En de wielrenner, hij koerst door Wim van Est: 'Onze Lieve Heer hee veul meer geleeje' ZATERDAG 15 JULI 1989 EXTRA PAGINA 25 Wielrenner Gert-Jan Theunisse is, na zijn valpartij in de Ronde van Zwitserland, met vijf gekneusde ribben begonnen aan de Tour de France. Vooraf gaf zijn arts hem weinig kans (25 procent) dat hij het karwei zou klaren. Maar Theunisse verbeet de pijn en rijdt inmiddels ook berg-op met de besten mee. Theo de Rooy klapte afgelopen woensdag in de afdaling van de Aspin tegen het wegdek. Met schaafwonden en pijn aan zijn knie sleepte de niet-klimmer zich over de resterende twee cols van de eerste categorie moederziel alleen naar de finish. Hij haalde die nog juist binnen de tijdscontrole en verscheen de andere dag gewoon weer aan de start. Velen die zware lichamelijke arbeid verrichten zouden in zo'n geval thuis in de ziektewet zitten. De wielrenner niet. Hij koerst door. Dat was toén al zo, dat is nu nog zo. Drie generaties die van afzien weten. Wim van Est (jaren '50), Jan Janssen (jaren '60) en Gerrie Knetemann (jaren '70 en '80). door Peter Heerkens Mocht de Koninklijke Nederlandse Wielren Unie ooit een monument willen optrekken voor het onverzet telijke in de coureur, dan moet de beeldhouwer naar Wim van Est. En op de sokkel zal hij beitelen: Wim van Est. Ook wel: 'Den IJzeren', 'De Locomo tief. St. Willebrord, 25-3-1923. Beroeps- wielrenner 1949-1964. Eerste Nederlan der in de gele trui yan de Tour de France (1951). Eerste Nederlander in de roze trui van de Giro d'Italia (1953). Winnaar van de Ronde van Vlaanderen (1953). Drie maal winnaar van de monsterwedstrijd (580 kilometer) Bordeaux-Parijs (1950, 1952,1961). Veelvoudig wereldkampioen vallen en opstaan. Grootste prestatie: val in het ravijn van de Aubisque (16-7-1951). Zestig meter viel hij diep. Zijn hart stond stil, maar zijn Pontiac liep. Waarom Wim van Est, en niet bij voor beeld Jan Janssèn, die zó diep in zijn krachten kon gaan dat hij ooit na een Tour-etappe bloed plaste? Waarom niet Gerrie Knetemann, die ha een verschrik kelijke val (1983) als wielrenner werd op gegeven, uit zijn blessuregraf kroop, en toen nog eens de klassieker Amstel Gold Race won? Wonderbaarlijk Wim van Est, omdat hij meer viel dan Janssen en Knetemann samen; geen ver dienste, maar i huldigd. Wim littekens. En e die het wint sleutelbeen ;r zijn er voor minder ge- an Est heeft dus ook méér en verkeerd gezette pols, /an een krom vergroeid Jan Janssen. In de eenvoud van de logica zit beslo ten dat Wim van Est vaker met kwetsu ren zijn weg vervolgde. "Wat dat betreft ben ik minder aan de beurt geweest", zegt Jan Janssen. Knetemann: "Ik heb nooit onder echt extreme omstandighe den een koers uitgereden. Nou ja, vorig jaar 100 kilometer met een zwaar gebles seerd sleutelbeen in een Tour-etappe". Wim van Est ook, omdat hij na zijn wonderbaarlijk overleefde val van de col - in de wielergeschiedenis opgetekend als 'Het mirakel van de Aubisque' - de zin sprak: "Heeft er iemand m'n fietspomp gezien? Ik ben m'n fietspomp kwijt". In relatie tot een monument is deze van Van Est sterker dan die van Knete mann na zijn ongeluk in de wedstrijd Dwars door België. Toen 'De Kneet' ont waakte uit een operatie die bijna zeven uur duurde, wilde hij van zijn op vijf. plaatsen ernstig doorgesneden rechter