'In een bi
n zitten'
M A BIJLAGE VAN HET LEIDSCH/ALPHENS DAGBLAD
Snooker-coryfee Steve Davis ('The Golden Nugget') weet het zeker:
PAGINA 21
ZATERDAG 1 APRIL 1989
EXTRA
Wanneer in een Nederlandse
huiskamer op de BBC wordt
afgestemd en er een immens
biljart met een hoop gekleurde
ballen in beeld komt, is de tijd al
lang voorbij dat er direct werd
doorgeschakeld naar een ander
net, Sterker nog, snooker is ook in
Nederland een geliefde
televisiesport geworden waaraan
velen zich urenlang vergapen.
Niet alleen in passief opzicht is het
spelletje geliefd; de
snookerpaleizen schieten in
Nederland als paddestoelen uit de
grond. De sport is zo populair dat
'even een snooker leggen' in veel
plaatsen niet eens mogelijk is. De
tafels moeten ver van tevoren
worden gereserveerd.
door Chris Hendriks
Hij staat in Engeland te boek als
saaie piet, een snob, en een van de
minst attractieve spelers van het
128-koppige professionele snook-
ersgilde. Niet voor niks maakte
'Spitting image' een karikatuur
van Steve Davis die het midden
houdt tussen een gepensioneerde
boekhouder en een moederskind
je. De tekst die de pop in het pro
gramma krijgt is beperkt tot een
paar woorden: ja, nee, en dat weet
ik niet.
Eenmaal achter de snookertafel van
daan is het gebeurd met de beheer
sing. Davis (31) verandert binnen een
paar minuten van een machine in een
mens. De pure prof die tijdens zijn
spel geen emoties toont, ontpopt zich
tijdens het wereldkampioenschap
voor landen in de perszaal als een ca
baretier met typisch Engelse droge
humor. Hij praat moeiteloos een tien
tal journalisten onder tafel en degra
deert de rest van de aanwezige spelers
tot figuranten. Zo erg zelfs dat de
nummer twee van de wereld, Jimmy
White, op een gegeven moment op
staat met de woorden: "Als jullie me
nog nodig hebben kun je me in mijn
hotel vinden".
"Helemaal niet", kaatst Davis te
rug, "Ik ben de captain van het team
en ik wil je direct nog even spreken,
vriend. Je hebt vandaag een partij
verloren en daar wil ik je nog even da
nig over onderhouden".
Miljoenen
In Bournemouth werd een week gele
den het wereldkampioenschap
snooker voor landenteams gespeeld
waarbij de-drie besten van elk land el
kaar bestreden. Engeland werd win
naar. Geen verrassing. Het team be
stond uit de nummers één, twee en
drie van de wereld: Steve Davis, Jim
my White en Neal Foulds. Geen toer
nooi overigens waaraan de spelers
veel belang hechten, omdat er geen
wereldranglijstpunten te verdienen
zijn. Wel een mooie gelegenheid om
achter de coulissen van het miljoe
nenbedrijf snooker te kijken.
De successtory van het spel begon
in Engeland toen de tv-kijker op zijn
kleurentelevisie onderscheid kon ma
ken tussen de vijftien rode en zes ge
kleurde ballen. Dat snooker vandaag
de dag op de tv zo wordt gewaardeerd,
maakt het mogelijk dat de topspelers
tegenwoordig miljoenen verdienen
met hun sport. De WPBSA (World
Professional Billiards Snooker As
sociation), die het hele snookercircuit
in handen heeft, sloot onlangs een
contract af met de BBC dat duurt tot
1996. De BBC garandeert dat er in die
periode maar liefst 300 uur snooker
wordt uitgezonden. De WPBSA (16
mensen in vaste dienst) krijgt in ruil
daarvoor veertig miljoen gulden.
Daarmee houden de inkomsten niet
op. Met een contract op zak worden
sponsors benaderd die er heel wat
voor over hebben om een paar van die
driehonderd uur in beeld te zijn. De
WPBSA verwacht tot 1996 op die ma
nier zo'n slordige 120 miljoen gulden
op te strijken.
