IJs met temperament De Italiaan is niet meer weg te denken uit het stadsbeeld Over smaak valt niet te twisten. Maar dat de Italiaanse ijsmees ters al dik vijftig jaar de smaak makers zijn van het hier gevente consumptieijs vormt amper een punt van discussie. Per hoofd likt de Nederlander jaarlijks zo'n ze ven liter ijs weg. Dat betekent dan weer dat er in dit land elk jaar 93 miljoen liter ijs door gaat. De Ita liaan bezit een marktaandeel van 33 procent. Ze zijn volledig opgenomen in het stadsgezicht van vele Nederlandse ge meenten, de Gamba's, de De Loren zo's, de Marinello's, de Talamini's, Agnoli's, Belfi's, Olivo's en noem ze allemaal maar op. Afkomstig uit dorpjes die al eeuwen loom liggen te soezen in de schaduw van de Dolo mieten, hebben ze zich aangepast aan de Nederlandse zeden en gewoonten zonder ook maar iets van hun identi teit prijs te geven. Kostschool Neem Gaston Agnoli, eigenaar van ijssalon Capri in de Leidse binnen stad. In 1947 werd hij geboren in Gouda, in een kamer boven de zaak van z'n vader. In zijn kleuterjaren groeide Gaston naar de zin van papa te veel op als Nederlander. De kleine Agnoli sprak vrijwel geen woord Itali aans, maar des te meer Nederlands. En papa sprak heel gebrekkig Neder lands, zodat vader en zoon elkaar nau welijks verstonden. Reden genoeg voor de oude Agnoli om junior naar Italië te sturen. Naar de kostschool. Gaston moest maar Italiaans leren, en een echte Italiaan worden. En zo heeft Gaston op zijn beurt zijn kinderen naar het land van oorsprong gestuurd om hen te laten opgroeien volgens de normen van de Italiaanse opvoeding. Zijn familie komt uit Zoppe di Ca- dore. Een kilometer of tien verwij derd van Vodo di Cadore, het dorp van herkomst van de Belfi's, en van Venas waar de Olivo's vandaan ko men. De streek biedt veel ongerepte natuur, maar helaas weinigen wel vaart. Zeker in het verleden ging dat eigenlijk voor héél Italië op. Het on derscheid tussen rijkdom en armoede tekende zich vroeger nog scherper af dan nu; de bewoners leken de pracht van het natuurschoon als het ware te moeten betalen met de last van een beklagenswaardig bestaan. Niet voor niets waren de Italianen de eerste buitenlandse werkkrachten in Nederland. Het was bepaald niet uit weelde dat met name de Toscaners rond de eeuwwisseling hun diensten aanboden als pottenbakkers of schoorsteenvegers. Ze werden nader hand gevolgd door de. terrazzower- kers uit Udine en omgeving, uit de streek Friuli. De laatste stroom emigranten die de economische malaise ontvluchtte waren de Italianen die zich hier ves tigden als ijscoman. "Een beetje bos bouw en een beetje landbouw, daar hield het bij ons in het dorp wel mee op", weet Gaston Agnoli van overle vering. "Vandaar dat menigeen zich begin jaren dertig genoodzaakt zag te emigreren. Vanwege de slechte eco nomische toestand is ook mijn vader naar Nederland gekomen". Aan ijs maken hadden ze altijd al gedaan, daar in die bergdorpjes in Noord-Italië. Daartoe werd van ouds her natuurijs uit de berggletsjers ge hakt, geconserveerd en 's zomers ge- mixed met vruchten. Voor zover Va lentino Olivo, de beheerder van salon La Venezia in Leiden, het heeft kun nen achterhalen bereidden zijn voor ouders al ijs in 1850. Zakelijk instinct zat van nature in de familie, vandaar dat grenzen voor de Olivo's destijds al niet bestonden. Diaspora Ze brachten de koele lekkernij aan de man in Joegoslavië, vervolgens in Ita lië zelf, in Frankrijk en Duitsland om ten slotte in de jaren dertig in Neder land verzeild te raken. Met achterla ting van alles dat zo vertrouwd was. En zo zwermden velen uit over de landkaart van Europa, een ware dia spora van mensen uit de Cadore kwam op gang. "Het dorpje waaruit onze familie komt telde 150 jaar gele den 2000 inwoners, nu zijn er iets meer dan 600 mensen die daar perma nent wonen", vertelt ijsventer Luigi Belfi, in z'n vrije tijd amateurhistori cus en expert