hand weten: "Kan ik daar straks piano mee spelen?". De medici dachten van wel. "Da's dan hartstikke mooi", zei Kne temann, "want toen ik hier binnenkwam kon ik het niet". Wim van Est, ten slotte, ook uit over wegingen van nostalgie. Omdat hij stamt uit de oertijd van banden om de schou ders en zelf repareren bij lek rijden. De tijd ook van palmbladeren in de nek als beschutting tegen de zon. En niks aëro dynamisch materiaal van een kilo of vijf, zes, maar een fiets van tegen de negen ki lo; met vier pionnen (in plaats van acht, negen) en korte cranks. Eén ervan wordt doorlopend geëxpo seerd: die waarmee Wim van Est in het ravijn viel. Hij staat als een relikwie in etalages van Brabantse rijwielhandela ren, thans ergens te Putte, de woonplaats van Jan Janssen. Precies zoals-ie uit de diepte van de Aubisque werd gevist; het stuur nog verwrongen. Onverzettelijk Daarom Wim van Est. Symbool van wat wielrenners in hun onverzettelijkheid zo doet uitsteken boven andere sporters. Gerrie Knetemann: "Rinus Michels heeft ooit gezegd dat voetbal oorlog is. Welnee! Voetbal is 'n gezelschapsspelle tje". Wim van Est: "Boksen is ook hard, maar als die mannen een match achter de rug hebben wachten ze een paar maan den. Poehhhh...". Jan Janssen: "Ik heb eens voor Eddy Pieters Graafland geregeld dat hij twee Tour-etappes kon volgen in de auto van mijn ploegleider. Die jongen wist niet wat 'm overkwam. Jan, zei-ie, dat lijden en doorzetten van jullie is onvoorstel baar. Een voetballer zou drie maanden niet spelen. Hij had een valpartij gezien van Jean Pierre Genet, die aan alle kan ten geschaafd weer op z'n fiets kroop en de finish haalde. Dé volgende dag strom pelde hij als een invalide het trapje op naar het podium voor het tekenen van de presentielijst. En bij de start moesten ze hem op de fiets tillen, want gewoon op stappen kon-ie niet". "Tja, wat is dat nou met coureurs. Ik denk de mentaliteit, de courage die je al leen bij coureurs vindt. Ik ben wel eens wakker geworden terwijl de lakens aan mijn wonden kleefden. Ik dacht twee dingen: wat zullen die mensen van het hotel zeggen als ze die troep zien, en: waar ben ik in 'sliemelsnaam mee bezig? Maar toch opstappen natuurlijk. In een ronde kun je nou eenmaal niet even een dagje overslaan. Ze roepen je, de fluit voor het vertrek gaat, en weg ben je". Gerrie Knetemann: "Het is de gedre venheid. Ik heb valpartijen meegemaakt waarbij renners het wiel uit de fiets van een ander sloopten om maar door te kun nen. Gewond of niet gewond: door!". 'Gin gevaor' Hoe kwam het nou dat Wim van Est zo vaak viel? Hij legt het uit in het dialect van de streek, en zo komt het ook het best tot z'n recht. "Ik zaag gin gevaor. Ik kletste altijd deur, ok al was 't nog zo nat in de bochten. Ik ree wild-west, dus as ik moest remmen ging 't altijd te hard. En as ge te hard moet remmen, slao-de op oe kloten. Makkelijk zat". Wat het neergaan van Wim van Est een extra dimensie gaf, was zijn gewoonte om bij een kettingbotsing die zich voor zijn neus afspeelde, het gevaar proberen te ontwijken door zich in de berm te la ten vallen. En zo kwam 'Wimme' bij voortduring gehavend over de eindstreep. Zoals: Tour de France 1953. Bij een valpartij reept een flink stuk van zijn rechterarm open. "Ik maak die ronde-dokter duide lijk dat-ie dat