'Het wordt ons hier te bekrompen'
sü
Verloren race
Denkwijzer
Emigratievoorlichters trekken weer volle zalen in Nederland
eu.
5b.
ui.
1J'
oe.
Onze taal
EXTRA
°AGINA 29
Te klein. Bekrompen. Te hoge
belastingen. Te veel regels. Te dure
grond. Zomaar een paar redenen
waarom een groeiend aantal
Nederlanders overweegt in een
ander land een nieuw bestaan op te
bouwen. Er is nog geen sprake van
een golf, maar de belangstelling voor
emigratie neemt de laatste jaren wel
weer duidelijk toe. Ook in de Leidse
regio, zoals bleek tijdens de eerste
voorlichtingsbijeenkomst die er sinds
lange tijd werd gehouden. De
interesse was onverwacht groot.
door Paul de Tombe
Hij is fel, maar tegelijkertijd ook heel
voorzichtig. "Het is net of ze er hier op uit
zijn je te slopen", stelt hij onomwonden
vast. "Je wordt helemaal klem gezet met
belastingaanslagen over je mest. Als je
daarvoor de papieren niet op tijd invult,
krijg je de Algemene Inspectie Dienst op
je dak en dan kun je nog een boete krij
gen ook. Daar ben ik nog het meest bang
voor, en daarom wil ik ook weg. Boeren
in Canada, dat lijkt me wel wat. Er is al
leen één ding wat ik niet begrijp. Er zijn
er hier te veel, de helft moet weg, heeft
Braks gezegd. Waarom geven ze boeren
die willen emigreren dan geen subsi
die?".
Dat zou het allemaal een stuk gemak
kelijker maken voor Martin Pak. Nu runt
hij nog een varkensfokkerij in Moerka-
pelle, als het aan hem zou liggen zou hij
zo zijn koffers pakken en een gemengd
bedrijf in Canada beginnen. "Omdat de
regels daar zo veel soepeler zijn", zegt hij.
Niet de enige
Alleen zijn zakelijke voorzichtigheid
houdt hem nog tegen. "Ik zou er zo heen
willen met mijn gezin, maar ik ben er in-
middels al drie keer gaan kijken en ik
heb gemerkt dat het heel belangrijk is
om je goed voor te bereiden. Als je hals
over kop vertrekt, val je onherroepelijk
van de trap. Daarom oriënteer ik me
eerst heel uitgebreid".
Pak is de enige niet, zo bleek afgelopen
woensdagavond in het Antonius Club
huis in Leiden. Ondanks de concurrentie
van het Europa Cup-voetbal op tv waren
meer dan honderd belangstellenden af
gekomen op de eerste emigratie-voor
lichtingsavond die hier sinds jaren werd
georganiseerd.
Niet alleen boeren en tuinders lieten
zich er informeren over de mogelijkhe
den om in Canada aan de slag te gaan.
Ook de student mijnbouw aan de Tech
nische Universiteit in Delft, de Leidse
pedicure wier man in de vut gaat, de ei
genaar van een Leids confectiebedrijf,
een 'internationaal' vrachtwagenchauf
feur uit Rijpwetering, een fysiotherapeu
te uit Voorburg, een akkerbouwer uit De
Lier en een veehouder uit Arnhem waren
gekomen om te luisteren naar een drietal
vraagbaken.
Kortom, het was een uiterst gemêleerd
gezelschap dat zich had verzameld in de
zaal, waar vooraf zo'n zeventig man wer
den verwacht. Dat het er zelfs meer dan
honderd waren, verbaasde drs. Cees
Hulsman eigenlijk niets, voor hem bena
drukte het slechts de toenemende be
langstelling voor emigratie. "En dat pro
ces is alweer een paar jaar aan de gang",
aldus de stafmedewerker van het Ge
meenschappelijk Emigratiekantoor in
Den Haag (samen met de Canadese am
bassade organisator van de bijeen
komst). Zijn door de overheid gesubsidi
eerde organisatie waarin de Katholieke,
Algemene en Christelijke Emigratie
Centrale samenwerken krijgt- het de
laatste tijd dan ook weer steeds drukker
met het geven van voorlichting.
Toename
"Er is sprake van een duidelijke toename
van mensen die weg willen. Belangstel
ling voor emigratie is er constant, de
mensen werden alleen lange tijd afge
schrikt door de steeds zwaarderde toela
tingseisen. Nu die wat minder scherp
zijn geworden, bloeit de interesse bijna
automatisch op", betoogt Hulsman die
zijn uitspraak met cijfers kan illustreren.
