OEKEN
Het stof der sterren
Ontsnappen aan de
schijn der dingen
Kleurrijke Italiaanse verhalen
Italiaanse schrijvers
opnieuw uitgebracht
'Huis van anderen' is
een klein meesterwerk
Salvatore Satta's De veranda leidt tot ergernis
LITERATUUR
Een staalkaart van gewoonten
WOENSDAG 14 JUNI 1
PAGINA 25
In de Primavera-reeks van Meulen-
hoff is ook een aantal herdrukken
verschenen van Italiaanse romans.
Prachtig uitgegeven allemaal, met
op elke omslag een ander fragment
van Sandro Botticelli's schilderij
'La Primavera'.
'Het laatste oordeel' van Salva-
tore Satta bijvoorbeeld. Het verhaal
speelt zich af in het provinciestadje
Nuoro, Satta's geboorteplaats op
Sardinië. Het belangrijkste thema is
de overgang van de oude naar de
nieuwe tijd. De notarisfamilie die
Satta beschrijft bevindt zich op het
breukvlak van een traditionele sa
menleving en de moderne maat
schappij.
Satta's portretten en schilderin
gen zijn levensecht en soms van een
hartverscheurende schoonheid. Ge
vraagd naar de zin van het leven
antwoordt elke sterveling met zijn
levensverhaal. Zo is het ook in Sat
ta's roman. Ontroerend in hun
weerloosheid en nietigheid, houden
de mensen zich staande in de on
stuitbare kentering.
'Het periodiek systeem' van Pri
mo Levi, samen met een informatie
boekje over Levi in één banderole.
Van alle werken van deze grote Ita
liaanse schrijver vind ik dit boek
het minst geslaagd. De opzet is wel
doordacht. Een resumé van zijn le
ven als chemicus in éénentwintig
hoofdstukken die elk een chemisch
element als titel en thema hebben.
Maar het geheel komt niet echt van
de grond. "De aarde moet zoals be
kend onzuiverheden bevatten om
vruchtbaar te zijn; het fascisme wil
daar niets van weten, verbiedt het
ik was de onzuiverheid die het zink
deed reageren" (uit het hoofdstuk
Zink). Enzovoorts. Een beetje ver
gezocht allemaal, maar natuurlijk
toch met schitterende passages,
zoals we dat van Levi gewend zijn.
Natalia Ginzburg is het goud
haantje van de Turijnse groep
schrijvers rondom uitgever Giulio
Einaudi. Ze schreef novellen, brief
romans, theaterstukken, een histo
rische roman en veel journalistiek
werk. Ze is bedenkster van de
mooie troostrijke regel: "Wanneer
wij gelukkig zijn, heeft onze fanta
sie meer kracht; wanneer wij onge
lukkig zijn is onze herinnering le
vendiger".
Meulenhoff brengt twee Ginz-
burg-romans in herdruk. 'Valenti
no' en 'De stemmen van de avond'.
De eerste gaat over een jonge vrouw
die samenwoont met haar broer Va
lentino, een ijdele, luie, verwende,
en homoseksuele zwakkeling die ik
erg sympathiek vind. Valentino is
de enige in het verhaal die gelukkig
is, want "eigenliefde stelt nooit te
leur". Een psychologische roman.
'De stemmen van de avond' be-
söhouwt de schrijfster zelf als haar
beste werk. Ik niet. Een beetje al te
sober en met overdreven behoed
zaamheid vertelt ze het verhaal van
een familie tegen de achtergrond
van fascisme en oorlog. Nooit eens
iets om te lachen.
PETER BEKKERS
De dag des oordeels, Salvatore Satta,
f 17,90
Het periodiek systeem, gratis infor
matieboekje, Primo Levi, f 18,90.
De stemmen van de avond, Natalia
Ginzburg, f 14,90
Valentino, Natalia Ginzburg, f 12,50
Alle boeken zijn uitgegeven bij
Meulenhoff.