Op een paar duizend pond meer of
minder aan prijzengeld hoeft dan ook
niet te worden gekeken. Op het laatst
gehouden wereldkampioenschap lag
er bijvoorbeeld voor winnaar Steve
Davis 350.000 gulden klaar. Tien jaar
geleden leverde dezelfde titel nog
maar 12.000 gulden op.
Profstatus
Davis is niet de enige die ruim kan le
ven van wat eens zijn hobby was. Er
zijn 128 professionals van wie bijvoor
beeld de nummer 33 van de wereld
ranglijst, John Campbell, het afgelo
pen seizoen meer verdiende dan we
reldkampioen driebanden Torbjörn
Blomdahl die aan prijzengelden toch
even 160.000 gulden in zijn zak stak.
De 128 komen hoofdzakelijk uit lan
den van het Gemenebest, maar wo
nen allemaal in Engeland omdat daar
de meeste toernooien worden gehou
den.
Logisch dat er horden jonge spelers
staan te trappelen om de stap naar de
profstatus en het grote geld te maken.
Daarvoor worden er per jaar drie ama-
teurtoernooien gehouden. De beste
tien na die drie toernooien spelen pro-
Steve Davis: "In dat driebanden van jullie zit veel te weinig variatie".
(foto's GPD)
Jimmy White ('De Wervelwind'): "Ik heb veel c
school te danken".
i het hoofd van de
motie-degradatiewedstrijden tegen
de nummers 119 tot en met 128 van de
dan geldende wereldranglijst. De eer
ste stap op weg naar geld en beroemd
heid.
Een stap die Steve Davis meer dan
tien jaar geleden al maakte. Hij schop
te het tot MBE (Member of British Em
pire) en heeft er geen idee van waar
het allemaal zal eindigen. Afgelopen
seizoen was zijn beste tot nu toe. Hy
won vier van de zes ranglijsttoernooi-
en en streek alleen aan prijzengeld 1,8
miljoen gulden op. De bijnaam 'The
Golden Nugget' is dan ook zeker op
zijn plaats.
"Toen ik begon wist ik niet dat ik er
ooit in zou slagen om ook maar één
toernooi te winnen. Ik doe mijn best,
meer kan ik niet doen. Als dat vol
doende blijkt om wereldkampioen te
blijven is dat meegenomen. Ik kan
niet zo goed tegen dat gezeur over wel
of niet in vorm zijn. Als ik train merk
ik weinig verschil, en in een wedstrijd
moet je toch telkens afwachten wat
het gaat worden".
Moeilijker
"Het wordt steeds moeilijker, de te
genstand wordt steeds groter. Het ni
veau waarop wij de sport tegenwoor
dig bedrijven ligt hoger dan pakweg
een jaar of vijf geleden. Ik heb het ge
luk gehad dat ik ben meegegroeid. Ik
merk wel aan mezelf dat ik minder po
sitieve agressie heb. Denken: ik ben
de beste van de wereld en dat zal altijd
zo blijven. Dat gevaar onderken ik, en
daarom train ik harder dan ooit om op
niveau te blijven. Daarom bewonder
ik de golfer Jack Nicklaus ook zo. Die
man is door de jaren heen altijd aan de
top gebleven".
Golf is een sport waar Davis graag
naar kijkt, maar daar houdt de liefde
op. "Ik doe niet aan andere sporten,
goed zjjn in één ding vind ik wel ge
noeg. Voor mijn conditie loop ik wel
eens een rondje van zes kilometer,
maar dan moet het wel heel mooi
weer zijn. Als je alle meters rond een
snookertafel optelt kom je ook een
heel eind. Die jogging-rage laat ik
mooi aan me voorbij gaan".
Geen andere sporten dus, en al he
lemaal geen andere biljartsporten.
"Let wel, ik heb er alle respect voor, ik
bewonder de spelers ook allemaal,
maar ze deugen gewoon niet voor de
televisie. Een biljart moet gaten heb
ben. In dat driebanden van jullie zit
veel te weinig variatie. Jij en ik kun
nen een carambole van Ceulemans
echt waarderen, maar Mien thuis voor
de tv zegt: en wat dan nog. Er zit niks
positiefs in. Diezelfde Mien begrijpt
alles van snooker, want ze ziet dat de
tafel steeds leger wordt en iedere bal
die in een pocket verdwijnt is voor
haar iets positiefs. Snooker is een heel
simpel spelletje. Eerst een rode en
dan een gekleurde bal van tafel. Dat is
voor een debiel nog wel te begrijpen".
