijd weer een avontuur om te zien welke kant een ver haal op gaat". "Ik geef snel toe aan grillen, ben niet erg gedisciplineerd. Maar van dat gebrek aan discipline heb ik een deugd probe ren te maken. Nu heb ik het natuurlijk wel over het karakter van mijn werk. Niet over de manier waarop het tot stand komt. Voor het schrijven zelf heb je een grote zelfdiscipline nodig. En dat kan ik de laatste tijd steeds minder opbrengen. Mijn zitvlees is minder geworden. Ik heb de indruk dat ik maar de helft heb ge daan van wat ik had kunnen doen. Maar ik heb het idee dat er nog heel veel moet komen, en dus ben ik mezelf die discipli ne weer een beetje aan het bijbrengen. Niet te lang in het café blijven hangen, waar erg veel tijd in gaat zitten. Dat heeft met mijn leeftijd te maken. Hoeveel jaar resten me nog dat ik een beetje vitaal ben, dat de geest nog niet helemaal is aangetast? Dat zal toch niet meer zo vre selijk lang zijn". - Uw werk, en dan vooral uw proza, is zeer 'precies', als ik het zo mag uitdruk ken. Het lijkt alsof de dingen met een ju weliersoog worden bekeken. En dan kun je lezen dat rode brievenbussen in de re gen roder zijn dan bij droog weer, wat ook inderdaad zo is. Dan schrijft u, om het levensgevoel in de jeugd te typeren, over het 'gillen in een passage', iets dat ik ouderen inderdaad niet zo vlug meer zie doen. "Ja, en ik ga daar steeds meer mijn best op doen. Vroeger liet ik me vooral drijven op mijn talent, en dat doe ik nog wel, maar nu herschrijf ik meer. Maar ook vroeger liet ik een zin, voordat ik hem opschreef, vele malen rondwente len in mijn hoofd. Ja, zo'n beetje als die meisjes in dat gedicht van mij doen met hun parasols. Daarom komt zo'n zin toch al vrij 'af op het papier. Ik herschrijf sommige dingen nu een, twee keer. Dan is het ook basta. Maar na publikatie van een gedichtenbundel of een roman is er toch altijd weer het gevoel: nee, dit is het niet. Het moet beter". - Maar iemand die de PC Hooftprijs heeft gehad, zou toch best wat meer ver trouwen in zijn kunnen mogen hebben? Dat is toch eigenlijk een soort KEMA- keur? "Ja, maar je moet daarna wel weer een nieuw model pannen gaan maken. Als ik die prijs zou beschouwen als een bekro ning van het jarenlang poëzie schrijven en dan zou zeggen: dat is het, dan zou die prijs natuurlijk ook meteen een doodsteek zijn geweest". Vernietiging - U schrijft ergens in een gedicht: 'Wie aan zijn kunst bouwt, vernietigt zijn huis'. "Ja, zeer romantisch. Daarmee bedoel ik eigenlijk dat een kunstenaar niet aan aardse bezittingen moet hechten, dat hij alleen voor zijn kunst moet leven. Dat het bijna een voorwaarde is dat je je huis vernietigt. En dat verniefigen - niét van een concreet huis of zo, maar van situa ties waarin je leeft, van verhoudingen - dat heb ik mijn hele leven wel gedaan. En dan hield ik altijd de kunst over, als een soort schat die ik uit de puinhopen wegdroeg". - Dat is inderdaad nogal een romanti sche opvatting over het schrijverschap. Hij staat haaks op het beeld dat men te genwoordig gepresenteerd krijgt van de schrijver: iemand die net als een ambte naar achter zijn bureau zit. 