Veel opgefokte borrelpraat Vervelend boek over vervelende jongeren Gust Gils: een Topor met gezellige trekjes Frederick Forsyth boeit van eerste tot laatste regel LITERATUUR Breytenbach regisseert roman met strakke hand Onafwendbare ondergang van een Russische familie Gimmick! van Joost Zwagerman Breyten Breytenbach is dichter, schilder en romanschrijver. Hij werd vijftig jaar geleden geboren in Zuidafrika. Zijn kritiek op de apart heid gaf hij maatschappelijk vorm; wegens "subversie" zat hij enkele jaren in Zuidafrika in de gevange nis. Sinds 1983 woont en werkt hij in Parijs. Onlangs was Breytenbach ook op de Nederlandse televisie te bewonderen in het programma van Adriaan van Dis, die één van zijn mooiste boeken vertaalde (samen met Hans Ester): 'n Seizoen in die paradys (1977, Nederlandse titel: Een seizoen in het paradijs). 'Sporen van de kameleon', Brey- tenbachs laatste roman, is de Ne derlandse vertaling door Mea Flothuis van het boek Memories of snow and dust (1988). 'Sporen van de kameleon' is een intrigerend en moeilijk toegankelijk boek. Het is een roman die bestaat uit brieven, gedichten, verhalen en dialogen. Samen vormen die delen één ge heel. Eigenlijk moet ik zeggen: twéé gehelen. Deel één wordt verteld door Meheret, een Ethiopische vrouw. Zij is journaliste; haar gelief de Mano, een Zuidafrikaanse kleur ling, zit in de gevangenis. Door hem wordt deel twee verteld. Barnum, de derde hoofdpersoon, is een blan ke Zuidafrikaanse schrijver en ei genlijke samensteller van het boek. Hij pikt de twee verhalen in en last ze aan elkaar. Het eerste deel van het boek is Meherets versie, zoals ze die vertelt aan Mano's kind in haar buik. Meherets jeugd en schooltijd in Ethiopië komt aan bod en (bijna terloops) ook de linkse re volutie in dat land die een einde maakte aan het bewind van keizer Haile Selassie. Barnum vlecht stuk ken in over de ontmoeting van Me heret en Mano op een congres in Zwitserland. Het boek heeft iets van een kris tal: bij elke draai komt er een ander facet, een andere schittering te voorschijn. Die verrassingen hou den het soms wat saaie boek inte ressant. Achter elkaar ziet de ver baasde lezer op zich af komen: een passiespel in een Spaanse stad; Pa- rijse avonturen; een politieke moord in een hotel in Burkina Fas- so; een beschrijving van de Pan- Afïikaanse wielerwedstrijd met Fausto Coppi en Van Wijk; een aan grijpend, hard en sentimenteel ver haal van Barnum over het doodslaan van een onschuldige zwarte vrouw tijdens politieverhoor in Zuidafrika. Deel twee verhaalt van Mano's reis naar Zuidafrika, zijn omzwer vingen en uiteindelijk zijn arresta tie. Mano beschrijft ook, aan het ein de van zijn verhaal, de voltrekking van de doodstraf. Naast het veelzijdige karakter van het boek (de wisseling van vorm en van perspectief) is ook Breytenbachs stijl opvallend. Snel le wisseling van theoretische stuk ken naar lyrische passages; veran dering ook in vorm: van gedichten naar brieven naar korte toneelstuk jes (tussen Jan Klaassen en Ka'afir). In het begin moet je als lezer wen nen aan deze methode en lijkt het boek als geheel onsamenhangend. Pas later blijkt hoe strak Breyten bach alles regisseert: alles hangt met alles samen. Want Breytenbach laat natuurlijk zijn kennis van het land niet onge bruikt en heerst tegelijkertijd als een poppenspeler over zijn roman figuren. "Dan stuur ik Mano terug op een zogenaamd politieke missie naar Zuidafrika, hem opgedragen door een geheimzinnige, almachti ge Organisatie. Zuidafrika is de hond met de bloedende zweren die momenteel het publiek dwars op de geest ligt het is te