Irving doet het wat rustiger aan De Oude Rijn 1 ZATERDAG 27 MEI 1989 EXTRA PAGINA 35 John Irving: "Ik denk datje toondoof moet zijn om niet te onderkennen dat er een verschrikkelijke ironie zit in alles wat ik ooit heb geschreven". foto GPD» Het is een onder hoge druk geperste en in leer genaaide bal die in de zomer van 1953 een eind maakt aan het leven van Tabby Wheelwright. Het projectiel raakt haar pal op de linkerslaap, juist op het moment dat ze aan de rand van de derde honklijn van een speelveldje in Gravesend, New Hampshire, haar minnaar te midden van andere toeschouwers ontwaart, hem vrolijk toewuift en haar gezicht, in één beweging door, naar de thuisplaat wendt om nog net te zien wie van de sportende pupillen zo'n knoert van een slag in zijn armen heeft. De klap is onmiddellijk fataal en zó hard dat de vrouw als een tol op een afgebroken naaldhak ronddraait alvorens ze, zonder de minste lichaamsreflex, tegen het gras slaat. door Wim de Jong Het is hetzelfde type bal waarmee John Irving zesendertig jaar later de kamer van z'n Amsterdamse hotel verlaat om die luttele ogenblikken later in handen van de verslaggever te drukken. Zijn achternaam heeft hij er verticaal en in onbeholpen, haast kinderlijke letters op geschreven, opdat misverstanden bij voorbaat zijn uitgesloten. Het betreft hier geen handtekening op een cadeautje aan een journalist, maar een voorwerp uit de bagage van de schrijver, uit Ameri ka meegenomen opdat het tot een beter begrip van een vroege sleutelscène in zijn nieuwste boek mag leiden: "Dit is dus het moordwapen, ja. Voel maar eens hoe hard het is". De eerstvolgende tien minuten van het gesprek gaan van de weeromstuit over baseball. Met behulp van een asbak en wat suikerzakjes wordt het de leek stuk je bij beetje duidelijk waarom mevrouw Wheelwright het loodje legt, hoe ze ten opzichte van de hitter en de pitcher staat en waarom een afzwaaier per definitie meer spint dan een correcte slag. Even goed erkent Irving makkelijk dat het een tamelijk krankzinnig ongeluk is dat de dame in kwestie velt. In werkelijkheid, zo heeft hij uitgezocht, zijn er sinds de in troductie van de sport maar zes mensen tijdens een wedstrijd opgenomen. Vandaar dat hij het toeval maar een handje heeft geholpen, in het besef dat Irving-lezers in dat opzicht inmiddels ge pokt en gemazeld zijn: in 'De wereld vol gens Garp' en 'Hotel New Hafhpshire' sloeg de rampspoed immers veel wilder om zich heen, en de figuren die het laatste hoofdstuk in die romans al wisten te halen kwamen doorgaans allesbehalve ongeschonden uit de strijd. Als ze al niet een essentieel geslachtsdeel ^nisten, dan waren ze wel op andere wijze verschrik kelijk onderuit gehaald. Verkracht, ver knipt, verspild, blind of van hun tong ontdaan het kon hun schepper eigen lijk nooit gek genoeg zijn. Op het eerste gezicht hoort een verhaal over de Oude Rijn, die over een afstand van zo'n 75 km van het Amsterdam-Rijnkanaal tot de uitmonding bij Katwijk door veertien Zuidhollandse en Utrechtse gemeenten loopt, in een artikelenreeks over natuur en landschap niet zo thuis. Inderdaad is de natuur niet zo aansprekend. Geen enkel natuurgebied van enig belang grenst aan haar oevers en een groot deel is aan weerszijden bebouwd. Langs de lage (zuid)zijde bevindt zich de drukke weg Leiden-Bodegraven en op onregelmatige afstand van elkaar zijn industriële complexen gevestigd. Toch zijn er nog genoeg schilderachtige stukjes te vinden zodat de landschappelijke waarde niet onderschat mag worden. De Oude Rijn doorsnijdt verschillende landschapstypen: duinen, geestgronden, veenpolder en ze heeft haar eigen rivierlandschap geschapen. Steentijd Van nabij is de loop van de rivier zowel met de fiets als met de auto en uiteraard over het water over vrijwel de gehele lengte te volgen. Menselijke bewoning in de vorm