maar meteen langs de weg moet hechten. Ik heb weken verrekt van de pijn. Aan m'n stuur snokken ging bij na niet. M'n huisarts heeft de boel toen opengesneden en er een steentje uit ge haald zo groot als een bruine boon. Hij keek ervan op dat ik daarmee was blijven rijden. En hij vond het natuurlijk vreemd dat ze die wond -niet goed hadden schoongemaakt. Ik zeg: wat wilt u dok ter, het was onderweg en 't moest rap ge beuren". Winter 1957. In de training met Wout Wagtmans gaat Wim van Est onderuit. Hij slaat met zijn hoofd op de stoeprand. "M'n neus zowat helemaal open, m'n ogen bijna dicht en m'n hele gezicht blauw. Drie dagen later ging ik weer koersen. Met Wout won ik toen de ploe- genwedstrijd in Parijs". Tour de France 1954. In de rit naar Charleroi klapt Wim van Est tegen de grond. "Acht hechtingen. En een bloed! Alsof ze m'n nek hadden afgesneden. Maar ik haalde Charleroi. M'n vader zei altijd: jongen, als ge niet kunt afzien in het leven, ben-de nergens". De openingskoers Omloop Het Volk 1951. In de finale glijdt Wim van Est uit over keien en tramrails. Zijn rechter sleutelbeen doet zeer en dat zou acht maanden duren. "Toen brak ik m'n ande re sleutelbeen bij een val in Zeeuwsch- Vlaanderen. De specialist in het zieken huis van Terneuzen kwam er achter dat het die eerste keer ook een breuk was ge weest. Daarmee had ik alle klassiekers en de ronde van Italië gereden. Ik dacht al: het blijft maar pijn doen...". Emmer En als het zijn eigen schuld niet was, dan wel van een ander: Ronde van Italië 1954. Finale van de etappe naar Como. Wim van Est sleurt De meest spectaculaire val met goede afloop in de geschiedenis van de Tour de France: Wim van Est in de diepte van de Aubisque. Zijn ploeggenoot Gé Peters sprak daarop de wielerhistorische woorden: "Hij zat er als een boterbloem in het gras". Met aan elkaar geknoopte fietsbanden werd Van Est uit de diepte getrokken. (Archieffoto) besluiten om met zijn ernstige sleutel beenblessure uit de Tour te stappen. Dat was de tweede keer. In 1976 staakte hij de strijd wegens een aanval van diarree die hem in één nacht vier kilo van zijn ge wicht kostte. "We zaten vijf dagen voor Parijs. Ik wilde doorgaan. Post vond dat zinloos. Toen ik besloot om op te geven kreeg ik een rotgevoel. Alsof m'n slechte ik had gewonnen". Jan Janssen: "Een wielrenner wil niet opgeven, die wil incasseren". Gerrie Knetemann: "Daar draait dat verschrik kelijke afzien van ons ook om. En het is zeker niet alleen een kwestie van geld oni tot het uiterste door te zetten en door de pijngrens te fietsen. Je eer staat op het spel. Je wilt beter zijn dan een ander, je wilt je niet laten kennen. Het ergste wat de kop van het rennersveld. "Het zo'n snikhete dag waarop toeschou- rs met water kletsen. Gooit er een z'n s...pal in m'n gezicht. Op m'n hotelkamer kijk ik in de spiegel en ik ken mezelf niet. Drie dagen barstende hoofd pijn en zeurende wonden". En als het niet in een wielerwedstrijd gebeurde, dan wel ergens anders: Winter 1963. Wim van Est kan de ver leiding niet weerstaan om met enkele fa milieleden te gaan schaatsen. "Stom na tuurlijk". Bij een val op het ijs breekt zijn rechterpols. "De dokter heeft drie man van straat gehaald om me tijdens de be handeling vast te houden. M'n hand op tafel, hij met z'n knie d'r op, krak