'Inspiratie' is in intellectuele kringen bijna een vies woord geworden. "Dat is niet mijn opvatting. Zeker wat poëzie schrijven betreft, heb ik niet dat pennelikkersidee. Ik hou af en toe van het grote gebaar. De poëzie die werkt met uiterst minieme verschuivingen is niet mijn poëzie. Gedichten die hun in houd pas na knersend hersenwerk prijs geven, nee, dat zijn niet de gedichten die ik graag schrijf'. - Maar is het met gedichten niet net als met vrouwen? Je hebt er die zich pas na zeer veel moeite totaal geven, en dan is de beloning prachtig, en je hebt hoeren die al bij het eerste contact laten zien hoe mooi ze zijn. "Ja, daar zit iets in. Nou, dan zie ik mijn gedichten liever als hoeren". - Je ziet in uw gedichten nogal eens dat ze beginnen met enkele regels die er meteen uit knallen, die uitermate citeer baar zijn en die wat rijm en metrum be treft ook van grote schoonheid zijn. En daarna krijg je ineens een soort stijl breuk. Dan stokt het, ritmisch gezien, en gaat het over in een parlando-achtig vrij vers. Bent u, als Vijftiger, bang voor een traditioneel dichter versleten te worden? "Vijftiger, Vijftiger. Ik was gewoon een nette Haagse jongen, een beetje bleu, heel anders dan die Amsterdammers die er duidelijke denkbeelden op na hielden over waar het naartoe moest met de poë zie. Van zo'n stijlbreuk binnen bepaalde gedichten ben ik me niet echt bewust, maar nu je het zegt. er zit wel iets in. De enige verklaring die ik daarvoor heb is dat het te maken heeft met een soort in nerlijke ademhaling. De rust of zo moet dan ineens worden verstoord. Het is een soort opademen of zo. Zoals je in het be gin van je slaap opeens in een kuil kan tuimelen, zoiets. Alsof zo veel rust ineens niet kan, niet mag. Maar iklieb laatst een gedicht geschreven, 'Lof der Schilders', dat is een geslepen gedicht. Daar heb ik lang aan zitten knutselen, maar dat is niet mijn gewone stijl van schrijven". - Als je een bundel als 'Scènes in Hotel Morandi' leest, die gedichten zijn bijna klassiek. Heel anders dan uw vorige werk. "Ja, ik vind dat wel een geslaagde bun del. Heel fraai en zo, mooi geciseleerd (sierlijk bewerkt - red.). Maar het moet anders, het moet weer anders. Ik begon over die bundel complimentjes te krij gen uit - laten we zeggen - de Kouwenaar- hoek. De bundel zou ineens een diepere gelaagdheid hebben, Voor het eerst had- Al is het de afgelopen maanden voor ons doen warm geweest, het wordt hier maar zelden zo warm dat mensen er ziek van worden. Berichten over sterfgevallen tij dens een hittegolf bereiken ons hoofdza kelijk uit het buitenland. Toch kan ook in ons land, met name bij lichamelijke in spanning, warmtestuwing ook wel zon nesteek genoemd) optreden; en natuur lijk kan men er in het warmere buiten land mee in aanraking komen. De temperatuur van het lichaam moet, zoals bekend, altijd rond de 37 graden schommelen. Daarvoor zorgt een gedeelte van de hersenen, dat als een thermostaat maatregelen neemt als de temperatuur te hoog of te laag wordt. Bij koorts is deze thermostaat hoger afgesteld, en neemt het lichaam maatregelen om de temperatuur te laten stijgen. Bij warmte is de tempe ratuurstijging ongewenst en zijn juist maatregelen nodig om deze warmte kwijt te raken. Overtollige warmte - afkomstig van de verbrandingsprocessen in het lichaam - wordt op drie verschillende manieren af gevoerd. Ten eerste (en ten tweede) wordt door 'straling en geleiding' de warmte di rect aan de omgevende lucht afgegeven (of aan het water, dat veel meer warmte kan opnemen). De bloedvaten in de huid worden daarbij wijder, zodat meer bloed met de lucht in aanraking komt; het koe lere bloed gaat vervolgens de warme kern van het lichaam afkoelen. Stroming van de lucht - wind - zorgt voor een effectieve re warmte-afgifte. Het is begrijpelijk dat dit mechanisme steeds minder goed werkt