'Aids test de medische regels tot aan grenzen' <At. m Geboorte-ellende Denkwijzer Specialist dr. Sven Danner (AMC): Onze taal ZATERDAG 29 APRIL 1989 EXTRA PAGINA29 Aidsspecialist dr. Sven Danner van het AMC: "Er is geen andere ziekte waarbij de patiënt zo goed geïnformeerd is". «oto gpd> Redelijkheid en een vlinderdasje. Dat lijken de handelsmerken van dr. Sven Danner, internist bij het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam. Met de komst van de eerste aidspatiënt, juni 1982, begon zijn loopbaan als aidsdeskundige. Nu, bijna zeven jaar later, zegt hij: "Ach, hoe gaat dat? In zo'n situatie is het al snel éénoog koning". door Janhuub Blans In december 1981 verschijnt een nummer van het gezaghebbende Amerikaanse medische tijdschrift New England Journal of Medicine, waarin mededelingen worden ge daan over een nieuwe ziekte die la ter aids zou gaan heten. Aanvankelijk sprak men nog van GRID: Gay Related Immune Deficiency (bij ho moseksuelen voorkomend tekort aan immuniteit). Pas later zoii blijken dat de ziekte zich niet alleen voordoet bij homo seksuelen die zich als eersten met hun klachten aandienden bij de gezondheids zorg in de Verenigde Staten. Ook via heteroseksueel verkeer wordt aids ver spreid, zo kwam al gauw vast te staan. Danner: "Het was al snel duidelijk dat dit een ziekte was met meer dan alleen medisch-technische kanten". Hij herin nert zich zijn vuurdoop in de publiciteit. De broodnodige openheid over aids was er de reden van dat hij meewerkte aan een direct uitgezonden tv-programma waarin Sonja Barend sprak met een pa tiënt. Diens grote aantal wisselende seksue le contacten deed vele kijkers versteld staan, en van het voorlichtende effect waarop Danner had gehoopt bleef wei nig over. "Toch is het nodig dat mensen weten dat de ziekte echt bestaat, voordat zij zich voelen aangesproken door advie zen. Dat geldt ook voor heteroseksuelen. De generatie die is opgegroeid ha de in troductie van de pil en vóór de komst van aids, heeft seksueel betrekkelijk onbe zorgd kunnen leven". Geen rooie cent Het peil van de aidspatiëntenzorg in de Nederlandse ziekenhuizen is, zegt Dan ner, "rechtevenredig met het aantal aids- patiënten waarmee ervaring is opge daan". Danner meent dat de grote naam die zijn aids-afdeling heeft verworven, voor een belangrijk deel. is veroorzaakt door de kwaliteit van de verpleging. Hij noemt ziekenhuizen waarvan hij weet dat aids er de aandacht heeft. Personeel van die ziekenhuizen, waaronder het AZL in Leiden, zoekt elkaar op en er worden ervaringen uitgewisseld. "Het probleem is dat, behalve het AMC, geen van de ziekenhuizen officieel nog ooit een rooie cent kreeg toegewezen van de stimuleringsgelden die de over heid heeft toegezegd. Sterker nog, staats secretaris Dees (WVC) heeft wel aange kondigd dat in elke regio zogenoemde 'centrumziekenhuizen' voor aids zullen worden aangewezen, maar de ziekenhui zen weten niet eens of ze op het lijstje van centrumziekenhuizen voorkomen. Daar door vertraagt de ontwikkeling van de patiëntenzorg, zoals iedereen zal snap pen". "Regelmatig komen mijn patiënten met samenvattingen van wetenschappe lijke artikelen aandragen, bijvoorbeeld uit het maandblad Aids Info, terwijl ik de originele publicatie nog niet eens gele zen heb. Er is geen andere ziekte waarbij de patiënt zo goed geïnformeerd is als bij aids. Dat heeft voor- en nadelen. Het voordeel is dat de dokter en de patiënt op enigszins gelijk niveau met elkaar kun nen overleggen over de behandeling. Dat is een ideaal waar we met de hele gezond heidszorg naartoe willen. Maar die ont wikkeling vergt ook meer van de dokter: hij of zij moet veel meer uitleggen. Pa tiënten vragen regelmatig de uitslagen op van hun bloedtest. Ze kunnen die uit slagen lezen en ze weten welke weg er vóór hen ligt. Een nadeel is dat de patiënt precies weet in welk stadium hij of zij zich nu