Vijftien jaar strijd om koninklijke papieren
Het Algemeen Rijksarchief en de koudwatervrees van het Kabinet der Koningin
ZATERDAG 13 MEI 1989
EXTRA
PAGINA 29
De overheid mag archiefstukken niet tot in lengte van dagen in haar eigen
kasten bewaren. Stukken die ouder zijn dan vijftig jaar moeten worden
overgebracht naar een archiefbewaarplaats. Zo gaan de paperassen van de
centrale overheid naar het Algemeen Rijksarchief in Den Haag en kunnen
daar in principe door iedereen vrijelijk worden geraadpleegd. Uitzonderingen
zijn mogelijk: bij de overdracht kan worden bepaald dat stukken alleen onder
bepaalde voorwaarden mogen worden ingezien. Dit alles is vastgelegd in de
archiefwet van 1962. Maar de letter van de wet komt niet altijd overeen met de
praktijk. Zo moest het Algemeen Rijksarchief vijftien jaar knokken om de
archiefbescheiden van het Kabinet der Koningin binnen te halen, het
ambtelijke secretariaat dat de contacten tussen staatshoofd en ministers
regelt. Pas een paar jaar geleden ging men 'om'. Waarom was het Kabinet der
Koningin zo halsstafrig en welke rol speelden de bewindslieden in deze
opmerkelijke strijd? Een reconstructie.
door Jan de Roos
Een deel van het Algemeen Rijksarchief met de aantekeningen van oud-premier Beel.
Arlman om zowel Binnenlandse zaken
als Algemene Zaken (het departement
van de minister-president dat ook gaat
over zaken betreffende het Koninklijk
Huis) aan te schrijven.
Dat heeft merkwaardige gevolgen: bei
de ministeries verwijzen naar elkaar.
Daarop stapt Vrij Nederland naar de
Raad van State. Het eind van het liedje is
dat de minister van Algemene Zaken het
stuk moet afstaan tot groot ongenoegen
van mevrouw De Graaff. Het rapport
blijkt overigens niets interessants te be
vatten.
Eigensoortig
Op 30 november 1982 stelt de PvdA'er
mr. Schelto Patijn de positie van het Ka
binet der Koningin in de Tweede Kamer
aan de orde. Hij wil van premier Lubbers
weten wie nu eigenlijk verantwoordelijk
is voor die instelling. Simpel gezegd:
welke bewindsman mag mevrouw De
Graaff op de vingers tikken als zij bij
voorbeeld weigert archiefstukken af te
staan? Of mag dat helemaal niet en is het
Kabinet der Koningin toch een soort ver
lengstuk van de koningin persoonlijk?
Lubbers noemt het Kabinet der Konin
gin "een eigensoortig iets": het Kabinet
kan op één lijn worden gesteld met zelf
standige organen als de Raad van State
en de Algemene Rekenkamer.
Volgens de premier staat het Kabinet
der Koningin in hetzelfde begrotings
hoofdstuk genoemd als de andere orga
nen en bovendien is het volgens de pre
mier "als algemeen staatsarchief belast
met de bewaring van oorspronkelijke
staatsstukken".
Lubbers heeft nog een andere interes
sante stelling. "Het komt mij voor", zegt
hij, "dat het (Kabinet der Koningin) niet
onder de wet openbaarheid van bestuur
valt". Concreet betekent dit, dat een bur
ger dus geen recht op inzage heeft in do
cumenten die mevrouw De Graaff onder
haar hoede heeft. i
Papierlawine
De premier blijkt echter slecht te zijn
voorgelicht door zijn ambtenaren. Het
Kabinet der Koningin valt wel degelijk
volledig onder de ministeriële verant
woordelijkheid. Een van Lubbers' voor
gangers, premier W. Drees, bevestigde
dat al in 1950. Wat Lubbers tijdens het
kamerdebat kennelijk niet weet, is dat er
een Koninklijk Besluit is van 14 decem
ber 1893, waarin staat dat de directeur
van het Kabinet der Koningin verant
woording schuldig is aan de minister van
binnenlandse zaken.