naarmate de omgevingstempera tuur hoger wordt, en dat het bij tempera turen boven de 37 graden zelfs averechts gaat werken. den bepaalde critici als Nijmeijer en Kusters iets om op te kluiven. En dat maakte mij een beetje angstig. Ik dreigde ingelijfd te worden bij iets waar ik abso luut niet bij wil horen. Ik was meteen op mijn qui vive en dacht: het moet anders, het wordt te mooi". Rushdie - Uw werk wordt af en toe gekenmerkt door een versluierd soort engagement. Ook uw inspanningen voor Poetry Inter national bewijzen dat het lot van de mensheid u niet totaal onverschillig is. Maar daarnaast schrijft u: 'Ik ken geen toverwoorden als volk en solidariteit'. Bijt dat mekaar niet een beetje? "Mijn engagement is een heel persoon lijk engagement. Het is niet opgehangen aan een ideaal voor de gehele wereld. Het is een bij tijd en wijle opflakkerende kwaadheid. Ik ben gevoelig voor enge Het derde mechanisme is de transpira tie. Zweetkliertjes overal in de huid pro duceren een soort film van water met (weinig) zout op de huid. Dat water ver dampt, en aangezien verdamping ener gie en dus warmte kost, koelt hierdoor de huid af. Overigens verdampt een dunne laag zweet snel en vaak onopgemerkt, terwijl overvloedig druppelend zweet weinig verdampt en dus weinig zoden aan de dijk zet. Het aandeel van transpiratie in de warmte-afgifte stijgt met de tempera tuur, en bij temperaturen boven de 37 graden zijn we geheel van de transpira tie afhankelijk omdat door straling en geleiding dan alleen nog warmte wordt opgenomen. Verdamping gaat verder het beste bij droge lucht: vochtige lucht is al deels verzadigd van waterdamp en kan minder opnemen. Bij de temperaturen in ons land zal dit warmte-afgiftesysteem niet snel falen. In warme landen is het wel denkbaar, en dan zijn het vooral zuigelingen en be jaarden die risico lopen op oververhit' ting. Ook in de gematigde streken kun nen echter problemen ontstaan, namelijk door zware lichamelijke inspanning op momenten dat het voor ons doen warm is (al vanaf20,25 graden), en vooral als dat gecombineerd is met een hoge vochtig heidsgraad (een 'drukkende' warmte) en weinig wind. Bij inspanning wordt zeer veel warmte gevormd - de lichaamstem peratuur stijgt altijd al bij zware in spanning - en er is veel minder voor no dig om warmtestuwing te doen ontstaan. Warmtestuwing ontstaat als het li chaam ondanks transpiratie de overtolli ge warmte niet meer kwijt kan. Door gebeurtenissen die in de wereld plaats vinden. Maar er zijn er nu zo veel dat ik het schrijven van gedichten daartegen, hoe gemeend die ook zijn, maar heb op gegeven. Neem nu de gebeurtenissen in Peking. Ik ben bezig geweest met een ge dicht over die situatie, maar toen dacht ik: ach nee, dat moet ik niet doen. Het is zo voor de hand liggend en eigenlijk ook zo veilig om hier te gaan schrijven over iets waarbij je niet betrokken bent, zo vrijblijvend. Hetzelfde is het geval met die brievenactie voor Salman Rushdie in het weekblad Vrij Nederland. Ik ben daar ook voor gevraagd, maar ik heb het niet gedaan. Ik moet zeggen dat ik met enige géne heb gelezen wat mijn colle ga's daar hebben geschreven. Ik vind dat toch een beetje ijdeltuiterij om daar aan toe te geven. Je hier, vanuit het veilige Nederland, voor een duizendkoppig pu bliek solidair verklaren met Rushdie. Komrij heeft die hele brievengeschiede- vochtverlies (ten gevolge van het vele transpireren) gaat bovendien het li chaam de transpiratie beperken om niet volledig