In 1988 emigreerden bijna 2400 Neder
landers tegen 1900 in het jaar daarvoor.
"Die aantallen mag je ruw geschat met
tien vermenigvuldigen als het gaat om de
hoeveelheid verzoeken om informatie.
Alles bij elkaar een spectaculaire toena
me voor emigratiebegrippen", stelt hij.
"En de verwachting is dat er dit jaar wéér
meer zullen gaan".
Van de traditionele emigratielanden
zijn vooral Nieuw Zeeland en Canada in
trek bij potentiële landverhuizers. In
Brazilië, een tijdlang bij boeren favoriet,
ging het vorig jaar economisch niet best,
en dat was meteen te merken aan de ver-
trekcijfers; vertegenwoordigers uit an
dere beroepsgroepen botsen vaak op de
beperkingen van Australië en de VS,
"waar je echt heel moeilijk in komt".
Nieuw Zeeland is wat dat betreft veel
gemakkelijker. Het is op dit gebied zelfs
het meest 'vrije' land vanwege het emi
gratie-akkoord dat met Nederland be
staat. Dat houdt in dat vrijwel iedereen
die jong is en enige opleiding heeft geno
ten erheen kan, en die minieme beper
kingen werken massale interesse in de
hand. Een voorlichtingsbijeenkomst
over dat land in Den Haag werd in janua
ri zo druk bezocht dat de volgende
(maandag 24 april) alleen toegankelijk is
via inschrijving.
Een groot aantal Nederlanders kiest ook
nog steeds voor Canada. "Dat blijft trek
ken omdat dit land een cultuur, heeft die
nauw aansluit bij de onze", weet Huls
man, "en omdat er al zo veel Nederlan
ders zitten sedert de emigratiegolf in het
midden van de jaren vijftig. Daarna is er
sprake geweest van een gestage achter-
Emigratiebijeenkomst
Cup-voetbal.
uitgang, met hier en daar een kleine ople
ving, en in het begin van de jaren tachtig
werden de toelatingseisen bovendien
zwaar verscherpt als gevolg van de werk
loosheid. Die zijn nu weer wat losser ge
worden".
Zo is de beroepenlijst sinds 1986 danig
uitgebreid, hecht Canada grote waarde
aan familiehereniging (man-vrouw, ou-
ders-kinderen) en de komst van investe
rende ondernemers. Zij ontkomen aan
het puntensysteem dat in de meeste ove
rige" gevallen geldt. Leeftijd, opleiding,
beroep en werkervaring spelen een grote
rol bij de selectieprocedure die tegen
woordig overigens heel wat soepeler is
dan vijf, zes jaar geleden.
"Het beleid is weer gericht op bevorde
ring van immigratie. Canada hoopt dit
jaar op 160.000 immigranten uit de hele
wereld", zegt ambassade-medewerker
Hilteman in zijn welkomstwoord. De
deuren zijn vermoedelijk ook uit eigen
belang weer geopend. Immers, ook in
Canada stagneert de groei van de eigen
bevolking en neemt het percentage ou
deren snel toe. Alle reden dus om mee te
werken aan de werving van jonge immi
granten.
Met succes. In 1987 emigreerden 613
Nederlanders naar Canada, in 1988 steeg
dat aantal tot 928. "Maar als de ambassa
de het had aangekund waren er 1200
mensen vertrokken, want er waren veel
meer aanmeldingen. De verwachting is
dat die trend zich dit jaar voortzet", zegt
Hulsman die daarvoor naast de versoe
pelde toelatingseisen nog wel een aantal
oorzaken kent.
"Er zijn altijd mensen die Nederland te
klein vinden; die weggaan om het
milieu; die naar landen zonder kernreac
toren willen, of die om economische re
denen wensen te vertrekken. Al hebben
de meesten wel een baan, want beroeps
ervaring is nodig. Ben je straatmaker en
al vijftien jaar werkloos, dan kun je het
schudden", brengt hij als beperking aan.
"Zoals je ook geen strafblad mag heb
ben. Maar heb je die recente werkerva-
i het Leidse Antonius Clubhuis, afgelopen woensdag: massale opkomst ondanks Europa
ring wel en wil je een eigen zaak begin
nen, dan is dat in Canada heel wat ge
makkelijker dan hier".
