'Ik wilgeen volksprediker worden'
Jos Brink werkt zeven dagen per week in de stilte van de medemenselijke nood
VRIJDAG 23 JUNI 1989
PAGINA 21
Jos Brink, bijna 48, voorheen doopsgezind. Bekend van de televisie en van zijn
wekelijkse column in Privé. Minder bekend als pastoraal werker in de
binnenstad van Amsterdam. Wekelijks op de preekstoel, met name in het
gebouw van de katholieke basisgemeente De Duif, en daarnaast belast met
alle taken die een voorganger te vervullen heeft: ziekenbezoek,
stervensbegeleiding, begeleiding van aids-patiënten. Werkt naar eigen
zeggen zeven keer vijftien uur per week, vaak onder de schijnwerpers, maar
niet zelden in de stilte van de medemenselijke nood. Voltooide onlangs een
toneelstuk over de Jappenkampen en zijn tweede boek met opstellen over
religie. Schrijft een rubriek in Trouw over het geloof.
Een gesprek over de minder bekende en hoogst ongewone kant van een
bekende en gewone Nederlander.
door Wim Meiners
Hij schiet naar voren op de krakend
lederen fauteuil in zijn Amsterdam
se woning. Op de vraag of hij op zon
dagochtend op TV 10 een kerk
dienst vanuit Aalsmeer zou willen
verzorgen, reageert Jos Brink op
zijn eigen wijze.
"Nee, ben je gek zeg. Ik denk niet dat ik
dat zou doen. Ik weet toch al niet hoe ik
het een beetje in de hand moet houden.
Hoeveel zondagen per jaar hebben we?
52. Dat is 52 preekbeurten. Maar dan
krijg je ook nog een aantal jeugddien
sten, een aantal speciale dagen die men
sen organiseren, en ziekendagen. Nee,
dat kan niet, want het is mijn vak niet".
Is dat de reden om het niet te doen?
Dat het je vak niet is?
"Nou, ik wil dus geen volksprediker
worden. Ik denk ook niet dat men daarop
zit te wachten".
Dat staat nog te bezien. Coen Mou-
lijn hoefde vroeger alleen maar op de
middenstip te gaan staan, en dan liep het
hele Feyenoord-stadion al vol. Als jij op
zondagochtend op TV-10 een kerkdienst
vanuit Aalsmeer...
duidelijk. Die is allang gegeven door een
buitengewoon geniale boodschappen
jongen, ooit. En ik sjouw het tasje alleen
maar. Meer ben ik niet, en ook niet min
der. Ik probeer mijn visie erop te geven
vanuit een gewone jongen in een gewone
maatschappij. Dat reik je aan, alleen
maar discussiestof'.
En dat is alles?
"Wat ik eigenlijk probeer te bereiken,
is dat mensen met andere mensen zorg
vuldig omgaan, of met de schepping
zorgvuldig omgaan, en meer niet. Want
dat is de opdracht vanuit het evangelie".
Bemoedigen
Zorgviddig met elkaar omgaan, dat
betekent ook elkaar bemoedigen. Zeggen
tegen de twijfelaar dat hij in zichzelf
moet geloven, op zichzelf moet vertrou
wen. Als iemand niet op zichzelf ver
trouwt, dan vertrouwt hij ook niet op
God.
"Klopt".
Dan is hij i
tezen godslasterlijk be-
"Ik probeer de visie te geven van een gewone jongen in een gewone maatschappij"
"Ach welnee. Als ik de manier, waarop
ik denk en probeer te leven, doordruk in
andere programma's en publicaties, wat
ik dus oprecht probeer en waar ik ook
best een beetje slim in ben, dan bereik ik
een groter publiek. Groter <^an datje een
viering van woord en tafel doet op zon
dagmorgen, want dat is met recht een
preek voor eigen parochie. Daar kijkt
maar een heel klein gedeelte naar, men
sen die behoefte hebben aan een kerk
dienst, die zetten dat aan".
Wel eens in Amerika geweest? Heb je
die televisiedominees gezien?
"Dominee Peal in New York bijvoor
beeld. Als ik er ben, ik ga dus in augustus
weer, dan ga ik op zondagmorgen zeker
naar hem kijken. Een fantastisch leuke
man, die gloedvolle preken houdt. Dat
zijn conferences met heel veel lach er in,
en dan wringt hij het toch weer waarnaar
hij het hebben wil. Dat doet-ie heel knap.