verleidelijk om het niet als achtergrond te gebrui ken, het is het ideale decor om mijn fantasieën en angsten vrij spel in te geven, en om de verkoop van mijn boek te bevorderen. Ik ben de mee dogenloze schepper. Ja, om het verhaal nog een draai te geven vergeet niet dat ik Gods bastaardbroeder ben zal ik je hier en daar zelfs mij laten spelen". Met deze laatste zin zinspeelt Breytenbach op het dooreenlopen van schrijver en hoofdfiguur Mano. Breytenbachs taalgebruik is, zoals je van een dichter mag ver wachten, enorm beeldend. Eén van de voorbeelden daarvan is het beeld van de kameleon (die ook in de Ne derlandse titel terugkomt). Mano heeft in de gevangenis een kame leon binnengekregen en weet die in Breyten Breytenbach zijn beschrijving tot een symbool te maken. En Breytenbach is op de verschijning van die kameleon na tuurlijk al vooruitgelopen: in de eer ste hoofdstukken verschijnt de ka meleon ook al enkele keren. JOS DAMEN Sporen van de kameleon, Breyten Breytenbach, uitg. V^n Gcnncp/Mcu- lenhoff, 48,50. Het is verrassend dat er telkens weer groepen jonge schrijvers in slagen zozeer de aandacht op zich te vestigen dat van een nieuwe bewe ging of zelfs van een revolutie ge sproken wordt. In onze letteren zijn in dit opzicht bijvoorbeeld de Be weging van Tachtig en de Vijftigers legendarisch geworden. Kijkje met een loep dan is er nauwelijks van een groep sprake, maar niettemin: eerst was er niets, toen was er Tach tig of Vijftig als markant vertrek punt voor iets nieuws. Na de Vijftigers hebben we als een soort na-deining de Zestigers nog gehad, daarna werd het in onze poëzie nogal onoverzichtelijk. Het sonnet en het knittelvers beleefden een herbloei, het light verse begon alles te overwoekeren, zelfs het lan ge verhalende gedicht deed op- Toch werd het in deze tijd van commerciële aanpak van alle kun sten tijd voor iets anders. Welke krachten en belangen er allemaal achter steken mag niqt zo helder zijn: opeens zijn ze er dan, eerst voorzichtig, dan onontkoombaar, de Maximalen en de Nieuwe Wil den. De laatste groep bestaat enkel uit vrouwen en heeft een feminis- tisch-lesbische inslag, Elly de Waard is er de voorvrouw van. Als leider van de Maximalen wordt vaak Joost Zwagerman aangeduid. Hij werd geboren in 1963, hij publi ceerde in snel tempo de roman 'De houdgreep', een verhalenbundel 'Kroondomein' en twee bundels ge dichten: 'Langs de doofpot' en 'De Truman Capote had er geen goed woord voor over: "This isn't wri ting, this is typing", zei hij over 'On the road' van Jack Kerouac. Hij had gelijk. Zelden heb ik zo'n oerverve- lend boek gelezen. Het is recent op nieuw uitgebracht in een nieuwe vertaling van Guido Golücke met als titel 'Onderweg', (de oude verta ling droeg de titel 'Op weg'). Het boek is zowaar al aan de tweede druk toe. Geen wonder, want 'On derweg' lijkt als twee druppels wa ter op het werk van in Nederland zo populaire auteurs als Tama Jano- witz ('Slaven van New York'), Jay Mclnemey ('Schitterlichten, grote stad') en Joost Zwagerman ('Gim mick'). Het dode bier en de sigarettepeu- ken van Kerouac zijn bij deze au teurs weliswaar vervangen door champagne en mondstukjes, de stoffige Greyhound door een li mousine, maar dat is dan ook het enige verschil. Of je nu Kerouac of Mclnemey leest, in beide gevallen is het verhaal verdrongen door het verslag, de overpeinzing door de kreet, de gedachte door de extase, het verzinsel door de werkelijkheid, de constructie door de woorden stroom en de hoofdpersoon door de schrijver zelf (compleet met kleefsnor en pruik, als in een ver kleedpartijtje). Sal Paradise, zo noemt Jack