Melkquota, superheffingen, bepalingen
voor het mestoverschot, allerhande an
dere regels, dure grondprijzen, het kli
maat en de hoge belastingen brengen
vooral agrariërs steeds vaker op emigra
tiegedachten. Volgens onderzoeken
koestert zeventien procent van de 90.000
boeren en-tuinders wel eens het idee naar
elders te vertrekken, en Canada staat
daarbij hoog genoteerd. Er wordt slag
vaardig op ingespeeld tijdens deze voor
lichtingsbijeenkomst. Toegankelijk voor
iedereen, maar voor tuinders, boeren en
landbouwers ligt in Leiden extra infor
matie klaar.
Kansen
"Voor Nederlandse tuinders en bloe-
menkwekers zijn er zelfs enorme kansen
in Canada", zegt mevrouw Magnifico
van het Manitoba House, het Rotterdam
se pr-kantoor van de Canadese provincie
Manitoba. "Er ligt een sterk groeiende
markt voor bloemen en planten in
Noord-Amerika, en die bedrijfstak is nog
onderontwikkeld in Canada. Dat is echt
een gat in de markt".
Het moet de 52-jarige Arie ("nee, liever
geen achternaam in de krant") als mu
ziek in de oren klinken. De tuinder uit
het Westland heeft zijn bedrijf al ver
kocht aan de gemeente, en liever dan
hier iets terug te kopen wil hij vertrek
ken naar Canada. "Omdat onze dochter
daar al is, omdat de grond hier veel te
duur is en omdat je daar met minder ka
pitaal een bedrijf kunt beginnen. Vorig
jaar zijn we er al zes weken geweest, en
echt, het land trekt me. Om de ruimte, de
natuur, het klimaat. Er is voldoende land
om er als tuinder te beginnen en er zijn
mensen, ze missen er alleen de kennis en
de ervaring op dat gebied. Die heb ik in
ruime mate. Ik zie het dus wel zitten".
Dat geldt al evenzeer voor akkerbouwer
Henk van der Wel (55). Op zijn land in De
Lier was een recreatiegebied gepland,
dat is hij inmiddels kwijt tegen een rede
lijke prijs. Nu wil hij in Canada opnieuw
beginnen ten behoeve van zijn zoons.
Het land trekt hem al lang, hij is er al acht
keer op vakantie geweest, maar tot nu
toe had hij de financiën niet om de defi
nitieve overstap te wagen. "Nu heb ik het
geld wel. En dan kan ik wel naar de
Hoekse Waard gaan, of naar Groningen,
maar als daar een voetbalveld wordt aan
gelegd moet ik daar óók weer weg", stelt
hij enigszins bitter vast. "Het wordt hier
in Nederland echt overvol en ik wil ruim
te, zonder files, zonder uitlaatgassen. Dat
is hier niet meer te vinden, daarom heb
ik al een aanvraag lopen".
Anderen zijn zo ver nog niet. Die ko
men om zich te oriënteren of te heroriën
teren. Dat laatste geldt voor Henk Biesot,
eigenaar van een Leids confectiebedrijf.
Omdat zijn handel (winterkleding) "voor
geen meter" meer liep na twee warme
winters, wilde hij elders de mogelijkhe
den aftasten. In de wetenschap dat het in
Canada zes maanden lang koud kan zijn
toog hij in februari naar Toronto.
Eerst naar een beurs. "Maar daar bleek
me al snel dat ze niet zitten te wachten op
mijn jassen. Alleen de stroopwafels die
ik bij me had gingen op". Later maakte
hij met vrouw en zoon nog een oriëntatie
reis naar Toronto, Winnipeg en Montreal.
Hij vond er geen afzetmarkt voor zijn ar-
tikelen, maar legde er wel contacten met
confectiebedrijven waarvoor hij nu als
Europees agent gaat fungeren.
Via die contacten probeert hij nu ook
eerst zijn bedrijf nieuw leven in te bla
zen. "Ik heb nog wel interesse om erheen
te gaan, maar je laat toch een berg zeker
heid achter", zo heeft hij zich bedacht.
"Aanvankelijk was ik er heel erg voor in,
maar nu ik er twee keer ben geweest is
het ideaalbeeld dat ik had toch minder
geworden. Je moet er wel iets zinnigs ko
men doen, iets te brengen of te bieden
hebben, anders hoefje er echt niet heen
te gaan".
