'Het wordt ons hier te bekrompen' sü Verloren race Denkwijzer Emigratievoorlichters trekken weer volle zalen in Nederland eu. 5b. ui. 1J' oe. Onze taal EXTRA °AGINA 29 Te klein. Bekrompen. Te hoge belastingen. Te veel regels. Te dure grond. Zomaar een paar redenen waarom een groeiend aantal Nederlanders overweegt in een ander land een nieuw bestaan op te bouwen. Er is nog geen sprake van een golf, maar de belangstelling voor emigratie neemt de laatste jaren wel weer duidelijk toe. Ook in de Leidse regio, zoals bleek tijdens de eerste voorlichtingsbijeenkomst die er sinds lange tijd werd gehouden. De interesse was onverwacht groot. door Paul de Tombe Hij is fel, maar tegelijkertijd ook heel voorzichtig. "Het is net of ze er hier op uit zijn je te slopen", stelt hij onomwonden vast. "Je wordt helemaal klem gezet met belastingaanslagen over je mest. Als je daarvoor de papieren niet op tijd invult, krijg je de Algemene Inspectie Dienst op je dak en dan kun je nog een boete krij gen ook. Daar ben ik nog het meest bang voor, en daarom wil ik ook weg. Boeren in Canada, dat lijkt me wel wat. Er is al leen één ding wat ik niet begrijp. Er zijn er hier te veel, de helft moet weg, heeft Braks gezegd. Waarom geven ze boeren die willen emigreren dan geen subsi die?". Dat zou het allemaal een stuk gemak kelijker maken voor Martin Pak. Nu runt hij nog een varkensfokkerij in Moerka- pelle, als het aan hem zou liggen zou hij zo zijn koffers pakken en een gemengd bedrijf in Canada beginnen. "Omdat de regels daar zo veel soepeler zijn", zegt hij. Niet de enige Alleen zijn zakelijke voorzichtigheid houdt hem nog tegen. "Ik zou er zo heen willen met mijn gezin, maar ik ben er in- middels al drie keer gaan kijken en ik heb gemerkt dat het heel belangrijk is om je goed voor te bereiden. Als je hals over kop vertrekt, val je onherroepelijk van de trap. Daarom oriënteer ik me eerst heel uitgebreid". Pak is de enige niet, zo bleek afgelopen woensdagavond in het Antonius Club huis in Leiden. Ondanks de concurrentie van het Europa Cup-voetbal op tv waren meer dan honderd belangstellenden af gekomen op de eerste emigratie-voor lichtingsavond die hier sinds jaren werd georganiseerd. Niet alleen boeren en tuinders lieten zich er informeren over de mogelijkhe den om in Canada aan de slag te gaan. Ook de student mijnbouw aan de Tech nische Universiteit in Delft, de Leidse pedicure wier man in de vut gaat, de ei genaar van een Leids confectiebedrijf, een 'internationaal' vrachtwagenchauf feur uit Rijpwetering, een fysiotherapeu te uit Voorburg, een akkerbouwer uit De Lier en een veehouder uit Arnhem waren gekomen om te luisteren naar een drietal vraagbaken. Kortom, het was een uiterst gemêleerd gezelschap dat zich had verzameld in de zaal, waar vooraf zo'n zeventig man wer den verwacht. Dat het er zelfs meer dan honderd waren, verbaasde drs. Cees Hulsman eigenlijk niets, voor hem bena drukte het slechts de toenemende be langstelling voor emigratie. "En dat pro ces is alweer een paar jaar aan de gang", aldus de stafmedewerker van het Ge meenschappelijk Emigratiekantoor in Den Haag (samen met de Canadese am bassade organisator van de bijeen komst). Zijn door de overheid gesubsidi eerde organisatie waarin de Katholieke, Algemene en Christelijke Emigratie Centrale samenwerken krijgt- het de laatste tijd dan ook weer steeds drukker met het geven van voorlichting. Toename "Er is sprake van een duidelijke toename van mensen die weg willen. Belangstel ling voor emigratie is er constant, de mensen werden alleen lange tijd afge schrikt door de steeds zwaarderde toela tingseisen. Nu die wat minder scherp zijn geworden, bloeit de interesse bijna automatisch op", betoogt Hulsman