OEKEN Het stof der sterren Ontsnappen aan de schijn der dingen Kleurrijke Italiaanse verhalen Italiaanse schrijvers opnieuw uitgebracht 'Huis van anderen' is een klein meesterwerk Salvatore Satta's De veranda leidt tot ergernis LITERATUUR Een staalkaart van gewoonten WOENSDAG 14 JUNI 1 PAGINA 25 In de Primavera-reeks van Meulen- hoff is ook een aantal herdrukken verschenen van Italiaanse romans. Prachtig uitgegeven allemaal, met op elke omslag een ander fragment van Sandro Botticelli's schilderij 'La Primavera'. 'Het laatste oordeel' van Salva- tore Satta bijvoorbeeld. Het verhaal speelt zich af in het provinciestadje Nuoro, Satta's geboorteplaats op Sardinië. Het belangrijkste thema is de overgang van de oude naar de nieuwe tijd. De notarisfamilie die Satta beschrijft bevindt zich op het breukvlak van een traditionele sa menleving en de moderne maat schappij. Satta's portretten en schilderin gen zijn levensecht en soms van een hartverscheurende schoonheid. Ge vraagd naar de zin van het leven antwoordt elke sterveling met zijn levensverhaal. Zo is het ook in Sat ta's roman. Ontroerend in hun weerloosheid en nietigheid, houden de mensen zich staande in de on stuitbare kentering. 'Het periodiek systeem' van Pri mo Levi, samen met een informatie boekje over Levi in één banderole. Van alle werken van deze grote Ita liaanse schrijver vind ik dit boek het minst geslaagd. De opzet is wel doordacht. Een resumé van zijn le ven als chemicus in éénentwintig hoofdstukken die elk een chemisch element als titel en thema hebben. Maar het geheel komt niet echt van de grond. "De aarde moet zoals be kend onzuiverheden bevatten om vruchtbaar te zijn; het fascisme wil daar niets van weten, verbiedt het ik was de onzuiverheid die het zink deed reageren" (uit het hoofdstuk Zink). Enzovoorts. Een beetje ver gezocht allemaal, maar natuurlijk toch met schitterende passages, zoals we dat van Levi gewend zijn. Natalia Ginzburg is het goud haantje van de Turijnse groep schrijvers rondom uitgever Giulio Einaudi. Ze schreef novellen, brief romans, theaterstukken, een histo rische roman en veel journalistiek werk. Ze is bedenkster van de mooie troostrijke regel: "Wanneer wij gelukkig zijn, heeft onze fanta sie meer kracht; wanneer wij onge lukkig zijn is onze herinnering le vendiger". Meulenhoff brengt twee Ginz- burg-romans in herdruk. 'Valenti no' en 'De stemmen van de avond'. De eerste gaat over een jonge vrouw die samenwoont met haar broer Va lentino, een ijdele, luie, verwende, en homoseksuele zwakkeling die ik erg sympathiek vind. Valentino is de enige in het verhaal die gelukkig is, want "eigenliefde stelt nooit te leur". Een psychologische roman. 'De stemmen van de avond' be- söhouwt de schrijfster zelf als haar beste werk. Ik niet. Een beetje al te sober en met overdreven behoed zaamheid vertelt ze het verhaal van een familie tegen de achtergrond van fascisme en oorlog. Nooit eens iets om te lachen. PETER BEKKERS De dag des oordeels, Salvatore Satta, f 17,90 Het periodiek systeem, gratis infor matieboekje, Primo Levi, f 18,90. De stemmen van de avond, Natalia Ginzburg, f 14,90 Valentino, Natalia Ginzburg, f 12,50 Alle boeken zijn uitgegeven bij Meulenhoff. Er zijn maar weinig handarbeiders die boeiend over hun vak kunnen vertellen. Ik ben er tenminste nog niet veel tegengekomen. Nu komt dat misschien ook wel doordat deze beroepsgroep een sterk wantrou wen koestert tegen iedereen die geen eelt op zijn handen heeft. Als een loodgieter het heeft over een 'moordenaar' en hij ziet de kantoor man verschrikt opkijken, dan moet hij wel denken: laat ik maar ophou den, aan hem valt geen eer te beha len. In vakboeken moet je natuurlijk helemaal niet zijn om enthousiasme op te doen voor het nobele hand werk. Ze zijn over het algemeen zo krukkig en saai geschreven datje ze al gauw weglegt. Toch kan techniek wel degelijk boeiend zijn, ook voor iemand die niet dagelijks omgaat met zoetvijl- tjes en Engelse sleutels. De