Op die manier biedt hij althans enig te
genwicht bij het promotiefilmpje met
louter successtory's. "Het aantal emi
granten dat mislukt is ook niet zo groot",
betoogt Cees Hulsman. De emigrant van
nu is ook al lang geen landverhuizer
meer. Omdat het vervoer zo duur was
moest hij vroeger noodgedwongen alle
schepen achter zich verbranden, tegen
woordig is hij zo weer thuis.
"En hij kan nu ook eerst gaan kijken,
en dat doet zeker de helft", weet Huls
man. "Zeker als het om Canada gaat.
Voor duizend gulden heb je een retourtje
Toronto, en dat geld kan er ook nog wel
af als je wilt emigreren. Ik raad de men
sen ook aan om te gaan kijken. Als ze die
reis voorbereiden via het lezen van kran
ten, het verzamelen van adressen en het
voeren van gesprekken met emigratie
consulenten, kunnen ze er heel veel aan
hebben. Dan weetje in elk geval waar je
heen moet in de tijd dat je er bent. Hoe
lang je moet gaan, dat verschilt per per
soon. Maar dat je beter kunt gaan staat
wel vast".
Die grondige voorbereiding staat in
schril contrast met vroeger. De emigratie
naar de Nieuwe Wereld in de negentien
de eeuw (gevolg van de schrijnende le
vensomstandigheden op het Europese
platteland en de godsdienst-discrimina
tie) alsmede vóór en na de Tweede We
reldoorlog was zeer primitief. Het me
rendeel van de emigranten had nauwe
lijks geld op zak en was slecht geïnfor
meerd over het land van bestemming.
Dat is tegenwoordig heel anders. De al
van 1927 daterende Christelijke Emigra
tiecentrale en de Katholieke en Algeme
ne centrales doen al heel lang gezamen
lijk aan emigratievoorlichting. Schrifte
lijk, via enveloppen met informatie die
op alle plaatselijke arbeidsbureaus ver
krijgbaar zijn, en mondeling via de acht
regionale consulenten en de regionale in
formatie-avonden.
Nieuwe poging
Natuurlijk bestaat ook het oude type
emigrant nog. De avonturier, die gaat om
de uitdaging en alles wil aanpakken, is
niet uitgestorven. Lud Lage is van dat
slag. De 'internationaal' vrachtwagen
chauffeur uit Rijpwetering heeft het hier
wel gezien en zou de oversteek graag wa
gen. Vijfjaar geleden kreeg hij daarvoor
geen kans vanwege de toen ook in Cana
da heersende werkloosheid, nu doet hij
een nieuwe poging.
Familieleden en een vriend zijn hem al
voorgegaan, maar via hen wil hij het niet
spelen. Hij wil geheel op eigen kracht."
Niet om voor zichzelf te beginnen ("die
kans heb ik ook hier gehad en dat zie ik
absoluut niet zitten"), maar gewoon als
chauffeur of als timmerman. De motiva
tie van de 30-jarige vrijgezel: "Ik heb heel
Europa gezien en ik wil nu wel eens wat
anders. Nederland is zo bekrompen dat
ik niet zou weten wat ik hier verder nog
moet doen".
Nu haar man in de vut gaat denkt de
Leidse pedicure Truus (47) er over 'op
proef naar Canada te gaan. "Om het
milieu, om de ruimte, om de mogelijkhe
den voor de kinderen. Voor twee jaar, om
te kijken of het bevalt. Bevalt het niet,
dan ben je tegenwoordig zo terug. Daar
om durf ik het nu wel aan", legt ze uit.
Emigratie nieuwe stijl dus. Truus:
"Hier het huis aanhouden, daar kijken
hoe het is. Als je nu vertrekt neem je ook
geld mee, dat was toen niet", zegt ze, met
een verwijzing naar de jaren vijftig.
Wellicht dat ook daarom de emigratie
aantrekt. "Toen ging je voor het leven",
zo typeert vice-voorzitter Van der Meer
van de Christelijke Emigratie Centrale
het verschil. "Nu sta je zo weer hier. Daar
zit dan wel een fiasco achter, maar dat is
veel minder erg dan daar gevangen te zit
ten".