Er zijn maar weinig handarbeiders
die boeiend over hun vak kunnen
vertellen. Ik ben er tenminste nog
niet veel tegengekomen. Nu komt
dat misschien ook wel doordat deze
beroepsgroep een sterk wantrou
wen koestert tegen iedereen die
geen eelt op zijn handen heeft. Als
een loodgieter het heeft over een
'moordenaar' en hij ziet de kantoor
man verschrikt opkijken, dan moet
hij wel denken: laat ik maar ophou
den, aan hem valt geen eer te beha
len.
In vakboeken moet je natuurlijk
helemaal niet zijn om enthousiasme
op te doen voor het nobele hand
werk. Ze zijn over het algemeen zo
krukkig en saai geschreven datje ze
al gauw weglegt.
Toch kan techniek wel degelijk
boeiend zijn, ook voor iemand die
niet dagelijks omgaat met zoetvijl-
tjes en Engelse sleutels. De Italiaan
se schrijver Primo Levi levert daar
van het bewijs met 'De kruissleu-
tel', een roman in eüisoden.
In dit boek heeft Levi gekozen
voor een geraffineerde opzet. Hij
laat de monteur Libertino Faussone
aan het woord over diens techni
sche avonturen en levert daarop af
en toe commentaar. Faussone, zoon
van een koperslager is op en top een
vakman. Zijn specialiteit is het bou
wen van bruggen en daarvoor
wordt hij door zijn firma naar alle
delen van de wereld uitgezonden.
De monteur is iemand die houdt
van zijn werk. De beloning die hij
ervoor ontvangt, is belangrijk, maar
niet het belangrijkste. Het is het
werk zelf waarvoor hij leeft. Hij gaat
daar zo in op, dat hij er net als een
schilder of beeldhouwer maar
moeilijk van kan scheiden.
Primo Levi en Faussone werken
samen als enige Italianen op een fa
briek in de Sovjetunie, waar ze een
bepaald karwei hebben aangeno
men. Levi kan goed luisteren. Na
dat hij de sympathie van de vrij
stugge man heeft weten te winnen,
vallen de verhalen hem als rijpe ap
pels in de schoot. Faussone vertelt
over het sterrestof dat hij eens op
een hoge stalen constructie heeft
aangetroffen, over een aap die hem
in de woestijn helpt met het aan
draaien van bouten, over een lijk
dat hij aantreft in de pijler van een
brug. Je kunt het zo gek niet beden
ken of het komt aan de orde. De
'helden' in Faussones verhalen zijn
'profielstaven en grauwe staalpla
ten', schrijft Levi.
De schrijver meldt op de eerste
bladzij van deze roman dan wel dat
de monteur niet zo'n goed verteller
is, maar met Levi als tolk is dat een
grapje. Het ritme van de zinnen is
subliem, de beelden zijn treffend en
origineel. Je hebt het gevoel alsof er
iemand tegenover je zit die je het
ene geheim na het andere onthult.
Drijvers, pontons, hang- en boog
bruggen - het worden opeens mys
terieuze bouwwerken die een ziel
lijken te bezitten.
Het ontroerendste verhaal vind ik
dat waarin de monteur vertelt over
zijn vader, een koperslager die met
zijn hamer in de hand is gestorven.
Faussone heeft het veel verder ge
schopt dan deze man, die van een
slagveld in Rusland terugkeerde
met een bevroren voet en op schoe
nen met kartonnen zolen naar Italië
is teruggelopen. De vader koesterde
net als zijn zoon een grote liefde
voor zijn vak. Als hij een koperen
pan bij zijn klanten had afgeleverd,
ging hij vaak nog eens terug om te
kijken hoe het de pan vetging.
De oorspronkelijke titel van deze
roman is 'La chiave a stella', wat
'Het sterrestof betekent als ik het
tenminste goed heb in mijn pizze-
ria-italiaans. Deze titel duidt niet al
leen. op het afval van vergane ster
ren dat Faussone ergens op een ho
ge toren aantreft, maar verwijst ook
naar de plaats die de materie in
neemt in het leven van Faussone.