van molens, boerderijen en landerijen herinneren aan een vaak ver verleden. In dit artikel zal ik mij hoofdzakelijk bepalen tot het westelijke deel (tot Woerden) van deze eens zo belangrijke transportader. Do oudste sporen van bewoning dateren uit de steentijd 4000 v. Chr vuistbijlen (werktuig en wapen) en paalsporen (van paalwoningen). Helaas is het aantal vondsten uit deze periode beperkt. Het landschap zag er in die tijd heel anders uit dan tegenwoordig. Aan weerszijden van de rivier, die toen nog water van de oorsprong in Zwitserland naar zee vervoerde, lagen moerassen en moerasbossen, terwijl de voornaamste bewoning op de door de rivier opgeworpen oeverwallen was aan te treffen. De getijdewerking was ver landinwaarts merkbaar, zodat we kunnen spreken van een zoetwatergetijdengebied, zoals dat tot vóór de afsluiting van het Haringvliet ook in de Biesbosch was te vinden. Jacht en veeteelt waren in die tijd de belangrijkste bronnen van bestaan, 's Zomers werden de oeverwallen bewoond maar 's winters, als de rivier buiten haar oevers trad, vormden de bossen een veiliger verblijfplaats. Dit laatste gold zeker in tijden van oorlog omdat dit gebied voor vreemdelingen ondoordringbaar moet zijn geweest. Misschien dat de merkwaardige tweedeling van Hazerswoude en Zoeterwoude (Rijndijk en -dorp) die al sinds In 'Bidden wij voor Owen Meany' doet John Irving het een stuk rustiger aan. De hoeveelheid tragische blunders, ge doemde mislukkingen, geweldsdelicten en andere slachtpartijen zijn er tot een minimum beperkt terwille van het maxi male effect van de plot van het verhaal. Idioten heeft de schrijver ditmaal even min van stal gehaald. De enige echte freak die hij ruim baan geeft is de jongen wiens naam ook in de titel van het boek terugkomt en die in zijn doen en laten een bastaardkruising is van Oskar Mat- zerath (uit Günter Grass' 'De Blikken Trommel'), Jezus Christus en Frederik van Eedens 'Kleine Johannes'. Van die eerste voorvader kreeg Owen Meany zijn gemankeerde spraakvermo gen en de handicap van zijn lengte; van de tweede zijn geloof in God, de eigen schap om in de toekomst te kunnen kij ken en het onafwendbare lot daarnaar te moeten handelen; van de laatste ten slot te, erfde hij de weerloosheid van het on begrepen dromertje en de ontroering die dat bij mensen teweeg brengt. Irving hoopt dat dit minuscule kroten- kokertje de zwaargewicht blijkt die ko pers van het boek ademloos naar de laatste bladzijde sleurt, want, zoals ge zegd, andere personages van formaat zijn er niet en een groot deel van de ro man is bovendien gewijd aan de meer of minder religieuze bombarie waarmee het engeltje zich omgeeft. Owen Meany staat zodoende voor de zware klus een miljoenenpubliek voor zich te winnen, maar goede kans dat het hem lukt en dat hij aldus eeuwige roem vergaart, aangezien Irving alle aanzetten tot mythevorming in de strijd gooit. Op zijn elfde jaar afficheert het plattelands kind zich al als een instrument van het bovennatuurlijke, waarna hij zich met zijn lijdensweg in dit aardse bestaan ver zoent, wetend dat de Heer hem spoedig tot zich neemt. Mét zijn ouders houdt Owen ondertus sen bij hoog en bij laag vol dat hij onbe vlekt ontvangen is, alsook dat het onver mijdelijk was dat hij Tabby Weelwright moest offeren om zijn taak als aspirant verlosser met Gods genade te kunnen oppakken. Zijn omgeving pikt die ho- kus-pokus van hem. Sterker nog, alleen al om die reden wordt hij bemind en be wierookt, en wie is er dan te beroerd om de tiener-heiland vooralsnog niet het voordeel van de twijfel te gunnen? Boos Irving kan zich niettemin enigszins boos maken als wordt geopperd dat hij van de ernst van zijn hemelbestormer veel werk heeft gemaakt. De recensent van de zeer gerespecteerde New York Times Book Review die schreef het ironische ele ment in de kruisgang