als het gaat over de his torie van z'n geboortestreek. De eerste ijsmakers reden voor het eerst rond 1930 met hun smetteloos witte karretjes door de Nederlandse steden om de specialiteit van hun huis uit te venten. In Leiden waren dat de Olivo's en de Belfi's. In Den Haag de Talamini's, in Utrecht de De Lorenzo's. Giacomo Belfi, de vader van Luigi en Costantino, arriveerde als zovele streekgenoten in 1934 be rooid in Leiden. Het kostte nogal wat moeite om het vertrouwen van de Nederlandse con sument te winnen, destijds. Veel meer dan nu werd al wat er aan eet baars uit het buitenland kwam ge wantrouwd. Niets ging in die tijd bo ven de Hollandse pot. Bovendien werd er bij herhaling gewaarschuwd tegen de consumptie van onverpakt ijs. Dat kon niet anders dan onhygië nisch zijn. Puur eigenbelang dreef de Neder landse ijsboerén tot de poging hun klanten de bevestiging van dat voor oordeel aan te reiken. De bond van consumptie-ijsbereiders vond het kerk, voor de kleuterschool en voor de sport. Zelf zit ik in het bestuur van een vereniging voor bobsleeërs. En ik schrijf veel over de geschiedenis van het dorp. Daar zijn we graag gezien, wij worden niet met scheve ogen be keken". Er zijn collega's, weet hij, die niet hartstochtelijk worden omhelsd als ze hun gezicht in hun dorp van her komst laten zien. Omdat die de fout maken te nadrukkelijk te koop te lo pen met het in Nederland behaalde succes. "Dat hebben ze hier bereikt door de mouwen op te stropen, maar daar lopen ze dan in zeer modieuze colberts rond. Zelf hebben we het nu ook niet slecht, maar persoonlijk geef ik niets om uiterlijk vertoon. Ik rij rond in een Fiat, die twaalf jaar oud is. Maar er zijn er ook die met een gloed nieuwe Mercedes het plein oprijden. En dat steekt bij de mensen die het met veel minder geld moeten doen". Smeltkroes Wie enigszins vertrouwd is met Italië weet dat het land feitelijk een smelt kroes is van allerlei volkeren. Zeker in het zuiden zijn tallozen uitsluitend de streektaal machtig. Er zijn dus Italia nen en Italianen. Zoals er ook Itali aans ijs en Italiaans ijs schijnt te zijn. Zij die uit de streek van de Cadore stammen, koesteren hun produkt dat naar hun mening vaak is geïmiteerd, maar zelden overtroffen. En het is vol gens hen niet alleen de smaak die het 'm doet, het is ook de gave om mensen voor zich in te nemen. En die missen anderen, volgens hen. "Italiaans ijs is anders dan het ande re ijs, al hoefje niet per se Italiaan te zijn om ijs te kunnen maken". Het is een uitspraak, opgetekend uit de mond van Victor Terranova. Hoe Ita liaans zijn naam ook mag klinken, door landgenoten uit de Cadore- streek wordt hij niet als een van hen herkend. Nogmaals: er zijn Italianen en Italianen. Niet dat ze een hekel aan hem hebben, maar er wordt enige af stand ten opzichte van Terranova be waard. Hij komt immers niet uit de omgeving wgar de Italiaanse ijsmees ters werderï geboren. Bovendien heeft de 36-jarige Terranova, intussen 22 jaar in Nederland, zich in het Leid se centrum behalve als ijsverkoper (salon Italiaook nog als pizzabakker gevestigd. "Dat klopt", geeft Terrano- va toe. "En het klopt ook dat onze fa milie niet uit het noorden van Italië komt, maar van Sicilië. Persoonlijk gun ik iedereen het beste, maar het beste Italiaanse ijs komt wel uit het zuiden". Terranova zegt het met een stellig heid die nauwelijks tegenspraak duldt, al blijft het een kwestie van smaak. Zelf hebben de Italianen het ijs ook niet uitgevonden, als tenmin ste het IJsboek van Fernanda Gosetti mag worden geloofd. De koude lek kernij schijnt van Chinees patent te zijn, en naderhand via Sicilië geïm porteerd in Europa. De eerste Italiaan die buiten de landsgrenzen een ijssa lon begon, was trouwens een Sicili- aan, een zekere Francesco Procopio Coltelli. In de zeventiende eeuw opende hij z'n zaak in Parijs. In zover re heeft Terranova dus meer recht van spreken dan zijn