Dufheid
Davis besloot een jaar geleden wat
van zijn humor op het Engelse pu
bliek los te laten in de vorm van een
boek. In reactie op het satirische tv-
programma 'Spitting Image', waarin
hij als de verpersoonlijking van 's we
relds dufheid werd afgeschilderd,
schreef hij het boek 'How to be really
interesting'. Davis gaat daarin zo'n
200 bladzijden tekeer over zichzelf en
probeert zo mogelijk zijn eigen saai
heid nog eens aan te dikken. Op zijn
lijst van favoriete langspeelplaten
staat op nummer 1 bijvoorbeeld Soft-
machine, verzameld werk deel één.
Goede tweede is Softmachine, verza
meld werk deel twee. Davis ontwik
kelde ook zijn eigen favoriete spel dat
hij pingpong noemde. Op tafel wor
den twee keer 26 kaarten gelegd waar
op aan de onderkant ping of pong
staat. De kunst is om telkens eerst een
'ping' te pakken en daarna een 'pong'.
Omdat hij zichzelf ook belachelijk
maakt in het boek, vindt Davis dat an
dere snookerspelers geen reden heb
ben zich te ergeren wanneer ze op de
hak worden genomen. Mooi voor
beeld daarvan is Tony Knowles die
zichzelf graag ziet als sexsymbool.
"Die is pas interessant", zegt Davis.
"Nummer één bij hem is sex en num
mer twee waterskiën. En je moet zijn
lijst van favoriete boeken zien. Num
mer één boeken over sex, nummer
twee boeken over waterskiën. Ver
schrikkelijk interessante jongen 'die
Tony".
Waarop The Golden Nugget nog
even kwijt wil dat het voorgaande na
tuurlijk allemaal flauwekul is. "Tus
sen de spelers onderling is heel wei
nig vijandigheid. Ik zie ze allemaal als
mijn collega's. Er vallen wel eens
woorden, maar dat is altijd snel bijge
legd. Het is een heel klein wereldje. Je
komt elkaar op ieder toernooi weer te
gen en je kunt je geen vijandschap
veroorloven. Je hoeft een tegenstan
der ook niet te haten, zoals sommigen
denken. Je moet alleen beter willen
zijn. By my is dat altyd voldoende ge
bleken".
Wervelwind
Het verschil tussen de nummers één
en twee van de wereld is overigens le
vensgroot. Steve Davis is de pure prof
die uitgekookt speelt en de snooker-
sport tot wetenschap heeft verheven.
Zelf spreekt hij van een 'percentage-
game': als hij niet zeker weet dat hij
een bal kan 'potten' besluit hij tot een
defensieve stoot om zo de tegenstan
der uit zijn tent te lokken. Niet het
mooiste om naar te kijken, maar wel
effectief.
Datje op een aantrekkelijke manier
ook ver kunt komen bewijst de 26-ja-
rige in Wimbledon geboren Jimmy
White. White is veruit de populairste
snookerspeler in Engeland. Om zijn
manier van spelen scheidsrechters
kunnen het nauwelijks bijbenen de
gepotte ballen terug op tafel te leggen,
vandaar zijn bijnaam 'Wervelwind'
maar ook omdat hij altijd de gewone
jongen uit Oost-Londen is gebleven
die zich weinig aantrekt van orde en
gezag.
Waar Davis zich af en toe bezondigt
aan een halve pint lagerbier, daar
zuipt White tegen de klippen op. Hij
wordt daarin bijgestaan door vader
Tommy, die zijn oogappel overal
volgt. Nu is veel drinken niet onge
woon in de snookerwereld.
Cocaïne
Alcohol is nog niet het hele verhaal.