van Owen Meany te missen, is voor de schrijver geen knip mensenheugenis bestaat, hiermee verband houdt. Forten De Romeinen stichtten in het begin van onze jaartelling aan de oever verschillende castellums (forten) zoals in Katwijk, Valkenburg, Zoeterwoude (Matilo), Alphen (Albanianae) en Zwammerdam. Met name bij Valkenburg en Zwammerdam getuigen diverse opgravingen van de Romeinse aanwezigheid. Later werden ze verdreven door andere volken, en in de tijd van de Franken (rond 500) nam het aantal nederzettingen langs de Rijn sterk toe. Deze was toen de belangrijkste vaarroute van oost naar west. Aan de scheepvaart op de rivier, maar ook het verkeer in noord-zuidrichting heeft de stad Leiden zijn bestaan te danken gehad. De strandwallen ten noorden en zuiden van Leiden die door de Rijn werden doorsneden vormden in die dagen de enige begaanbare route in het moerassige westen van ons land. Na hun veroveringen rond 800 stichtten de Noormannen verschillende burchten langs de Rijn: o.a. Rijnsburg, Leiderburg (bij het latere Leiden) en Rhijnenburg (Hazerswoude-Rijndijk). Intussen had de Rijn in oost-Nederland haar loop langzamerhand naar het zuiden verlegd, waardoor op den duur alleen nog water uit het Hollands/Utrechtse veengebied werd afgevoerd. Sindsdien kunnen we met recht over de Oude Rijn spreken. De verminderde waterafvoer bleek niet in staat goed tegenwicht te bieden tegen voor zijn neus waard: "Zoals we in New Hampshire zeggen: die man zou er niet eens de ironie van inzien als zijn vrouw op zijn kop ging zitten. Owen Meany is mijn ondeugendheid, mijn grap. Ik heb die jongen, met zijn groteske stem, op zettelijk ridicuul gemaakt. Natuurlijk is hij niet uit een maagd geboren, zoals hij beweert. Het spreekt voor zich dat-ie ook niet over water kan lopen of er in slaagt iemand te genezen. Het enige wonder dat hij met Christus deelt is dat hij weet wat er staat te gebeuren met hem en met de wereld". "Sommige critici bestempelen Owen als een evenknie van Christus, ofschoon het boek veel meer weg heeft van een Christ-comedy. Kijk eens, ik zie mezelf als een schrijver van humoristische boe- de zandaanvoer vanuit zee. Deze leidde tot de vorming van de jonge duinen vóór de strandwallen. De afvoer werd in de eeuwen erna steeds problematischer, waardoor achter de strandwallen overstromingen optraden. Ter bestrijding van de wateroverlast werd bij het huidige Zwammerdam een dam aangelegd. Dit bezorgde de Rijnlanders een fikse ruzie met de bisschop van Utrecht, want het probleem verplaatste zich naar het oosten en de stad liep onder water. De dam verdween weer en het uitdiepen van de waterafvoerende veenriviertjes bood tijdelijk soelaas. Overstromingen Rond 1100 was inmiddels het lot van de Oude Rijn definitief beslecht. De monding bij Katwijk verzandde geheel, waardoor scheepvaart van en naar zee onmogelijk werd. Andere gevolgen waren het verdwijnen van de getijdewerking en het al genoemde toenemen van overstromingen. Helaas waren er toen geen baggerbedrijven om de nood te lenigen. De Kager Plassen hebben overigens voor een deel hun ontstaan te danken aan zo'n overstroming. Sedert de late middeleeuwen werd op grote schaal begonnen met de ontginning van de veenlagen langs de Oude Rijn. Dit had ingrijpende consequenties voor de dorpen en steden langs de rivier. Het veengebied lag vóór de exploitatie boven zeeniveau. Door de noodzakelijke ontwatering en inklinking van de bodem daalde het gebied tot onder zeeniveau en er ontstond opnieuw wateroverlast. ken. Zelfs de romans die ongelukkig af lopen zijn komisch omdat ze voor het merendeel komische handelingen bevat ten. Toegegeven, dit verhaal speelt zich af tegen een sociaal-politieke achter grond en in een tijd waarin de geschiede nis een bittere loop heeft genomen, maar dat betekent niet dat het treurnis troef is