'Plotsdoven' vragen om begrip Goddeloze techniek Denkwijzer Nieuwe stichting wil voorlichten en isolement doorbreken Onze taal We horen niet bij de horenden en niet bij de 'v&f eu. ui. DOOR JOOP VAN DER HORST Hoe heet de vrouw van de boer? Waar schijnlijk zegt u boerin. Zo was dat vroe ger. maar is het nog steeds zo? Stel dat de vrouw van de boer niet werkt in het be drijf van haar man. Laten we eens aanne men dat ze lerares Duits is of elders een schoenenwinkel drijft. Is ze dan toch boe rin? Of nog moeilijker: laten we eens aan nemen dat een vrouw een eigen boeren bedrijf leidt. Is ze dan boer of boerin? Ander probleem. Twee vrouwen sollicite ren naar de functie 'reiniger algemene dienst' (zie deze krant van 16 maart jl.). Misschien worden ze aangenomen. Gaan we de dames dan vuilnismannen noemen, of worden ze Vuilnisvrouwen'? Reiniger algemene dienst is een bena ming die voor zowel mannen als vrouwen bruikbaar is maar 't is een mond vol. 'Zeg Trix, weet jij of de reiniger algemene dienst al geweest is? Dat gaat niet. Voor de vrouwelijke predikant kent het woordenboek een speciaal woord: domi- na. maar ik heb het nooit horen gebrui ken Wel dominese. maar de dominese is heus de vrouw van de dominee, niet de vrouw die zelf dominee is. Ondertussen is de gewoonte ontstaan om zowel de vrou welijke als de mannelijke predikanten do minee te noemen. De taal is nog niet helemaal aangepast aan de nieuwe toestand dat vrouwen net zo goed boer. vuilnisman of dominee kun nen zijn. Dat is logisch. Eerst verandert de samenleving en vervolgens moeten we onze manier van spreken aanpassen. Wij zitten in een tijd dat mannen en vrou wen het werk eerlijker verdelen. Het is nog lang niet eerlijk genoeg maar het gaat toch langzaam die kant op. Onze taal volgt deze ontwikkeling. Er moeten dus steeds oplossingen komen voor hoe we de vrouwelijke boer, vuilnisman, do minee, burgemeester, timmerman, arts enzovoort gaan noemen. Aanvankelijk is dat vooral geprobeerd door overal ook een vrouwelijke vorm te maken: voorzitster, studente, chauffeuse. ambtenares, ambassadrice. Af en toe kon men gebruik maken van al bestaande vrouwelijke woorden als boerin en domi nese die oorspronkelijk niet Vrouwelijke boer', 'vrouwelijke dominee' betekenden maar 'vrouw van de boer', 'vrouw van de dominee'. Tegenwoordig is er een andere trend. Steeds vaker zie je dat beroepsnamen gelijkelijk voor zowel mannen als vrou wen gebruikt worden. Een burgemeester kan dan evengoed een man zijn als een vrouw. Winkelier, voorzitter en ambte naar worden ook voor vrouwen de gewo ne woorden. Winkelierster, voorzitster en ambtenares zijn hard op weg om ouder wets te worden. Zowel taalkundig als emancipatorisch vind ik dit de goede kant op gaan. In woordenboeken is deze ontwikke ling ook te zien. Het valt misschien niet erg op maar de kleine lettertjes spreken duidelijke taal. In de dikke Van Dale staat achter aanvoerder, accountant, actie voerder. activist, adjunct, ambtenaar, as sistent enkel "m." vermeld: mannelijk. In de Grote Koenen zien we achter al deze woorden "m, v" en dat betekent dat ze zo wel voor vrouwen als voor mannen wor den gebruikt. De pas verschenen Spellinggids Ei gentijds Nederlands (uitg. Wolters- Noordhoff, ƒ34,50) gaat al een stapje verder en noemt ook academicus en ambtgenoot "m, v". Maar het eindpunt is nog lang niet bereikt. Ook in deze jongste spellinggids is admiraal, arbeider en boer nog steeds "mVolgens mij moeten er snel vrouwelijke admiraals komen en moet de vrouw met een boerenbedrijf boer genoemd worden. Eén keer maar in een lang gesprek over menselijk leed, klinkt de stem van Yvonne Kemink echt droef. Dat is als ze zegt: "Het grootste gemis vind ik dat ik mijn naam niet meer hoor". Achttien jaar geleden, op haar 20ste, werd het plotseling stil in haar hoofd. Een griepaanval, complicaties, hersenvliesontsteking, spoedopname in een ziekenhuis, bewusteloos, en toen ze bijkwam: doof. Sindsdien behoort ze tot de groep van 'plotsdoven'. Hoeveel er zijn in Nederland, weet ze niet, tegen de 1500 vermoedt ze. Het houden van een