landgenoten uit het noorden. "Iedereen denkt maar wat hij wil denken. Als er mensen zijn die zeggen dat hier niet het echte Italiaanse ijs wordt verkocht, dan zeg ik dat er veel vraag naar is en we er hier mede een bestaan door hebben kunnen opbou wen. We hebben 15 smaken in huis. Er komen hier mensen in de zaak die het hele handeltje bij elkaar laten gooien, terwijl sommige smaken helemaal niet bij elkaar passen. Daar word ik soms gek van. Maar ach, de klant is koning. Mijn oom in Den Haag maakt het ijs, en ik zal niemand vertellen hoe die dat doet. Je moet altijd oppassen voor concurrenten". Wat dat betreft handelt Terranova net zo als zijn landgenoten uit het Noor den. Het recept van het ijs van het huis, kan niet schelen hoeveel sma ken, is het geheim van de familie. Bas ta. Alleen Valentino Olivo van La Ve nezia maakt er geen enkel probleem van zijn klanten desgevraagd te ver tellen welke ingrediënten hij 's mor gens gebruikt tijdens het ijs maken. "Waarom zou ik daar geheimzinnig over doen? In ouwe kookboeken die dateren van 1800 valt al te lezen hoe je het moet doen. Melkpoeder, eieren, smaakpasta en hazelnoten, dat gaat er allemaal in. Op de blikken waarin de grondstoffen zitten staat de gebruik- aanwijzing. Compleet met het aantal grammen van het een en van het an der".- Of dat recept nog lang wordt ge volgd, is nog maar de vraag. "Ik ben bang dat dit ambacht gedoemd is uit te sterven", is de sombere voorspel ling van Olivo. "Het is altijd van vader op zoon gegaan. Zelf heb ik geen kin deren, maar ook zij die ze wel hebben kunnen maar geen opvolger vinden. Omdat de kinderen hebben ontdekt dat er makkelijkere methoden zijn om geld te verdienen". "Tot voor kort heb ik altijd gewei gerd te geloven dat het ooit zo ver zou komen, maar helaas heb ik afscheid moeten nemen van dit standpunt", zegt Luigi Belfi met een stem, vervuld van weemoed. "Ik denk dat het over een jaar of twintig, dertig gebeurd is met de koopman. Helaas. Want daar door valt een stukje Italiaanse cultuur en romantiek weg uit het straatbeeld van vele Nederlandse steden". ZATERDAG 24 JUNI 1989 STOTI li A PAGINA 19 EMM Begin jaren dertig verschenen ze voor het eerst in het stadsbeeld van menige Nederlandse gemeente. Berooid arriveerden de Italiaanse ijscoventers in de hoop het hier beter te treffen dan in hun vaderland. Velen moesten een 'onmenselijk' bestaan leiden om dat doel te verwezenlijken. Het grootste probleem waarmee nu in de Italiaanse ijssalons wordt geworsteld is dat van de opvolging. "Onze kinderen hebben geen interesse. Daardoor lijkt een stukje Italiaanse cultuur en romantiek gedoemd uit het Nederlandse straatbeeld te verdwijnen". maar niets, die vreemde concurrentie. "Deze heren komen in de voorzomer hier, verlaten tegen september het ru we noorden en verteren hun geld in eigen land, waar ze hun belasting be talen, de penningen die ijslustig Ne derland heeft betaald". De argwaan ten opzichte van de Ita liaan mocht dan aanvankelijk groot zijn, ook al omdat die volgens Belfi in de jaren dertig nogal eens werd ver eenzelvigd met Mussolini, diens ijs smolt spoedig veel van de vooringe nomen standpunten weg. Een bemin nelijk gezicht deed de rest, daardoor werd de taalbarrière snel doorbroken. Niet zonder trots merkt Luigi Belfi, die een jaar of zeventien was toen hij naar Nederland kwam, óp dat hij en zijn vakbroeders vóór alles oog heb ben voor de hygiëne. In de jaren der tig was dat al zo. Geen bediende bij Guido de Lorenzo, die als eerste Itali aan een salon in Utrecht opende, die het hart had met smoezelige handen op het werk te verschijnen. Hoogst- përsoonlijk zag de baas er elke mor gen op toe dat alle nagels schoon wa- "En zo glimt nu nog 99 procent van de salons de klanten tegemoet", stelt Belfi. "Trouwens, zelf hebben wij een armoedig pakhuis. Maar je kunt van de grond eten. Wij letten er haar scherp op dat alles schoon is. Niet voor