wat de klok slaat". "Ik denk dat je toondoof moet zijn om niet te onderkennen dat er een verschrik kelijke ironie zit in alles wat ik ooit heb geschreven. Ik ben het ermee eens als wordt gesteld dat dit boek de afgelopen twee decennia in de Amerikaanse histo rie veroordeelt, maar niet meer dan in 'De Regels van het Ciderhuis', dat op zijn eigen manier ook over een geloof ging. Dat van Wilbur Larch, die vóór abortus Voerden de riviertjes in de ontginningen dank zij het hoogteverschil eerst nog water af naar de rivier, geleidelijkaan ontstond de omgekeerde de situatie. Zodoende werd afdamming van een veenriviertje als de Meye en omdijking van de ontginningen noodzakelijk. Zoals u ziet heeft de strijd tegen het water de bewoners rond de Oude Rijn door de eeuwen heen beziggehouden. Ook nu is dit nog het geval. De polders langs de rivier verschillen onderling aanzienlijk in hoogte. Behalve het gevolg van de mate van vervening, heeft dit ook te maken met het grondgebruik in later tijden. Zo kan de grondwaterstand van de rietlanden tussen Alphen en Bodegraven op een hoger niveau worden gehandhaafd dan als weiland in gebruik zijnde percelen. De onderbemaling, nodig voor de groei van het gras, heeft een sterke bodemdaling als resultaat gehad. Niet voorzien In de vorige eeuwen had deze bodemdaling onvoorziene gevolgen. De capaciteit van één molen bleek vaak niet voldoende om het kwelwater in de boezem te pompen. Vandaar het ontstaan van molengangen: molens die in onderlinge samenwerking het water elk naar een iets hoger niveau in een tussenboezem pompten. De molenviergang bij Aarlanderveen die u vanaf de Rijn tussen Alphen en Zwamrperdam kunt zien is een van de laatste. Met de komst van het stoomgemaal in de 19de en het dieselgemaal in deze eeuw werden de windafhankelijke bouwwerken 'opgeruimd' was, tegenover de opvatting van Homer Wells, die als weeskind zonder adoptie ouders zijn nederlaag uiteindelijk accep teert'. Op net terras van het Pulitzer neemt John Irving ruimschoots de gelegenheid te schetsen waarom de valse belofte van de jaren zestig, de verloren Vietnam-oor- log en de leugens in de buitenlandse poli tiek van de Verenigde Staten samen het decor bepalen waartegen 'Bidden wij voor Owen Meany' zich afspeelt. Deson danks staat hij niet toe dat het interview zich versmalt tot die facetten. Als om zichzelf tegen de verleiding te pantseren wacht hij verdere vragen over genoemde kwesties niet meer af. Aangesneden wordt een ander, en telkens terugkerend thema in zijn oeuvre, namelijk dat van de romantische, dramatische en avontuur lijke jeugdjaren, waarin hij zijn persona ges portretteert en die steevast de funda menten vormen voor de lang uitgestelde volwassenheid. In 'Bidden wij voor Owen Meany' zijn het wonderkind en verteller Johnny Wheelwright die waarmaken wat de schrijver heilig acht: het worden de aller beste vrienden en hun liefde voor elkaar is zo Irvingiaans als maar mogelijk is. "Dat komt: ik ben er door de jaren heen meer en meer van overtuigd geraakt dat het dergelijke emotionele en pyschologi- sche ervaringen zijn die mensen maken tot wat ze zijn. Voorts geloof ik dat die er varingen zich ook allemaal vóór hun twintigste voordoen. Vandaar dat ik over die periode het liefst schrijf. Laten we het daar nog over hebben en de politiek gewoon vergeten". Gedeprimeerd Die jeugdjaren zoals u ze optekent, zijn er die volgens u nog "Dat ligt er maar aan waar je als kind opgroeit, denk ik, op het platteland of in een stad als New York. Ik heb er driejaar gewoond en de kinderen die ik er elke dag tegenkwam als ik op weg was naar mijn trainingshonk hebben een volstrekt andere kindertijd dan die in New Eng land. Ze lopen altijd in een groep of in het gezelschap van een gouvernante of een bewaker om overvallers af te schrikken. Elke dag marcheren ze ook langs