Dit betekent dat ook de stukken van
het Kabinet vallen onder de wet open
baarheid van bestuur. De wet heeft im
mers betrekking óp "schriftelijke stuk
ken en ander materiaal met gegevens,
die berusten bij overheidsorganen en bij
instellingen, diensten en bedrijven die
onder verantwoordelijkheid van deze or
ganen werkzaam zijn".
De Tweede Kamer, die het er eind '82 een
beetje bij heeft laten zitten, is een jaar la
ter wél alert. In schriftelijke vragen aan
minister Rietkerk van Binnenlandse Za
ken wordt geïnformeerd hoe het toch
staat met de overdracht van de archief
stukken van na 1898 door het Kabinet
der Koningin. Die overdracht wordt
voorbereid, meldt Rietkerk op 13 okto
ber 1983.
Dat ene zinnetje trekt in de pers heel
wat aandacht. De Telegraaf gaat uitvoe
rig in op het 'Gevecht om geheime dos
siers' en Trouw vraagt aan de Rijksvoor
lichtingsdienst waarom het allemaal
toch zo lang duurt. Gelijk zijn voorgan
ger Van der Wiel legt RVD-directeur Van
der Voet uit dat het geen kwestie van on
wil of tegenwerking maar van mens
kracht is.
"We kunnen die papierlawine moeilijk
zonder meer bij het Rijksarchief om de
hoek zetten. Dat zouden ze daar trou
wens niet accepteren", aldus Van der
Voet.
Met die papierlawine valt het echter
wel mee. De stukken over 1898-1933 die
eind 1983 al op het Rijksarchief hadden
behoren te liggen, beslaan in totaal zo'n
500 strekkende meter. Een respectabele
hoeveelheid, maar bij het Rijksarchief
worden ze niet zenuwachtig van een half
kilometertje erbij.
Vreemd is de suggestie van de RVD
dat het materiaal eerst nog moet worden
geordend (Trouw weet - tot grote veront
rusting van Algemeen Rijksarchivaris
Ribberink - zelfs te melden dat het eerst
nog zal worden gekuist). Blijkens het in
spectierapport van de Rijksarchiefdienst
uit 1976 waren er op dat punt immers
geen problemen. "Het archief ziet er
goed verzorgd uit", concludeerde de
dienst
Op 23 maart 1984 kan het Algemeen
Rijksarchief de vlag uitsteken: mevrouw
De Graaff meldt aan de vooravond van
haar pensionering dat de eerste serie
stukken (1898-1907) eraan komt. Als de
dozen op het Rijksarchief zijn geopend,
blijkt echter dat een deel van de docu
menten is achtergehouden: het 'Geheim
Archief van het Kabinet der Koningin
over de jaren 1898-1907 ontbreekt.
Waarom die stukken niet? Dat heeft,
zo blijkt uit een notitie van mr. R. J.
Hoekstra (raadadviseur van premier
Lubbers op het ministerie van Algemene
Zaken) aan de minister-president, te ma
ken met "de gevoeligheid van het materi
aal". Daarbij gaat het met name om een
aantal notities van koningin Wilhelmina
over de bewapening c.q. neutraliteitspo
litiek van Nederland in het begin van d,e-
ze eeuw. Als die stukken straks op het
Algemeen Rijksarchief liggen, zijn ze in
principe voor iedereen toegankelijk.
Hoekstra stelt daarom voor, deze stuk
ken niet zonder meer aan de openbaar
heid prys te geven.
Terwijl Rijksarchivaris Ribberink in
de pen klimt om zowel bij mevrouw De
Graaff als bij het ministerie van Algeme
ne Zaken aan te dringen op overdracht
van alle stukken ouder dan vijftig jaar,
proberen premier Lubbers en minister
Brinkman van WVC tot afspraken te ko
men. Dat lukt. Afgesproken wordt dat
voor raadpleging van het 'Geheim Ar
chief toestemming nodig is van de mi
nister van WVC. Een onafhankelijk his-
toricus zal echter telkens bekijken of de
documenten uit het 'Geheim Archief
niet als 'gewoon' archiefmateriaal kun
nen worden beschouwd, zodat ze ook
■zonder toestemming van de minister
kunnen worden geraadpleegd.