Maar het is een soort vercommercialise
ring van het evangelie, en ik denk niet
dat ik daar helemaal in mee kan gaan".
Een beetje dominee mag best wat
theater maken, heb je weieens gezegd.
Waar ligt de grens tussen theater en com-
"Ach, een beetje commercie is nodig,
want het zit hier in De Duif ook vol. Maar
daar zijn binnen de kerk ook wel eens
vragen over. Dan kan je zeggen: de men
sen zijn die drempel over, de nieuwsgie
rigen, en als ze zich kunnen vinden in on
ze manier van liturgie vieren en van bele
ving, dan komen ze ook bij andere predi
kanten terug, en dat is dan geen pro
bleem".
Toveren
"Ja, op dezelfde manier waarop je dat
in het theater merkt. Je legt lijnen uit
naar je publiek. Je moet dus toveren. En
omgekeerd doet het publiek dat met jou
ook. Als je een las van het ene naar het
andere onderwerp hebt, omdat je het er
gens naartoe wilt draaien, is dat eigenlijk
een kunstmatige wending. Dat kan je
met veel vakmanschap naadloos laten
overgaan, zonder dat mensen dat mer
ken. Dat moetje kunnen. Dat moetje be
heersen".
Waar ligt dan het momen t waarop je
prediking overgaat m een toneelstuk?
"Dat gevaar zit er altijd in".
Ga je daar wel eens overheen?
Nee. eh. nee. Ik geloof dat ik die grens
heel zorgvuldig heb uitgezocht. Want an
ders sta je te rommelen. Je doet het in
een theater heel vaak. Er zijn delen in een
rol, die moetje dan hijsen, die moetje er
even overheen tillen. En daar heb je aller
lei trucs voor. Ik denk datje die trucs, be
halve om een kerk stil te krijgen of een
bepaalde aandacht af te dwingen, niet
mag gebruiken, want daar is een kerk
niet voor. Het gaat natuurlijk in wezen
om het Woord en niet om hoe je het
brengt".
Het gaat om de boodschap en niet om
de boodschapper. Boodschappen doe je
in een mandje, en niet op het toneel, zei je
vroeger altijd tegen je critici.
"Ja, en nou ben ik het mandje. Hel
heeft geen zin om te zeggen: ik heb een
hi-„,'k.-h;in FIp hnnrlsrhan in rif- kark i-
Dat heb je zelf geschreven in Trouw:
het is blasfemisch om niet op jezelf te ver
trouwen. Godslasterlijk dus.
"Vind ik ook. Wij zijn een deel van de
schepping. Als je het heel kinderlijk zou
willen zeggen: onze Lieve Heer heeft toch
zijn best op ons gedaan, dus je moet er
niet van uitgaan, dat mensen allemaal
mislukte klungels zijn. Ik geloof in we
zen in het goede van de mens. Want als je
dat niet zou doen, dan zou je dus de god
delijke inspiratie in alles ontkennen. Ik
zeg dat ieder mens een stukje van God is,
en daarbij is God dus een naam, hè, ik
weet niks anders. Als je vindt dat men
sen slecht zijn, of klungels, dan impliceer
je daarmee dat God sleaht zou zijn. En
dat geloof ik niet".
Dus toch een boodschap, maar een
boodschap van steun aan mensen die
door het leven heen wankelen.
"Ik merk dat het die uitwerking heeft,
ja. De meeste mensen wankelen zich suf.
Die denken dat ze niet meer geloven of
dat ze er geen steun meer aan hebben.
Maar dat kan je die mensen zelf en onze
Lieve Heer niet aanwrijven. Dat is een
manco in onze maatschappij en een man
co in de kerkstructuur. Die verwarren
God met de kerk, en dat zijn heus twee
verschillende grootheden".
"Er zijn ontzettend veel mensen die
beschadigd zijn door de kerk, wat na
tuurlijk nooit de bedoeling kan zijn ge
weest. En dat gaan ze dan de almacht, of
hoe je het noemen wilt, kwalijk nemen.
Dat is flauwekul, ze moeten dat de men
sen kwalijk nemen. En daar nog heel
mild over denken, want een mens is al
tijd een produkt van zijn tijd. Ik denk
over de paus voor mijn doen heel mild.
Ik twijfel niet aan zijn integriteit. Ik ben
het alleen niet met hem eens".