die zijn uitspraak met cijfers kan illustreren. In 1988 emigreerden bijna 2400 Neder landers tegen 1900 in het jaar daarvoor. "Die aantallen mag je ruw geschat met tien vermenigvuldigen als het gaat om de hoeveelheid verzoeken om informatie. Alles bij elkaar een spectaculaire toena me voor emigratiebegrippen", stelt hij. "En de verwachting is dat er dit jaar wéér meer zullen gaan". Van de traditionele emigratielanden zijn vooral Nieuw Zeeland en Canada in trek bij potentiële landverhuizers. In Brazilië, een tijdlang bij boeren favoriet, ging het vorig jaar economisch niet best, en dat was meteen te merken aan de ver- trekcijfers; vertegenwoordigers uit an dere beroepsgroepen botsen vaak op de beperkingen van Australië en de VS, "waar je echt heel moeilijk in komt". Nieuw Zeeland is wat dat betreft veel gemakkelijker. Het is op dit gebied zelfs het meest 'vrije' land vanwege het emi gratie-akkoord dat met Nederland be staat. Dat houdt in dat vrijwel iedereen die jong is en enige opleiding heeft geno ten erheen kan, en die minieme beper kingen werken massale interesse in de hand. Een voorlichtingsbijeenkomst over dat land in Den Haag werd in janua ri zo druk bezocht dat de volgende (maandag 24 april) alleen toegankelijk is via inschrijving. Een groot aantal Nederlanders kiest ook nog steeds voor Canada. "Dat blijft trek ken omdat dit land een cultuur, heeft die nauw aansluit bij de onze", weet Huls man, "en omdat er al zo veel Nederlan ders zitten sedert de emigratiegolf in het midden van de jaren vijftig. Daarna is er sprake geweest van een gestage achter- Emigratiebijeenkomst Cup-voetbal. uitgang, met hier en daar een kleine ople ving, en in het begin van de jaren tachtig werden de toelatingseisen bovendien zwaar verscherpt als gevolg van de werk loosheid. Die zijn nu weer wat losser ge worden". Zo is de beroepenlijst sinds 1986 danig uitgebreid, hecht Canada grote waarde aan familiehereniging (man-vrouw, ou- ders-kinderen) en de komst van investe rende ondernemers. Zij ontkomen aan het puntensysteem dat in de meeste ove rige" gevallen geldt. Leeftijd, opleiding, beroep en werkervaring spelen een grote rol bij de selectieprocedure die tegen woordig overigens heel wat soepeler is dan vijf, zes jaar geleden. "Het beleid is weer gericht op bevorde ring van immigratie. Canada hoopt dit jaar op 160.000 immigranten uit de hele wereld", zegt ambassade-medewerker Hilteman in zijn welkomstwoord. De deuren zijn vermoedelijk ook uit eigen belang weer geopend. Immers, ook in Canada stagneert de groei van de eigen bevolking en neemt het percentage ou deren snel toe. Alle reden dus om mee te werken aan de werving van jonge immi granten. Met succes. In 1987 emigreerden 613 Nederlanders naar Canada, in 1988 steeg dat aantal tot 928. "Maar als de ambassa de het had aangekund waren er 1200 mensen vertrokken, want er waren veel meer aanmeldingen. De verwachting is dat die trend zich dit jaar voortzet", zegt Hulsman die daarvoor naast de versoe pelde toelatingseisen nog wel een aantal oorzaken kent. "Er zijn altijd mensen die Nederland te klein vinden; die weggaan om het milieu; die naar landen zonder kernreac toren willen, of die om economische re denen wensen te vertrekken. Al hebben de meesten wel een baan, want beroeps ervaring is nodig. Ben je straatmaker en al vijftien jaar werkloos, dan kun je het schudden", brengt hij als beperking aan. "Zoals je ook geen strafblad mag heb ben. Maar heb je die recente werkerva- i het Leidse Antonius Clubhuis, afgelopen woensdag: massale opkomst ondanks Europa ring wel en wil je een eigen zaak begin nen, dan is dat in Canada heel wat ge makkelijker dan hier". Melkquota, superheffingen, bepalingen voor het