bevindt", aldus Danner. Jonger Aidspatiënten zijn jonger dan de gemid delde patiënt (van de eerste honderd pa tiënten was de gemiddelde leeftijd bij vaststelling van de diagnose aids 38 jaar). Patiëntengroepen eisen uitleg over we tenschappelijk onderzoek dat met hen wordt gedaan. Patiënten willen meepra ten over de opzet van het onderzoek en over de ethische kanten ervan. Bij onder zoek naar aids-beïnvloedende middelen krijgt een deel van hen alleen een nep- pil, zodat beter is vast te stellen of de te onderzoeken pil bij de ontvangers van het echte middel iets uitricht. Deelnemers aan zulke onderzoeken in formeren zich over de bij-effecten van de te beproeven middelen. Wee de onder zoeker die tevoren niet eerlijk vertelt dat er mogelijk nadelige bij-effecten zijn. En als de verwachte bij-effecten niet optre den, vermoeden de deelnemers van zul ke onderzoeken dat ze de neppil krijgen toegediend. Dat kan voor hen reden zijn om in dezelfde tijd in eigen beheer een ander middel uit te proberen. Weliswaar levert zo'n experiment gevaren op, maar wat valt er te verliezen? - Danner: "Ik kan mij goed voorstellen dat een patiënt in wanhoop zegt: op die degelijk uitgevoerde en gecontroleerde onderzoeken naar de werking van een middel kan ik niet wachten. Als er maar een beetje kans is dat het middel werkt, geef het me dan alsjeblieft". Hoewel Danner zulke uitspraken goed begrijpt, meent hij: "Als je daar massaal op ingaat zul je nooit iets te weten komen over de middelen die onderzocht moeten worden. Ze moeten beproefd worden volgens de regels die daarvoor gelden. Dat betekent dat een deel van de mensen een nep-pil krijgt. Ethisch is dat-ook vol komen te rechtvaardigen, want je ont houdt de patiënten geen probaat genees middel. De werking'moet immers nog komen vast te staan. Maar psychologisch is het voor de patiënt die aan zo'n onder zoek deelneemt een zware belasting, misschien hebben we dat onderschat". Op onderzoeksterrein kom je steeds dezelfde namen tegen. Zijn er echt zo weinig mensen die iets van aids weten? Danner noemt een paar organisaties waar aids-onderzoek wordt gedaan. "Daarbuiten is nog weinig kennis op het terrein van aids. Dat komt ook omdat men geen patiënten ter beschikking heeft. Zonder patiënten kun je immers niet de laatste, beslissende fase van on derzoek naar geneesmiddelen doen". Danner wijst er op dat er een lange tijd ligt tussen de erkenning van een middel in hët buitenland en de routinematige toepassing ervan in eigen land. Neem het geval van AZT. Het is geen geneesmid del maar een middel dat bij sommige pa tiënten die er tegen kunnen een tijdelijke vertragende werking heeft op de ontwik keling van aids. (Danner: "Ik denk dat AZT in het gunstigste geval bij aidspa tiënten ruim een jaar respijt geeft"). AZT kwam, een jaar nadat erover ge publiceerd was, normaal op de markt voor aidspatiënten in Nederland. De re gistratie van AZT verliep uitzonderlijk snel. Op basis van slechts één (halverwe ge afgebroken) onderzoek in ziekenhui zen in de VS, is AZT in Nederland toege laten. Het onderzoek werd afgebroken omdat het niet langer verantwoord werd gevonden de controlegroep (die een nep pil ontving) AZT te onthouden. Danner meent dat het 'uniek' is dat een middel met mogelijk zo veel bijwerkin gen, waarover weinig bekend is, zo snel is goedgekeurd. "AZT was het eerste middel dat enige invloed heeft op aids. Iedereen zat te wachten op een middel. De druk om AZT geregistreerd te krijgen was daarom erg groot. Ook ik was het er mee eens, alle omstandigheden in aan merking genomen, dat het geregistreerd werd. Verzekeraars weigeren trouwens de kosten te vergoeden van middelen die niet geregistreerd zijn". Gratis Volgens Danner moet vandaag de dag een firma als Hofmann LaRoche, produ cent van immuniteitversterker Inter feron alpha, dit middel gratis ter be schikking stellen voor onderzoek, zolang