Geen antwoord
"Ik vind dat een man in zijn positie niet
de dingen mag doen en zeggen, die hij
doet en zegt. De manier waarop hij praat
over vrouwen, over homoseksuelen,
over geboortebeperking, over abortus,
over euthanasie. Dat is geen antwoord
meer op de vragen die de samenleving
stelt op dit moment. Je kunt niet predi
ken dat God liefde is en tegelijkertijd
mensen uitsluiten. Dat neem ik hem
kwalijk, dat ben ik niet met hem eens. En
dat vind ik heel jammer voor iemand die
de hoogste bestuursfunctie vervult in de
rooms-k'atholieke kerk, waar toch zoveel
miljoenen bij aangesloten zijn, die daar
niet uit durven te stappen".
Of niet willen stappen.
"Of niet willen, omdat ze bang zijn
voor sancties van boven".
Of omdat ze zich er desondanks toch
veilig en geborgen voelen.
"Wat is veilig en wat is geborgen? Ze
zijn bang. Ik ben niet bang".
Is dat de diepste reden voor je bood
schap van steun: mensen zijn bang?
"Ja, ja. En dat is ook de reden waarom
al die kinderen hier komen. Je zou het
een soort van homofielenpastoraat kun
nen noemen. Het is helemaal niet moei
lijk om dat te runnen. Je luistert alleen
maar. En je zegt dat het dik in orde komt
en je geeft een paar kleine bemoedigen
de zinnetjes mee. Dat zijn jongens, en
soms ook meisjes, die dus nergens ant
woord vinden, die zich niet geplaatst we
ten, thuis niet en ook in de maatschappij
niet".
En die-zijn bang. Of eenzaam.
"Allebei, want bang is inherent aan
eenzaamheid. En ik ben het levende
voorbeeld van hoe het wel kan".
Loodzwaar
Maar je doet niet alleen pastoraal
werk voor homofielen. Je preekt in heel
Nederland, bijna iedere zondag, je doet
al jaren aan stervensbegeleiding, aan
ziekenbezoek, je begeleidt aids-patiën
ten. Loodzware arbeid.
"Zeven dagen per week. Ik ben zeven
dagen per week predikant. Naast mijn
andere werk. Ieder mens heeft zijn eigen
mogelijkheden, en ieder mens is een
werktuig op zijn eigen plaats. Ik kan
schrijven, maar dan moet ik het wel
doen. Ik kan praten, maar dan moet ik
het wel doen. Ik kan met mensen om
gaan, maar dan moet ik het wel doen. Dat
mag je dus niet uit de weg gaan, ook al
wil ik dat vaak wel. Ik zit niet altijd op
aids-patiënt te wachten als ik moe ben
of met vakantie wil".
En als ik het goed herken, dan grijp
je in die arbeid veelvuldig terug naar
Mattheiis, Prediker, Jesaja en de psal
men, die vier hoofdstukken.
"Ja, Mattheüs is heel duidelijk, hè.
Marcus is wat historischer, Johannes is
wat gevoeliger, maar ik heb met Mat
theüs heel veel, ja. Jesaja is een groot
profeet, een groot, wijs man. En dan dat
hele kleine boekje van Prediker, dat
wordt maar weggedrukt. Nota bene een
van de aardigste bijbelboeken van het
Oude Testament. Het is zoals een toneel
stuk in elkaar zit. De hele aanloop van
het verhaal staat toch in Jesaja, en dan
krijg je een schot voor de boeg vlak voor
de pauze, dat is Mattheüs, en de Hande
lingen van de apostelen maken dat dan
af, en de apocalyps zou je als de apotheo
se kunnen beschouwen".
Waar komt dat vandaan, die behoef
te om het evangelie te verkondigen? De
mensen kennen Jos Brink als de grappen
maker, de artiest, de man van Wedden
Dat. Mijn stelling is, dat er een moment of
een ervaring moet zijn geweest, waarop
je tot die andere levensvulling hebt beslo
ten.
"Ik heb eigenlijk altijd al gepreekt, al
meer dan twintig jaar, sinds die eerste
keer dat ze me in Den Oever vroegen. En
ik studeer mijn hele leven al theologie,
omdat ik het interessant vind".
Incompleet
iv,.„ or mo.,. ...oor - yg [öfc? r,)
leen maar interessant vinden is geen ver
klaring voor al dat pastorale werk. Je
hebt het al druk genoeg.