landelijke enquête staat daarom op een belangrijke plaats in het werkprogramma van de onlangs opgerichte stichting waarvan zij de eerste voorzitter is: de Stichting Plotsdoven. door Peter Heerkens Voor zover ze weet, is medicijnge bruik de belangrijkste veroorzaker van plotselinge doofheid. "Vooral bepaalde antibiotica, maar ik weet niet welke. Uit informatie blijkt dat de artsen er onderling verschillende lezingen op nahouden, laat staan dus dat ik het precies weet". Na medicijngebruik signaleert ze ziektes als bof. mazelen, roodvonk en hersen vliesontsteking. Dan de ongelukken: val, lawaai. En ten slotte de onbekende oor zaak, door Yvonne Kemink aanschouwe lijk voorgesteld met "als horende naar bed, als dove wakker worden". In haar herinnering is gedurende die 18 jaar een vervaging opgetreden. Wan neer ze haar auto start weet ze precies hoe dat klinkt. "Maar als een van mijn kinderen een blik laat vallen, kan ik me geen voorstelling vormen van wat je dan hoort. Een trein? Nee, weet ik niet meer. Wat wel in me vastzit: het schuren van een schoolkrijtje op het bord. En vooral: het tikken van de regen op de tent. Ohhhhh, wat heerlijk". Op de muziek die ze maakt, is ze de controle enigszins kwijt. Toen ze haar fluitspel nog kon horen, en haar zang in het NCRV-jeugdkoor van Marius Borst lap. "Tja, toen. Nu roepen de kinderen wel eens: mam, wat zing je vals. Dan zeg ik: stop je oren maar dicht". Isolement Alles wat ze heeft meegemaakt, zit vervat in de tekst van de folder van de stichting die nog gedrukt moet worden. Zoals, on der meer: De plotsdove geraakt in isolement omdat deze nog niet meteen een andere Er is vaak onbegrip van de omge ving, omdat de stem 'gewoon' blijft. Men denkt dan dat de plotsdove niet écht doof is en dus wordt er geen rekening met hem of haar gehouden; De plotsdove raakt het gevoel van veiligheid kwijt, doordat de omgevings geluiden weggevallen zijn Het niet meer kunnen horen van de eigen stem kan beangstigend zijn; Plotsdoven worden vaak behandeld alsof zij niet meer 'normaal' zouden zijn. Yvonne Kemink over het isolement. "Ik lag in dat ziekenhuisbed en ik dacht: als ze nou maar harder gaan praten, dan hoor ik het wel. Maar dat gebeurde niet; ik werd er agressief van. De enige die me aanvoelde, was mijn vader. Verder wist niemand met mij om te gaan. Het werd, zo ontdekte ik in de loop van de tijd, ook niemand verteld hoe je zo'n situatie moet opvangen. Nog niet, of onvoldoende. De medici weten zich er eigenlijk geen raad mee. Ze staan allemaal op de lijst van on ze stichting en ze krijgen allemaal de fol der. In de hoop dat ze die lezen en dan be seffen dat er een groot verschil bestaat in het verwerkingsproces van iemand die vanaf de geboorte doof is en iemand die ooit heeft kunnen horen". Jaloers "De plotsdoven zijn nooit ingedeeld, vandaar die stichting. Wij horen niet bij de horenden en wij horen niet bij de doven, terwijl we doof zijn. De doven be nijden ons. Vanuit ons verleden spreken we beter, want ooit hebben we kunnen horen en zij niet. Wij weten hoe je ritme brengt in een zin, waar je de klemtoon legt, en wat je vanuit die eerdere bele ving kunt invullen als je leest. Onze gees telijke taalkennis, bns taalbereik, is gro ter". "De doofgeborene leert datje met taal de wereld verovert en wat dat betreft lig gen zij op ons achter. Ze uiten dat met een houding waarvan ik denk: die zijn een beetje jaloers. Ik kan dat wel begrij pen, maar het lost voor mij niks op. Drie jaar geleden ben ik bezig geweest om on ze groep te laten aansluiten bij de doven- bond. De toenmalige voorzitter zei: "Ach mevrouw, we hebben zelf al zoveel pro blemen. Dat zelf is tekenend. Er zijn bij voorbeeld wel cursussen voor doven, maar niet voor plotsdoven". Yvonne Kemink over het feit dat de plotsdove niet meteen een andere vorm van communiceren heeft. "Je bent ge wend om te reageren op geluiden. Ineens hoor je de fluitketel niet meer om te waarschuwen dat het water kookt. En in eens hoor je niet meer op welke toon hoogte de ander spreekt; boos mèt be grip, boos zonder begrip. En zo