en het zat. In het gips heb ik een week later de Zesdaagse van Antwerpen gereden". Jan Janssen na een val in 1972: "Een incasseren" wielrenner wil niet opgeven, die wil (foto ANP) Waar haalde Wim van Est de kracht en de moed vandaan om zó door te douwen? Van de kracht zegt hij: "Bruine bonen met spek en goed belegde boterham- Nooit doping? Nooit eens een pilletje voor de pep? "Nee. Dat wil zeggen: nooit bewust. Als een soigneur me extra wilde prepareren en dat spul aanbood, weiger de ik altijd. Maar eh...cr zal heus wel eens wat gebeurd zijn zonder dat ik het wist. Dat denk ik wel ja. Wout Wagtmans en ik hebben eens een finale van de Zesdaagse in Parijs gereden dat de stukken eraf vlo gen. Nou gingen we altijd nogal hard, maar toen... Achteraf vermoed ik dat er iets in de appelmoes is gestopt. We had den de appelmoes nog niet op of we re den de splinters uit de vloer! We vlogen. Wout bleef de hele avond om appelmoes roepen. En ik, ik zweette abnormaal. Dan ga je toch denken...". Erwten Wim van Est over de moed in zijn korte, gedrongen lijf: "Dat pompte m'n vader erin. Hij had voor 16 kinderen te zorgen. Dat was hard werken, bij de grote boe ren. En wij. moesten mee, zo klein als we waren. Ik zat met m'n vijfde al op het land; aardappelen rooien, eewten pluk ken. Bij die erwten ging het erom dat je het kantje had; daar stonden de grootste en de dikste erwten. Die brachten het meeste op. Dan ging ik mee, vóór op de transportfiets van m'n vader, met de em mers tussen m'n benen. Dat schokte en dat bonkte verschrikkelijk over die boe- renpaden; allemaal ongelijk karrespoor door de putten van de paardehoeven. Daar spurtte m'n vader op volle snelheid overheen omdat hij bang was dat andere plukkers eerder bij het kantje zouden zijn dan hij. Maar ik zat met die emmers te hobbelen. Bloedbaren soms, zó groot... Niet te geloven. En als ik begon te janken douwde-ie me bij de boer met m'n kop in het zand.. Dan word je wel hard. Dan leer je wel met pijn om te gaan". Gerrie Knetemann: "Pijn..,.wat is nou pijn? Da's toch ook maar 'n gevoel!". Voor Knetemann heeft dat doorlopend in aanvallen van hooikoorts gezeten. "Van alle keren dat ik zo goed presteerde in de Tour-proloog was ik zeker in drie gevallen eigenlijk niet capabel om te starten. Maar ja, je staat voor die opgave, dus: opstappen en rammen maar". Vijf keer werd hij tweede, één keer eer ste. "Die overwinning beschouw ik nog steeds als een wonder. Ik voelde me van alle kanten ziek. Ik piepte en ik kraakte; ik zat aan de penicilline. Ik zeg tegen Pe ter Post: als je ziet dat Hinault me gaat in halen, claxonneer dan effe, dan probeer ik hem zó op te vangen dat de televisie me meepikt; hebben we in elk geval 'n beeldje voor 'n geeltje. En toeryvón ik. Tja, wat is dan last, wat is dan pijn? Wat me nou zo opvalt: vroeger was ik altijd ziek en ik reed als een speer. Nou man keer ik al anderhalf jaar niks en ik pres teer stukken minder". Niet de pijn, maar de angst voor een nieuwe val deed Knetemann vorig jaar r kan overkomen is achterop te raken. Als je dat niet meer erg vindt, doe dan je wielerboek maar dicht. Intus sen mag je je natuurlijk best afvragen: tot waar ga ik? Ik ben na een koers wel eens zó verschrikkelijk over m'n nek gegaan, echt letterlijk, dat ik dacht: hoe is het mogelijk dat