Ontboezeming
Die onafhankelijke historicus wordt de
Leidse hoogleraar prof. I. Schöffer. Eind
'85 buigt hij zich over het 'Geheim Ar
chief over de periode 1908-1916. Me
vrouw De Graaff is inmiddels gepensio
neerd als directeur van het Kabinet der
Koningin. Haar opvolger, jhr. mr. W.H.D.
Quarles van Ufford (o.a. oud-burgemees
ter van Heemstede en Amstelveen), heeft
bij de overdracht van de stukken bijzon
dere aandacht gevraagd voor een docu
ment uit 1914
Dit stuk bevat een ontboezeming van
koningin Wilhelmina over de kamerle
den mr. Dirk Fock en mr. Conrad van
Deventer, in die tijd bij de kabinetsfor
matie kandidaten voor de post van Kolo
niën. Maar Wilhelmina maakt om niet
geheel duidelijke redenen bezwaren
tegen het tweetal. "Fock en Van Deven
ter deugen niet", zegt de vorstin op de
haar bekende kordate wijze. Een ambte
naar schrijft dat op en deze notitie wordt
discreet in een enveloppe opgeborgen
om in 1985 weer tevoorschijn te komen.
Zoveel jaar later lijkt de uitspraak van
de vorstin niet iets om zenuwachtig van
te worden. Uit de oorlogsserie van dr. L.
de Jong bijvoorbeeld, zijn intussen heel
wat krassere uitspraken van Wilhelmina
over bewindslieden bekend. Maar de
kersverse directeur van het Kabinet der
Koningin stelt zich voorzichtig op.
Quarles zegt niet dat het stuk geheim
moet blijven, maar vraagt er wél "bijzon
dere aandacht" voor.
Schöffer, om advies gevraagd, ziet
geen enkele reden om het stuk geheim te
houden. Ribberink brengt dat over aan
WVC. Maar Brinkman weet niet of hij het
stuk wel moet vrijgeven. Pas na wat toe
lichting en geruststellende woorden van
het Algemeen Rijksarchief, zet Brink
man het sein op groen.
Van Vollenhoven
Later dóet zich nog één keer een soortge
lijke kwestievoor. Begin 1986 vraagt
Quarles van Ufford opnieuw "bijzondere
aandacht" voor een document uit 1924.
Het gaat over de diplomaat M.R.M. van
Vollenhoven (1882-1976), die tijdens en
kort na de Eerste Wereldoorlog gezant
was in Brussel. Van Vollenhoven, ge
huwd met Maria de Borbón y Madan,
prinses de Bourbon, zou daar misbruik
hebben gemaakt van zijn positie.
De gezant, zo schrijft mr. Ribberink in
een toelichting aan minister Brinkman,
zou "officiële kanalen hebben gebruikt
voor speculaties met vreemd geld, geld
uit de Armenkas van het gezantschap
hebben uitgegeven als ware het zijn ei
gen geld, archiefstukken hebben meege
nomen ter kopiëring en in een telegram
de opdracht tot vernietiging van voor
hem belastende bescheiden hebben ge
geven". Van Vollenhoven kreeg daarom
het advies ontslag te nemen als gezant.
"Deze Van Vollenhoven", zo bericht
de Rijksarchivaris aan de minister, "is
geen familie van mr. Pieter van Vollen
hoven; zij hebben wel een verre gemeen
schappelijke (zeventiende eeuwse) voor
vader". Prof. Schöffer ziet ook dit keer
geen enkele reden om het stuk geheim te
houden, temeer niet daar via andere
bronnen al het een en ander bekend is
over de inmiddels overleden gezant.
