HET VERZET, in al zijn facetten 'Een 11 krijg ik echt niet rond' Rooks: geen favoriete versnelling Sprinter Jean-Paul van Poppel over macht en kracht Nijdam: het liefst op 'de twaalf Etappezeges Nederlanders VRIJDAG 30 JUNI 1989 SPORT PAGINA 23 DEN HAAG (GPD) - De grote plaat draaien, een tandje bijzet ten, het grote mes erop, de 'twaalf steken, op de macht rij den en klein rijden. Allemaal wielerjargon En allemaal uit drukkingen betrekking heb bend op HET VERZET Een veelgehoord woord in de bonte wereld van het cyclisme Wat is zo'n verzet eigenlijk? Dit: een bijkans magisch syno niem voor versnelling. Hoe gro ter het verzet is dat de renner 'rond' kan krijgen, hoe meer kans op succes. Niet iedereen is het met die stelling trouwens eens. Zoals oud-wereldkam pioen achtervolging Gé Peters. Echter, hij is een roepende in de woestijn. Naar hem wordt niet geluisterd, terwijl er toch echt wel nadelige effecten kunnen optreden bij gebruik van 'de grote plaat'. De kracht die hier voor aangewend dient te wor den, wil echter nog wel eens tot (chronisch) letsel van spieraan- hechtingen leiden. Een bekend voorbeeld hiervan is de voorma lige Franse crack Bernard Hinault. Van zijn opvolger Lau rent Fignon wordt ook beweerd dat hij door 'te zwaar trappen' geruime tijd met zijn knieën heeft gesukkeld. En zo zijn er in de loop der jaren veel meer cou reurs door het gefreesde tendi nitis (beschadiging van pezen) voor korte of lange tijd in onge rede geraakt. Gemeengoed Desondanks is het 'grote verzet' gemeengoed in het peloton ge worden. De tijd dat coureurs puur dank zij een lichte coupe de pédale pedaaltred) won nen, is al lang voorbij. De invoe ring van de derailleur (versnel lingsapparaat) heeft deze ont wikkeling na de oorlog alom in gang gezet. Vroeger moest men het doen met een vast verzet, vandaag-de-dag kan een renner kiezen uit twaalf versnellingen. Een der laatste Mohikanen die zwoer bij een vast verzet was de nu bij leven al legendarische wielrennerschaatser Dries van Wijhe. Tot in het begin van de tachtiger jaren reed 'De Dolle', in 1973 landskampioen, als eni ge amateur (van naam) in Neder land zonder versnellingsappa raat, althans in de criteriums. Van huis-uit een souplesse- sport is het wielrennen in de loop der jaren steeds meer een krachtsport geworden. Was vroeger (in de tijd van Gerrit Schulte) 48 x 17 een veelge bruikt verzet, in de jaren vijftig viel Wim van Est, alias de 'loco motief op door de 'veertien' te gebruiken. Een decennium later liet de Belg Rik van Looy een achtertandwiel met dertien tandjes monteren, waarna in de jaren zeventig de 'twaalf zijn in trede deed. Inmiddels zijn er ook probeersels met de 'elf ge weest, maar dat schonk de pio niers (o.a. Jean-Paul van Pop- pel) geen bevrediging. Van Freddy Maertens, de aan lager wal geraakte Belgische ex-ve dette, is bekend dat hij wel eens een voorblad met 56 tandjes ge bruikte. Ook dat expiriment kreeg geen navolging. Met 55 voor en 12 achter het tegenwoor dig wel op. Dat betekent een af stand van 9.88 meter per pedaal omwenteling. Pignon Hoe zit zo'n versnellingsappa raat in elkaar? Een racefiets heeft twee grote tandwielen voor en zes kleinere achter, ge bundeld in een zogeheten pig non. De derailleur laat de ket ting in de verschillende standen 'sporen'. Bijvoorbeeld 53 voor en 15 achter. In de bergetappes wordt naar het kleine voorblad geschakeld, bijvoorbeeld met 39 of 42 tanden. Voor de achter tandwielen geldt: hoe minder tandjes, des