ik het zó ver heb laten ko- Jan Janssen (49 jaar inmiddels, eige naar van een bloeiende zaak in race-ma teriaal) werd tot die bezinning gedwon gen door zijn echtgenote Cora. Dat was na Parijs-Tours van 1970. Hij had zijn on verzettelijkheid toen al ruimschoots be wezen. Ooit met de auto in de vierde ver snelling naar eer koers, omdat hij van de pijn na een val in de training niet kon schakelen. En toch aan de start. "Want ik stond op de aanplakbiljetten". Zwart In die Parijs-Tours fietste Jan Janssen zijn mogelijkheden voorbij. Hij wilde een mislukt seizoen goed maken. Om zichzelf 'moraal' te geven had hij de stic kers van zijn grootste successen op zyn fiets geplakt: wereldkampioen 1964, win naar van de ronde van Spanje 1967, Tour de France-winnaar 1968, winnaar Pa- rijs-Roubaix 1968, winnaar Bordeaux- Parijs 1968. In de finale voorop met Jürgen Tschan werd het Jan Janssen ineens zwart voor de ogen. Eerst sloeg hij tegen de ploeglei derswagen, daarna tegen de grond. Een zuurstof-apparaat redde zijn leven. Hij was te ver gegaan in zijn onverzettelijk heid. Of in het gebruik van doping, dat zou ook kunnen. Jan Janssen: "In de onverzettelijk heid. Ik wilde per se een grote uitslag neerzetten. Als ik doping had gebruikt zou ik niet - zoals nu - bij het bereiken van de grens zijn ingestort. Dan was ik er overheen gegaan, met fatale gevolgen. Dan had ik hier nu niet gezeten. In het ziekenhuis heeft Cora tién minuten te gen me aangepraat en toen besefte ik: ik ben een coureur die zich letterlijk kapot kan rijden om de onderste steen boven te krijgen. Ik moest het altijd meer hebben van mijn doorzettingsvermogen dan van mijn klasse. Ik was niet zo getalenteerd". Wim van Est: "De wielersport, da's de sport van weinig denken over pijn en veel doordouwen". Gerrie Knetemann: "Het heeft ook een hoop te maken met onze positie van klei ne zelfstandige. Want in feite zijn we dat. Mijn schoonvader is slager. Ook al voelt- ie zich gammel: 's morgens moet de win kel toch weer open. Zo is het met mij ook. Ik heb een fietswinkel". Jan Janssén: "Een coureur is welis waar in loondienst, maar zijn baas heeft minder geduld dan andere werkgevers in de maatschappij. Je mag niet te vlug beroerd worden. En als je het wordt duurt het medelijden kort". Paard Wim van Est: "In de Tour heb ik eens op een gebroken zadel Bordeaux gehaald. Ik kwam aan met een zak als van een paard. Daar is de rondedokter op gaan werken. Verschrikkelijk. D'r ging een naald in zo dik als een sigaret. In het zie kenhuis van Roosendaal vroegen ze me later welke paardenslachter met me be zig was geweest. Hij had het netweefsel kapot gestoten. Daar heb ik tot het eind van mijn carrière last van gehad. Na elke koers stond het bloed in m'n broek. Echt alle dagen". Wim van Est onderwierp zich tot z'n 41ste aan de'kwellingen van de wieler sport, in zijn tijd beduidend minder be geleid dan nu. Hij was de mede-inspira tor van de karakteriserende zin uit de pen van de beroemdste aller wieleijour- nalisten, Karei van Wijnendaele: "Wiel renners, zij zijn de slaven van de weg". Als het daarover gaat, zegt Wim van Est: "Och, Onze Lieve Heer hee veul meer geleeje". Gerrie Knetemann: "Pijn....wat is nou pijn? Da's toch ook maar 'n gevoel!". (toto ANP)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 25