Vliegende Dokters zijn onmisbaar m Ziekenhuisverdriet Denkwijzer Liever grondig dan vluchtig, luidt het motto in de Oostafrikaanse jungle Onze taal ij- ZATERDAG 18 MAART 1989 IIIBBHIim IIIIII11I1MI PAGINA 27 Pauline Laurey van AMREF-Nederland in Voorschoten: "Wie dezelfde taal spreekt en ook tot dezelfde cultuur be hoort zal eerder het vertrouwen genieten dan iemand van buitenaf'. «otoWim Dijkman» eu. UJ. oc DOOR JOOP VAN DER HORST Wie was Tante Betje en waar is ze geble ven? Ik kan u wel vertellen wie ze was. maar waar ze gebleven is. dat weet ik niet. Tante Betje was de tante van Gijsbert Johannes Nolst Trenité. Deze Nolst Tre- nité leefde van 1870 tot 1946, was leraar in Haarlem en schreef iedere week een stukje over taal in De Groene Amster dammer. Die stukjes schreef hij onder het pseudoniem Charivarius, Jarenlang heeft hij dat gedaan; als ik goed ben ingelicht van 1903 af tot aan zijn dood in 1946. Die stukken waren niet mals. Onzuiver en modieus taalgebruik van dag- en week bladen werd genadeloos aan de kaak ge steld. Charivarius werd een begrip, en voor menigeen is hij het nog steeds. Hij is het prototype van de strenge taalmees ter. Volgens sommigen te streng. In 1941 schreef de taalkundige Gerlach Royen over hem "Charivarius is meer dan een persoon, het is een verschijnsel, een be smettelijke ziekte". Een van de fouten waartegen hij te vel de trok is vernoemd naar zijn tante Betje Het voorbeeld van Charivarius was He den bereikte ons Uw geëerd schrijven en zullen wij U morgen het verlangde bedrag overmaken Deze zin is inderdaad ont spoord Charivarius zegt erover: "Ik heb deze fout lang geleden naar mijne toen reeds hoogbejaarde tante Betje ge noemd, omdat die wonderlijke wending al hare brieven sierde. Het weder houdt zich goed en genieten wij veel van onze beel- derigen tuin. Ook zuster Keetje zit er vaak met haar breiwerk en knapt zij ziender- oogen op. Maar het is bekend dat nog thans verscheidene jonge tantes, tal van journalisten en zelfs uiterst voortvarende handelslieden haar voorbeeld eerbiedig volgen". Die naam is sindsdien algemeen in ge bruik geraakt. Het is een van de weinige taalfouten met een eigen naam. Een Tan te Betje is een taalfout van het bovenge noemde type. Nu krijg ik heel wat brieven, opstellen en scripties onder ogen met daarin tal van bizarre taalfouten, maar een echte tante Betje komt zelden voor. Het is een fout die men weinig maakt. Lange tijd heb ik gedacht dat Charivari us schromelijk overdreef. Totdat ik iets las over de Toorop-tentoonstelling die nu in het Haags Gemeentemuseum wordt gehouden. Jan Toorop (1858-1928) was zonder twijfel een belangrijk schilder en tekenaar, maar hij was geen ervaren schrijver. Op de tentoonstelling zijn ook enkele brieven van hem te zien. Heel in teressante brieven voor wie Toorop beter wil leren begrijpen. Maar ook taalkundig interessant. Want de opvallendste taal fouten in die brieven van Toorop zijn alle maal Tante Betjes. Zo schrijft hij onder andere: alles is nu reeds bepaald en kan ik hierin tot mijn spijt moeilijk veranderin gen maken. En even verderop: Deze wer ken zullen allen uit verschillende plaatsen gestuurd moeten worden en hoop ik dat men daarvoor groote zorg zal dragen bij het in- en uitpakken. Misschien heeft Charivarius dus niet overdreven en kwam deze fout in zijn tijd inderdaad veel voor. Dat is een verras sende conclusie, want het zou betekenen dat elke tijd zijn eigen typische taalfouten heeft. Dat een bepaalde veel voorkomen de soort fout dus ook weer kan overgaan. Het is een vleiende gedachte voor schrijvers van taaistukjes dat het over gaan misschien wel aan hen te danken is, maar ik geloof dat absoluut niet. Zelfs niet in het geval van Charivarius. Al was het alleen al hierom, dat ook zwakke schrij vers die nog nooit van Charivarius en zijn tante Betje gehoord hebben, tegenwoor dig zelden Tante Betjes produceren. Meer dan dertig jaar onderhouden de Vliegende Dokters van AMREF een luchtbrug met hun 50 miljoen patiënten in Oost-Afrika. Niet alleen behoort de medische zorg tot hun dagelijkse praktijk, er wordt ook voorlichting, technische hulp en