niets, de ambtenaren van de Keuringsdienst van Waren komen nog maar zelden langs". Geen streek in Italië is 's winters zo Hollands georiënteerd als die in de vallei van de Cadore. In de schaduw van de Dolomietentoppen wortelden de familiestambomen van verreweg de meeste, in Nederland werkzame Italiaanse ijsventers en salonbezit- ters. Van de Gamba's, de De Loren zo's, de Talamini's, de Belfi's en de Olivo's. Ze mogen zich dan een groot deel van het jaar in hun tweede vader land Nederland ophouden, zodra het ijsseizoen is afgesloten reppen ze zich naar hun dorp van herkomst. Zoals Gaston Agnoli van ijssalon Capri het uitdrukt: "Om bij te komen van de ve le uren die je in de zomer moet ma ken". Die dag wordt hem niet eens de tijd gegund te herstellen van een hecti sche nacht. Gaston heeft zijn bed nau welijks gezien. Om middernacht had hij zijn salon gesloten, zes uur later beviel zijn vrouw en om negen uur stond hij al weer ijs te maken. Mis schien dat er al met al twintig minu ten over zal schieten om iets te eten. Maar verder zal Gaston zeker tot mid dernacht in de salon zijn. "Door de ge boorte van mijn kind is het allemaal anders dan anders. Normaal gespro ken heb heb ik wat meer nachtrust, al is het voor mij heel gewoon dat ik op zonnige dagen om negen uur begin en als het weer wat minder is, om 12 uur 's middags. Maar de salon sluit tel kens om middernacht". En dan heeft Agnoli als telg van de tweede generatie Italiaanse ijsboeren nog niet eens te klagen, vergeleken al thans met wat papa allemaal moest doen om niet in de houdgreep van de armoede te raken. Vroeger was het helemaal een onmenselijk bestaan, ijsventer. Luigi Belfi ziet zijn vader nog uren en uren ploeteren voor de centen. Als of hij 25 uur uit een etmaal wilde ha len. En ook zijn broer Costantino en hijzelf hebben nog moeten sappelen voor het geld. In het gunstigste geval schoten er luttele uurtjes over om te slapen. Soms werden er hele nachten overgeslagen door de Belfi's, die nog geregeld staande worden gehouden over hun achttien jaar geleden overle den vader. Voor Leidenaars Jaap, Ne derlands voor Giacomo. Offer Zelf heeft Luigi in het flakkerende schijnsel van een carbidlamp hele avonden op de Jan van Houtbrug ge staan, al 51 jaar de standplaats van de familie. Dan was het wachten tot de laatste bezoeker de bioscoop had ver laten. Elke gulden was er immers een. "Die moest binnen gehaald worden, ook als het pijpestelen regende. Want aan het eind van het seizoen moest al les natuurlijk wel kloppen. Daarvoor moesten we wel eens een offer bren gen. Niet om op te scheppen, maar toen we een jaar of achttien waren hadden we niet over belangstelling van vrouwen te klagen. Het kwam nogal eens voor dat werd gevraagd of we zin hadden mee te gaan naar Kat wijk. Dan moest er nee worden ver kocht, wat we best wel eens rot von den. Maar het was nueenmaal zo dat het belang van de zaak voor alles ging". De laatste jaren doen de heren het wat kalmer aan, al is het voor hen heel gewoon dat de dag om half zes begint. Hun dagtaak begint met ijsmaken, daarna gaan ze langs de scholen om vervolgens hun standplaatsen in de stad in te nemen. De een, Luigi, op de Jan van Houtbrug. De ander, Costan tino, op het Stadhuisplein. De werk dag pleegt om een uur of tien 's avonds te worden afgesloten op hun ronde door een van de Leidse wijken. "Tot m'n vijfentwintigste heb ik ar moe geleden, straatarm zijn we ge weest. Het was werken, werken en nog eens werken. Als m'n oudste broer eens wilde gaan dansen, spaar den we met z'n drieën voor het entree geld. Vergeleken met toen leiden wij nu een luizeleven. Financieel gaat het ons nu goed, zoals de meeste Italiaan se ijsboeren nu. En dat hebben we ge daan zonder ooit de hand op te hou den. Dat geeft inderdaad voldoening, al zouden we ons gezin graag wat meer bij elkaar hebben". In Leiden wonen ze samen, de broers. Vrouwen en kindéren verblijven