te groter het verzet. Aan de hand van het aantal tan den voor en achter wordt het aantal meters per pedaalom wenteling berekend. Uitgaande van een wielomtrek van 213.7 centimeter is de berekening van het verzet 53 x 12 als volgt: 53 ge deeld door 12, vermenigvuldigd met 213.7 9.43 per pedaalom wenteling. Bergop is een renner een meter of vier verder als hij de trappers een keer rond heeft. Hoewel men in de loop der ja ren dus steeds 'groter' is gaan rijden, is het opvallend dat er niet echt sneller wordt gekoerst dan vroeger. De wielerpublicist Jan Zomer, zelf ook renner, heeft vorig jaar in zijn jaarlijkse 'Wielerexpress' vastgesteld dat de gemiddelde snelheid van de Tour de France in 1962 (37.306 kmu) tot dusver slechts drie keer (o.a. vorig jaar: 39.142) is overschreden. In de optiek van Gé Peters, niet zo vreemd. Pe ters vindt dat geram op 'de grote molen' maar niks, een soort mo deverschijnsel. „De meeste ren ners denken dat je sneller gaat met een 12. Maar zo is het niet! Je gaat alleen maar harder met een zwaarder verzet als de be nen net zo snel rond blijven gaan als met het lichtere. Is dat niet zo, dan blijf je mooi even hard rijden." Op deze pagina belichten drie coureurs uit deze moderne wie- lertijd, de sprinter Jean-Paul van Poppel, de tijdrijder Jelle Nijdam en de klimmer Steven Rooks, het gebruik van het ver zet op hun specifieke terrein. Een favoriete versnelling, eentje die het best met zijn klimmerstred har monieert, heeft Steven Rooks niet. De enige Nederlandse bergkoning uit de Tour-historie legt uit waar om: „Elke berg is verschillend. Die helling heeft een stijgingspercenta ge van zoveel procent, de een ietsje meer en weer een ander iets minder. Het is vooral een kwestie van: hoe sterk ben je op het moment dat er geklommen moet worden". Een voorbeeld uit zijn jarenlange praktijkervaring dan, de helling naar Alpe d'Huez. Hoe pakt Rooks deze voor Nederland zo vaak glori eus verlopen beklimming aan? Rooks,daar vorig jaar als eerste bo ven: „Als ik begin te klimmen ga ik de eerste 500 meter constant op de pedalen staan. Dat doe ik om het juiste ritme te vinden, om ook de goede spanning op de benen te krij gen. Als ik op het zadel ga zitten, zoek ik de goede versnelling. Dat doe je puur op gevoel. Normaal ge sproken is dat 39 x 22 (3.78 meter per pedaalomwenteling). Voel je je heel goed dan pak je de 21 (3.97 - red.). Na een kilometertje of vier wordt het iets minder steil en ga je naar de 20 of de 19. Wil je demarre ren, of wordt er door anderen ver sneld, dan zal je een tandje moeten bijzetten. Toen ik vorig jaar alleen wegreed, had ik de 17 staan". Is hij met die 'verzetten' een zoge naamde machtsklimmer? Rooks: „Nee, dat niet. Ik zit er zo'n beetje tussen in, Er zijn er die lichter bergop rijden, zoals Delgado, maar ook die 'groter' omhoog gaan. Her- rera en Parra zijn daar voorbeelden van". En zijn compagnon Theunis- se dan? „Die rijdt ongeveer hetzélf- de als ik". Het kiezen van de goede versnel ling in bergritten kost Rooks totaal geen hoofdbrekens. Sterker nog: hij bemoeit zich er amper mee. Rooks: „Ik laat dat meestal over aan de me caniciens. Die mensen weten pre cies welke verzetten-er in bepaalde etappes nodig zijn. Bij ons zijn dat Herman Vanderslagmolen en John ny Krijnen. Zij lopen al zo lang mee dat ik naar dat soort dingen niet hoef om te kijken. In de loop der ja ren hebben zij al hun ervaringen, en die van de renners waarmee zij heb ben gewerkt, op papier gezet". Hebben