mestoverschot, allerhande an dere regels, dure grondprijzen, het kli maat en de hoge belastingen brengen vooral agrariërs steeds vaker op emigra tiegedachten. Volgens onderzoeken koestert zeventien procent van de 90.000 boeren en-tuinders wel eens het idee naar elders te vertrekken, en Canada staat daarbij hoog genoteerd. Er wordt slag vaardig op ingespeeld tijdens deze voor lichtingsbijeenkomst. Toegankelijk voor iedereen, maar voor tuinders, boeren en landbouwers ligt in Leiden extra infor matie klaar. Kansen "Voor Nederlandse tuinders en bloe- menkwekers zijn er zelfs enorme kansen in Canada", zegt mevrouw Magnifico van het Manitoba House, het Rotterdam se pr-kantoor van de Canadese provincie Manitoba. "Er ligt een sterk groeiende markt voor bloemen en planten in Noord-Amerika, en die bedrijfstak is nog onderontwikkeld in Canada. Dat is echt een gat in de markt". Het moet de 52-jarige Arie ("nee, liever geen achternaam in de krant") als mu ziek in de oren klinken. De tuinder uit het Westland heeft zijn bedrijf al ver kocht aan de gemeente, en liever dan hier iets terug te kopen wil hij vertrek ken naar Canada. "Omdat onze dochter daar al is, omdat de grond hier veel te duur is en omdat je daar met minder ka pitaal een bedrijf kunt beginnen. Vorig jaar zijn we er al zes weken geweest, en echt, het land trekt me. Om de ruimte, de natuur, het klimaat. Er is voldoende land om er als tuinder te beginnen en er zijn mensen, ze missen er alleen de kennis en de ervaring op dat gebied. Die heb ik in ruime mate. Ik zie het dus wel zitten". Dat geldt al evenzeer voor akkerbouwer Henk van der Wel (55). Op zijn land in De Lier was een recreatiegebied gepland, dat is hij inmiddels kwijt tegen een rede lijke prijs. Nu wil hij in Canada opnieuw beginnen ten behoeve van zijn zoons. Het land trekt hem al lang, hij is er al acht keer op vakantie geweest, maar tot nu toe had hij de financiën niet om de defi nitieve overstap te wagen. "Nu heb ik het geld wel. En dan kan ik wel naar de Hoekse Waard gaan, of naar Groningen, maar als daar een voetbalveld wordt aan gelegd moet ik daar óók weer weg", stelt hij enigszins bitter vast. "Het wordt hier in Nederland echt overvol en ik wil ruim te, zonder files, zonder uitlaatgassen. Dat is hier niet meer te vinden, daarom heb ik al een aanvraag lopen". Anderen zijn zo ver nog niet. Die ko men om zich te oriënteren of te heroriën teren. Dat laatste geldt voor Henk Biesot, eigenaar van een Leids confectiebedrijf. Omdat zijn handel (winterkleding) "voor geen meter" meer liep na twee warme winters, wilde hij elders de mogelijkhe den aftasten. In de wetenschap dat het in Canada zes maanden lang koud kan zijn toog hij in februari naar Toronto. Eerst naar een beurs. "Maar daar bleek me al snel dat ze niet zitten te wachten op mijn jassen. Alleen de stroopwafels die ik bij me had gingen op". Later maakte hij met vrouw en zoon nog een oriëntatie reis naar Toronto, Winnipeg en Montreal. Hij vond er geen afzetmarkt voor zijn ar- tikelen, maar legde er wel contacten met confectiebedrijven waarvoor hij nu als Europees agent gaat fungeren. Via die contacten probeert hij nu ook eerst zijn bedrijf nieuw leven in te bla zen. "Ik heb nog wel interesse om erheen te gaan, maar je laat toch een berg zeker heid achter", zo heeft hij zich bedacht. "Aanvankelijk was ik er heel erg voor in, maar nu ik er twee keer ben geweest is het ideaalbeeld dat ik had toch minder geworden. Je moet er wel iets zinnigs ko men doen, iets te brengen of te bieden hebben, anders hoefje er echt niet heen te gaan". Op die manier biedt hij althans enig te genwicht bij het promotiefilmpje met louter successtory's. "Het aantal emi granten dat mislukt is ook niet