Brinkman geeft daarop ook deze stuk
ken vrij.
Conflicten over de overdracht van
stukken doen zich sinds de benoeming
van Quarles van Ufford tot nieuwe direc
teur van het Kabinet der Koningin niet
meer voor. De achterstand wordt snel in
gehaald, de 50-jaren termijn van de ar
chiefwet weer keurig nageleefd. Quarles
stelt zich veel soepeler op dan zijn voor
ganger, mevrouw De Graaff.
Hellehond
Was De Graaff inderdaad de 'kwaaie
pier', zoals WVC-topambtenaar mr. R.
Hotke het uitdrukte? Gemakkelijk was
zij in ieder geval niet, nog voor het Alge
meen Rijksarchief, nog voor ambtenaren
en bewindslieden die met haar te maken
kregen. Sommige ambtenaren hadden
sterk de indruk, zo schrijft drs. H. van
Schie in een studie over het Kabinet der
Koningin, dat De Graaff van haar positie
gebruik maakte om haar mening in be
paalde gevallen door te drukken. Voor
bewindslieden was het niet altijd duide
lijk of zij in gesprekken nu de opinie van
de koningin verwoordde of uitsluitend
haar persoonlijke mening gaf.
De Graaff is ook wel een hellehond ge
noemd, die fanatiek waakte over de be
langen van 'haar' Koninklijk Huis. Zjj
beschouwde zich kennelijk als een 'ver
lengstuk' van de koningin, die aan nie
mand anders verantwoording schuldig
was dan aan de vorstin persoonlijk. Bij
haar verzet tegen de overdracht van ar
chiefstukken heeft zij zich vermoedelijk
eerder laten leiden door haar privé-opi-
nie dan door instructies van het staats
hoofd.
De handelwijze van De Graaff was in
strijd met de archiefwet. Dat bleef niet
onopgemerkt. Doordat de Tweede Ka
mer er zich mee ging bemoeien, kreeg de
kwestie een politiek tintje en dat was
voor de Kroon niet zonder risico. Het ligt
voor de hand dat koningin Beatrix de
pensionering van mevrouw De Graaff
heeft aangegrepen om op het Kabinet
der Koningin een nieuwe wind te laten
ken wat die afspraken dan wel inhouden.
Vonhoff zegt van niets te weten. Ook on
derzoek in de archieven van het ministe
rie levert niets op. Er is dus helemaal
geen afspraak.
Na het gesprek, begin januari 1972,
tussen het Rijksarchief en de directeur
van het Kabinet der Koningin, breekt
een periode van windstilte aan. In 1975 is
het wederom dr. Van Raalte die aan de
bel trekt. In een brief aan Ribberink be
klaagt hij zich erover dat mevrouw De
Graaff totaal niet reageert op zijn her
haalde verzoeken om hem een afschrift
te geven van een document uit 1911. Niet
alleen onbeleefd van mevrouw De
Graaff, maar ook nog een schending van
de archiefwet, concludeert Van Raalte.
Een paar maanden later wil een andere
onderzoeker adressen (verzoekschriften)
inzien die ter gelegenheid van de Lager
Onderwijswet in 1878 zijn ingediend bij
koning Willem III. Het Rijksarchief
komt nu weer in actie en mevrouw De
Graaff draagt de gevraagde stukken dit
keer snel over. Ze blijken in zeer slechte
staat te verkeren, aangetast door vocht
en schimmel.
Dat is koren op de molen van het
Rijksarchief: stukken worden niet alleen
wederrechtelijk achtergehouden, er
wordt kennelijk ook niet altijd even goed
voor gezorgd. Prompt volgt er een briefje
aan mevrouw De Graaff met het verzoek
maatregelen te nemen "om dergelijke
ongelukken in de toekomst te voorko-
Dit keer is het Kabinet der Koningin er
als de kippen bij om te antwoorden. Jhr.
mr. E. L. van Sminia laat weten dat de be
trokken documenten "te voorschijn
(zijn) gekomen uit een dichtgespijkerde
kist, die stond in een kluis". Het briefje
van het Rijksarchief is bij mevrouw De
Graaff helemaal verkeerd gevallen: zij is
gegriefd.