DOOR JOOP VAN DER HORST
Je ziet het er niet meer aan af. maar het
voetballen is chic begonnen In 1863
werd in Engeland de Football Association
opgericht. Voetballen volgens de regels
van de Association ging al gauw soccer
heten, afgeleid van association. Football
werd daar de benaming van een andere
sport, die wij rugby noemen. Pim Muilier,
winnaar van de eerste Elfstedentocht,
leerde het voetbalspel in Engeland ken
nen en richtte in 1079 in Haarlem de eer
ste Nederlandse voetbalclub op: de Haar-
lemsche Football Club (HFC). Tien jaar
later werd in Den Haag de Nederland-
sche Voetbalbond opgericht, de voorlo
per van de KNVB. Voetballen werd snel
een populaire sport. Vanuit Nederland
verspreidde het voetballen zich over de
rest van Europa.
In het begin was voetballen iets van de
betere kringen, zoals ook tennis begon
nen is. Maar voetballen kunnen we alle
maal. Vier jassen, een bal en een handvol
spelers zijn genoeg. Twee aanvoerders
gaan op enige afstand van elkaar staan
en zetten beurtelings een voet vlak voor
de andere. Zo naderen ze elkaar. Wie de
laatste volle stap kan zetten mag het
eerst een teamgenoot kiezen uit de deel
nemers. Het is door dit afschuwelijke sys
teem dat ik altijd als laatste gekozen
werd, of zelfs de bescheiden rol van doel
paal toegemeten kreeg.
De terminologie was Engels. Dat komt
natuurlijk doordat het spel uit Engeland is
overgekomen. Ook bij ons in de straat
spraken wij van kieper, korner, kool, pe-
naltie (klemtoon op de tweede letter
greep), friekik en hens. De kieper, die
zich vaak blauw verveelde, bedong
meestal meteen dat hij vliegende kiep
mocht zijn, zodat hij gewoon kon mee
doen.
Hoewel ik in mijn positie als doelpaal
dikwijls gelegenheid had om het spel ga
de te slaan, heb ik de spelregels nooit
goed begrepen. Dat er doelpunten ge
maakt moesten worden was me duidelijk,
maar de betekenis van penaltie. korner
en friekik is me altijd ontgaan. Mijn nede
rige rol valt dus niemand te verwijten.
Er heeft zich gaandeweg een duidelijke
vernederlandsing in de voetbal-termino
logie voltrokken. De kieper heet tegen
woordig ook doelverdediger of doelman,
en men spreekt van doelpunt, hoek
schop, buitenspel, vrije trap en straf
schop. Dat is overigens niet nieuw, want
in het Voetbalwoordenboek van Rob
Siekmann uit 1978 staan al die Neder
landse benamingen ook al vermeld. Nog
niet de oefenmeester die op het ogenblik
terrein wint op de klassieke trainer. Maar
het meeste is er wel in te vinden, Neder
lands of onnederlands: het hakballetje,
de libero, de gelijkmaker, het een-twee
tje, de centrumspits en de dieptepass. Bij
ons in de straat kwamen ze niet voor,
maar elke maandag zijn ze in het sport
nieuws in de krant te vinden.
Wat ook nog niet in woordenboeken
genoteerd staat maar wel in het sport
nieuws wordt aangetroffen, zijn fraaie uit
drukkingen als een club uit de beker ver
wijderen en de doelman kreeg vier goals
achter z'n oren.
Wat ik nergens kon vinden in zo'n voet
balwoordenboek, is de bledder van mijn
broer. Een echte leren voetbal die opge
pompt werd en met een veter gesloten.
Een rijk bezit, twee keer op initiatief van
de overburen door een wijkagent in be
slag genomen. Die bledder zal zijn naam
wel hebben ontleend aan het Engelse
bladder, 'blaas'.
Op een avond gaf ik ergens in het land
een lezing. Na afloop kwam een (naar la
ter bleek) 22-jarige vrouw naar me toe en
vroeg of ze mij spreken kon. Ze was een
bijzonder aantrekkelijke verschijning,
gekleed in een prachtige witte blouse met
lange kanten stroken die tot over haar
handen vielen, en een hoog gesloten
kraag waarop kanten boogjes gebor
duurd waren. Het geheel maakte de in
druk alsof ze zo uit een elegant negentien
de eeuws schilderij was weggelopen.
Toen we ergens aan een tafeltje waren
gaan zitten, maakte ze zonder een woord
te zeggen de knoopjes van haar manchet
ten los en toonde me de littekens aan de
onderkant van haar polsen. Stilzwijgend
nam ze blijkbaar aan dat ze niet hoefde
uit te leggen hoe die daar kwamen en ze
vroeg of ze me over het waarom zou mo
gen schrijven. Ik antwoordde bevesti
gend. Maar in de daaropvolgende maan
den hoorde ik niets van haar.