zo groot", betoogt Cees Hulsman. De emigrant van nu is ook al lang geen landverhuizer meer. Omdat het vervoer zo duur was moest hij vroeger noodgedwongen alle schepen achter zich verbranden, tegen woordig is hij zo weer thuis. "En hij kan nu ook eerst gaan kijken, en dat doet zeker de helft", weet Huls man. "Zeker als het om Canada gaat. Voor duizend gulden heb je een retourtje Toronto, en dat geld kan er ook nog wel af als je wilt emigreren. Ik raad de men sen ook aan om te gaan kijken. Als ze die reis voorbereiden via het lezen van kran ten, het verzamelen van adressen en het voeren van gesprekken met emigratie consulenten, kunnen ze er heel veel aan hebben. Dan weetje in elk geval waar je heen moet in de tijd dat je er bent. Hoe lang je moet gaan, dat verschilt per per soon. Maar dat je beter kunt gaan staat wel vast". Die grondige voorbereiding staat in schril contrast met vroeger. De emigratie naar de Nieuwe Wereld in de negentien de eeuw (gevolg van de schrijnende le vensomstandigheden op het Europese platteland en de godsdienst-discrimina tie) alsmede vóór en na de Tweede We reldoorlog was zeer primitief. Het me rendeel van de emigranten had nauwe lijks geld op zak en was slecht geïnfor meerd over het land van bestemming. Dat is tegenwoordig heel anders. De al van 1927 daterende Christelijke Emigra tiecentrale en de Katholieke en Algeme ne centrales doen al heel lang gezamen lijk aan emigratievoorlichting. Schrifte lijk, via enveloppen met informatie die op alle plaatselijke arbeidsbureaus ver krijgbaar zijn, en mondeling via de acht regionale consulenten en de regionale in formatie-avonden. Nieuwe poging Natuurlijk bestaat ook het oude type emigrant nog. De avonturier, die gaat om de uitdaging en alles wil aanpakken, is niet uitgestorven. Lud Lage is van dat slag. De 'internationaal' vrachtwagen chauffeur uit Rijpwetering heeft het hier wel gezien en zou de oversteek graag wa gen. Vijfjaar geleden kreeg hij daarvoor geen kans vanwege de toen ook in Cana da heersende werkloosheid, nu doet hij een nieuwe poging. Familieleden en een vriend zijn hem al voorgegaan, maar via hen wil hij het niet spelen. Hij wil geheel op eigen kracht." Niet om voor zichzelf te beginnen ("die kans heb ik ook hier gehad en dat zie ik absoluut niet zitten"), maar gewoon als chauffeur of als timmerman. De motiva tie van de 30-jarige vrijgezel: "Ik heb heel Europa gezien en ik wil nu wel eens wat anders. Nederland is zo bekrompen dat ik niet zou weten wat ik hier verder nog moet doen". Nu haar man in de vut gaat denkt de Leidse pedicure Truus (47) er over 'op proef naar Canada te gaan. "Om het milieu, om de ruimte, om de mogelijkhe den voor de kinderen. Voor twee jaar, om te kijken of het bevalt. Bevalt het niet, dan ben je tegenwoordig zo terug. Daar om durf ik het nu wel aan", legt ze uit. Emigratie nieuwe stijl dus. Truus: "Hier het huis aanhouden, daar kijken hoe het is. Als je nu vertrekt neem je ook geld mee, dat was toen niet", zegt ze, met een verwijzing naar de jaren vijftig. Wellicht dat ook daarom de emigratie aantrekt. "Toen ging je voor het leven", zo typeert vice-voorzitter Van der Meer van de Christelijke Emigratie Centrale het verschil. "Nu sta je zo weer hier. Daar zit dan wel een fiasco achter, maar dat is veel minder erg dan daar gevangen te zit ten". DOOR JOOP VAN DER HORST Je ziet het er niet meer aan af. maar het voetballen is chic begonnen In 1863 werd in Engeland de Football Association opgericht. Voetballen volgens de regels van de Association ging al gauw soccer heten, afgeleid van association. Football werd daar de benaming van een andere sport, die wij rugby noemen. Pim Muilier, winnaar van de eerste Elfstedentocht, leerde