'Tja, er was een moment dat ik veel
succes had en ook wel een hoop geld, en
je hebt het thuis heel goed, domweg ge
lukkig in de Dapperstraat. En dan denk
je: er is iets achter de horizon. Je voelt je
zeer incompleet, en dan word je ook nog
eens door het ganse volk in een laatje ge
duwd en je bent alleen maar een plezier-
maker, een grappenmaker, een soort ko
miek. En dan denk ik, ja zeg, dat ben ik
niet, in ieder geval niet thuis, dus er klopt
iets niet. Je moet buiten precies zo zijn
als thuis, anders kom je incompleet de
deur uit".
Wat is dat voor een fenomeen?
"Ik ben toch een aantal malen thuisge
komen van een voorstelling, met harte
lijk lachende zalen, dat ik op het toneel
dacht: wat sta ik hier te doen? Dat is heel
gezond. Maar ook niet uniek. Ik ben de
eerste niet. Dat schijnen heel veel colle
ga's te hebben. En dan moet je toch on
derzoeken, wat je te doen staat. En nou
ja, dat wil ik best toegeven, het is ook ge
komen uit een strijd voor mijn minder
heidsgroep. Met het onmiddellijke besef
dat er dus tientallen andere minder
heidsgroepen zijn. Het strijden voor je
plaats onder de zon".
Dus dat heeft toch ook in dat opzicht
een ingrijpende rol gespeeld, de homo
seksualiteit. Vermoedde ik wel, maar ik
wilde het niet meteen als een hoofdver
klaring naar voren schuiven, omdat het
me te zeer voor de hand liggend leek. Zo
van: daar heeft hij vast en zeker veel last
van gehad vroeger, maar kijk eens, het is
hem gelukt en hij heeft veel steun gehad
aan zijri geloof
"Nou, het is toch een soort praktisch
christendom geweest. Het is gewoon
puur in de praktijk brengen van wat er
staat. Steun vinden in de bijbel, daar ben
ik mee grootgebracht. Ik kan het me niet
zonder voorstellen. Dus voor mij is dat
makkelijk. Ik zeg niet dat de bijbel waar
is van kaft tot kaft, maar er staat toch een
aantal uitspraken in, waarmee we het
kunnen doen. Als er in de bijbel staat dat
alle mensen gelijk zijn, dan riep ik tien
jaar geleden: zie je wel, dan zijn dus ook
anders-geaarden gelijk".
"Ik heb mijn goeie naam en faam erbij
gebruikt, te pas en te onpas, en voor het
Nederlandse volk hoef ik me inmiddels
niet meer te bewijzen. Er is heel wat be
reikt hoor, in de afgelopen vijftien jaar.
En nu zeg ik: ook de armen en de rijken
zijn gelijk, en de op een andere manier
minder bedeelden. Alle mensen zijn ge-
■liik^
Weetje nog het moment, waarop je be
sefte: voortaan moet ik die boodschap
van geborgenheid en vertrouwen uitdra
gen?
"Dat is in 1979 gebeurd. Toen heb ik
een uitzending met de koningin ge
maakt. Ik kom thuis en ik denk. nou, dat
staat erop, dat is wel gelukt, het is wel
aardig, geloof ik. Kom ik de volgende
ochtend hier op straat, mensen groepen
samen. Iedereen sprak erover: dat was
wel een gebeurtenis, zeg. Maar ik dacht,
wat nou gebeurtenis? Ik vind het hele
maal geen gebeurtenis, dus is het geen
gebeurtenis. Absoluut niet. Aardig ge
lukt. Blij mee. Meer niet. Maar ik werd
voor het eerst geconfronteerd met het
besef, dat je met mensen dus wel dege
lijk ook wat kunt doen. Ik denk dat ik me
toen pas realiseerde dat mijn manier van
godsdienst beleven zin zou kunnen heb
ben voor anderen. En ik realiseerde het
me helemaal toen ik bij De Duif kwam.
Op dat moment kan je ook niet meer te
rug".
Je hebt het over die uitzending met
dat kusje voor de oude koningin.
"Nou, het was een dikke zoen hoor.
Een paar jaar later ik deed de eerste
uitzending van Wedden Dat, en een van
onze jongens lag in het ziekenhuis
hoorde ik daar in het ziekenhuis, hoe
men daarop reageerde en hoe belangrijk
dat was voor ze. Ik vind televisie-uitzen
dingen dus helemaal nooit belangrijk,
per definitie niet, nooit. Maar het schijnt
het dus toch wel te zijn, belangrijk".