Italiaan se schrijver Primo Levi levert daar van het bewijs met 'De kruissleu- tel', een roman in eüisoden. In dit boek heeft Levi gekozen voor een geraffineerde opzet. Hij laat de monteur Libertino Faussone aan het woord over diens techni sche avonturen en levert daarop af en toe commentaar. Faussone, zoon van een koperslager is op en top een vakman. Zijn specialiteit is het bou wen van bruggen en daarvoor wordt hij door zijn firma naar alle delen van de wereld uitgezonden. De monteur is iemand die houdt van zijn werk. De beloning die hij ervoor ontvangt, is belangrijk, maar niet het belangrijkste. Het is het werk zelf waarvoor hij leeft. Hij gaat daar zo in op, dat hij er net als een schilder of beeldhouwer maar moeilijk van kan scheiden. Primo Levi en Faussone werken samen als enige Italianen op een fa briek in de Sovjetunie, waar ze een bepaald karwei hebben aangeno men. Levi kan goed luisteren. Na dat hij de sympathie van de vrij stugge man heeft weten te winnen, vallen de verhalen hem als rijpe ap pels in de schoot. Faussone vertelt over het sterrestof dat hij eens op een hoge stalen constructie heeft aangetroffen, over een aap die hem in de woestijn helpt met het aan draaien van bouten, over een lijk dat hij aantreft in de pijler van een brug. Je kunt het zo gek niet beden ken of het komt aan de orde. De 'helden' in Faussones verhalen zijn 'profielstaven en grauwe staalpla ten', schrijft Levi. De schrijver meldt op de eerste bladzij van deze roman dan wel dat de monteur niet zo'n goed verteller is, maar met Levi als tolk is dat een grapje. Het ritme van de zinnen is subliem, de beelden zijn treffend en origineel. Je hebt het gevoel alsof er iemand tegenover je zit die je het ene geheim na het andere onthult. Drijvers, pontons, hang- en boog bruggen - het worden opeens mys terieuze bouwwerken die een ziel lijken te bezitten. Het ontroerendste verhaal vind ik dat waarin de monteur vertelt over zijn vader, een koperslager die met zijn hamer in de hand is gestorven. Faussone heeft het veel verder ge schopt dan deze man, die van een slagveld in Rusland terugkeerde met een bevroren voet en op schoe nen met kartonnen zolen naar Italië is teruggelopen. De vader koesterde net als zijn zoon een grote liefde voor zijn vak. Als hij een koperen pan bij zijn klanten had afgeleverd, ging hij vaak nog eens terug om te kijken hoe het de pan vetging. De oorspronkelijke titel van deze roman is 'La chiave a stella', wat 'Het sterrestof betekent als ik het tenminste goed heb in mijn pizze- ria-italiaans. Deze titel duidt niet al leen. op het afval van vergane ster ren dat Faussone ergens op een ho ge toren aantreft, maar verwijst ook naar de plaats die de materie in neemt in het leven van Faussone. Die materie heeft iets geheimzin nigs, iets goddelijks bijna. En hij is het die deze materie beheerst, er vorm aan geeft. Hij voelt zich niet alleen maar een monteur maar ook een schepper. Wat dat betreft sluit de Nederlandse titel, met daarin het woord 'kruis', goed aan bij dat god delijke. Het is interessant om te zien hoe de mannen elkaar in het verloop van de roman steeds meer confiden ties gaan doen, 'elkaar' ja, want ook Levi vertelt wel eens iets. Zo trekt hij onder andere een vergelijking tussen zijn beroep van schrijver en dat van monteur. Als de monteur net heeft verteld over een verdui veld moeilijk karwei, zegt Levi: "...ook wij (hebben) onze kwade da gen. We hebben die zelfs vaker, om dat je makkelijker kunt nagaan of een metaalconstructie waterpas is dan een geschreven bladzijde In het schrijversvak zijn het instru mentarium en de alarmsignalen ru dimentair: er bestaan niet eens be trouwbare equivalenten van de winkelhaak en het schietlood. Maar als een bladzij niet deugt, merkt de lezer dat, als het te laat is, en dan ziet het er niet best uit: ook al omdat die bladzij jouw werk is en van jou al leen, je hebt geen excuus en kunt je achter niemand verbergen, je draagt er de volle