Ker ouac zichzelf in 'Onderweg'. Hij is een jongen zonder gevoel voor hu mor en daarom altijd maar 'op weg'. De Amerikaanse highways schep pen een illusie van zin en betekenis aan een volstrekt zinloze en onsa menhangende reeks gebeurtenis sen. Een paar keer doorkruist Sal met zijn afschuwelijke vriend Dean Moriarty het Amerikaanse conti nent, waarbij veel wordt gerookt, gezopen en geneukt, en dan is het boek afgelopen. Pas als je de achterflap hebt gele zen wordt duidelijk dat het hier gaat om "een portret van de eerste jonge ren die na de Tweede Wereldoorlog rebelleerden tegen de burgerlijke maatschappij". Een tijdsdocument dus. Jazeker, maar dan niet van de jaren '50 en '60 alleen. De twintigste eeuw is een eeuw waarin de jeugd heeft mogen bewijzen dat zij negentien eeuwen lang ten onrechte in het voorge borchte van de maatschappij heeft gezeten. In de literatuur is de jeugd in elk geval daarin niet geslaagd. In tegendeel, duidelijk is dat men naar moet streven zo snel mogelijk oud te worden en veel, heel veel te lezen en te studeren. Alleen dan is het misschien mogelijk een mooi boek te schrijven dat zich onttrekt aan de "wet van het behoud van on zin" waardoor een groot deel van de literatuur wordt geregeerd. Het was geloof ik Lucebert die schreef: 'Laat de kinderen komen!' Nu, in een land dat langzaam maar zeker vergrijst heeft het eindelijk zin om daar tegen in te roepen: 'Laat de oudjes komen!' Ik weet zeker dat ze prachtig kunnen schrijven. De grote filosoof Blaise Pascal heeft al eeuwen geleden geschreven dat alle ellende in de wereld komt doordat mensen niet gewoon rustig thuis kunnen blijven zitten. PETER BEKKERS ziekte van jij'. Recent is zijn nieuwe roman verschenen 'Gimmick!'. Volgens Van Dale betekent gim mick onder meer: knap bedacht middel om de aandacht te prikke len. Bij Joost Zwagerman is De Gimmick een Amsterdamse disco. Zwagerman is ambitieus, onbe suisd en publiciteitsgek genoemd en het zou me niets verbazen als die kwalificaties terecht waren. Hij laat althans geen gelegenheid voorbij gaan om de aandacht op zich te ves tigen, zich te laten pousseren, maar dat dit ook lukt, dat je overal zijn foto ziet, zijn mening tegenkomt, wijst er natuurlijk op dat hij wat in zijn mars heeft. Zijn poëzie heeft me tot nu toe weinig kunnen overtui gen, zijn proza toont kwaliteiten die me boeien. 'Gimmick!' is aangekondigd als een soort generatieroman, een he dendaagse Wolkers, een nieuwe Cremer, onverbiddelijk, schok kend, barstend van actualiteit en seks. Ik ben namelijk altijd nieuws gierig te zien of het iemand lukt nog weer een stap verder te gaan, want vooral op het gebied van de erotiek is nu wel alles uittentreure beschre ven en vertoond wat er maar be dacht kon worden, dacht ik zo. En dat bleek inderdaad het geval. De pindakaasscène van Zwager man haalt niet bij de meer dan een halve eeuw oude winterwortelscène van Miller en zelfs de vergelijking mét Cremer en zeker met Wolkers valt ongunstig voor Zwagerman uit: hij mist hun gedrevenheid en beze tenheid. Zwagerman begint goed. De ver bazing, de eerlijke ontsteltenis van de jonge kunstschilder Walter die in een New Yorkse peepshow ontdekt hoe móói die meisjes zijn en wat hij eigenlijk met hen zou willen, dat prettig soort onbedorvenheid in die baaierd van verwording geeft de le- zér een gevoel van: ja, dit gaat wat worden. Ook blijft het hele boek door de ware liefde van de hoofdfi guur voor het meisje Sammie fasci- Het is het enige gegeven dat het boek een beetje redt. Want verder is het één oppervlakkig, vaak uiter mate banaal, ondoordacht en vooral niet-noodzakelijk