dezelf de route, namelijk naar huis, waar een portier dan de deur van hun apparte ment voor ze opendoet en waar de televi sie op ze wacht. Iets anders dan thuis zit ten kunnen die kinderen niet, want op straat was het veel te gevaarlijk. Zelfs als ze op een mooie dag naar het park mo gen, hebben ze nog maar de ruimte van een afgemeten aantal vierkante meters. Hun nannies of hun ouders weten dan waar ze uithangen. Dat beeld heeft me zó gedeprimeerd dat ik naar een omweg heb gezocht; ik kon het niet meer aan- Behalve als waterweg is de Oude Rijn lange tijd geëxploiteerd ten behoeve van de bouw. De door de rivier afgezette, met zand gemengde kleilagen waren vooral aantrekkellijk. Veel steenbakkerijen aan de rivier zijn inmiddels alweer verdwenen. Aan de oeverhoogte is nog goed te zien waar de kleiputten lagen. Momenteel vindt kleiwinning vooral in de achterliggende polders plaats. Als transportader is de rivier nog altijd van belang voor betonfabrieken, die zand en grind over water aangevoerd krijgen. Van de 17de tot de 19de eeuw is de Oude Rijn zeer in trek geweest. De trekschuit deed zijn intrede en over grote afstanden werden jaagpaden aangelegd. Het Utrechtse Jaagpad in Leiden getuigt van deze bestemming. Vooral het jaagpad tussen Bodegraven en Woerden is voor fietsers een aantrekkelijk alternatief voor de grote weg. De paden waren niet over het hele traject aaneensluitend aan te leggen. Op diverse plaatsen herinneren veren en veerhuizen (in Leiden: Utrechtse Veer, Veerhuis) aan de overstapmogelijkheden. Voedselrijke bodem De bomen langs de Oude Rijn horen daar grotendeels van nature thuis. Omdat het rivierwater veel voedingsstoffen meevoerde en die samen met klei en zand op en achter de oeverwallen afzette, ontstond een voedselrijke bodem. Vandaar dat voedselminnende gewassen als riet en bomen als es, els. wilg en populier het hier goed deden. Ten behoeve van de houtvoorziening werden veel bomen geknot. De boer had behoefte aan lange smalle twijgen (o.a. voor het maken van manden). Door de stam op werkbare hoogte te knotten, ontspruiten op den duur op en rond de wond twijgen die in enkele jaren de gewenste dikte en lengte hebben. In ons kunststoftijdperk zijn veel van die geriefhoutbosjes verwaarloosd, waardoor veel bomen onder de topzware kruin dreigen te bezwijken. Zowel landschappelijk als biologisch zijn ze waardevol. Allerlei organismen, planten en dieren van insekten, tot vogels, vinden er voedsel en nestgelegenheid. Reden genoeg voor natuurwerkgroepen om zich door het bijhouden en bijwerken van de bomen in te zetten voor het behoud ervan. Misschien wel de meest typerende bewoner van knotbomen is het steenuiltje, ter grootte van een merel, maar met een gedrongen voorkomen. Veel meer dan andere uilen jaagt deze soort ook overdag op vooral veldmuizen en regenwormen. Zo af en toe vergrijpt de steenuil zich aan een vogel. Hoewel veel vaker voorkomend in het gebied van onze grote rivieren, broedt hij zo hier en daar in de buurt van de Oude Rijn. Wanneer de bomen nog niet in klad staan kunt u hem wel eens zien zitten op de uitkijk of zich koesterend in een vroeg voorjaarszonnetje. Zijn scherpe alarmroep zult u niet snel vergeten. Eenden In het zomerseizoen broeden de wilde eend, de meerkoet, het waterhoen en de fuut aan de oevers, maar in de winter strijken wel eens bijzondere gasten uit het hoge noorden Er zijn vrouwen die zouden willen dat u ook zo realistisch schreef. Ze geven er u de schuld van dat hun kerels alle maal van die jongensachtige dromers blijven. Dat leren ze dan volgens hen van al die plattelandsjongens die niet willen opgroeien, zoals die steevast in uw boe ken voorkomen. Irving: "Is dat zo?" Ze bestaan, heus. John Irving: "Dat is originele kritiek, die heb ik nog nooit gehoord. Ik denk dat u het stereotype vrouw bedoelt dat ons