Die materie heeft iets geheimzin
nigs, iets goddelijks bijna. En hij is
het die deze materie beheerst, er
vorm aan geeft. Hij voelt zich niet
alleen maar een monteur maar ook
een schepper. Wat dat betreft sluit
de Nederlandse titel, met daarin het
woord 'kruis', goed aan bij dat god
delijke.
Het is interessant om te zien hoe
de mannen elkaar in het verloop
van de roman steeds meer confiden
ties gaan doen, 'elkaar' ja, want ook
Levi vertelt wel eens iets. Zo trekt
hij onder andere een vergelijking
tussen zijn beroep van schrijver en
dat van monteur. Als de monteur
net heeft verteld over een verdui
veld moeilijk karwei, zegt Levi:
"...ook wij (hebben) onze kwade da
gen. We hebben die zelfs vaker, om
dat je makkelijker kunt nagaan of
een metaalconstructie waterpas is
dan een geschreven bladzijde In
het schrijversvak zijn het instru
mentarium en de alarmsignalen ru
dimentair: er bestaan niet eens be
trouwbare equivalenten van de
winkelhaak en het schietlood. Maar
als een bladzij niet deugt, merkt de
lezer dat, als het te laat is, en dan ziet
het er niet best uit: ook al omdat die
bladzij jouw werk is en van jou al
leen, je hebt geen excuus en kunt je
achter niemand verbergen, je
draagt er de volle verantwoording
CEES VAN HOORE
Italië: een koetsier wacht op passagiers.
De belangstelling voor de Italiaanse
literatuur maakt de laatste tijd in
Nederland een ongekende groei
door. Het is misschien wat overdre
ven om te spreken van een 'boom',
maar een feit is dat de naam van
schrijvers als Calvino, Pavese, Levi
en Ginzburg hier nu voorgoed is ge
vestigd. Om over die van Umberto
Eco nog maar niet te spreken.
Steeds meer schrijvers zijn er in
de loop van de jaren bijgekomen en
nog telkens duiken er weer 'newco
mers' op aan het literaire firma
ment. Waren het in de jaren vijftig
nog vooral de broeierig-erotische
romans van Moravia die hier als
Zwarte Beertjes over de toonbank
gingen, nu is de keuze heel wat gro
ter.
Alsof dat allemaal nog niet ge
noeg is, is Meulenhoff onlangs een
actie begonnen om de Italiaanse li
teratuur in Nederland te promoten.
Onder de noemer 'Primavera' (Len
te) heeft de uitgeverij talloze uitga
ven op de markt gebracht, zowel
herdrukken van bekend werk als
nieuwe romans. Daarnaast heeft
men de bundel 'Primavera, 23 mo
derne Italiaanse verhalen' samenge
steld, een boek waarin 23 korte ver
halen zijn opgenomen die de lezer
een goed inkijkje geven in de schat
kamer van de Italiaanse belletrie.
Natuurlijk ook hier weer de be
kende namen, zoals die van Monta-
le, Calvino, Levi, noem maar op.
Maar het aardige nu is dat van deze
bekende auteurs werk is gepubli
ceerd dat nog niet zo bekend is. Van
Giuseppe Tomaso di Lampedusa,
die wereldberoemd werd met de op
Sicilië spelende roman 'De Tijger-
kat', staat er in deze collectie bij
voorbeeld het verhaal 'De vreugde
en de wet'.
Het gegeven is eenvoudig. Een
klein ambtenaartje 'wint' op zijn
werk een groot kerstbrood omdat
hij daar de meeste gewaardeerde
kracht zou zijn. Zijn collega's heb
ben hem uitgeroepen tot
Gesuggereerd wordt dat ze dat al
leen maar hebben gedaan uit mede
lijden met deze arme sloeber, een
wat 'weltfremde' man die zo lijkt te
zijn weggelopen uit het werk van
Gogol.