verantwoording CEES VAN HOORE Italië: een koetsier wacht op passagiers. De belangstelling voor de Italiaanse literatuur maakt de laatste tijd in Nederland een ongekende groei door. Het is misschien wat overdre ven om te spreken van een 'boom', maar een feit is dat de naam van schrijvers als Calvino, Pavese, Levi en Ginzburg hier nu voorgoed is ge vestigd. Om over die van Umberto Eco nog maar niet te spreken. Steeds meer schrijvers zijn er in de loop van de jaren bijgekomen en nog telkens duiken er weer 'newco mers' op aan het literaire firma ment. Waren het in de jaren vijftig nog vooral de broeierig-erotische romans van Moravia die hier als Zwarte Beertjes over de toonbank gingen, nu is de keuze heel wat gro ter. Alsof dat allemaal nog niet ge noeg is, is Meulenhoff onlangs een actie begonnen om de Italiaanse li teratuur in Nederland te promoten. Onder de noemer 'Primavera' (Len te) heeft de uitgeverij talloze uitga ven op de markt gebracht, zowel herdrukken van bekend werk als nieuwe romans. Daarnaast heeft men de bundel 'Primavera, 23 mo derne Italiaanse verhalen' samenge steld, een boek waarin 23 korte ver halen zijn opgenomen die de lezer een goed inkijkje geven in de schat kamer van de Italiaanse belletrie. Natuurlijk ook hier weer de be kende namen, zoals die van Monta- le, Calvino, Levi, noem maar op. Maar het aardige nu is dat van deze bekende auteurs werk is gepubli ceerd dat nog niet zo bekend is. Van Giuseppe Tomaso di Lampedusa, die wereldberoemd werd met de op Sicilië spelende roman 'De Tijger- kat', staat er in deze collectie bij voorbeeld het verhaal 'De vreugde en de wet'. Het gegeven is eenvoudig. Een klein ambtenaartje 'wint' op zijn werk een groot kerstbrood omdat hij daar de meeste gewaardeerde kracht zou zijn. Zijn collega's heb ben hem uitgeroepen tot Gesuggereerd wordt dat ze dat al leen maar hebben gedaan uit mede lijden met deze arme sloeber, een wat 'weltfremde' man die zo lijkt te zijn weggelopen uit het werk van Gogol. Met het kerstbrood onder zijn arm en een dertiende maand salaris in de knip, gaat de ambtenaar naar huis. Eindelijk kunnen hij en zijn fa milieleden weer wat ruimer adem halen, kunnen de schulden worden afbetaald. En zijn kinderen hebben nu tenminste een dag of twee wat lekkers bij de thee, iets dat lang niet is voorgekomen. Maar zijn vrouw gooit roet in het eten. Als de man het kerstbrood wil aansnijden, zegt ze dat het als dank naar de advocaat moet worden gestuurd, een man die hen een keer heeft uitgenodigd voor een etentje. Je weet maar nooit waar het goed voor is. En zo sparen deze arme mensen zich het kerstbrood uit de mond voor een illusie. Want dat die advocaat hen ooit zal helpen, kunnen ze natuurlijk wel vergeten. Het is vooral de spottende, licht- cynische manier van vertellen die mij in dit verhaal erg aanspreekt. Het is een soort spot die je wel meer aantreft in de Italiaanse literatuur, een spot die lijkt te worden gebruikt als wapen tegen de traditie van ar moede die Italië heeft. Fel proteste ren of uithalen naar de verziekte klassenmaatschappij heeft natuur lijk al lang geen zin meer. Het is meer de toon van: wij begrijpen el kaar wel, een goed verstaander heeft maar een half woord nodig. Deze bundel is wat betreft onder werpen en thematiek bepaald kleurrijk te noemen, is met wat goe de wil te beschouwen als een staal kaart van het Italiaanse levensge voel, van de gewoonten en manier van denken in dat land. Wat je in veel van deze verhalen aantreft zijn de littekens die de Tweede Wereld oorlog bij de mensen heeft achter gelaten, maar zwartgalligheid en dodelijk pessimisme ontbreken gek genoeg. Misschien komt het door het klimaat dat er toch altijd weer plaats lijkt voor een lichte toets. Ook het werk van een Primo Levi, een man die toch door een hel is ge gaan, is niet uitsluitend en alleen maar droevig van toon. Daarnaast lijkt het er een beetje op alsof Italia nen een bepaald talent hebben om zich ook door de diepste misère heen