gaat het ook met je eigen gevoel. In het begin van de piotsdoofheid, communiceer je veel via papier. Je schrijft op en het antwoord komt zo ook terug. Maar dat zegt weinig. Je echte gevoel, je emoties, liggen in de intonatie en die mogelijkheid ben je kwijt. Je weet, in tegenstelling tot de doven, dat dat bestaat en je kunt er geen kant mee op". Yvonne Kemink over het onbegrip van de omgeving. "Wanneer het contact wat moeizaam verloopt door het commu nicatie-probleem, zijn mensen gauw ge neigd om te zeggen: "laat maar, het is toch niet belangrijk". Of: "Dat komt later wel". Ze weten zich dan geen raad met de situatie, dus zullen wij als stichting met een landelijke campagne aan het grote publiek duidelijk moeten maken wat wij op zo'n moment voelen". Veiligheidsgevoel Yvonne Kemink over het kwijtraken van het veiligheidsgevoel. "Je kent de gelui den en je hoort ze niet meer. Je voelt je niet meer veilig in je eigen lijf en niet meer in je eigen woning. De huis- tuin en keukensignalen die alarmeren mis je, Vraag: "Waarvan kunt u gemakkelijker scheiden, van uw partner of van de tele- Antwoord: "de televisie kun je aan- of uitzetten. Een partner alleen aan- of er- uitzetten. Dus waarom zou je van de tele visie scheiden?" Het geloof dat techniek iets is waarvan je meestal alleen gemak hebt en datje uit zet als je er tabak van hebt, is wijd ver breid. Het is ook de kern van de reclame boodschappen waarmee de toeleverende industrie ons voortdurend bombardeert. Maar, het is ook een bijgeloof. Om nog even bij de televisie te blijven. Hoe gemakkelijk zetten we dat ding in werkelijkheid uit? Als je een programma hebt uitgekeken, dan probeer je meestal toch nog even de andere netten. Dikke kans dat daar iets opzit, waardoor je toch blijft kijken. Blijkt ook daar niks fatsoenlijks te worden vertoond en heb je 'm echt uitgezet, dan komt er geheid een huisgenoot de kamer binnen, die 'm weer aangooit. En mocht zo iemand er niet zijn, omdat je het niet meer bij je partner maar wel bij het apparaat houdt, dan laat je 'm gewoon aanstaan, ook al ga je iets anders doen. Dat geeft het gevoel als of je toch niet helemaal eenzaam en al leen in huis bent. Trouwens, de meeste mensen vinden het interessanter om naar de beeldbuis dan naar hun huisgenoten of gewoon naar buiten te kijken. Zelfs de zonsver duistering, die je gewoon 'live' in je tuin kunt zien, pakken we voor de buis mee. Techniek of technologie is dus helemaal niet hetzelfde als apparatuur. Het is een cultuur, een complex van gedragspatro nen, van neigingen, die vast en diep in ons allemaal verankerd zitten en waar voor allang geen aan- of uitknop meer be staat. Dat is ook de centrale boodschap van de interessante, maar naar mijn smaak en je vraagt je af: praat ik niet te zacht, praat ik niet te hard? Dat weetje niet". "In het begin ben ik mijn veiligheids gevoel in belangrijke mate ook kwijtge raakt door de dood van mijn vader. Hij overleed een jaar nadat ik plotsdoof werd. Woedend was ik; de enige die me echt begreep, overleed. Hij heeft maan den in het ziekenhuis gelegen en pas in de echte crisis-situatie, twee dagen voor zijn dood, namen ze me mee naar het zie kenhuis. Tevoren nooit. Ik denk omdat ze zich geen raad wisten met mijn handi cap. Zelf heb ik er nooit op aangedron gen. Ik had angst om me onder de men sen te begeven. In die tijd voelde ik mij als zo'n klok onder een stolp; een slag vooruit, en een slag achteruit. Zo'n klok hoop ik nog eens te kunnen kopen. Dat vind ik heel symbolisch voor de omstan digheden waaronder de plotsdove leeft". "Helaas was mijn verloofde niet zo sterk om mij daar bovenuit te trekken. We zijn getrouwd, hebben drie kinderen gekregen. En het is fout gelopen. Ge scheiden. Met mijn doofheid werd ik heel afhankelijk van hem. Toen ik aan gedragstherapie begon en daardoor mijn eigen plaats terugvond, ontstond er een kloof tussen ons. Ik werd minder de af hankelijke, en meer de zelfstandige wat oppervlakkige bundel 'De Technolo gische Cultuur', waaraan een keur van angelsaksische, meest Amerikaanse, en Nederlandse schrijvers