mannen altijd tracht te veranderen, dat voortdurend zegt: ik hou van je, George, maar je bent nog geen man. Waarmee ze maar willen aangeven dat de man in kwestie nog niet veranderd is in degene van wie ze echt zouden kunnen houden". "Let op, ik ben sarcastisch als ik zeg dat het een man kennelijk aantrekkelijk maakt als hij zijn jeugd zo snel mogelijk achter zich tracht te laten en in de ogen van een vrouw tot de vent uitgroeit die op haar vader lijkt en niet meer op haar broer; de man die serieus is en humor loos, betrouwbaar en paternalistisch al die dingen die vrouwen zekerheid ge ven. Maar dat ik er debet aan ben dat er mannen zijn die niet willen opgroeien, wist ik niet. Wat ik wel weet is dat er heel veel volwassenen zijn die hun jeugd ver loren hebben en niet meer begrijpen wat er in kinderen omgaat, er tevens geen en kele band meer mee hebben. Dat zijn saaie en onsympathieke mensen". Dode held Voor de vrouwen die aan 'Bidden wij voor Owen Meany' beginnen om eens uit te vogelen waarom de mannen in hun le ven de komende maanden wéér niet wil len opgroeien, dient alvast gezegd dat Ir ving hen onwillekeurig het gelijk aan hun zijde geeft: het loopt beroerd af voor de hoofdrolspelers én menige figurant. Johnny Wheelwright heeft de hoop hal verwege zijn twintigste en zijn dertigste al opgegeven, nicht Hester maakt carriè re als hardrockster hoewel ze eigenlijk moeder van Owens kinderen wilde wor den, surrogaat-vader Dan raakt steeds verslaafder aan de drank en aan de hope loze ambitie verder te komen in het ama teurtoneel, en Owen Meany zelf wordt de dode held in de herinnering van héél wei nigen. Irving: "En als hij zich realiseert dat hij stervende is, geeft hij zijn vriend nog even snel opdracht ervoor te zorgen dat hij^daarvoor een medaille verdient. Dat is toch humor?". 'Bidden wij voor Owen Meany'. door John Ir ving (Agathon. paperback f 39,90, gebonden f 49,90). op het water neer. De wilde eend broedt regelmatig in of aan de voet van een knotboom. Als talrijkste Nederlandse eendesoort houdt deze vogel zich in allerlei typen landschappen op en broedt er. De vaak bontgekleurde en witte "hoereneenden" zijn exemplaren ontstaan door bastaardering met gedomesticeerde dieren. Op het water willen jonge eenden nog wel eens een fikse duik nemen op zoek naar waterplanten en klein dierlijk spul, oudere dieren beperken zich tot grondelen aan het wateroppervlak. Grazen op het land doen ze net als ganzen, als dat zo uitkomt. Doordat de jacht is afgenomen en wilde eenden zich uitstekend aanpassen aan de menselijke omgeving is hun aantal de pan uit gerezen. Zo'n half miljoen paartjes broeden er in ons land. overal waar water in de buurt is. Dientengevolge verblijven ze ook massaal in steden, waar de meeste inmiddels een brooddieet volgen. Aan gebouwen vormen buiten de bebouwde kom boerderijen de hoofdmoot langs de rivier. Bijna allemaal zijn ze langwerpig met soms een kleine uitbouw aan het woongedeelte. Dit type, het hallehuis, herbergt in het verlengde van het woongedeelte de stallen die aan weerszijden van de deel liggen. Mens en dier wonen dus onder één dak. Vaak hebben de boerderijen een slootje voor de deur dat op boezem afwatert. Met een sluisje wordt de afvoer geregeld. Aan de straatkant van veel boerderijen staan in een plat vlak gemodelleerde linden, de zg. leilinden, die als een natuurlijk zonne- en windscherm dienst doen. De hooibergen op het erf zijn meesstal vervangen door ingekuild gras zodat het drogen overbodig is. Jammer van de plastic afdekking dia, met autobanden verzwaard, het gras tegen weersinvloeden moet beschermen. En dat in een landschap dat de diversiteit en aantrekkelijkheid voor het overgrote deel aan menselijk ingrijpen dankt. Een knotboom, geliefd oord voor steen- uiltjes.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 35