Met het kerstbrood onder zijn
arm en een dertiende maand salaris
in de knip, gaat de ambtenaar naar
huis. Eindelijk kunnen hij en zijn fa
milieleden weer wat ruimer adem
halen, kunnen de schulden worden
afbetaald. En zijn kinderen hebben
nu tenminste een dag of twee wat
lekkers bij de thee, iets dat lang niet
is voorgekomen. Maar zijn vrouw
gooit roet in het eten. Als de man
het kerstbrood wil aansnijden, zegt
ze dat het als dank naar de advocaat
moet worden gestuurd, een man die
hen een keer heeft uitgenodigd voor
een etentje. Je weet maar nooit waar
het goed voor is. En zo sparen deze
arme mensen zich het kerstbrood
uit de mond voor een illusie. Want
dat die advocaat hen ooit zal helpen,
kunnen ze natuurlijk wel vergeten.
Het is vooral de spottende, licht-
cynische manier van vertellen die
mij in dit verhaal erg aanspreekt.
Het is een soort spot die je wel meer
aantreft in de Italiaanse literatuur,
een spot die lijkt te worden gebruikt
als wapen tegen de traditie van ar
moede die Italië heeft. Fel proteste
ren of uithalen naar de verziekte
klassenmaatschappij heeft natuur
lijk al lang geen zin meer. Het is
meer de toon van: wij begrijpen el
kaar wel, een goed verstaander
heeft maar een half woord nodig.
Deze bundel is wat betreft onder
werpen en thematiek bepaald
kleurrijk te noemen, is met wat goe
de wil te beschouwen als een staal
kaart van het Italiaanse levensge
voel, van de gewoonten en manier
van denken in dat land. Wat je in
veel van deze verhalen aantreft zijn
de littekens die de Tweede Wereld
oorlog bij de mensen heeft achter
gelaten, maar zwartgalligheid en
dodelijk pessimisme ontbreken gek
genoeg. Misschien komt het door
het klimaat dat er toch altijd weer
plaats lijkt voor een lichte toets.
Ook het werk van een Primo Levi,
een man die toch door een hel is ge
gaan, is niet uitsluitend en alleen
maar droevig van toon. Daarnaast
lijkt het er een beetje op alsof Italia
nen een bepaald talent hebben om
zich ook door de diepste misère
heen te slaan.
Natuurlijk komen ook de liefde
en de schelmenstreken in deze ver
halen aan bod. Een van de aardigste
schelmenverhalen vond ik dat van
Carlo Emilio Gadda. Het gaat over
iemand die een klooster de op-
dracht geeft een partij lakens en
handdoeken voor een hotel te naai
en. De stof daarvoor wordt besteld
bij een groothandel en wordt de vol
gende morgen bij het klooster afge
leverd. Tegen de groothandelaar
zegt de man die deze transactie re
gelt, dat hij even naar de bank moet
om geld te halen en hij vraagt vrien
delijk of ze alvast met het transport
willen beginnen. Wanneer de rollen
stof bij het klooster zijn gearriveerd,
belt hij de moeder-overste met de
mededeling dat er iets fout is ge
gaan bij de bank. En dan - ja, wat er
dan volgt, zal ik u niet verklappen,
want dan trek ik de angel uit dit ver
haal.
Ik heb veel genoegen beleefd aan
deze bundel, waarin zo'n beetje alle
literaire stromingen zijn vertegen-
wpordigd. De geheimzinnige, naar
het surrealistische neigende, verha
len van Mangianelli, Malerba en Bu-
zatti staan broederlijk naast de
meer traditioneel vertelde verhalen,
zoals die van Mario Rigori Stern en
Goffredo Parise. Van die laatste
schrijver is een verhaal opgenomen
dat doet verlangen naar meer. Maar
eigenlijk geldt dat voor alle 'nieu
welingen' die in 'Primavera' staan.
CEES VAN HOORE
Gianni Celati figureerde enige tijd
geleden in een lang interview in de
Haagse Post waarin hij mocht ful
mineren tegen literaire modes,
praatshows over boeken, trendge
voelige critici en wat er nog meer
aan ellende bestaat in de zogenaam
de literaire wereld.