veel renners een 'klimvoor- blad' met 42 tanden, Rooks heeft al tijd een 39-tiger gemonteerd. „Dan heb je meer keuze mogelijkheden. Met een 42-voorblad moet je achter grotere tandwielen hebben. Ik heb liever minder tanden achter, wantje rijdt in een bergetappe niet alleen omhoog. Met een kleinere tandwie len kun je op het vlakke 'groter' rij den, dat is het gemak ervan". Soms zie je renners tijdens een klim stilvallen doordat ze niet goed schakelen. Is dat zo moeilijk? Rooks: „Het vergt wel een bepaalde techniek. Het gaat erom datje druk op de derailleur houdt. Gebeurt dat niet, dan wil de ketting er wel eens tussen schieten. Tegenwoordig heb je trouwens ook versnellingsappa raten waarmee dat niet kan gebeu ren. Dan hoor je een klik en dan zit- ie erop". Meer dan twintig keer geel voor Joop Zoetemelk LUXEMBURG (ANP) - Zestien Ne derlanders hebben in de lange ge schiedenis van de Ronde van Frankrijk de gele trui gedragen. Twee van hen reden in het geel Pa rijs binnen: Jan Janssen in '68 en Joop Zoetemelk '80. De ranglijst van de Nederlandse gele-truidragers is: 1. Joop Zoete melk 22 gele truien, 2. Wout Wagt- mans 13, 3. Gerrie Knetemann 7. 4. Wim van Est en Gerrit Voorting 4,6. Jelle Nijdam, Jan Raas en Teun van Vliet 3, 9. Ab Geldermans, Jacques Hanegraaf, Jan Janssen, Gerben Karstens en Johan van der Velde 2, 14. Henk Lubberding, Adri van der Poel en Rini Wagtmans allen 1 gele trui. DEN HAAG (GPD) - Jean-Paul van Poppel is sprinter. Mis schien wel de allersnelste ter wereld. Vorig jaar behaalde hij in de Tour de France vijf etappe-overwinningen met zijn specialiteit: het 'knallen' op de laatste honderden meters voor de finish. Puur op basis van die eigenschap werd hij voor (heel) veel geld aangetrokken door Peter Post. De ploegleider van Panasonic heeft zelfs zijn taktiek op zijn sprinter afgestemd. Winnen betekent publiciteit en uiter aard is het de sponsors daarom allemaal te doen. meer. En dan voel je dat het goed Door Peter Ouwerkerk en Dick Heuvelman - Wat kun jij vertellen over de ver snelling? Van Poppel: „Er is maar een ver snelling voor mij, de 53x12. Of het moet de laatste kilometer zo erg op lopen, dat ik een tandje terug moet; naar een 13. Maar lichtoplopend is gewoon de 12." - Voor heb je altijd een 53-blad staan? „Ik wel. Er zijn er die een 52 rij den, maar dat wordt wat te licht. De meesten rijden met 53. Alleen verle den jaar in de Tour, de laatste dag op de Champs Elysees, die anders als andere jaren iets aflopend zou zijn, toen zag ik er verschijnen met 55-bladen. Ikzelf had 54 staan, een tand groter dan normaal. Maar toen bleek, dat het allerlaatste stukje juist weer opliep. Dus er was hele maal geen sprake van een aflopende sprint. We waren allemaal geflikt. Ook ik. Want ik had beter met een 53 kunnen sprinten dan met een 54. Was toch even te zwaar voor me." - Het is de meest modale sprintver snelling, 53x12; ben je daar al bij de amateurs mee gaan sprinten? „De eerste jaren niet, maar vanaf mijn derdejaar altijd een 12. Je gaat hem steeds beter beheersen, je krijgt meer macht in je benen, dan ga je ook beter met die versnelling - Wanneer leg je 'em op de 12? „Als er 400 meter voor de streep nog een bocht ligt, probeer ik 'm toch alvast op de 12 te gooien. Het idee dat-ie er niet op wil... Als er veel spanning op je ketting staat, wil je wel eens moeite hebben met scha kelen naar de 12. Dus kies ik voor zekerheid, en kijk ik er nog een keer naar. Want :n de sprint kan dat niet - Dan zitje niet te vroeg te zwaar? „Nee, ik ben er echt heel sterk mee, met die 12. Ik heb hem goed onder controle." - Heb je er speciaal op moeten trainen? „Gaat automatisch. We koersen natuurlijk ontzettend veel, daar krijg je al macht genoeg van. Ik train niet specifiek op de sprint. Ik het begin had ik er heus nog wel moeite mee. Dan sta je op die fiets, dan merk je dat het meer een weg- duwertje is, dan dat je er mee om kunt gaan. Het is pas van de laatste twee jaren dat ik 'em goed kan ge bruiken." - Weet je eigenlijk hoeveel meter het is, een 53x12? „Nee... Ik ken die tabelletjes wel, maar ik heb er nog nooit op geke ken. Interesseerde me niet zoveel. Het zegt wat over hoeveel meter je omlegt, maar het zegt niets over het gevoel in je benen. En dat is toch het enige wat me interesseert. Kan ik het, of kan ik het niet? Ik weet niet hoeveel trappen ik nog moet doen, op 200 meter van de meet. Dan ga je technisch zitten praten, terwijl je het toch vooral moet hebben van het lichamelijke." „In het verleden heb ik wel gebro- beerd met een 54 te rijden, maar dat is niet zo geweldig bevallen. Sowie so niet. Als ik geen sprinter was, zou ik eerder een 52 rijden; die 53 heb ik echt nodig voor de sprint. De 54x12 heb ik niet onder controle, daar ben ik niet sterk genoeg voor, denk ik, dan zou ik 54x13 moet sprinten. Maar het is al een aardige versnel ling, hoor, 53x12." „Ze hebben tegenwoordig ook al een 11, bij Shimano. Ze vroegen me laatst of ik daar niet eens mee wilde rijden. Heb ik niet gedaan, ik denk dat ik 'em niet rond krijg. 54x12 is maar een heel klein beetje zwaar der, maar als je dan 53x11 neemt, Op macht en kracht en de juiste versnelling, daar komt het op aan bij het sprinten. Van Poppel 'zit' links. (foto archief) scheelt dat nog veel meer. Ik ken niemand, die met een 11 rijdt... En als er een mee sprint, zal die nog niet teveel gewonnen hebben." - Zie je het er ooit van komen, een 11? Een 12 bestond vijftien jaar gele den ook nog nauwelijks... „Als je nu geen 12 trapt, kun je niet meer meekomen. Maar of het ooit een 11 wordt, durf ik niet te zeg gen. Ze zullen heus wel nog zwaar der gaan rijden. Maar niet die 11; een tand achter is veel meer dan een tand voor. Er hebben er natuurlijk al veel zwaarder gereden, in de tijd van Maertens, die begon er mee. Die is met 56x12 bezig geweest. Maar ze zijn er al van teruggekomen. Het kan niet. Dan moet je heel wat champagne drinken... Eerder 54x12 dan 53x11." „Verleden jaar ben ik in de Ronde van Zweden met een 54-blad aan het experimenteren geweest. Maar de sprints gingen veel te moeizaam. Niet overtuigend. Omdat ik er mee gereden had, wilde ik het toch de laatste dag proberen in de Tour. Ze gingen allemaal zwaarder, hoorde je. Maar ik zei meteen, toen ik over de finish kwam, ondanks mijn over winning: als het volgend jaar dezelf de aankomst is, pak ik gewoon de 53. Je gaat stilvallen. Je krijgt even een hogere snelheid, maar je valt des te sneller stuk. Je komt ineens tegen een muur aan." Jelle Nijdam is een renner die het als tijdnjder-proloogspecialist van een 'zwaar verzet' moet hebben. Rammen op de twaalf doet hij graag als het parcours hem daartoe in staat stelt. Zoals twee jaar geleden, toen de Tour-proloog zich op de Kurfürstendamm in West-Berlijn afspeelde. Twee lange rechte stuk ken asfalt. Ideaal voor een proloog- specialist als Nijdam, die toen ook prompt zegevierde. „Ik kon daar toen 55 x 12 (9.79 me ter per pedaalomwenteling - red draaien. Een