uitgedroogd te raken. De li chaamstemperatuur gaat dan uit de hand lopen en er ontstaan verschijnse len: hoofdpijn, duizeligheid, misselijk heid tot braken aan toe, verwardheid en soms flauwvallen. Door het stoppen van de transpiratie voelt de huid heet en droog aan, er is een snelle oppervlakkige ademhaling en bij meten van de temperatuur blijkt deze verhoogd te zijn. Overigens, met name sporters kunnen juist heftig transpireren en bij hen kan de huid koud en bleek zijn. Als aan deze toestand niets wordt ge daan (niet toegeven aan het gevoel van oververhit raken) kan ten slotte een zoge heten hitteberoerte optreden, de meest ernstige vorm van warmtestuwing. Dan treedt na de verwardheid vreemd gedrag op, gevolgd door bewusteloosheid en co ma. De temperatuur kan tot grote hoog- nis enkele weken geleden op de hak ge nomen. En wat hij er van vindt is ook een beetje mijn mening. Moet er later zeker een boekje worden gemaakt van al die brieven. Als aandenken voor Rushdie". - Wat is in uw leven nu een cruciale ge beurtenis geweest, zo'n gebeurtenis waarvan je kunt zeggen: daardoor heeft mijn leven een geheel andere wending ge nomen, daardoor is het geworden zoals het nu is? "Ik denk dat dat de publikatie van 'Het leven is vurrukkulluk' is geweest. Dat werd meteen een succes. En toen heeft het schrijven een vlucht genomen, om het maar eens zo te zeggen. Na publikatie van die roman had ik het idee: hé, hier zou ik dus van kunnen bestaan. En dan niet met de gedachte: waar haal ik het morgen weer vandaan, maar gewoon, dat er altijd brood op de plank was. Voor die tijd had ik natuurlijk ook al wel waarde ring gekregen, lof, zo je wilt, maar lof heeft mij nog nooit verder geholpen". "Ik kan nu zeggen dat ik nooit iets heb gedaan dat ik niet leuk vond om te doen. Ik heb veel kansen gehad om voor de re clame te gaan schrijven destijds, maar ik dacht: dat moet ik dus nooit gaan doen, dan begeef ik me op een dwaalspoor, dan doe ik niet meer wat ik het liefst doe. En daarom kwam het succes van 'Het leven is vurrukkulluk' ook als een boodschap uit de hemel". Oorlog Remco Campert was 11 jaar toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Drie jaar later zou zijn vader, de dichter Jan Cam pert, omkomen in het concentratiekamp Neuengamme. Omdat zijn moeder, Joeki Broedelet, als actrice vaak niet thuis was, bracht hij de oorlogsjaren voor een groot gedeelte door in Epe op de Veluwe. Over die dood van zijn vader heeft Campert eens in een interview voor de BRT ge zegd: "Ik had niet het gevoel dat er een hart uit mijn lijf werd gescheurd". In de bundel 'Scènes in Hotel Moran di', in het gedicht 'Januari 1943', memo reert de schrijver een droom waarin hij zijn vader ziet staan achter het prikkel draad, een arm naar hem uitstekend. Heel de tragiek van die ontmoeting vindt een uitweg in een prachtige regel als: 'Mijn vader vroeg aan mij om brood'. Wat heeft een kind een grote volwassen man op zo'n moment te bieden? Wat een wre de, omgekeerde, wereld. De twee volgen de versregels van dit gedicht luiden: 'Op die landweg moeder/hield je me minuten vast'. - Wat me opviel aan die twee versregels was dat de tijdsduur van die ontmoeting zo mooi is beschreven. Die minuten. Een ander zou misschien hebben geschreven: 'wanhopig' of 'lang', maar nee, het duurt maar minuten. "Ja, minuten. Zo was dat. Het was niet meer". - De oorlog, heeft die niet een onuitwis bare indruk op u gemaakt? "Natuurlijk wel. Maar dat is bij veel schrijvers van mijn