verslag van artis tieke borrelpraat in een jargon dat snel dateert en direct verveelt over onderwerpen die weinig vermogen te interesseren, als 'foute' kleren, Met 'De vrouw achter de horizon' van Yann Queffélec, een Franse schrijver, is iets merkwaardigs aan de hand. Het boek heeft wat gebeur tenissen betreft namelijk nogal veel weg van een kasteelroman: Tita, jongste telg uit een Russische emi grantenfamilie, wordt geslagen door haar vader, die haar moeder heeft vermoord, een moeder die een losbandig leven heeft geleid dat een blauwdruk van dat van Tita blijkt. Voeg hierbij veel bloed, karwat sen, emmers drank, hopeloze lief des, en u begrijpt misschien waar om ik aan een kasteelroman moest denken. En neem het bombastische begin van deze roman: "Het land huis van de Tarassevitsjs verrees' midden in de bossen, in het woud van Fénétrange, in Lotharingen, aan de oever van een stilstaand ven dat het Nevelmeer genoemd werd vanwege de dampen die op koele ochtenden en avonden boven het nauwelijks door de wind bewogen water kronkelden". Nu ga ik niet beweren dat de schrijvers van kasteelromans dit soort proza kunnen schrijven - dat mochten ze willen - maar wat mij betreft zijn de zinnen te nevelig. En het wordt er niet minder op naarma te de roman vordert: Queffélec, die in 1985 de Prix Concourt won, toont zich een verteller die grof geschut niet schuwt, vooral als het om land schapsbeschrijvingen gaat. Wat dat betreft lijkt hij overigens op zijn landgenoot Michel Tournier. Intussen is 'De vrouw achter de horizon' een van de weinige romans die ik de laatste tijd in één adem heb uitgelezen. De uitgever verkondigt geen onzin wanneer hij beweert, of misschien was het vertaler Ernst van Altena wel, dat Queffélec de le zer bij de lurven grijpt om hem vóór de laatste pagina niet meer los te la ten. Hoe verhoudt mijn ergernis zich tot de uiteindelijke bewondering? Ik heb daar een eenvoudige theorie over, die ik geef voor wat-ie waard is. Zoals een goed gedicht niet zel den dicht in de buurt komt van Candlelight, zo heeft een mooie ro man misschien per definitie wel iets weg van een kasteelroman. Het eni ge verschil is dat in de kasteelroman het liefde/geen liefde/en dan de dood van Gerard Reve net iets plat ter wordt behandeld. Aan liefde/geen liefde/en dan de dood overigens geen gebrek in deze roman, zoals ik in het begin al aan gaf. 'De vrouw achter de horizon' staat bol van dramatiek. In felle kleuren schildert Queffélec de on dergang van een Russische emi grantenfamilie die een vegeterend bestaan leidt in een vervallen land huis ergens op het Franse platte land, afgezonderd van andere men sen, elkaar hatend als uitgehonger de ratten. Wat het boek zo meeslepend maakt, is het feit dat Queffélec de le zer telkens weer voor verrassingen plaatst. Wanneer je je bijvoorbeeld hebt geïdentificeerd met de hoofd persoon - en welke lezer wil zich niet identificeren met een persona ge van papier? - gebeurt er weer iets waardoor die identificatie op losse schroeven komt te staan. Want alles wat maar denkbaar is aan rampzaligheid geschiedt in dit boek. En het knappe van Queffélecs vertelkunst bestaat vooral daaruit dat hij de rampzalige gebeurtenis sen aannemelijk weet te maken. Vooral dat onderscheidt hem van de schrijver van een kasteelroman: diens personages zijn altijd 'bigger than life' en maken dingen mee die alleen in sprookjes gebeuren. Ik verklap de intrige van dit boek niet, zoals ik ook niet wil vertellen wat er precies aan de hand is in die Russische emigrantenfamilie, maar gelooft u me: ik overdrijf niet als ik zeg dat 'De vrouw achter de hori zon' een bloedstollend boek is. Zoals vertaler Ernst van Altena, die het boek kundig vertaalde, ook niet overdrijft wanneer hij schrijft dat net "als bij een koningsdrama van Shakespeare aan het slot alle kegels omver liggen". WIM BRANDS KOOYKER sinds IS6J Boekhandels: Breestraat 93,2311 CK Leiden. Tel. 071-160500. Leidse Plein AZL, Rijnsburgerweg 10.2333 AA Leiden. Te». 