Ongeveer een halfjaar later gaf ik, niet
ver van de plaats van onze eerste ontmoe
ting, een lezing en daar dook ze opnieuw
op. En opnieuw vroeg ze me apart. Ze
vertelde me dat ze zichzelf er eenvoudig
weg niet toe had kunnen brengen om te
schrijven. Omdat praten waarschijnlijk
toch gemakkelijker zou gaan, vroeg ze of
het mogelijk was een afspraak te maken
voor een persoonlijk onderhoud. Dat zou
wat haar betreft overigens pas kunnen
na een vakantie die ze in de volgende
twee weken had gepland. Daarom maak
ten we een afspraak voor over vier we-
Op de afgesproken tijd kwam ze niet
opdagen. Ik belde verschillende keren het
nummer dat ze mij gegeven had voor het
geval datmaar niemand nam op.
Even maakte ik me zorgen, maar vervol
gens bedacht ik dat ze in feite ook de eer
ste keer haar afspraak niet was nageko
men en vergat haar. Totdat ik op een dag
per post een cassettebandje ontving met
een kort zakelijk briefje erbij. Daaruit
bleek dat ze een paar dagen tevoren zelf
een einde aan haar leven had gemaakt.
Op het bandje legde ze het waarom uit
zoals ze dat zelf zag.
Het had alles weg van het verslag van
een bij voorbaat verloren race, ondanks
al haar kennelijke gaven en talenten. Ze
was het kind van ouders wier liefde voor
elkaar al vrij gauw in het niets was opge
lost. Haar vader leed aan ernstige de
pressies, waarvoor hij meermalen werd
opgenomen. Als hij thuis was drukte zijn
stemming vaak loodzwaar op het hele ge
zin. Haar moeder zag hem op den duur
als een last, die ze uit de grond van haar
hart haatte maar waaraan ze zich niet
kon, of uit schuldgevoel niet wilde ont
trekken. Ze had zich als voornaamste
doel gesteld haar twee dochters zo ver mo
gelijk bij hem vandaan op te voeden en
plaatste zich daarmee tussen vader en
kinderen.
Eline, zoals ik de jonge vrouw zal noe
men, was verwekt tussen twee opnamen
van haar vader door. Toen ze veertien
was had hij zich in het tuinhuisje opge
hangen en zij had hem gevonden. De
schok was ontzettend geweest. Dagen
lang had ze niet kunnen praten, niet kun
nen eten, niet kunnen slapen en ze had als
een schim rondgelopen met steeds het
beeld van haar vader voor ogen, han
gend. Haar gevoelens van verdoofdheid
en depressie verdwenen maar heel lang
zaam, en toen begon ze tot haar ontstelte
nis te merken dat haar moeder opgelucht
leek en zelfs begon op te bloeien. Dat had
sterke gevoelens van wrok, bijna haat, in
haar wakker geroepen, in zichzelf was ze
begonnen haar moeder de schuld van
haar vaders dood te geven.
Ze werd moeilijk, eigenlijk onhandel
baar, en strafte zo als het ware haar moe
der voor wat ze als verraad jegens haar
vader beschouwde. Niettemin waren er
lange perioden waarin ze depressief was
door René Diekstra
hoogleraar psychologie te Leiden
en verlangde naar contact en warmte
van haar moeder. Maar ze was te trots
om dat te laten merken. Toen haar moe
der een vriend het huisgezin binnen
bracht was de laatste mogelijkheid op
een behoorlijke relatie tussen haar en
Eline voorgoed verkeken.
Negentien jaar oud, op de dag van
haar vaders verjaardag, deed ze een ern
stige zelfmoordpoging, waarbij ze haar
polsen open sneed. Het was precies veer
tien dagen voordat haar moeder zou her
trouwen. In haar afscheidsbrief schreef
ze dat ze haar vader niet alleen kon laten.
Als gevolg van deze poging kwam ze in
een ziekenhuis en later bij een psychiater
terecht. Ze mocht de man graag, maar de
behandeling had in zekere zin een ave
rechts effect. Ze ontdekte nu pas goed hoe
weinig ze 'had' met de mensen en de din
gen om haar heen: "Het is alsof er een
wazige glaswand tussen mij en de wereld
zit".