cursussen gegeven. Dat laatste vooral aan gezondheidswerkers die de leden van hun stam moeten bijstaan. Ontwikkelingswerk laten verrichten door mensen uit de ontwikkelingsgebieden, dat is eigenlijk de voornaamste doelstelling van deze stichting. En dat op locaties die op vrijwel geen landkaart zijn te vinden. door Gerard van Putten De stichting AMREF/Vliegende Dokters heeft in de dertig achterlig gende jaren het ontwikkelingswerk in Oost-Afrika een bijzondere injec tie gegeven. Een paternalistische benadering, ingegeven door zen dingsdrang, is de organisatie vreemd. De AMREF/Vliegende Dokters gaat er prat op de Oostafrikaanse bevolking niet te bevoogden en te vertroetelen, maar die juist te stimuleren tot het werken aan een betere toekomst. De uitvoering van- de ontwikkelingshulp wordt dan ook in belangrijke mate overgelaten aan bewo ners van het hulpbehoevende land zelf. Zelfwerkzaamheid als investering voor een langer leven in een omgeving waar mensen gemiddeld niet ouder dan een jaar of 35 worden. "Geregeld worden we opgebeld door artsen, verpleegsters of technici met de vraag of ze niet ergens in Oost-Afrika voor kortere of langere tijd te werk kun nen worden gesteld", vertelt Pauline Laurey, beheerster van het in Voorscho ten gevestigde secretariaat van AMREF- Nederland. Meestal worden ze vriende lijk bedankt voor het aanbieden van hun diensten, de stichting is geen uitzendbu reau van hulpverleners. Het werven van arbeidskrachten is een zaak die het hoofdkantoor in Nairobi aangaat". Scholing Het zou ook tegen de doelstellingen van de stichting indruisen als er telkens nieu we vliegende dokters van Amerikaanse of Europese origine zouden worden overgevlogen naar Kenya, Etiopië, Uganda, Sudan, Somalia en Tanzania. Het streven van de stichting is om in heemsen zodanig te scholen dat ze uit eindelijk in staat zijn hulp te bieden aan mensen van hun eigen stam. Een en ander wordt ook weerspiegeld in het personeelsbestand; van de ruim 600 personeelsleden zijn er 495 afkom- stig uit Afrika. En de scholing van de zo geheten dokters op blote voeten gaat on verminderd door. "Het is ook beter voor de mensen zelf dat ze door iemand van hun eigen stam worden behandeld", meent Laurey. "Wie dezelfde taal spreekt en ook tot dezelfde cultuur be hoort zal eerder het vertrouwen genieten dan iemand van buitenaf'. De AMREF oftewel African Medical Research and Education Foundation is onder meer een medische praktijk met 50 miljoen mensen die verspreid over zes Afrikaanse landen wonen. De Stichting is in 1962 voortgekomen uit De Vliegen de Dokters, een creatie van drie chirur gen. Ruim dertig jaar geleden trokken sir Archibald Mclndoer uit Nieuwzeeland, sir Michael Wood uit Engeland en de Amerikaan dr. Thomas Rees zich de me dische zorg van Oostafrikanen aan. Hun doelstelling was een nobele: het voorko men en genezen van ziekten. Een prak tisch probleem voor hen was dat het ter rein dat ze moesten bestrijken zo niet on herbergzaam dan toch zeker moeilijk be gaanbaar was. Bepaalde nederzettingen verkeerden in een isolement dat, zo za gen de heren al spoedig in, uitsluitend per vliegtuig viel te doorbreken. Dr. Wood, tot 1985 algemeen directeur van de stichting, zette in 1957 zijn wens om als vliegende dokter te fungeren kracht bij met zijn besluit het vliegbrevet te halen. Eenmaal in het bezit daarvan kocht Wood een sportvliegtuigje waar mee hij tot diep in de jungle wist door te dringen. Op safari Thans bestaat het medisch team uit ze ven artsen, drie chirurgen, vijf piloten en enige verpleegkundigen. Tot hun be schikking staan zes vliegtuigen die tot de meest afgelegen buitenposten weten door te dringen, ook al omdat AMREF- /Vliegende Dokters met assistentie van de bevolking her en der landingsbanen heeft aangelegd. Regelmatig ook gaat een AMREF-team, waartoe onder meer een Engelse waterbouwkundige be hoort, met een Landrover op safari. Op aanwijzing van AMREF-technici zijn in de loop der jaren talloze waterput ten geslagen. Namens de AMREF/Vlie gende Dokters zijn er klinieken en ge zondheidscentra gebouwd in de zes lan den. In Tanzania is in 1979 de Dareda ru ral