te slaan. Natuurlijk komen ook de liefde en de schelmenstreken in deze ver halen aan bod. Een van de aardigste schelmenverhalen vond ik dat van Carlo Emilio Gadda. Het gaat over iemand die een klooster de op- dracht geeft een partij lakens en handdoeken voor een hotel te naai en. De stof daarvoor wordt besteld bij een groothandel en wordt de vol gende morgen bij het klooster afge leverd. Tegen de groothandelaar zegt de man die deze transactie re gelt, dat hij even naar de bank moet om geld te halen en hij vraagt vrien delijk of ze alvast met het transport willen beginnen. Wanneer de rollen stof bij het klooster zijn gearriveerd, belt hij de moeder-overste met de mededeling dat er iets fout is ge gaan bij de bank. En dan - ja, wat er dan volgt, zal ik u niet verklappen, want dan trek ik de angel uit dit ver haal. Ik heb veel genoegen beleefd aan deze bundel, waarin zo'n beetje alle literaire stromingen zijn vertegen- wpordigd. De geheimzinnige, naar het surrealistische neigende, verha len van Mangianelli, Malerba en Bu- zatti staan broederlijk naast de meer traditioneel vertelde verhalen, zoals die van Mario Rigori Stern en Goffredo Parise. Van die laatste schrijver is een verhaal opgenomen dat doet verlangen naar meer. Maar eigenlijk geldt dat voor alle 'nieu welingen' die in 'Primavera' staan. CEES VAN HOORE Gianni Celati figureerde enige tijd geleden in een lang interview in de Haagse Post waarin hij mocht ful mineren tegen literaire modes, praatshows over boeken, trendge voelige critici en wat er nog meer aan ellende bestaat in de zogenaam de literaire wereld. Aan die tirade moest ik denken toen ik zijn verhaal 'Boekenlezers worden steeds onwaarachtiger' las ait zijn onlangs vertaalde bundel Vier verhalen over de schijn der dingen'. Hoofdpersoon is een jonge student die wil begrijpen wat de boeken zeggen en wat de professo ren die over boeken en literatuur praten willen zeggen. Die zoektocht eindigt ermee dat hij het soort criticus wordt waaraan Celati een hekel heeft, een trendge voelige zwatelaar: "Over zijn nieu we artikel was hij bijzonder tevre den, want hij had het voor elkaar ge kregen om binnen enkele bladzij den vijf beroemde romans en drie veelgeprezen films af te kraken, als mede Goethe, een rockzanger en twee Amerikaanse ruimtevaar ders". Uit het bovenstaande zou je kun nen afleiden dat Celati een schrijver is die op een bijna journalistieke manier verhalen vertelt: eenvoudig, met een niet te missen boodschap. Niets is minderwaar. Celati behoort niet tot het type schrijver waarvan er in Nederland te veel rondlopen: de vertellers van recht toe recht aan verhalen die nooit tot nadenken stemmen. Celati zoekt. Wat? Ik denk dat de hoofdper soon uit het laatste verhaal een tipje van de sluier licht wanneer hij op merkt: "Terwijl ik naar de rue Mon- torgeuil loop om bij de bakker mijn vier dagelijkse stokbroden op te ha len heb ik de indruk dat wij in deze nijvere straat allemaal codes uit een of andere catalogus zijn, duistere materie waarvan niemand de essen tie kent maar die niettemin door ve len als iets bekends worden ver kocht". Celati's personages hebben met elkaar gemeen dat ze aan die codes willen ontsnappen. Om het nog an ders te zeggen: op een dag ontdek ken ze dat ze het slachtoffer zijn van de schijn der dingen, ze zijn niet wie ze schijnen te zijn. In het leven van Baratto, de gymnastiekleraar uit het gelijknamige verhaal, is dat een keerpunt: hij houdt op met praten. Het mooist behandelt Celati het gevecht met de codes in het tweede verhaal van zijn boek: 'Het licht op de via Emilia'. Hoofdpersoon is de schilder Menini die een ware obses sie heeft ontwikkeld voor hoe de dingen eruit zien als het licht erop valt. Wat hem min of meer irriteert is dat die dingen nooit ongestoord in zichzelf kunnen rusten. Zo ziet hij het oude paaltje aan de overkant van de weg altijd in bibberige con touren. Tegen een bekende zegt hij: "Ik zal je vertellen waarom Menini geen