Geleidelijkaan vormde zich bij haar
het idee dat ze net zo iemand was of zou
worden als haar vader depressief, een
leven vol verdriet voor anderen, conflic
ten, kilheid en opnamen. Ze deed enkele
pogingen die glaswand met geweld stuk
te slaan, onder meer door zich achter el
kaar in twee relaties te storten. Maar ter
wijl de mannen smoorverliefd op haar
waren en zich geweldig uitsloofden, voel
de zij niet of nauwelijks iets dat daarmee
te vergelijken was. Die ervaringen sterk
ten haar in het idee dat ze zichzelf en de
rest van de wereld een dienst zou bewij
zen, pijn zou besparen, als ze ermee zou
kappen.
De twee keer dat ze mij had benaderd,
zo zegt ze op het bandje, was dan ook niet
om nog eens wat te proberen, om alsnog
hulp te krijgen. Het was vooral om met ie
mand over haar voornemen te praten, ie
mand die misschien het 'natuurlijke' er
van in haar situatie kon begrijpen. Een
situatie die ze uitlegt als: "De meeste kin
deren groeien op voor het leven, ik ben op
gegroeid voor de dood".
Het in-trieste gevoel dat ik krijg als ik
naar dit gedeelte van haar bandje luis
ter, gaat over in een soort van emotionele
verslagenheid als ze aan het slot uitlegt
waarom ze het mij heeft toegestuurd:
"Misschienom te laten zien dat als ie
mand eerder iets anders had gedaan, het
met mij mogelijk ook anders was gegaan.
Dat doet overigens niets af aan het feit
dat het nu en al een aantal jaren
daarvoor wat mij betreft te laat is".
Maar ik denk dat ze daarmee impliciet
wilde duidelijk maken dat het voor ande
ren misschien nog niet te laat was en dat
er iets gedaan moet worden. Vandaar
dat ik het maar aangedurfd heb haar
verhaal, zonder haar toestemming te
kunnen vragen, aan anderen te vertellen.
De twee voornaamste manieren waar
op jonge mensen tussen de 15 en 24 jaar
van deze aardbol verdwijnen zijn via
verkeersongevallen en zelfdoding. Aan
het eerste proberen we iets te doen, via
lessen in verkeersveiligheid op school, pu
bliekscampagnes, en rijbewijzen tot con
troles op bestuurders en voertuigen toe.
En terecht, want als je mensen zomaar
laat rondrazen dan is het risico levens
groot dat ze elkaar, opzettelijk of niet, be
schadigen of zelfs ombrengen.
Maar geldt hetzelfde nou niet voor het
emotionele verkeer tussen mensenHeeft
in dat opzicht iedereen van nature al wel
voldoende rijvaardigheid, en hoeft men
niets meer bij te leren? Hoeven kinderen
geen lessen in emotionele verkeersvaar-
digheid te hebben op school, en hoeven
volwassenen in dat opzicht niet bijge
schoold te worden?
Het valt moeilijk te ontkennen dat ons
sociale en relationele verkeer de afgelo
pen jaren minstens zo ingewikkeld en
druk is geworden als het wegverkeer.
Kinderen wordt al op zeer jonge leeftijd
hun kinderziel ontnomen door ze via de
buis met alle verschrikkingen en genie
tingen van de volwassen samenleving te
impregneren. Op (te?) jonge leeftijd moe
ten ze een of soms zelfs meer keren een ou
der geheel of gedeeltelijk voor een andere
ruilen. Ze zijn in toenemende mate bloot
gesteld aan volwassenen, die naast hun
carrière in niets anders meer geloven
dan een fijne vakantie, een opwindende
sport of iedere maand een nieuw stukje
techniek. Behalve een zekere materiele
welstand en dan nog bepaald niet voor
iedereen is er weinig in dit leven dat
echte vastigheid, althans innerlijke vas
tigheid biedt.
Uit studies, over de laatste 40 jaar uit
gevoerd, blijkt dat het percentage men
sen, met name jonge mensen, dat regel
matig aan perioden van ernstige depres
sie lijdt, langzaam maar gestadig op
loopt. En dus komt er een staatssecretaris
met het lumineuze idee om in de biologie
les op de middelbare school iets aan dit
probleem te doen. Ik denk dat ik onder
hand ook maar eens aan de antidepressi
va ga.