generatie het geval. Ik moet wel zeggen dat ik veel uit die tijd heb verdrongen, veel dingen uit mijn jeugd ook. Dat was niet allemaal zo leuk. Ach, ik heb natuurlijk wel herinnerin gen. Zoals die keer dat ik een revolver vond ergens in een greppel. Dat ding deed het verdomme nog niet ook". - Eén beeld uit uw jeugd blijft telkens terugkeren in uw werk, zowel in de ro mans als de gedichten. Het is het moment waarop u een scheepje laat varen op een vijver. Het lijkt bijna een motief. "Ja, dat moet een groot geluksmoment zijn geweest. Mijn grootvader was daar bij aanwezig. Aan het geluksgevoel dat ik had bij het spelen met dat scheepje heb ik, zo heb ik gemerkt, later veel an dere momenten getoetst. Onbewust hoor. Na dat geluk is het eigenlijk alleen maar minder geworden". "Maar er zijn nog wel meer hennnenn- ten stijgen (42 graden), waardoor vele or ganen waaronder de hersenen bescha digd kunnen raken - wat levensbedrei gend kan zijn. Een zonnesteek, ter verduidelijking, is geen goed omschreven begrip. Waar schijnlijk is het een vorm van warmtestu wing die vrij snel ontstaat bij directe blootstelling aan de zon. Verder bestaan ook nog de zogeheten hittekrampen. Die ontstaan bij extreem en langdurig transpireren, bijvoorbeeld door zeer langdurige inspanning bij gro te hitte, en is waarschijnlijk een gevolg van zoutgebrék. De verschijnselen zijn pijnlijke krampen in belaste spieren, vooral die van de benen. De kwaal ont staat bijvoorbeeld bij mijnwerkers, men sen die vele liters zweet per dag verliezen. De behandeling is eenvoudig, en bestaat uit het aanvullen van de zoutvoorraad van het lichaam. Bij wat minder exces sief transpireren is het zoutverlies overi gen. De eerste herinneringen - ik was toen zo'n jaar of vijf, zes beginnen op de Hooigracht in Den Haag. Ik weet nog dat ik daar in een kinderstoeltje zat en havermoutpap kreeg. En ik hield niet van havermoutpap. Er poepte een vogel op het raam. Ik werd 'n beetje misselijk. Aan de overkant lagen platte schuiten met viooltjes. Voor Bartolo, een Italiaans restaurant, was de eigenaar bezig met zijn motor, zo'n zware motor. Daar zat-ie aan te prutsen. Die herinnering dook op toen ik zat te schrijven, lang geleden al". -Is dit zo'n 'vrijplaats' waar u het inde novelle 'Zachtjes neerkomen' over hebt. zo'n plek die u 'kortstondig verlost van de schuld- en angstgevoelens'? "Misschien. Dat weet ik niet. Dat weet ik pas als ik op zo'n plek ben. Daarna niet - U wordt dus al schrijvend soms naar een onverwacht mooi uitzicht in uw leven geleid. Kan schrijven die gidsfunctie hebben voor de schrijver, dat hij schrij vend achter dingen komt die voorgoed in het verleden lijken te zijn verzonken? "Dat gebeurt soms, ja. Vaak duiken er denkbeeldige landschappen of situaties op uit mijn jeugd. Woorden kunnen die oproepen. Als ik me te lang laat drijven op de vleugelen der fantasie heb ik af en toe ineens behoefte aan iets concreets, iets dat echt gebeurd is. En die behoefte roept dan kennelijk ineens zo'n beeld op m mijn kop. De taal als wichelroede voor de geluksmomenten die in het verleden verborgen liggen". - Wordt u niet een beetje moe van het beeld dat in vele interviews tot nu toe van u is gegeven: een man met een nogal joli ge levenswandel, iemand die er niet in spuugt, om het zo maar eens te zeggen. "Het is heel moeilijk om van een be paald imago af te komen. Ik heb wel eens dingen gezegd en die zie je dan steeds in flapteksten en recensies terugkomen. De mensen willen gewoon