het voetbalspel in Engeland ken nen en richtte in 1079 in Haarlem de eer ste Nederlandse voetbalclub op: de Haar- lemsche Football Club (HFC). Tien jaar later werd in Den Haag de Nederland- sche Voetbalbond opgericht, de voorlo per van de KNVB. Voetballen werd snel een populaire sport. Vanuit Nederland verspreidde het voetballen zich over de rest van Europa. In het begin was voetballen iets van de betere kringen, zoals ook tennis begon nen is. Maar voetballen kunnen we alle maal. Vier jassen, een bal en een handvol spelers zijn genoeg. Twee aanvoerders gaan op enige afstand van elkaar staan en zetten beurtelings een voet vlak voor de andere. Zo naderen ze elkaar. Wie de laatste volle stap kan zetten mag het eerst een teamgenoot kiezen uit de deel nemers. Het is door dit afschuwelijke sys teem dat ik altijd als laatste gekozen werd, of zelfs de bescheiden rol van doel paal toegemeten kreeg. De terminologie was Engels. Dat komt natuurlijk doordat het spel uit Engeland is overgekomen. Ook bij ons in de straat spraken wij van kieper, korner, kool, pe- naltie (klemtoon op de tweede letter greep), friekik en hens. De kieper, die zich vaak blauw verveelde, bedong meestal meteen dat hij vliegende kiep mocht zijn, zodat hij gewoon kon mee doen. Hoewel ik in mijn positie als doelpaal dikwijls gelegenheid had om het spel ga de te slaan, heb ik de spelregels nooit goed begrepen. Dat er doelpunten ge maakt moesten worden was me duidelijk, maar de betekenis van penaltie. korner en friekik is me altijd ontgaan. Mijn nede rige rol valt dus niemand te verwijten. Er heeft zich gaandeweg een duidelijke vernederlandsing in de voetbal-termino logie voltrokken. De kieper heet tegen woordig ook doelverdediger of doelman, en men spreekt van doelpunt, hoek schop, buitenspel, vrije trap en straf schop. Dat is overigens niet nieuw, want in het Voetbalwoordenboek van Rob Siekmann uit 1978 staan al die Neder landse benamingen ook al vermeld. Nog niet de oefenmeester die op het ogenblik terrein wint op de klassieke trainer. Maar het meeste is er wel in te vinden, Neder lands of onnederlands: het hakballetje, de libero, de gelijkmaker, het een-twee tje, de centrumspits en de dieptepass. Bij ons in de straat kwamen ze niet voor, maar elke maandag zijn ze in het sport nieuws in de krant te vinden. Wat ook nog niet in woordenboeken genoteerd staat maar wel in het sport nieuws wordt aangetroffen, zijn fraaie uit drukkingen als een club uit de beker ver wijderen en de doelman kreeg vier goals achter z'n oren. Wat ik nergens kon vinden in zo'n voet balwoordenboek, is de bledder van mijn broer. Een echte leren voetbal die opge pompt werd en met een veter gesloten. Een rijk bezit, twee keer op initiatief van de overburen door een wijkagent in be slag genomen. Die bledder zal zijn naam wel hebben ontleend aan het Engelse bladder, 'blaas'. Op een avond gaf ik ergens in het land een lezing. Na afloop kwam een (naar la ter bleek) 22-jarige vrouw naar me toe en vroeg of ze mij spreken kon. Ze was een bijzonder aantrekkelijke verschijning, gekleed in een prachtige witte blouse met lange kanten stroken die tot over haar handen vielen, en een hoog gesloten kraag waarop kanten boogjes gebor duurd waren. Het geheel maakte de in druk alsof ze zo uit een elegant negentien de eeuws schilderij was weggelopen. Toen we ergens aan een tafeltje waren gaan zitten, maakte ze zonder een woord te zeggen de knoopjes van haar manchet ten los en toonde me de littekens aan de onderkant van haar polsen. Stilzwijgend nam ze blijkbaar aan dat ze niet hoefde uit te leggen hoe die daar kwamen en ze vroeg of ze me over het waarom zou mo gen schrijven. Ik antwoordde bevesti gend. Maar in de daaropvolgende