071-160515. Joost Zwagerman 'foute' popmuziek, 'foute' kunst. Wel wordt de enorme zwendel met het lanceren van moderne beelden de kunst aardig op de hak genomen. Hoofdpersoon is een kunstschil der, Walter van Raamsdonk, halver wege de twintig. Hij wordt met nog twee schilders tot de grote figuren van onze moderne kunst gerekend en als zodanig gevierd, maar hij voert geen slag meer uit. Hij heeft blijkbaar alles mee: is van redelijk goede huize, krijgt de hoogst moge lijke subsidies, maar in de periode dat het boek speelt, van oktober tot en met april, komt hij nooit op zijn atelier om te werken en zijn subsi die weet hij alleen verlengd te krij gen door een amusant verteld bedrog. Walter is volkomen aan cocaïne en andere dope verslaafd en kan het niet verwerken dat zijn vriendin Sammie hem na een verrukkelijke tijd van erotische extase heeft verla ten. Hij verdoet dus zijn tijd in ten ten als de Gimmick, met kletsen over kunst, het versieren van meis jes en vrouwen die even door d.e wol geverfd zijn als hijzelf is, het bezoe ken van Florence, Tenerife en New York. Uiteraard is het overal hetzelfde liedje: ieder heeft geld of doet alsof, de wereld wordt beheerst door suc ces en yuppies, ieder bedriegt ieder- (loto GPD) een en het publiek dat door deze on overzichtelijke kluit van corrupte artiesten belazerd wordt is waar schijnlijk nog het beste af. Er zijn gedreven stukken bij, waarvoor je graag ellendige bladzij den vergeet als de tuttig beschreven bezoeken aan de ouders, het gezeur over foute ditjes en datjes en het oudbakken taalgebruik. Wat ik het meest van al betreur is dat Zwagerman zichzelf zo zelden bloot geeft. Want als hij dat aan durft, is hij op zijn best. Hij ver schuilt zich echter achter de maffe Walter, laat die wel zeggen 'We zijn tenslotte kunstenaars en nog nèt geen maffiosi' (127) en een collega debiteert: 'Kunsten maken is tegen woordig een kwestie van: opge staan, plaats vergaan' (128). Of 'Werd er maar weer eens wat verbo den of gecensureerd. Neeeh, het is een slappe tijd. Erg slap. Als ieder een succesvol is, is er niks meer aan' (213). Wat had het leuk kunnen worden wanneer Zwagerman in plaats van schilders werkelijk de modedich ters genadeloos bij de kop had ge pakt. HANS WARREN Frederick Forsyth Frederick Forsyth heeft met 'De on derhandelaar' weer een trefzekere thriller afgeleverd. De filmrechten hebben inmiddels al goed geld op gebracht. Nederland was de eerste waar het boek vertaald is versche nen, Duitsland, Frankrijk en Spanje zullen niet lang achterblijven. En bij deze landen zal het zeker niet blijven. Terecht denk ik, want ook dit boek van Forsyth (auteur van 'De dag van de jakhals' en andere best sellers) verdient een breed publiek. Omdat het een briljant opgebouwd, logisch verteld en in heldere zinnen beschreven plot bevat, dat boeit van de eerste tot de laatste regel. Merkwaardig genoeg ligt de es sentie van Forsyth' verhaal ditmaal besloten in twee thema's die al eer der met min of meer succes door an deren zijn gebruikt. Ten eerste is er een al eerder vertoond complo.t om de Amerikaanse president ten val te brengen door hem in een onmoge lijke situatie te manoeuvreren. En ook een figuur als de eenzelvige man, die uit een