een handvat heb ben waarmee ze je kunnen aanpakken. Maar wat moet ik doen. Een grote adver tentie in de krant laten zetten met de tekst: Ik ben anders?". Populariteit In 1979 kreeg Campert de P C. Hooft prijs. Dichter-cnticus Tom van Deel pro beerde naar aanleiding van die gelegen heid een verklaring te vinden voor de po pulariteit van de schrijver onder jonge ren. Hij schreef dat Campert "door alle bundels heen wel ironischer en raker werd, maar toch niet diepzinniger". Hierin zou een reden schuilen voor de vrij grote populariteit onder jongeren. In het verhaal 'Dagboek in een map gevon den', dat is opgenomen in de verhalen bundel 'James Dean en het verdriet', schrijft Campert daar zelf over: 'In wat ik schrijf kun je niet verzinken, op z'n best kun je er op drijven'. Het lijkt een subtiel, ironisch, commentaar op de misvatting dat de ernstige zaken des levens ook al tijd loodzwaar moeten worden gebracht. In een van zijn gedichten combineert Campert dat 'loodzware' op zeer vernuf tige manier met het schijnbaar luchtige Hij schrijft: 'Afgehakte armen/doorge- sneden strotten/bloed dat een plasje doet/ en maar schrijven/ en maar denken datje daar niet over schrijven moet'. 'Bloed dat een plasje doet' - hier wordt de dood opeens een klein doodje, maar de klap komt des te harder aan. - Heeft u, nu u bijna zestig bent, niet meer haast dan vroeger? Denkt u niet bij uzelf: vlug, vlug, voordat het straks te laat is. "Nee, zo werkt het kennelijk niet. In zekere zin had ik toen ik jong was mis schien wel meer haast. Ik heb nu het ge voel meer tijd te hebben. Als je jong bent heb je nooit tijd. Maar wat nog steeds hetzelfde is gebleven, is die angst voor het schrijven. Je weet nooit of het nog komt. Iedere keer ga je met de schrik in het hart achter de schrijfmachine zitten" gens nooit zo groot dat er een ernstig zoutgebrek kan optreden. De behandeling van warmtestuwing is eigenlijk heel simpel: koelen. Dat bestaat uit het verwijderen van kleren, nat ma ken en ventileren (zorgen voor wind), eventueel een ijskoud bad, tot het li chaam de temperatuur de 38,5 graden heeft bereikt. Verder moet een patiënt die bij bewustzijn is drinken om het vochtte- kort aan te vullen; een bewusteloze moet voor vochttoediening naar hel zieken huis. Belangrijk is het voorkomen van warmtestuwing. Daarvoor is enige ken nis nodig van de factoren die het ont staan ervan bevorderen: dat zijn zeer la ge of juist hoge leeftijd, alcoholmisbruik, lichamelijke ziekten, kalmerende midde len. Afsluitende kleding (synthetische stoffen) voorkomt verdamping van het zweet. Bij sporters werkt bevorderend: een slechte trainingstoestand en onvoldoen de 'acclimatiseren'. Warmtestuwing treedt namelijk vooral op in de eerste da gen van een hittegolf. Het lichaam went in drie tot zeven dagen aan de warmte en 'leert' te transpireren, zodat het meer zweet produceert - en zweet dat minder zout bevat. Verder speelt uitdroging in de meeste gevallen een belangrijke rol en het is dus van belang dit te voorkomen, door vol doende te drinken. Sporters moeten zeker bij langdurige inspanning hun dorstge- voel steeds vóór blijven en regelmatig vocht tot zich nemen. Zout is daarbij ei genlijk niet nodig, want zoals gezegd treedt daaraan pas een gebrek op bij ver lies van vele liters zweet per dag. En, tot slot: het is heel belangrijk toe te geven aan een gevoel van oververhitting, kortom het gezonde verstand te gebrui ken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 33