de werkzaamheid ervan niet vaststaat en de registratie een feit is. AZT-producent Welcome echter weigerde het produkt voor onderzoek in Nederland ter be schikking te stellen als Nederland niet onmiddellijk op basis van het spaarzame Amerikaanse onderzoek overging tot re gistratie. Danner vreest dat aidspatiën ten en seropositieven de moed zullen op geven als er geen hoopgevend middel op de markt komt. Hij meent dat alleen om die reden al de druk groot is om van tijd tot tijd met "iets nieuws" op de proppen te komen. De goed geïnformeerde en kritische patiënt mag dan het ideaal zijn in de toe komstige gezondheidszorg, regelmatig doen zich in geval van aids juist om die reden incidenten voor. "Rondom aids komen de feilen van de gezondheidszorg aan het licht", verklaarde J. van Wijn gaarden, voormalig hoofd van het bu reau van de Nationale Commissie Aids Bestrijding (NCAB) vorig jaar. Wat is de mening van aidsdeskundige dr. Sven Danner? "Aids is een ziekte die de regels in de gezondheidszorg test tot aan de grenzen. We hebben de afgelopen jaren prachtige regelingen en wetten ge maakt over de privacy en de rechten van de patiënt. Klassiek is de kwestie van het testen vooraf aan operaties. Dat mag al leen met toestemming van de patiënt. Veel chirurgen hebben het daar moeilijk Regelmatig duiken berichten op dat patiënten niet meer de operatie krijgen die nodig'wordt geacht, indien blijkt dat ze seropositief zijn. Danner formuleert bedachtzaam: "Het verbaast mij niet dat chirurgen soms zo veel angst hebben dat ze van de meest aangewezen operatie af wijken. Het officiële standpunt van de Vereniging van de Heelkunde is dat bij groot besmettingsgevaar een gelijkwaar dige maar minder gevaarlijke behande ling gekozen mag worden. Dat is natuur lijk eert uiterst fraudegevoelige regeling die alleen bij uitzondering eerlijk kan worden toegepast". Volgens Danner ligt de beroepsziekte en sterfte ten gevolge van Hepatitis B bij de chirurgen veel hoger dan de kans op een HIV-besmetting. Maatregelen om veilig te opereren zouden dan ook in an dere gevallen dan bij aids veel strenger moeten worden toegepast. Danner merkt dat buiten de aidszorg wrevel ontstaat over de aandacht voor aids. Danner: "De bedragen die voor aids worden uitgetrokken vallen overigens nogal mee. Het aantal patiënten gaat ab soluut enorm toenemen. We kunnen ons er geen voorstelling van maken hoe die ziekte over tien jaar gaat huishouden. Kijk maar naar Centraal Afrika, daar raakt een deel van de bevolking uitge roeid". Hoeveel procent van de seropositieven zal uiteindelijk de ziekte aids krijgen? Het officiële getal ligt tussen de veertig en vijftig procent. Danner: "Maar ieder een zegt er onmiddellijk bij: over drie jaar zal het getal weer een stuk hoger lig gen. Ik verwacht dat je een groep men sen krijgt die het lang zal uithouden en anderen die vrij snel overlijden. De grote vraag is natuurlijk: waardoor ontstaan die verschillen? Komt het door de kwali teit van het eigen immuunsysteem dat ie mand vóór de besmetting had? Of ligt het aan verschillen in het virus?". Stammen In Nederland doet prof. dr. Jaap Gouds mit (AMC) onderzoek naar de ontwikke ling van HIV. Het virus blijkt steeds van gedaante te verwisselen. Er zijn verschil lende stammen waar te nemen in het li chaam in de loop van de tijd. Zo'n veran derlijk virus laat zich moeilijk pakken. Dat is er ook de reden van dat veel onder zoekers pessimistisch zijn over de moge lijkheden een vaccin te ontwikkelen. Danner: "Het is belangrijk om die ge daanteverwisselingen goed in kaart te brengen en te vergelijken met het resul taat van de behandeling. Dan zou wel eens kunnen blijken dat bepaalde vari anten wel vatbaar zijn voor therapie en andere niet. Dan zou kunnen blijken dat bepaalde middelen alleen uitwerking hebben op bepaalde varianten of stadia van het virus. Daarom is het