maan den hoorde ik niets van haar. Ongeveer een halfjaar later gaf ik, niet ver van de plaats van onze eerste ontmoe ting, een lezing en daar dook ze opnieuw op. En opnieuw vroeg ze me apart. Ze vertelde me dat ze zichzelf er eenvoudig weg niet toe had kunnen brengen om te schrijven. Omdat praten waarschijnlijk toch gemakkelijker zou gaan, vroeg ze of het mogelijk was een afspraak te maken voor een persoonlijk onderhoud. Dat zou wat haar betreft overigens pas kunnen na een vakantie die ze in de volgende twee weken had gepland. Daarom maak ten we een afspraak voor over vier we- Op de afgesproken tijd kwam ze niet opdagen. Ik belde verschillende keren het nummer dat ze mij gegeven had voor het geval datmaar niemand nam op. Even maakte ik me zorgen, maar vervol gens bedacht ik dat ze in feite ook de eer ste keer haar afspraak niet was nageko men en vergat haar. Totdat ik op een dag per post een cassettebandje ontving met een kort zakelijk briefje erbij. Daaruit bleek dat ze een paar dagen tevoren zelf een einde aan haar leven had gemaakt. Op het bandje legde ze het waarom uit zoals ze dat zelf zag. Het had alles weg van het verslag van een bij voorbaat verloren race, ondanks al haar kennelijke gaven en talenten. Ze was het kind van ouders wier liefde voor elkaar al vrij gauw in het niets was opge lost. Haar vader leed aan ernstige de pressies, waarvoor hij meermalen werd opgenomen. Als hij thuis was drukte zijn stemming vaak loodzwaar op het hele ge zin. Haar moeder zag hem op den duur als een last, die ze uit de grond van haar hart haatte maar waaraan ze zich niet kon, of uit schuldgevoel niet wilde ont trekken. Ze had zich als voornaamste doel gesteld haar twee dochters zo ver mo gelijk bij hem vandaan op te voeden en plaatste zich daarmee tussen vader en kinderen. Eline, zoals ik de jonge vrouw zal noe men, was verwekt tussen twee opnamen van haar vader door. Toen ze veertien was had hij zich in het tuinhuisje opge hangen en zij had hem gevonden. De schok was ontzettend geweest. Dagen lang had ze niet kunnen praten, niet kun nen eten, niet kunnen slapen en ze had als een schim rondgelopen met steeds het beeld van haar vader voor ogen, han gend. Haar gevoelens van verdoofdheid en depressie verdwenen maar heel lang zaam, en toen begon ze tot haar ontstelte nis te merken dat haar moeder opgelucht leek en zelfs begon op te bloeien. Dat had sterke gevoelens van wrok, bijna haat, in haar wakker geroepen, in zichzelf was ze begonnen haar moeder de schuld van haar vaders dood te geven. Ze werd moeilijk, eigenlijk onhandel baar, en strafte zo als het ware haar moe der voor wat ze als verraad jegens haar vader beschouwde. Niettemin waren er lange perioden waarin ze depressief was door René Diekstra hoogleraar psychologie te Leiden en verlangde naar contact en warmte van haar moeder. Maar ze was te trots om dat te laten merken. Toen haar moe der een vriend het huisgezin binnen bracht was de laatste mogelijkheid op een behoorlijke relatie tussen haar en Eline voorgoed verkeken. Negentien jaar oud, op de dag van haar vaders verjaardag, deed ze een ern stige zelfmoordpoging, waarbij ze haar polsen open sneed. Het was precies veer tien dagen voordat haar moeder zou her trouwen. In haar afscheidsbrief schreef ze dat ze haar vader niet alleen kon laten. Als gevolg van deze poging kwam ze in een ziekenhuis en later bij een psychiater terecht. Ze mocht de man graag, maar de behandeling had in zekere zin een ave rechts effect. Ze ontdekte nu pas goed hoe weinig ze 'had' met de mensen en de din gen om haar heen: "Het is alsof er een wazige glaswand tussen mij en de wereld zit". Geleidelijkaan vormde zich bij haar het idee dat ze net zo iemand was of