Aan die tirade moest ik denken
toen ik zijn verhaal 'Boekenlezers
worden steeds onwaarachtiger' las
ait zijn onlangs vertaalde bundel
Vier verhalen over de schijn der
dingen'. Hoofdpersoon is een jonge
student die wil begrijpen wat de
boeken zeggen en wat de professo
ren die over boeken en literatuur
praten willen zeggen.
Die zoektocht eindigt ermee dat
hij het soort criticus wordt waaraan
Celati een hekel heeft, een trendge
voelige zwatelaar: "Over zijn nieu
we artikel was hij bijzonder tevre
den, want hij had het voor elkaar ge
kregen om binnen enkele bladzij
den vijf beroemde romans en drie
veelgeprezen films af te kraken, als
mede Goethe, een rockzanger en
twee Amerikaanse ruimtevaar
ders".
Uit het bovenstaande zou je kun
nen afleiden dat Celati een schrijver
is die op een bijna journalistieke
manier verhalen vertelt: eenvoudig,
met een niet te missen boodschap.
Niets is minderwaar. Celati behoort
niet tot het type schrijver waarvan
er in Nederland te veel rondlopen:
de vertellers van recht toe recht aan
verhalen die nooit tot nadenken
stemmen. Celati zoekt.
Wat? Ik denk dat de hoofdper
soon uit het laatste verhaal een tipje
van de sluier licht wanneer hij op
merkt: "Terwijl ik naar de rue Mon-
torgeuil loop om bij de bakker mijn
vier dagelijkse stokbroden op te ha
len heb ik de indruk dat wij in deze
nijvere straat allemaal codes uit een
of andere catalogus zijn, duistere
materie waarvan niemand de essen
tie kent maar die niettemin door ve
len als iets bekends worden ver
kocht".
Celati's personages hebben met
elkaar gemeen dat ze aan die codes
willen ontsnappen. Om het nog an
ders te zeggen: op een dag ontdek
ken ze dat ze het slachtoffer zijn van
de schijn der dingen, ze zijn niet wie
ze schijnen te zijn. In het leven van
Baratto, de gymnastiekleraar uit
het gelijknamige verhaal, is dat een
keerpunt: hij houdt op met praten.
Het mooist behandelt Celati het
gevecht met de codes in het tweede
verhaal van zijn boek: 'Het licht op
de via Emilia'. Hoofdpersoon is de
schilder Menini die een ware obses
sie heeft ontwikkeld voor hoe de
dingen eruit zien als het licht erop
valt. Wat hem min of meer irriteert
is dat die dingen nooit ongestoord
in zichzelf kunnen rusten. Zo ziet
hij het oude paaltje aan de overkant
van de weg altijd in bibberige con
touren.
Tegen een bekende zegt hij: "Ik
zal je vertellen waarom Menini geen
groot schilder is: als hij de onbe
weeglijkheid niet ziet, kan hij haar
ook niet schilderen. Maar er is nog
iets datje moet opschrijven: als Me
nini en niemand de onbeweeglijk-
Menini gaat op zoek naar een plek
waar hij de onbeweeglijkheid kan
betrappen, een zoektocht die ein
digt met zijn dood. "Er volgde een
heel strenge winter, een van de
strengste van deze eeuw. Tegen
kerst trok een zware sneeuwbui
over de hele vlakte waar de lange
weg doorheen gaat, en de volgende
dag werd de landschapschilder
Emanuele Menini dood in de
sneeuw aangetroffen, in een grep
pel langs de weg, dicht bij een tele
fooncel".
Schijnbaar een droevig einde.
Maar dan gaan twee vrienden van
de schilder een kijkje nemen op de
plaats waar Menini is aangetroffen.
Het blijkt dat hij dicht bij een huis is
bezweken door de kou. Met dat huis
blijkt iets bijzonders aan de hand.
"Het huis was mysterieus: op
zichzelf een wereld van indrukken
die volkomen anders was dan die
van de via Emilia, waar het vlak
naast ligt. De lucht was schoon en
de middagschaduw viel precies tus
sen de twee kleine cipressen die de
deur omlijsten, waardoor die plek
net als de paden van kerkhoven een
indruk van eeuwige rust wekte".