groot schilder is: als hij de onbe weeglijkheid niet ziet, kan hij haar ook niet schilderen. Maar er is nog iets datje moet opschrijven: als Me nini en niemand de onbeweeglijk- Menini gaat op zoek naar een plek waar hij de onbeweeglijkheid kan betrappen, een zoektocht die ein digt met zijn dood. "Er volgde een heel strenge winter, een van de strengste van deze eeuw. Tegen kerst trok een zware sneeuwbui over de hele vlakte waar de lange weg doorheen gaat, en de volgende dag werd de landschapschilder Emanuele Menini dood in de sneeuw aangetroffen, in een grep pel langs de weg, dicht bij een tele fooncel". Schijnbaar een droevig einde. Maar dan gaan twee vrienden van de schilder een kijkje nemen op de plaats waar Menini is aangetroffen. Het blijkt dat hij dicht bij een huis is bezweken door de kou. Met dat huis blijkt iets bijzonders aan de hand. "Het huis was mysterieus: op zichzelf een wereld van indrukken die volkomen anders was dan die van de via Emilia, waar het vlak naast ligt. De lucht was schoon en de middagschaduw viel precies tus sen de twee kleine cipressen die de deur omlijsten, waardoor die plek net als de paden van kerkhoven een indruk van eeuwige rust wekte". Menini had de plek waar de onbe weeglijkheid heerst gevonden. De onderwerpen waar Celati over schrijft - onbeweeglijkheid bij voor beeld - lenen zich bij uitstek voor experimenteel proza van de vrese lijkste soort: pagina's vol beschou wingen over een vlieg die aan het plafond gekleefd zit, pagina's waar in niks gebeurt. Dat het proza van Celati absoluut niet lijkt op het cij ferschrift van de zielloze avant-gar de komt in de eerste en de laatste plaats doordat hij er in slaagt om ons als een vlot pratende gids mee te nemen naar de uithoeken van de realiteit. Zo iemand heet een lenig verteller. WIM BRANDS Vier verhalen over de schijn der din gen. Gianni Celati, vert. Tineke van Dijk, uitg. Meulenhoff. f 29.50. Gianni Celati Zes jaar na de dood van Salvatore Satta werd in het dossier van een oude rechtszaak, waarbij Satta ove rigens als succesvol jurist en niet als verdachte was betrokken, het ma nuscript aangetroffen van een ro man die hij zo'n vijftig jaar eerder had geschreven. Het moet een vreemde sensatie zijn geweest voor de nabestaanden. 'De veranda' luidde de titel van het manuscript. Het bleek dat Satta aan het einde van de jaren twintig met dit anoniem ingezonden werk had meegëdongen naar een literaire prijs. Toen die hem niet werd toege kend, besloot hij te stoppen met schrijven en zich helemaal aan de rechtenstudie te wijden. Een ambi tieus ventje. 'De veranda' wordt wel be schouwd als de Italiaanse tegenvoe ter van 'De Toverberg' (schept de uitgever op), maar vergeleken bij het grootse werk van Thomas Mann is het toch echt niet meer dan een Toverheuveltje of een Tovermieren- hoopje. Hoofdpersoon is een jonge advo caat die op een dag plotseling bloed opgeeft en zich vervolgens in een sanatorium laat opnemen. Samen met zijn mede-patiënten vertoeft hij elke ochtend in de gezonde buiten lucht op de veranda van het sanato rium. De gesprekken die zij met el kaar voeren vormen de hoofdscho tel van Satta's boek. Maar wat een verschil met De Toverberg! Satta's gezelschap van halfbak ken cynici en lamlëndelingen is geen moment in staat de lezer te in spireren. De verveling slaat je tege moet, en na een pagina of vijftig is het geduld op. Satta's intellect is niet diepzinnig en vindingrijk ge noeg om een roman waar niets in gebeurt te dragen. Ergernis is het resultaat, al zijn er hier en daar pas sages waaruit blijkt dat Satta wel degelijk kan schrijven. Bijvoorbeeld over de habitué Au bergine (zo genoemd vanwege zijn huidskleur), die zijn lichaam ter be schikking heeft gesteld van alle mo gelijke proeven. Dit om als levende dpde toch nog iets voor de mens heid te kunnen betekenen. "Zo had hij geleefd als proefdier, vijf jaar, tien jaar en nog langer; toen ze za gen dat zijn lichaam een bodemloze put was voor al hun