zou worden als haar vader depressief, een leven vol verdriet voor anderen, conflic ten, kilheid en opnamen. Ze deed enkele pogingen die glaswand met geweld stuk te slaan, onder meer door zich achter el kaar in twee relaties te storten. Maar ter wijl de mannen smoorverliefd op haar waren en zich geweldig uitsloofden, voel de zij niet of nauwelijks iets dat daarmee te vergelijken was. Die ervaringen sterk ten haar in het idee dat ze zichzelf en de rest van de wereld een dienst zou bewij zen, pijn zou besparen, als ze ermee zou kappen. De twee keer dat ze mij had benaderd, zo zegt ze op het bandje, was dan ook niet om nog eens wat te proberen, om alsnog hulp te krijgen. Het was vooral om met ie mand over haar voornemen te praten, ie mand die misschien het 'natuurlijke' er van in haar situatie kon begrijpen. Een situatie die ze uitlegt als: "De meeste kin deren groeien op voor het leven, ik ben op gegroeid voor de dood". Het in-trieste gevoel dat ik krijg als ik naar dit gedeelte van haar bandje luis ter, gaat over in een soort van emotionele verslagenheid als ze aan het slot uitlegt waarom ze het mij heeft toegestuurd: "Misschienom te laten zien dat als ie mand eerder iets anders had gedaan, het met mij mogelijk ook anders was gegaan. Dat doet overigens niets af aan het feit dat het nu en al een aantal jaren daarvoor wat mij betreft te laat is". Maar ik denk dat ze daarmee impliciet wilde duidelijk maken dat het voor ande ren misschien nog niet te laat was en dat er iets gedaan moet worden. Vandaar dat ik het maar aangedurfd heb haar verhaal, zonder haar toestemming te kunnen vragen, aan anderen te vertellen. De twee voornaamste manieren waar op jonge mensen tussen de 15 en 24 jaar van deze aardbol verdwijnen zijn via verkeersongevallen en zelfdoding. Aan het eerste proberen we iets te doen, via lessen in verkeersveiligheid op school, pu bliekscampagnes, en rijbewijzen tot con troles op bestuurders en voertuigen toe. En terecht, want als je mensen zomaar laat rondrazen dan is het risico levens groot dat ze elkaar, opzettelijk of niet, be schadigen of zelfs ombrengen. Maar geldt hetzelfde nou niet voor het emotionele verkeer tussen mensenHeeft in dat opzicht iedereen van nature al wel voldoende rijvaardigheid, en hoeft men niets meer bij te leren? Hoeven kinderen geen lessen in emotionele verkeersvaar- digheid te hebben op school, en hoeven volwassenen in dat opzicht niet bijge schoold te worden? Het valt moeilijk te ontkennen dat ons sociale en relationele verkeer de afgelo pen jaren minstens zo ingewikkeld en druk is geworden als het wegverkeer. Kinderen wordt al op zeer jonge leeftijd hun kinderziel ontnomen door ze via de buis met alle verschrikkingen en genie tingen van de volwassen samenleving te impregneren. Op (te?) jonge leeftijd moe ten ze een of soms zelfs meer keren een ou der geheel of gedeeltelijk voor een andere ruilen. Ze zijn in toenemende mate bloot gesteld aan volwassenen, die naast hun carrière in niets anders meer geloven dan een fijne vakantie, een opwindende sport of iedere maand een nieuw stukje techniek. Behalve een zekere materiele welstand en dan nog bepaald niet voor iedereen is er weinig in dit leven dat echte vastigheid, althans innerlijke vas tigheid biedt. Uit studies, over de laatste 40 jaar uit gevoerd, blijkt dat het percentage men sen, met name jonge mensen, dat regel matig aan perioden van ernstige depres sie lijdt, langzaam maar gestadig op loopt. En dus komt er een staatssecretaris met het lumineuze idee om in de biologie les op de middelbare school iets aan dit probleem te doen. Ik denk dat ik onder hand ook maar eens aan de antidepressi va ga.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 29