Menini had de plek waar de onbe
weeglijkheid heerst gevonden.
De onderwerpen waar Celati over
schrijft - onbeweeglijkheid bij voor
beeld - lenen zich bij uitstek voor
experimenteel proza van de vrese
lijkste soort: pagina's vol beschou
wingen over een vlieg die aan het
plafond gekleefd zit, pagina's waar
in niks gebeurt. Dat het proza van
Celati absoluut niet lijkt op het cij
ferschrift van de zielloze avant-gar
de komt in de eerste en de laatste
plaats doordat hij er in slaagt om
ons als een vlot pratende gids mee
te nemen naar de uithoeken van de
realiteit. Zo iemand heet een lenig
verteller.
WIM BRANDS
Vier verhalen over de schijn der din
gen. Gianni Celati, vert. Tineke van
Dijk, uitg. Meulenhoff. f 29.50.
Gianni Celati
Zes jaar na de dood van Salvatore
Satta werd in het dossier van een
oude rechtszaak, waarbij Satta ove
rigens als succesvol jurist en niet als
verdachte was betrokken, het ma
nuscript aangetroffen van een ro
man die hij zo'n vijftig jaar eerder
had geschreven. Het moet een
vreemde sensatie zijn geweest voor
de nabestaanden.
'De veranda' luidde de titel van
het manuscript. Het bleek dat Satta
aan het einde van de jaren twintig
met dit anoniem ingezonden werk
had meegëdongen naar een literaire
prijs. Toen die hem niet werd toege
kend, besloot hij te stoppen met
schrijven en zich helemaal aan de
rechtenstudie te wijden. Een ambi
tieus ventje.
'De veranda' wordt wel be
schouwd als de Italiaanse tegenvoe
ter van 'De Toverberg' (schept de
uitgever op), maar vergeleken bij
het grootse werk van Thomas Mann
is het toch echt niet meer dan een
Toverheuveltje of een Tovermieren-
hoopje.
Hoofdpersoon is een jonge advo
caat die op een dag plotseling bloed
opgeeft en zich vervolgens in een
sanatorium laat opnemen. Samen
met zijn mede-patiënten vertoeft hij
elke ochtend in de gezonde buiten
lucht op de veranda van het sanato
rium. De gesprekken die zij met el
kaar voeren vormen de hoofdscho
tel van Satta's boek. Maar wat een
verschil met De Toverberg!
Satta's gezelschap van halfbak
ken cynici en lamlëndelingen is
geen moment in staat de lezer te in
spireren. De verveling slaat je tege
moet, en na een pagina of vijftig is
het geduld op. Satta's intellect is
niet diepzinnig en vindingrijk ge
noeg om een roman waar niets in
gebeurt te dragen. Ergernis is het
resultaat, al zijn er hier en daar pas
sages waaruit blijkt dat Satta wel
degelijk kan schrijven.
Bijvoorbeeld over de habitué Au
bergine (zo genoemd vanwege zijn
huidskleur), die zijn lichaam ter be
schikking heeft gesteld van alle mo
gelijke proeven. Dit om als levende
dpde toch nog iets voor de mens
heid te kunnen betekenen. "Zo had
hij geleefd als proefdier, vijf jaar,
tien jaar en nog langer; toen ze za
gen dat zijn lichaam een bodemloze
put was voor al hun brouwsels, had
den zij hun handen van hem afge
trokken".
Maar dergelijk incidentele grotes
ken zijn niet voldoende om de ro
man te redden. Het verhaal sleept
zich maar voort, tergend langzaam
als een file, een opstopping van
woorden, omdat verderop in de
tekst weer een ongeluk is gebeurd
of vanwege een stel trage zondags-
regels.
Wie toch iets van Salvatore Satta
wil lezen kan beter zijn prachtige ro
man 'De dag des oordeels' probe
ren. Later in zijn leven keerde Satta
namelijk terug naar zijn oude liefde,
de literatuur, en schreef deze krach
tige evocatie van zijn Sardijnse
jeugdjaren. Ook deze roman werd
niet bij zijn leven gepubliceerd,
maar kwam pas na zijn dood uit zijn
nalatenschap tevoorschijn.