bestuderen van het natuurlijk beloop van de ziekte ontzettend belangrijk. Het gevaar is dat we voorlopig alleen maar steeds beter kunnen voorspellen hoe het ziektever- Dat laat zich overigens vrij gemakke lijk verklaren uit een ander onderzoeks gegeven. Later geborenen zien zichzelf als minder invloedrijk en als minder be langrijk'in hun gezin van herkomst. Ze blijken ook daadwerkelijk minder in vloed te hebben op het gezinsgebeuren dan oudste kinderen. Daarom moeten ze het veel meer hebben van het leren samen werken en kunnen opschieten met ande ren om hun doelen te bereiken. De sociale vaardigheden die ze zodoende ontwikke len, dragen bij tot hun grotere populari teit bij anderen buiten het gezin. Moeten we uit al deze gegevens dus con cluderen dat tweede of latere kinderen het patent hebben op een relatief soepel, gemakkelijk en gelukkig sociaal leven? Toch niet. Geboren worden als nummer twee of nummer zoveel heeft ook zijn schaduwkanten. Opmerkelijk is in ieder geval, dat later geborenen vaak moeilijk heden ervaren als het gaat om het beant woorden van de vraag wie of wat ze nou precies zijn en wat hen bijzonder of uniek maakt, als er al zoiets is. Later geborenen blijken in ieder geval minder trots op zichzelf te zijn. Als degene die nooit de enige in de aandacht van zijn ouders is geweest, heeft het tweede of zoveelste kind minder vaak het idee dat anderen posi tief over hem (of haar) denken, kortom het heeft een lagere dunk van zichzelf. luop.bij een patiënt zal zijn. Ik vraag me af of dat zo gunstig is. Zullen de patiën ten eisen om van tijd tot tijd een nauw keurige voorspelling te krijgen? En wat zullen de verzekeringsmaatschappijen doen?". Hij vervolgt: "Zeer binnenkort zullen de politieke partijen een standpunt moe ten innemen over de rol vaft de verzeke raars. Niet alleen over aids, maar ook over de mogelijkheden om een genetisch portret van iemand te maken waarby al lerlei gezondheidszaken vroegtijdig te voorspellen zijn". Danner is beducht voor het gevaar dat er twee klassen van mensen zullen ont staan: verzekerbare en on verzekerbare. "De overheid moet hier regulerend op treden, want van verzekeraars mag men verwachten dat zij hun risico zo veel mo gelijk uitsluiten. De overheid zal dan ook vanuit de algemene middelen moeten bijspringen als de verzekeringen het la ten afweten". Knelpunten Danner somt op welke knélpunten hij op korte termijn verwacht. Geld voor uit breiding van de capaciteit voor patiën tenzorg is een dringende behoefte. Daar naast wijst hij er op dat de overdracht van kennis over aids aan huisartsen zor gelijk is. "Uitzonderingen daargelaten, veel huisartsen beschouwen aids als een superspecialisme. Zij verwijzen onmid dellijk door en verliezen hun patiënten het liefst uit het oog. Bij aids spelen zo veel zaken mee dat een goede relatie tus sen patiënt en huisarts van belang is. De meest schrijnende gevallen die wij op de afdeling hebben zijn mensen die niet met hun problemen bij hun huisarts terecht kunnen. Daardoor komt van een goede thuiszorg in de laatste fase niets terecht", zo besluit Danner. Uit artikel 10 en 11 van de Grondwet vloeit het beginsel voort van "informed consent": in principe mag pas tot onder zoek of tot behandeling van de patiënt worden overgegaan nadat de patiënt - op grond van informatie in vrijheid daarvoor zijn toestemming heeft gege ven. Maar ook geldt dat de patiënt ge rechtigd is informatie te weigeren. De psychische, sociale en economische ge volgen van het informeren van het indi vidu moeten worden afgewogen tegen de mogelijke gevolgen van een besmet ting voor de omgeving. In de gezondheidszorg is het belang dat wordt gehecht aan dit soort uitgangs punten in de afgelopen jaren toegeno men. De uitbreiding van test-mogelijk heden voor ziekten van allerlei soort is een van de oorzaken. Tegenover de uit breiding van die mogelijkheden is