brouwsels, had den zij hun handen van hem afge trokken". Maar dergelijk incidentele grotes ken zijn niet voldoende om de ro man te redden. Het verhaal sleept zich maar voort, tergend langzaam als een file, een opstopping van woorden, omdat verderop in de tekst weer een ongeluk is gebeurd of vanwege een stel trage zondags- regels. Wie toch iets van Salvatore Satta wil lezen kan beter zijn prachtige ro man 'De dag des oordeels' probe ren. Later in zijn leven keerde Satta namelijk terug naar zijn oude liefde, de literatuur, en schreef deze krach tige evocatie van zijn Sardijnse jeugdjaren. Ook deze roman werd niet bij zijn leven gepubliceerd, maar kwam pas na zijn dood uit zijn nalatenschap tevoorschijn. Met loodgieten en schoorsteenve gen heeft de literatuur gemeen dat er veel beunhazerij in voorkomt. Schrijven is een vak dat ook zonder vakmanschap mag worden uitgeoe fend, in tegenstelling tot bijvoor beeld chirurgie, waar elk werk een meesterwerk moet zijn. Goed, de ene chrirug levert een iets beter meesterwerk af dan de ander, maar het kwaliteitsverschil is nooit zo groot als soms tussen twee schrij- Mocfit je woorden maar één keer gebruiken en daarna nooit meer. Dan zouden schrijvers er heel wat zorgvuldiger mee omspringen. Maar een woord heeft zo veel le vens, dat het niet uitmaakt of je het een paar keer om zeep helpt. Van daar al die rotzooi in de literatuur. Als er eens een keer iets goeds verschijnt, is men al gauw geneigd te spreken van een meesterwerk(je), afhankelijk van de omvang. Men ju belt, danst en springt over iets dat eigenlijk de gewoonste zaak van de wereld zou moeten zijn: goede, en iets minder goede meesterwerken. 'Huis van anderen', de korte ro man van de jong gestorven Italiaan se auteur Silvio d'Arzo, is een mees terwerkje. Het is een dun boekje over een klein pastoraal drama, maar het heeft toch diepe indruk op me gemaakt. Met heel eenvoudige middelen vertelt het de geschiedenis van een zielige oude vrouw. &e wast darmen en vuile doeken van een slachterij. ADVERTENTIE PETER BEKKERS KOOYKER Boekhandels Breestraat 93. 2311 CK Leiden. Tel. 071-160500. Lekfce Plein AZL, Ri|nst>urgerweg 10.2333 AA le«den. Te». 071-160515. Uiteindelijk krijgt ze daar genoeg van. Ze wil een eind aan haar leven maken. Maar daarvoor moet ze toe stemming hebben van de kerk, in de persoon van een oude afge stompte dorpspastoor. Ze benadert hem- zo voorzichtig als een eekhoorn een mensenhand: "Ik heb een geit die ik altijd overal meeneem en mijn leven is net als het hare, precies eender. Ze komt mee naar beneden in het dal, gaat om twaalf uur weer naar boven, ze houdt me stil bij de sloot en dan breng ik haar naar het kanaal en als ik ga slapen, gaat zij ook slapen. We eten ook bijna hetzelfde, zij gras en ik cichorei en sla, het brood maakt het enige verschil uit. Soms kan ik zelfs dat niet meer eten Ja, net als ik net als ik. Kijk, weet u wat ik doe? Ik leid het leven van een geit. Met het enige verschil dan dat zij hoe lang kan een geit leven?" Uiteindelijk weet de pastoor haar vertrouwen te winnen en komt het hoge woord eruit: "Of men in een heel speciaal geval, zonder wie ook te willen ergeren, toestemming zou kunnen krijgen er iets eerder mee op te houden". De pastoor blijft het antwoord schuldig. Er komen genoeg ant woorden in hem op, maar het zijn de woorden van anderen, preken, die al duizend keer zijn uitgesproken: "geen enkel woord van mijzelf". Voor het eerst in zijn leven is de pastoor oprecht, en uitgerekend op dat moment weet hij geen zinnig woord uit te brengen. Dat is niet al leen ontluisterend, het is ook groots. Meelijwekkend en indruk wekkend tegelijk, zoals alle mensen zijn. Het is jammer dat Silvio d'Arzo zo jong is gestorven. Hij overleed in 1952 op 32-jarige leeftijd aan leuke mie. Zijn vrienden zeggen dat hij maar één doel had: een groot schrij ver worden. Dat doel zou hij zeker hebben bereikt. PETER BEKKERS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 25