Korte tijd later staat de Rijksarchief
dienst, belast met de inspectie van over
heidsarchieven, op de stoep bij het Kabi
net der Koningin. Het blijkt allemaal
nogal mee te vallen. Onderzoek wijst uit
dat de staatsstukken zich in goede en
goed geordende staat bevinden. Wel is
betere brandbeveiliging nodig.
Het Kabinet der Koningin mag de ar
chiefstukken goed beheren, afgestaan
worden ze nog steeds niet. Als het Rijks
archief in 1980 opnieuw een poging
waagt, laat mevrouw De Graaff weten
dat men bij haar aan het verkeerde adres
is. Dit keer beroept zij zich niet op afspra
ken met het ministerie van CRM maar op
"in het verleden door Hare Majesteit de
Koningin met de Minister-President te
deze gemaakte afspraken". Ook daarvan
is bij het Rijksarchief niets bekend. En
als die 'afspraken' er al zijn, dan moeten
ze wijken voor de wettelijke bepalingen
van de archiefwet.
Waarom mevrouw De Graaff de stuk
ken niet overdraagt, is nog steeds niet
duidelijk. Haar correspondentie met het
Rijksarchief geeft op dat punt geen hel
derheid. Wil zij de stukken gewoon niet
geven, of is er iets anders aan de hand?
De Telegraaf, die inmiddels lucht van de
zaak heeft gekregen, stapt naar directeur
G. van der Wiel van de Rijksvoorlich
tingsdienst. Die zegt dat het nog wel
even kan duren voordat de documenten
op het Algemeen Rijksarchief arriveren
"omdat het Kabinet der Koningin niet
genoeg personeel heeft om de stukken te
ordenen".
Begrip
Op het ministerie van CRM, de 'baas' van
het Rijksarchief, wordt dat bericht met
belangstelling gelezen. Staatssecretaris
Hans de Boer veinst begrip voor de pro
blemen van mevrouw De Graaff. Hij gaat
met haar praten en wijst daarbij nog eens
op de wettelijke verplichting om de stuk
ken over te dragen. De Boer wil daarbij
wel een handje te helpen.
Hij vertelt mevrouw De Graaff dat hij
bereid is een aantal medewerkers bij het
Algemeen Rijksarchief aan te wijzen om
het overbrengen van het archief voor te
bereiden. De directeur van het Kabinet
der Koningin gaat niet op het aanbod in.
Zij laat de staatssecretaris telefonisch
weten dat zij zelf een oplossing (heeft) ge
vonden. Waaruit die oplossing bestaat
blijft onduidelijk.
Ook buiten het archiefwereldje begint
men zich intussen voor het Kabinet der
Koningin te interesseren. In 1981 is het
weekblad Vrij Nederland bezig met een
onderzoek naar de affaire-Van 't Sant,
een voormalige politiecommissaris die
als vertrouwensman van koningin Wil
helmina de gevolgen van allerlei buiten
echtelijke escapades van haar echtge
noot prins Hendrik móest toedekken.
Vrij Nederland-journalist Hugo Arlman
vraagt in verband daarmee aan mevrouw
De Graaff inzage in een stuk uit 1943, het
zogeheten rapport-Warners.
Als er geen antwoord komt, zoekt Arl
man het hogerop. Maar wie is eigenlijk
de directe chef van mevrouw De Graaff?
De journalist informeert bij het ministe
rie van Binnenlandse Zaken. De hoge
ambtenaren weten het niet. Zij adviseren
"Ik krijg er grijze haren van", no
teert mr. A. E. M. Ribberink eind
1984. De rijksarchivaris is het dan zo
langzamerhand spuugzat. Al vijftien
jaar lang voert hij met het Kabinet
der Koningin een verwoede strijd
over de overdracht van archiefstuk
ken. Sommige van die documenten
zijn bijna een eeuw oud en horen
volgens de archiefwet al lang en
breed thuis in het Algemeen Rijks
archief.