Veel van de spelers zijn aan de beta-
blokkers omdat ze de druk van het
spelen om tonnen geld niet aankun
nen. Beta-blokkers brengen de hart
slag terug, maar staan ook op de lijst
van verboden stimulerende middelen
die de WPBSA hanteert. Tijdens de
toernooien wordt er ook gecontro
leerd. Bill Werbeniuk, die beta-blok-
kers combineerde met liters bier, was
een van de slachtoffers. Hij heeft in
middels zijn carrière eraan gegeven.
Ook cocaïne heeft zijn intrede ge
daan in de snookerwereld. De enige
speler die zijn verslaving bekende is
de Canadees Kirk Stevens. Ooit was
hij de nummer drie van de wereld,
mede door de drugs zakte hij naar de
37ste plaats. Jimmy White houdt het
bij bier. "Wat moetje met die rotzooi,
bovendien mag het niet en kun je van
allerlei toernooien worden uitgeslo
ten als ze je betrappen".
White had het eerste half jaar dat hij
in een snookerclub kwam (hij was
toen elf) totaal geen oog voor de tafels.
"In de middagpauze van de school
schuilde ik er altijd als het regende.
Het spelletje interesseerde me eigen
lijk niet zo. Totdat ik op een gegeven
moment toch een keer de keu pakte.
Binnen een week was ik verslaafd. Ik
ging met sprongen vooruit en had het
geluk dat het hoofd van de school ook
een snookerfanaat was. Hij werd mijn
grootste fan. Van mijn twaalfde tot
mijn vijftiende, toen ik van school
ben gegaan, hoefde ik alleen 's mor
gens nog maar te komen, 's Middags
kreeg ik vrij om te snookeren. Ik heb
veel aan die man te danken".
Belofte
De gouden baby, en de 'Young Pre
tender'. Dat zijn de bijnamen voor de
grootste belofte in de snookerwereld,
de pas 20-jarige Schot Stephen Hen-
dry. Hendry staat model voor de grote
generatie jonge spelers die staat te
trappelen om de stap naar het grote
geld te maken.
De manier waarop dat bij hem ging
is kenmerkend voor de manier waar
op er met snooker wordt omgegaan
aan de andere kant van de Noordzee.
Managers stropen alle snookerloka
len af op zoek naar jong talent. In het
geval Hendry viel manager Ian Doyle
met zijn neus in de boter. Doyle ging
op een avond naar een snookerwed-
strijd van zijn zoon en zag daar een ui
termate begaafde jongen aan het
werk. Doyle aarzelde geen moment
en bood de jonge Schot een contract
aan, hoewel hij door zijn leeftijd nog
niet eens^aan grote kampioenschap
pen mocht meedoen.
Doyle kreeg gelijk, in Hendry vond
hij de kip met de gouden eieren. De
Schot stoomde in driejaar tijd op van
de honderdvierde naar de vijfde
plaats op de wereldranglijst. Het afge
lopen seizoen verdiende hij alleen aan
prijzengeld bijna een miljoen gulden.
Naar schatting strijkt Doyle daarvan
twintig procent op. Hij houdt het per
centage geheim, in tegenstelling tot
Barry Hearn, de grootste manager in
het snookerwereldje.
Hearn mag zich met recht de Cor
Coster van het snooker noemen. Hij
heeft onder andere Steve Davis, Jim
my White, Cliff Thorburne, Thome en
Terry Griffith onder contract. Hearn
pakt maar liefst twintig procent van
de prijzengelden en regelt in mil daar
voor alles voor zyn spelers. "Ik ben
bly met mijn manager", wringt Hen-
dry er een eerste zin uit. "Als je een
goede snookerspeler wil worden
moet je een manager hebben. Alles
wordt voor je geregeld".
Twee jaar
Geld interesseert Hendry niks, zegt
hij. "Titels wil ik winnen, wereldrang
lijstpunten scoren. Het geld dat er bij
komt kijken is alleen mooi meegeno
men. Ik weet nu al dat ik me de rest
van mijn leven geen zorgen meer hoef
te maken. Maar zelfs als er geen cent
te verdienen zou zijn, ik wil gewoon
de beste van de wereld worden. Daar
voor heb ik mezelf twee jaar gegeven.
Dan moet ik er staan".
Het Schotse wonderkind Stepen Hendry: "Ik wil gewoon de beste van
de wereld worden".