"Daar moet je dan over nadenken, en
dan moet je dat dus ook gebruiken. Ik
heb wel eens gezegd: als je een tv-uitzen-
ding goed maakt, zoals Wedden Dat, een
amusementsprogramma van twee uur,
waar veertien miljoen mensen naar kij
ken, dan kun je daarin ook pastoraal be
zig zijn. Niet voor de mensen die zeggen,
hè hè, ik ga er eens lekker voor zitten,
maar er zijn mensen die ernaar uitkijken.
Die het een soort lichtpuntje in hun le
ven vinden. Dat hoef ik niet te vinden,
maar zij vinden het kennelijk wel. En
daar moetje je dan aan conformeren".
Reacties
"Toen we uitzonden in december dacht
ik, nou zeg ik iets tegen alle mensen die
alleen zitten, of die het kleredagen vin
den, die kerstdagen, wat het natuurlijk
ook zijn. Mensen die ziek zijn of gedeti
neerd of weet ik veel. Nou zeg, dat was
wat. God zegene u, dat was het enige dat
ik zei. Daar kwam een hoos van reacties
op, van mensen die zich toch prettiger
voelden daardoor. Heel veel brieven,
heel veel telefoontjes. En dan moetje dus
zorgen, dat je niet doorslaat, dat je dus
geen Johan Maasbach wordt. Met beide
benen op de grond blijven, geen enge
balker worden".
En dan gaat er ineens zo'n jochie uit
je programma dood.
"Dennis van Bommel".
Hoe leg je dat in hemelsnaam aan ie
mand uit?
"Dat heb ik wel gedaan. Zo'n jongetje
is twee dagen na het programma dood,
en ik moet toch de maandag er op weer
een uitzending maken, alsof er geen kan-
didaatje van me is doodgegaan. Maar dat
moet wel. Toen mijn vader stierf, heb ik
heus gespeeld 's avonds. Want het heeft
er niks mee te maken. Als ik een week la
ter ga spelen, is mijn vader ook dood, en
als ik de uitzending een week uitstel, is
dat jongetje ook dood. Dus je moet ge
woon zeggen, dames en heren dat jonge
tje is dood. En het lijkt me om die en die
reden goed om gewoon die uitzending te
gaan maken, gedaan in overleg met die
ouders. Ik heb uitgelegd dat je omwille
van zo'n jongetje door moet gaan, en
daarbij na moet blijven denken, en dat
deden de mensen ook, want er is wel een
jaar lang post geweest over Dennis. Zijn
ouders hebben inmiddels een kindje ge
kregen. Maar ik heb wel gevloekt toen ik
hoorde, dat-ie doodging".
Waarin schuilt hier de uitgestrekte
hand, wat is in zo'n geval de boodschap
van vertrouwen?
"Die jongen wist heel veel van de ster
ren hè, wist van de samenstelling van het
heelal meer af dan ik. Ik heb als laatste
zin gezegd, dat weet ik nog goed, dat het
mijn diepste overtuiging was, dat hij nu
daar was waar hij zo graag vertoefde. En
dat geloof ik ook. Wij kunnen de maten
van het bestaan niet bepalen, de grenzen
van het bestaan. Dat het begrensd is, dat
weten we, meer niet".
En in afwachting van die kennis le
ven we, en moeten we vertrouwen op een
steun waarmee we dat leven op een beetje
draaglijke wijze doorkomen. En die
steun noemen we God.
"Ja. Je leeft toch? God zij dank, zeg. Is
het niet prachtig? Maar maak het dan
ook prachtig. Ook voor wie het niet
prachtig heeft".
In vol vertrouwen?
"Zeer".
Waarom zeg jij dan God zegene u, en
niet God zegent u?
"Nee, zegene u, in de aanvoegende
wijs. Je smeekt het af'.
En wie niet vraagt, die wordt over
geslagen.
"Nee, dat staat er niet. Maar er staat
wel datje vooral moet vragen. Wie klopt,
zal opengedaan worden".
En als je niet klopt?
"Die uitzending met de koningin, daar sprak iedereen over. Ik denk dat ik
me toen pas realiseerde dat mijn manier van godsdienst beleven zin zou kun-
npri. h.phhpn tinnr nnderpn".
Laten we de commercie even terzijde
houden, want daarover zijn we het eens:
die hoort eigenlijk niet in de kerk. Laten
we het theater blijven noemen. Waar ligt
dan de grens? Merk jij op de p reekstoel of
je voordracht aanslaat?