zelfgekozen isole ment moet worden gehaald om op een hem eigen, onorthodoxe ma nier de onderhandelingen met de ontvoerders van de zoon van de pre sident te voeren, kwam ik eerder te gen. Bij Forsyth zijn deze gegevens echter geen doel op zichzelf. Hij ge bruikt ze als een springplank naar een wijdvertakte, ingenieuze intri ge, waarin de topfiguren van de we reldmachten louche rollen vervul len, uiteraard om meer macht en middelen te kunnen mobiliseren. Feilloos weten zulke intriganten de mannen zonder scrupules te vin den, die tot het wreedste bereid zijn als ze zich maar in het slijk der aarde kunnen wentelen. Voor geld doen ze alles. Het heeft geen zin nadere details van dit verhaal te geven. Dat zou een deel wegnemen van de span ning die zo'n wezenlijk onderdeel van dit werk uitmaakt. Toch vormt die spanning geen hoofdzaak van het leesplezier, bij Forsyth blijft zijn manier van schrijven het allerbe langrijkste. In verbluffend simpele, maar door hun bevattelijkheid juist hoogst suggestieve zinnen trekt hij zijn literair bouwwerk steen voor steen op, waarbij hij de lezer onder weg voorziet van talloze doordachte details. Hij verrast telkens weer door zijn grondige kennis van zaken, zijn gro te bekendheid met plaatselijke ge woonten en gebruiken, zijn geogra fische correctheid en zijn gevoel voor menselijke verhoudingen. Door dat laatste komt hij tot ontroe rende momenten in de strijd tussen de eenzame onderhandelaar en de samenzweerders. KOOS POST De onderhandelaar, Frederick For syth, uitg. Bruna, f 35,-. De Vlaamse auteur Gust Gils schrijft, zoals hij het zelf noemt, 'pa raproza'. Dat 'para' staat dan voor paranormaal, parabool en paranoï de. Alweer volgens de schrijver zelf. Tsja. Als ik zoiets lees, steekt meteen de nuchtere Nederlander in mij weer de kop op. Het wordt er niet beter op als ik 'Antwoordappa raat', het boek waarop ik deze infor matie aantref, ter hand neem en op de tweede bladzijde het woord 'rela ties' gespeld zie als 'relasies'. O nee, niet weer zo'n bouillon van een paar opgekookte geitewollen sokken, denk ik. Maar we moeten eerlijk blijven als recensent en stug door blijven lezen. En ik moet zeggen: het is me toch nog alleszins meege vallen. Het proza van Gils lijkt wel een beetje op dat van de door mij be wonderde auteur en tekenaar Ro land Topor. De toon is dan wel niet dezelfde, maar toch heeft Gils net als Topor een gevoelige antenne voor de gekte die wij in de werke lijkheid van alledag kunnen ont dekken, als wij tenminste maar goed om ons heen kijken. Gils legt die gekte, die weeffout in de reali teit (om maar eens een term van K. Schippers te lenen), onder het ver grotingsapparaat, overdrijft, maakt er een hyperbool van. Zijn werkwijze heeft wel wat weg van die van Picasso. Deze schilder kon een geliefd model op zijn schil derij opeens van die dikke armen geven, niet omdat ze die had, maar omdat die armen hem juist zo sterk boeiden of hem net hadden om helsd. In de verhaaltjes van de Vla ming - ik zeg 'verhaaltjes' want Gils is een schrijver van de korte baan - kan het gebeuren dat de duim van een lifter een eigen leven gaat lei den, vinden veertien zusters die niet bepaald vooroverlopen van vrou welijkheid een boetseermasjiene uit voor borsten, en wordt een uit drukking als 'je een ongeluk lachen' letterlijk genomen. Gils is voor mij op z'n best in de wat malicieuze verhalen. Bijvoor beeld in het stukje waarin hij zich bang afvraagt of blinden met elkaar kunnen dansen. Daarnaast heeft hij oog voor de verschijnselen die slechts bestaan dankzij de andere dingen, bijvoorbeeld een 'barst'. Hij schrijft de 