Met loodgieten en schoorsteenve
gen heeft de literatuur gemeen dat
er veel beunhazerij in voorkomt.
Schrijven is een vak dat ook zonder
vakmanschap mag worden uitgeoe
fend, in tegenstelling tot bijvoor
beeld chirurgie, waar elk werk een
meesterwerk moet zijn. Goed, de
ene chrirug levert een iets beter
meesterwerk af dan de ander, maar
het kwaliteitsverschil is nooit zo
groot als soms tussen twee schrij-
Mocfit je woorden maar één keer
gebruiken en daarna nooit meer.
Dan zouden schrijvers er heel wat
zorgvuldiger mee omspringen.
Maar een woord heeft zo veel le
vens, dat het niet uitmaakt of je het
een paar keer om zeep helpt. Van
daar al die rotzooi in de literatuur.
Als er eens een keer iets goeds
verschijnt, is men al gauw geneigd
te spreken van een meesterwerk(je),
afhankelijk van de omvang. Men ju
belt, danst en springt over iets dat
eigenlijk de gewoonste zaak van de
wereld zou moeten zijn: goede, en
iets minder goede meesterwerken.
'Huis van anderen', de korte ro
man van de jong gestorven Italiaan
se auteur Silvio d'Arzo, is een mees
terwerkje. Het is een dun boekje
over een klein pastoraal drama,
maar het heeft toch diepe indruk op
me gemaakt.
Met heel eenvoudige middelen
vertelt het de geschiedenis van een
zielige oude vrouw. &e wast darmen
en vuile doeken van een slachterij.
ADVERTENTIE
PETER BEKKERS
KOOYKER
Boekhandels
Breestraat 93. 2311 CK Leiden.
Tel. 071-160500.
Lekfce Plein AZL,
Ri|nst>urgerweg 10.2333 AA le«den.
Te». 071-160515.
Uiteindelijk krijgt ze daar genoeg
van. Ze wil een eind aan haar leven
maken. Maar daarvoor moet ze toe
stemming hebben van de kerk, in
de persoon van een oude afge
stompte dorpspastoor.
Ze benadert hem- zo voorzichtig
als een eekhoorn een mensenhand:
"Ik heb een geit die ik altijd overal
meeneem en mijn leven is net als
het hare, precies eender. Ze komt
mee naar beneden in het dal, gaat
om twaalf uur weer naar boven, ze
houdt me stil bij de sloot en dan
breng ik haar naar het kanaal en als
ik ga slapen, gaat zij ook slapen. We
eten ook bijna hetzelfde, zij gras en
ik cichorei en sla, het brood maakt
het enige verschil uit. Soms kan ik
zelfs dat niet meer eten Ja, net als
ik net als ik. Kijk, weet u wat ik
doe? Ik leid het leven van een geit.
Met het enige verschil dan dat zij
hoe lang kan een geit leven?"
Uiteindelijk weet de pastoor haar
vertrouwen te winnen en komt het
hoge woord eruit: "Of men in een
heel speciaal geval, zonder wie ook
te willen ergeren, toestemming zou
kunnen krijgen er iets eerder mee
op te houden".
De pastoor blijft het antwoord
schuldig. Er komen genoeg ant
woorden in hem op, maar het zijn de
woorden van anderen, preken, die
al duizend keer zijn uitgesproken:
"geen enkel woord van mijzelf".
Voor het eerst in zijn leven is de
pastoor oprecht, en uitgerekend op
dat moment weet hij geen zinnig
woord uit te brengen. Dat is niet al
leen ontluisterend, het is ook
groots. Meelijwekkend en indruk
wekkend tegelijk, zoals alle mensen
zijn.
Het is jammer dat Silvio d'Arzo zo
jong is gestorven. Hij overleed in
1952 op 32-jarige leeftijd aan leuke
mie. Zijn vrienden zeggen dat hij
maar één doel had: een groot schrij
ver worden. Dat doel zou hij zeker
hebben bereikt.
PETER BEKKERS