aardig verzetje, ja. Als ik hem op de twaalf kan leggen, voel ik me het best. Dan denk ik ook de meeste kans te hebben om te win nen. Maar lang niet altijd kun je de 12 steken. Als er een beetje wind staat, wordt het heel moeilijk. Dat zul je toch al gauw moeten terugval len op de 13". Dit keer is de proloog in Luxem burg en via-via'heeft Nijdam al te horen gekregen dat het traject daar niet zo voor hem is geknipt. Nijdam: „Er schijnt een nogal lastig klim- metje in te zitten. Wat ik zo links en rechts heb gehoord, denk ik dat ik dat ik met 53 x 17 (6.66 - red.), of 16, naar boven moet. Dan, ais het wfeer naar beneden gaat, gaat de 13 erop en tot besluit de 12. Tenminste, die voorstelling heb ik me ervan ge maakt. Maar misschien moet ik wel andere versnellingen gebruiken". Ervaring Dat zal afhangen van de verkenning van het parcours. Nijdam: „Als ik het paar keer heb gereden, dan weet ik het wel". Overleggen met zijn ploegleider en mecaniciëns doet hij niet. Daar wordt hij niet wijzer van. Nijdam: „Nee, ik heb ondertussen wel zo veel ervaring dat dat niet meer nodig is. Twijfels heb ik wat het kiezen van het goede verzet ei genlijk ook nog nooit gekend. Dat kan ik me tenminste niet herinne ren. Nee, daar heb ik geen enkel probleem mee. Ik loop nu al zo lang mee dat ik wel weet wat ik moet doen". Voor de 'gewone', zeg maar lange re tijdritten, zegt Nijdam genoeg te hebben aan een oriënteringsrit per auto. „Op die manier kun je het ook allemaal wel vrij goed inschatten. In principe gaan we de zaak op de fiets even in ogenschouw nemen, maar vaak ontbreekt de tijd daarvoor en nemen we snel even de auto. Het ge beurt ook wel dat we de zaak ge deeltelijk per fiets en gedeeltelijk per auto bekijken. Voor langere tijdritten gebruik ik meestal een voorblad met 53 tanden en achter kan ik dan kiezen uit tandwielen van tussen de 12 en 18". Warming-up Sec mag zo'n proloog dan slechts enkele minuten vergen, Nijdam denkt dat hij in Luxemburg zeker een warming-up van een uur nodig zal hebben. „Ja, want doe je dat niet, dan blokkeer je gelijk op die helling waar je al na 900 meter te genop moet. In Berlijn ben ik toen koud op de fiets gestapt. Dat advies had ik gekregen, met als argument dat je dan explosiever bent. Daar ben ik niet zo van overtuigd ge raakt, hoewel dus wel won. Maar het lijkt me toch wel beter als je je eerst goed opwarmt". LUXEMBURG (ANP) - In 53 jaar hebben 49 Nederlandse wielrenners in totaal 121 etappes in de Ronde van Frankrijk gewonnen. De Zeeuw Theofiel Middelkamp werd in 1936 de eerste Nederlandse etap pewinnaar, Jean Paul van Poppel was vorig jaar op Champs Elysees de laatste. De sprinter vestigde in '88 een record met vier ritzeges in één Tour de France. De ranglijst van Nederlandse etappewinnaars is: 1. Gerrie Knete mann. Jan Raas en Joop Zoetemelk allen 10,4. Jan Janssen 7,5. Gerben Karstens en Jean-Paul van Poppel 6, 7. Wout Wagtmans 4, 8. Wim van Est, Hennie Kuiper, Henk Lubber ding, Bert Oosterbosch, Jo de Roo, Johan van der Velde, Rini Wagt mans en Peter Winnen allen 3, 16. Theofiel Middelkamp, Jan Nolten, Henk Nijdam, Jelle Nijdam, Adri van der Poel, Cees Priem, Albert van Schendel, Theo Smit, Gerrit Voorting en Ad Wijnands allen 2,26. Erik Breukink, Hans Dekkers, Maarten Ducrot, Leo Duyndam, Cees van Espen, Henk Faanhof. 'W-'' Het versnellingsapparaat van een moderne race-fiets. Het wielrennen meer een krachtsport aan het worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 23