'biografie van een barst', van een barst die niet in ordinair vaatwerk wil komen maar het liefst in een peperdure Chinese vaas, maar eindigt in de schedel van ie mand die zich op de snelweg te plet ter rijdt. Het taalgebruik van Gils varieert bijna ambtelijk breedsprakig tot geserreerd en zeer beeldend. Dat breedsprakige van hem - daar ben ik niet dol op. Af en toe gingen zijn zinnen van bijna Proustiaanse leng te mij behoorlijk irriteren. Bij Proust krijgt de lezer voor zijn ar beid vaak een zeer mooie gedachte terug. Bij Gils is het niet meer dan een stijltrucje. Daar staat tegenover dat de licht nonsensikale verhalen van Gils een eigenaardig sluitende logica heb ben. De schrijver doet niet zomaar wat. Een voorbeeld daarvan is het verhaal 'Schaduwhandel', waarin iemand handel drijft in schaduwen die na de dood van hun bezitters op aarde zijn achtergebleven. Een verschil met de verhalen van Topor is echter dat de beklemming bij Gils nogal eens uitblijft. De hu mor van de Fransman is veel zwar ter dan die van Gils. Waar dat nu precies aan ligt, is niet te zeggen. Misschien ben ik wel beïnvloed door de duivelse tekeningetjes waarvan Topor zijn verhalen vaak vergezeld laat gaan. In de aardigste verhalen, bijvoor beeld in 'De verdoemde voetballer', een stukje waarin een midvoor in de hel van Dante voor straf telkens in het strafschopgebied onderuit wordt gehaald, bereikt de Vlaming soms even het niveau van de Franse grootmeester. Die voetballer wordt dan opeens een moderne Sisyphus. Zoiets voegt wat toe aan onze kijk op het voetbal. En het klopt nog ook. Negentig minuten de bal naar een doel proberen te brengen waar voor hij door de tegenstander tel kens weer wordt weggewerkt. Dat heeft toch ook iets zeer vergeefs. Ook een verhaal als dat over de parkiet die wegvliegt met de kooi waarin men hem uit een flatgebouw heeft geworpen, heeft net dat beetje meer dat het literatuur maakt. Waarom eigenlijk ook niet, denk je, als je zoiets leest. Als zo'n beest hard met zijn vleugels slaat moet hij zijn kooi inderdaad van de grond kunnen krijgen. Misschien was het wel een hele grote parkiet en een erg licht kooitje. Toch ligt bij het 'vondstenproza' dat Gils schrijft snel de meligheid op de loer. De verhalen ontsnappen daaraan jammer genoeg niet altijd. Maar over het geheel genomen is de bundel 'Antwoordapparaat' amu sante lectuur. Gils brengt de werke lijkheid af en toe even wat uit het lood. Dat is niet erg dramatisch, maar wel leuk. CEES VAN HOORE Antwoordapparaat, Gust Gils, uitg. De Bezige Bij. Wat 'n gemak alles onder een dak: computertijdschriften, computerboeken, diskettes, diskette opbergdozen. Pfinsessekade 3-4 2312 DA LEIDEN TEL. 071-140208 Nieuwe Uitgaven Literatuur 'Zoete toetjes'. Het verhaal v nkaanse zusjes en rivales u class gezin, van wie er he mer is. Roman met allerlei tussen doortjes (recepten, reclameteksten e.d.) van Lucy Ellman. Uitgeverij Contact. f24,90. 'Gekkenwerk'. Vijftig verhalen van Hans Koekoek. Uitgeverij Fontein, f 18,50. 'Ingenieur van de menselijke ziel'. Epi sche roman van de Tsjech Josef Skvo- recky over een schrijver die zijn door Sta lin en Hitier gekwelde vaderland verruilt Non fiction 'Kafka's brieven aan zijn moeder'. Een karakterschets van psycho-analyticus F. Hiddema. die probeert aan te tonen dat Kafka's moeilijkheden voortsproten uit de relatie tot zijn moeder. Uitgeverij De Tille, f 15,00. 'Het aspergesboek'. Kookboek van Wiel Basten en Herman van Ham met zo'n 200 manieren om asperges te berei den dan wel op te dienen, Uitgeverij M &P. f34,90.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 11