een versterking van de regelgeving nage streefd. Ten gevolge van aids staan de rechten van de patiënt sterk onder druk. Aids vormt een test-case. Haken en ogen Ook Danner zelf heeft het daarmee niet altijd gemakkelijk. Zo ondersteunt hij het standpunt van de Gezondheidsraad dat er een grootschalig, anoniem (maar niet te weigeren) onderzoek moet komen naar de infectie met HIV onder de 'alge mene bevolking'. Hij erkent dat er "be langrijke juridische haken en ogen" zit ten aan een dergelijk onderzoek, waarbij dus van 'informed consent' geen sprake is. Maar volgens hem weegt het belang van de gezondheidszorg zwaarder. Ethi sche problemen ziet Danner niet. Hij hoopt dat de huidige wetgeving zo'n on derzoek toestaat. "Als de gezondheidsju risten, regering en parlement vinden dat het niet mogelijk is, dan moet er een nieuwe regelgeving komen", zegt Dan- Inmiddels lopen de gezondheidsjuris ten storm tegen het voorstel en heeft staatssecretaris Dees gezegd dat hij voor lopig niet peinst over goedkeuring van de plannen van de Gezondheidsraad. Danners reactie is soepel: "Het is duide lijk dat bij aids veel beroepsgroepen be trokken moeten zijn: om de ziekte te be strijden, om het individu te beschermen, en om elkaar de juiste weg te blijven wij- Het blijkt ook moeilijker voor later ge borenen om zich te bevrijden van gevoe lens van afhankelijkheid en onzelfstan digheid. Zowel ouders als oudere broers en zussen zijn geneigd het jongere ge zinslid als afhankelijk en zorg- of toe- zichtbehoevend te zien, ongeacht de leef tijd. Niet zo gek dus, dat nogal wat vrou wen en mannen met oudere zusters gevoe lens van zelftwijfel en onzekerheid erva- GevoeleTis van onzelfstandigheid en een lage eigendunk houden mogelijk ook verband met bepaalde andere problemen die vaker bij later geborenen voorkomen. Uit een groot aantal studies van manne lijke alcoholverslaafden blijkt bijvoor beeld dat onder hen veel meer later gebo renen dan eerste kinderen voorkomen. Ander onderzoek lijkt er op te wijzen dat lichamelijke klachten die samenhangen met stress, evenals delinquent gedrag en ongehoorzaamheid spijbelenweglopen) eveneens vaker bij tweede en volgende kinderen voorkomen. Dat wil natuurlijk allemaal niet zeg gen, dat geboortevolgorde dit soort pro blemen meteen veroorzaakt. Het sugge reert daarentegen wel dat latere kinde ren voor bepaalde opgaven komen te staan. Ze moeten bijvoorbeeld op latere leeftijd vaak nog leren hoe met autoritei ten om te gaan, en ze moeten zich alle eu. ij- ui. oe. DOOR JOOP VAN DER HORST Afkortingen bestaan al zolang er ge schreven wordt. Een voordeel van afkor tingen is dat de schrijver vlugger vooruit komt. Maar belangrijker is dat afkortingen ruimte uitsparen. In de Middeleeuwen, vóór de uitvinding van de boekdrukkunst, toen boeken nog met de hand vervaardigd werden, was het perkament waarop men schreef, duur. Men probeerde daarom zo veel mo gelijk tekst op een bladzijde te schrijven en maakte graag gebruik van afkortingen. In onze tijd vinden we veel afkortingen in encyclopedieën en woordenboeken, boe ken dus waarin men woekert met de ruim te. In gewone leesboeken kom je ze wei nig tegen want afkortingen lezen niet prettig. Toch is er niet altijd even veel afgekort. Na de uitvinding van de boekdrukkunst, toen men ook gebruik ging maken van papier, was het afgelopen met de middel eeuwse afkortingen. Eeuwenlang werd in boeken weinig afgekort. Totdat de afkor tingen als het ware opnieuw in de mode kwamen. Veel mensen denken dat het iets is van na de Tweede Wereldoorlog maar dat is een vergissing. Het keerpunt ligt omstreeks 1860. In de tweede helft van de vorige eeuw nam het aantal afkor tingen in boeken ineens enorm toe. Men ging vaker en meer verschillende woor den afkorten, en de afkortingen zelf wer den steeds korter. Die ontwikkeling is nog steeds aan de gang. Bijvoorbeeld bijvoorbeeld. Al