in Italië. Dit jaar zien de Belfi's hun vrouwen al helemaal weinig, omdat de kinderen middenin hun examen jaar zitten. En dan hoort zeker de moeder in de nabijheid van de kinde ren te zijn. Een gezelliger leven is denkbaar, vinden ze zelf ook, maar in hun visie is de relatie op afstand nu eenmaal nodig voor de opvoeding van de kinderen. Daarom zijn ze ook be wust niet aan een salon begonnen, de Belfi's, die nog zweren bij hun karre tjes. "In een salon", licht de 52-jarige Luigi toe, "wordt altijd in familiever band gewerkt. Vrouw en kinderen ra ken hoe dan ook direct en indirect bij de salon betrokken. En wat krijg je dan? Dat de kinderen te weinig aan dacht krijgen. En dan zit het er in dat ze een beetje hun eigen weg gaan in een land met een heel andere cul tuur". Niets ten nadele van Nederland, zegt Luigi Belfi uit naam van zijn in totaal 150 collega's. Uiteindelijk zijn alle families hier indertijd fantastisch opgevangen en alleen daarom al zal er nooit een kwaad woord over Neder landers over zijn lippen komen. "Maar vergeet niet dat we uit Italië ko men, en dan nog uit hele kleine Itali aanse dorpen. En daarvandaan heb ben we bepaalde gewoontes en prin cipes meegenomen. Geloofsbeginse len bijvoorbeeld, die daar in het alge meen strenger worden aangehangen dan hier. Tegenwoordig lopen hier jongeren heel gauw van huis. Of ze gaan samenwonen". Dat is in Vodo di Cadore ondenk baar, zegt Belfi, hoewel de omgangs vormen ook daar langzaam maar ze ker soepeler worden. "Dat neemt niet weg dat we het huwelijk nog steeds belangrijk vinden. En dat we bovenal hechten aan de familiaire band op grond van wederzijds respect. Ouders ten opzichte van kinderen en omge keerd. Onze wereld is kleiner dan die van hier, en daarin voelen wij ons on veranderd prettig. Met alle respect voor de levenswijze die vele Neder landers aanhangen". Gaston Agnoli van salon Capri bezit een huis in de omgeving van Treviso, maar of hij zich daar ooit voorgoed zal vestigen houdt hij verborgen in de schoot van de toekomst. "Je weet nooit wat die zal brengen", zegt hij. Valentino Olivo zal tussen Leiden en Venas blijven pendelen, als hij de pensioengerechtigde tijd mag bele ven. Er zijn Italiaanse ijsmeesters die altijd zullen beweren dat hun hart in Italië ligt en hun verstand in Neder land, Valentino is het allemaal om het even. Mochten Italië en Nederland el kaar volgend jaar op het WK-voetbal ontmoeten, dan mag wat hem betreft de beste winnen. En de Belfi-broers zullen straks al evenzeer hun Leidse domicilie met die in Vodo di Cadore afwisselen. Giacomo Gregori, de onder-burge meester van Vodo di Cadore heeft zich ooit laten ontvallen amper bin ding met zijn uithuizige dorpsgeno ten te hebben. Ach die ïjsbereiders, naar de mening van Gregori hadden ze economisch noch politiek ook maar iets voor het dorp te betekenen. Geen vlees en geen vis, geen cassata en geen pistache, ze horen niet hier en ze horen niet in Nederland. Deze opmerking is door de gemeen schap van Italiaanse ijsmeesters in Nederland als een stoot onder de gor del opgevangen. Luigi Belfi kan zich er nog kwaad om maken. "Hij is een vriend van mij, maar ik zeg hem gere geld de waarheid. Dat hij ooit heeft gezegd dat wij voor zijn dorp net zo veel waard zouden zijn als een toerist, neem ik hem nog steeds kwalijk". Zijn broer en hij voelen zich juist dorpelingen in hart en nieren, als ze 's winters in Vodo di Cadore zijn. En ze voelen zich ook zo geaccepteerd, al wekt Luigi geregeld verbazing als hij het verhaal opdist dat haring zo lek ker is. "Dan word ik voor gek versle ten, want wie eet er nu rauwe vis0 Maar geen deur blijft daar dicht voor ons. Omdat we voor iedereen daar klaar staan. We collecteren er voor de door Gerard van Putten Luigi Belfi: "Ik denk dat het over een jaar of twintig, dertig ge beur dis met de koopman". Loek zuyderdum»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 19