een bijdrage heb ben geleverd. Ik vind de beschouwingen over de gevolgen van de technologische cultuur voor de ontwikkeling van het menselijk geweten en levenshouding het meest boeiend. In een van de hoofdstuk ken wordt bijvoorbeeld de stelling verde digd, dat in deze tijd van technologie de bescherming van belangrijke menselijke en maatschappelijke waarden steeds meer wordt overgelaten aan apparaten. Zodoende blijft de individuele mens op het rechte pad zolang zijn apparaten goed functioneren, en meestal niet veel langer. Een voorbeeld. Een groot goed in onze cultuur is de 'beschermwaardigheid' van het menselijk leven. Nu stapt u dadelijk weer in uw snelle auto en scheurt weg met een snelheid, die officieel nooit goedge keurd zou worden. U vormt daardoor niet alleen voor u zelf maar ook voor an deren een behoorlijke bedreiging. De 'be schermwaardigheid' van het menselijk leven lapt u op dat moment, bewust of minder bewust dat doet er niet toe, aan uw laars. Maar dan komt de techniek de falende moraal te hulp. Op uw dashbord begint een rood paneeltje met de tekst 'fasten seatbelts' op te lichten. Het herinnert u er aan, dat u meer moet doen aan de be scherming van uw eigen leven en daar voor uw gordel vast moet maken. Daar mee druk in de weer wordt u opgemerkt bij een radarcontrole, die een gloeiende overschrijding constateert en een Por sche in beweging brengt die u onder schept en u zodoende verhindert de waar de van het leven van anderen en van het milieu te blijven negeren. Het voorbeeld illustreert een algemeen verschijnsel, namelijk dat ons geweten Yvonne. Ik ging studeren. Er kwam, vanuit die situatie, een grote ongelijk heid tussen ons". Yvonne Kemink over de behandeling van Niet normaal meer zijn. "De mensen praten op je in met opmerkingen waar van je tenen krommen. Hoe vaak ik niet te horen heb gekregen: wees maar blij dat je niet blind bent, dat is erger. Na tuurlijk is blind erg, maar ik ben doof en ik wil horen". "En wat ze vooral zeggen: Je moet flink zijn. Maar niemand die erbij vertelt hoe dat moet en wat dat inhoudt. De mensen zijn behulpzaam op een verkeer de manier. Mijn ex-schoonmoeder nam me bij het oversteken de kinderwagen uit handen. Overdonderd door verras sing en verbazing, liet ik dat gebeuren. Nu zeg ik: ze heeft me niet voor vol aan gezien". Liplezen De communicatie met Yvonne Kemink verloopt via liplezen waarin ze zeer be dreven is ("in negen maanden geleerd") en, als de gesprekspartner te snel gaat, via een van haar kinderen die in articula tie en met gebaren duidelijk weten te ma ken wat niet wordt gehoord. Het begrip voor de problematiek is te steeds minder in ons zit en steeds meer wordt uitbesteed. We kunnen er dus steeds minder vanuit gaan dat mensen zich uit zichzelf gewetensvol zullen ge dragen en daarom wordt het er niet ge makkelijker op om andere mensen te ver trouwen. We moeten ons met steeds gea vanceerdere apparatuur gaan omringen om tenminste een zekere mate van veilig heid te kunnen voelen. Ons denken heeft zich daar al hélemaal aan aangepast. Als ergens ingebroken wordt en we vragen hoe dat kon, dan is het antwoord meestal zoiets als dat de alarminstallatie het niet deed, of dat het huis niet goed beveiligd was. Dat er toe vallig ook nog mensen nodig waren om de inbraak te plegen komt weinig meer ter sprake. We gaan er al onbewust vanuit dat mensen nou eenmaal en on veranderbaar zo zijn, en dat we ons maar zo goed mogelijk moeten bewape nen als we zelf niet het slachtoffer willen worden. Er zijn zelfs nogal wat mensen, die lijken te vinden dat als de techniek niet zo knap is dat ze hen betrappen kan, ze zich niet verplicht hoeven te voelen tot 'behoorlijk' gedrag. Maar naast de uitholling van het in- gering vindt ze, en mèt haar vele plots doven. Voor ze vanuit een grote vecht lust de aanzet gaf tot een belangengroep in de vorm van een stichting, peilde ze de stemming onder lotgenoten. Het enthou siasme was groot. Vraag: waarom geen aansluiting ge zocht bij de NWS, de Nederlandse Ver eniging Voor Slechthorenden? Yvonne Kemink: "Dat is