eeuwen lang schreef men wel bij voorb.. later ook wel bij v. In het begin van de 19de eeuw is het meestal b. v. (met spatie, omdat het eerst twee woorden waren). In de tweede helft van de 19de eeuw wordt dat bijv. en b.v. (zonder spatie) en in onze eeuw is het bv. geworden (één punt) en de laatste tijd bv (aaneen en zonder punt). Net zo'n ontwikkeling is er bij bladzijde: Bilderdijk schreef omstreeks 1800: bladz.. Aan 't eind van de 19de eeuw is de gewone afkorting blz. Om de een of ande re reden is dat nooit b. geworden maar kwam pag. ervoor in de plaats, dat vervol gens verder verkort werd tot p. (met punt) en p (zonder punt). Opvallend is ook in de laaiste honderd jaar de grotere consequentie. Vroeger gebruikte men in één boek wel eens door elkaar bij v.. bij voorb. en bijv. Dat komt nu niet meer voor. Er is blijkbaar op de een of andere manier een norm voor afkortingen gegroeid. Als we de letterwoorden zoals ANWB, VARA en vut er even buiten houden (ze verschillen van de afkortingen doordat ze ook zo uitgesproken worden!) dan zien we in onze tijd niet zozeer een toename van de afkortingen alswel dat ze steeds korter worden en hun punten verliezen: dwz. maw, oa. bv, nav. Overigens geldt ook voor de letterwoorden dat ze steeds meer hun punten verliezen. V.A.R.A. ziet er ouden/vets uit, v.u.t. is vreemd. Wij zijn al helemaal gewend geraakt aan VARA en vut. Toch is de VARA mét punten be gonnen. Net als de KNVB, de ANWB, de NCRV en de VPRO. Het verlies van de punten is een voor de hand liggende stap in een ontwikkeling die omstreeks 1860 op gang kwam. In diezelfde tijd schreef Multatuli zijn eerste bundel ideeën met daarin het begin van Woutertje Pieterse. De kleine Wouter trekt veel op met de kinderen Halleman. Deze Hallemannetjes laten zich er graag op voorstaan dat ze zo bijzonder fatsoen lijk zijn. Als dat een paar keer gezegd is. gaat Multatuli het afkorten: de Halleman netjes, d.z b.f.w. (Voor het eerst in Idee nr. 365). Een prachtige vondst om hun fatsoen belachelijk te maken. Maar als je weet dat in die dagen afkortingen gewel dig in de mode kwamen, is het meer dan dat. Het is ook een persiflage op wat Mul tatuli om zich heen zag. maal veel meer dan eerstgeborenen in spannen om uit te munten of op te vallen. Oudste kinderen hebben alleen maar hun ouders als voorbeeld. Dit komt tot ui ting in het feit dat ze over de hele linie meer gehoorzaamheid en conformisme, zelfs conservatisme, in gedrag vertonen. Al op de leeftijd van vier jaar blijken oudste kinderen veel vaker dan volgende kinderen aanwijzingen van hun ouders op te volgen en de neiging te hebben er voor te zorgen dat 'de dingen gladjes ver lopen'. Omdat oudste kinderen alleen maar jongere broertjes en zusjes meema ken en nooit oudere, hebben ze de neiging op te treden alsof ieder ander een jongere bloedverwant is, die behoefte heeft aan hun leidende hand en bemoeienis. Ze zien zichzelf vaak als 'de baas'. En ze spelen ook vaak de baas, of anderen daar 'nou wel of niet op zitten te wachten. Begrijpelijkerwijze hebben eerstgebo renen zelf ook een positievere, volgzame re houding ten opzichte van autoriteiten en zijn ze eerder geneigd het in de ogen van die autoriteiten 'zo goed mogelijk te doen'. De neiging om de dingen zelf te willen 'managen' en verantwoordelijkheid te dragen, is voor oudste kinderen als vol wassenen vaak een bron van stress. Maar ook op jonge leeftijd kan zulke stress al toeslaan, als er bijvoorbeeld in het gezin problemen ontstaan waarvoor het kind zich verantwoordelijk gaat voelen en een (gedeelte van) de ouderrol overneemt. De Duitse psycholoog Toman is van mening dat geboortevolgorde zo beslis send is voor het verdere leven, dat we er het best aan doen een partner te zoeken, met wie we de rolverdeling uit ons gezin van herkomst kunnen voortzetten. De oudste zuster van broers moet dus trou wen met de jongste broer