Maar het Kabinet der Koningin, de amb
telijke 'brievenbus' aan de Korte Vijver
berg in Den Haag die de contacten tus
sen ministers en koningin regelt, ligt
dwars. Misschien uit angst dat er stuk
ken openbaar worden die maar beter in
het mapje 'Geheim' kunnen blijven.
"Koudwatervrees", meent Ribberink.
Als de documenten ten slotte toch arri
veren,. blijkt hoezeer de rijksarchivaris
gelijk heeft. De enige die er nog een tik
keltje nerveus van wordt, is minister
Brinkman van WVC. Die moet zijn fiat
geven aan het vrijgeven van het 'Geheim
Archief van het Kabinet der Koningin.
Brinkman aarzelt of een archiefstuk
waarin koningin Wilhelmina onaardige
dingen zegt over kandidaat-bewindslie
den in 1914, wel openbaar mag worden.
Ook fronst hij de wenkbrauwen bij een
document waarin staat dat een diplo
maat met de naam Van Vollenhoven een
greep in de kas heeft gedaan.
IJzig
In 1968, het jaar waarin Ribberink rijks
archivaris wordt, treedt mr. Fusine M. de
Graaff aan als nieuwe directeur van het
Kabinet der Koningin. Juffrouw De
Graaff, zoals ze wordt genoemd, ontpopt
Zich. weldra tot een geducht tegenstan
der van Ribberink. De correspondentie
tussen het tweetal is van meet af aan
'ijzig'. Ribberink stelt steeds Opnieuw
onverbiddelijk vast dat het Algemeen
Rijksarchief gewoon recht heeft op stuk
ken die ouder zijn dan vijftig jaar.
Dat leidt in 1969 tot een fikse aanva
ring. Aanleiding is een verzoek van de
jourpalist-staatsrechtsgeleerde dr. Ernst
van Raalte om een 'Vertrouwelijk Ver
baal van de Directeur van het Kabinet
des Konings' over de periode 1840-1854
te mogen inzien. Het meer dan honderd
jaar oude archiefstuk ligt bij mevrouw
De Graaff. Ribberink vraagt het op, maar
vangt bot. Eind '69 legt hij de zaak voor
aan zijn hoogste baas, CRM-minister dr.
Marga Klompé. Die praat er tot twee keer
toe over met mevrouw De Graaff. Pas na
het tweede gesprek geeft deze toe: in mei
1970 arriveert het gevraagde 'Vertrouwe
lijk Verbaal' op het Algemeen Rijksar
chief.
Maar het gevecht gaat door. Dit keer
wil de al genoemde dr. Van Raalte stuk
ken inzien over de Legerwet van 1899-
1900. Ribberink vraagt in augustus 1971
de documenten op en dringt er, met ver
wijzing naar.de archiefwet, tegelijkertijd
op aan om de stukken over de jaren 1898-
1920 over te brengen. Volgens de wette
lijke bepalingen moeten die immers al
bij het Rijksarchief liggen.
Er gaan vijf maanden voorbij. Dan
volgt op 7 januari 1972 een gesprek tus
sen De Graaff en drs. E. van Laar van het
Algemeen Rijksarchief. Mevrouw De
Graaff laat weten dat ze de stukken over
de legerwet alleen ter inzage wil geven.
Wat de documenten tot 1920 betreft, zo
noteert Van Laar, "beloofde mej. de
Graaff met de Koningin hierover te spre
ken. Voor overbrenging van het geheime
archief over deze jaren voelt zij niet veel,
zich daarbij beroepend op een gesprek
met de Staatssecretaris van CRM, de
heer Vonhoff'.
Windstilte
Pas jaren later laat het ministerie uitzoe
Ruud Lubbers: 'Een eigensoortig
iets'.
Koningin Wilhelmina: onaardige
dingen.