vooral een ontspan ningsclub. Met alle waardering voor wat de NWS doet: ik vind het een naai- kransje. Wat ik mis is daadwerkelijke hulpverlening. Mensen die plotsdoof worden moeten ergens terecht kunnen, vandaar deze stichting. Het heeft altijd ontbroken aan een eerste opvang, waar de meesten overigens pas na een jaar aan toekomen. In het begin is de verwarring en de verbazing over plotselinge doof heid zó groot, datje alleen bezig bent met je hoofd boven water te houden. Daarom is in die periode de begeleiding van fami lie en kennissen zo belangrijk. Als stich ting willen we die mensen voorlichten. Anders blijft het praten tegen dovemans oren". Het Contactadres van de Stichting Plotsdoven is: Postbus 43113, 2504 AC Den Haag. nerlijke geweten heeft de technologische cultuur nog een ander psychologisch ge volg dat minstens zo verontrustend is. Dat is de ondermijning van menselijk contact. Menselijke relaties, en van inti- minteit. Het is nog geen 150 jaar geleden dat we om iemand te zien, te horen, te spreken, laat staan op- of af te winden, in zijn of haar directe lichamelijke nabijheid moesten zijn. Maar tegenwoordig kun nen we onze ouder buiten de deur of onze partner langs de weg zetten en ons toch nog vaderlijk laten toespreken via de dagsluiter en ons in erotische dromen la ten zakken via de sexofoon. Het is dan wel niet hetzelfde als "the real thing", maar alle voor- en nadelen op een rijtje gezet vinden veel mensen het niet eens zo'n slecht alternatief. Een van de meest intieme handelingen, namelijk biechten, kunnen we tegen woordig ook al via de media doen en dan hebben we ook nog het voordeel dat we kunnen zien hoe anderen zich verkneuke len bij onze hele en halve, al dan niet ver zonnen, doodszonden. Hoe meer we be paalde dingen die ooit alleen met andere mensen in onze nabijheid mogelijk wa ren, door technische surrogaten kunnen vervangen en hoe minder we de ander nog nodig hebben, hoe harder in emotio neel opzicht tegen hem of haar kunnen zijn. Daarbij helpt de afstand die de tech niek schept, ook nog een handje. Een veel- vrijende kennis vertelde me eens, dat hij een relatie altijd in eerste instantie via de telefoon verbrak. Dat was veel gemak kelijker, zei hij, want "dan kan je het drama dat toch altijd komt, afbreken wanneer je wilt en dan zie je de tranen te- minste niet, waardoor, ik toch weer over stag ga". Om dezelfde reden is voor veel mensen de telefoon een uitkomst bij het afpoeieren van een dreigend bezoek van ouders of schoonouders. Als je tegenwoor dig iemand hoort zeggen dat-ie een ander de huid heeft vol gescholden en je vraagt vervolgens "Hoe?", dan is het antwoord geheid: "via de telefoon". Hoewel sommi ge mensen al zover zijn dat ze het via een computermodem of telefax kunnen. Per saldo verbreken we relaties met an deren dus eerder en gemakkelijker en zijn we een cultuur aan het ontwikkelen waarin niet alleen de consumptie van goederen, maar ook van relaties een be langrijk tijdverdrijf is geworden. Waar moet dat naar toe?, vraag je je af als je die bepaald niet complimenteuze diagnose van de moderne mens als een amoreel consumerend wezen beziet. He laas wordt in de Technologische Cultuur aan die vraag nauwelijks serieus aan dacht besteed. Dus zal ik zelf maar een voorzet geven en voor deze keer een opti mistische. De technologische mens heeft alles in zich om een levensgenieter te wor den. Ongehinderd door schuldgevoelens of gedachten aan een strenge god in het hiernamaals consumeert- ie er lustig op los. De wereld wordt een grote speel plaats vol met kermisattracties, speelhal len, casino's, drive-in bioscopen, peep- en modeshows en sportmanifestaties onder het motto "Don't worry, be happy". En zo keren Adam en Eva na een korte omweg op eigen kracht toch weer in het verloren paradijs terug. En God? Die werkt zich in het zweet op de eerste hulp. door René Diekstra hoogleraar psychologie te Leiden Yvonne Kemink: "Mensen die plotsdoof worden moeten ergens terecht kunnen. Daarom is deze stichting opgericht'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 27