van zusters. Persoonlijk ben ik overigens van mening, dat zoiets vragen is om ellende. Want op die manier ben je niet een keer maar twee keer voor de hele handel verantwoorde lijk of zitje in je leven niet een keer, maar twee keer onder de plak. Voor veel mensen is het sterrenbeeld waaronder ze geboren zijn belangrijker dan de plaats in het gezin waarin ze zijn geboren. Toch is het vrijwel zeker dat het laatste een veel grotere invloed heeft op onze persoonlijkheid en levensloop dan het eerste. Een groep onderzoekers van het Natio nale Instituut voor Geestelijke Gezond heid in de Verenigde Staten observeerde 32 oudste kinderen en 32 tweede kinderen op de leeftijd van drie maanden in hun eigen huiselijke omgeving. Gedurende een aantal dagen legden ze minutieus de omgang tussen moeders en kinderen vast. Ze ontdekten dat moeders meer tijd met hun eerste dan hun tweede kind door brengen. Dat is op allerlei gebied zo, dus zowel in het spelen met het kind en het kind aanhalen als het verzorgen (met uit zondering van de voeding). Als ze opgroeien beginnen tweede of la tere kinderen zich ook duidelijk bewust te worden van het feit dat ze minder aan dacht van hun opvoeders hebben gekre gen. Een kleine duizend universiteitsstu denten in Zweden werd gevraagd naar hun ervaringen met hun ouders op de leeftijd van 10 tot 14 jaar. Latergebore- nen rapporteerden veel minder omgang met en toezicht of bemoeienis door hun ouders dan oudste kinderen. Soortgelijke bevindingen worden ge rapporteerd in andere onderzoekingen. In een Duitse studie werden kinderen van 18 maanden oud en hun moeders thuis geobserveerd tijdens lukraak geko zen perioden van 30 minuten over meer dere dagen verspreid. Alle positieve, ne gatieve en neutrale pogingen van het kind om de aandacht van de moeder te trekken werden genoteerd, evenals alle blijken van moederlijke warmte (aanra ken, strelen, lief toespreken), aanmoedi ging, druk op het kind om iets te doen, en pogingen met woord of daad om het kind te beletten iets te doen. Daaniit bleek dat moeders hun oudste kinderen vaker be letten iets te doen en van hen vaker vol wassen, 'groot' gedrag eisen dan het ge val is met latere kinderen. De vermoede lijke verklaring is, dat moeders minder angstig en onzeker zijn over hun opvoe dingsvaardigheden na een eerste kind en daarom volgende kinderen gemakkelij ker een grotere bewegingsvrijheid geven. Het verschil in behandeling door de ou ders zou wel eens de verklaring kunnen zijn voor het feit, dat latere kinderen een aantal streepjes voor hebben in sociaal opzicht. Recente studies wijzen er name lijk op, dat later geborenen minder angstig en minder controlerend zijn in de puberteit en als volwassene. (Nuttig om te weten als u bij het relatie-bemidde lingsbureau de gewenste eigenschappen van uw toekomstige partner in de com puter laat opslaan). Dat verklaart bijvoorbeeld het feit, dat onder atleten en andere sporters later ge borenen minder angstig zijn en eerder bereid zijn om gevaarlijke of risicovolle dingen te ondernemen dan oudste kinde ren. Ook bij de keuze van de soort sport is er een verschil. Latere kinderen kiezen vaker voor sporten met een relatief hoog risico zoals rugby, voetbal en vechtspor ten. Een ander sociaal verschil tussen beide groepen kinderen is het feit dat de latere kinderen doorgaans een grotere popula riteit genieten. Althans, dat lijken we te kunnen afleiden uit onderzoek onder scholieren. Als in een klas gevraagd wordt "als je een sportteam zou moeten vormen, wie uit je klas zou je dan bij voorkeur daarvoor kiezen?", dan hebben later geborenen een grotere kans gekozen te worden dan oudste of enige kinderen. Hetzelfde geit als het gaat om het uitkie zen van een medescholier om naat te zit ten in een klaslokaal door René Diekstra hoogleraar psychologie te Leiden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 29