workshop gesticht, waar inboorlin gen wordt bijgebracht hoe ze het meubi lair en de medische apparatuur van kli nieken kunnen repareren. Maar ook boe ren kunnen hun voordeel doen met de cursussen; onder meer kunnen ze er le ren hoe ze hun defecte tractor weer aan de praat kunnen krijgen. Als medewerkster van de Nederlandse afdeling van AMREF/Vliegende Dokters veroorlooft Pauline Laurey zich twee op merkingen: de technische kennis onder de bevolking van de zes Oostafrikaan se landen is toegenomen en in de gezond heidstoestand van de diverse stammen is zeer zeker ook verbetering getreden, de laatste dertig jaar. Ruim negentig pro cent van de bevolking leed destijds aan tbc; zestig procent van de kinderen stierf' vóór het vijfde levensjaar al aan mazelen, darmstoornissen of andere besmettelij ke ziektes. Puur door ontwetendheid hadden de Afrikanen niet het minste hy giënische besef, en juist dat gebrek aan kennis was de kiem voor allerlei ziekten en kwalen. Thans wordt bijvoorbeeld op verzoek van het Kenyaanse ministerie van volks gezondheid een omvangrijk inentings project uitgevoerd om massale kinder sterfte te voorkomen. De doelgroep van deze grootscheepse vaccinatie tegen ma zelen, kinkhoest en polio wordt gevormd door 50.000 jongeren beneden de leeftijd van 15 jaar. Waterput Er zijn door AMREF/Vliegende Dokters vele gezondheidswerkers opgeleid. Ver edelde EHBO'ers, die hun stamgenoten uitleggen waarom het dringend gewenst is van latrines gebruik te maken en niet langer het stroompje te benutten als openbaar toilet om vervolgens daarna te drinken van dat water. Terwijl ik langzaam afremde voor het ro de stoplicht, schoof ik met mijn rechter hand het briefje uit de doktersenvelop. Schuin opzij kijkend las ik vanuit mijn ooghoeken: "Geachte collega, gaarne on derzoek van Sebastien, die klaagt over heftige pijn in been links. Mogelijk frac tuur"? Nog voordat ik de kans kreeg hardop te vloeken, toeterde de achter mij wachten de automobilist: het stoplicht stond in middels op groen. Mijn plotselinge op trekken ontlokte een pijnlijke kreet op de achterbank, waarop mijn driejarige zoontje Sebastien lijkbleek en angstig lag. "Sorry schat", zei ik, even snel ach terom kijkend, "pap zal verder rustig rij den". Zonder te weten wat er precies gebeurd was, had ik auto met kind overgenomen van mijn vrouw die juist van de huisarts terugkeerde toen ik thuiskwam. De hele verdere weg naar het ziekenhuis draai den mijn gedachten om één punt: "Als hij maar niks gebroken heeft"! Maar hoe dichterbij we kwamen, hoe angstiger mijn vermoeden werd. Sebastien kreun de bij de minste oneffenheid van de weg en zijn beentje leek steeds meer op te zwel len. Toen ik de auto voor de Eerste Hidp parkeerde, was ik al op het ergste voorbe reid. Ik besloot eerst alleen binnen te gaan en te vragen om een brancard. Tot mijn ontsteltenis weigerde de oudere zus ter bij de receptie dat en zonder mijn pro test af te wachten verklaarde ze die wei gering door te zeggen: "u hebt hem toch ook niet op een brancard naar de auto ge bracht?" In boze verwarring haalde ik het kind voorzichtig uit de auto en droeg hem een onderzoekkamer binnen. Nauwelijks had ik dat gedaan of dezelfde zuster stuurde me meteen weer naar builen om mijn auto weg te zetten. Ondanks het ver zet dat ik in mij voelde opkomen teren het alleen laten van Sebastien in deze vreem- Meer en meer begint bij inheemsen en rondtrekkende nomaden het inzicht te rijpen dat het drinkwater uit de waterput daarentegen niet besmet is met bacterie- ën die een funeste werking op het mense lijk lichaam kunnen hebben. De gezond heidswerkers geven daarnaast voorlich ting over geboortebeperking, over hygië ne, over babyverzorging, ze laten hun dorpsgenoten weten hoe de oogst het best beschermd kan worden en hoe be paalde ziektes kunnen worden voorko- Het primitivisme in de Oostafrikaanse jungle en woestijn gaat tegenwoordig sa men met het modernisme van de massa communicatie. De locale gezondheids werkers kunnen in verbinding treden met de hoofdvestiging in Nairobi via het radionetwerk van de AMREF, dat 75 sta tions omvat. In het geval een gezond heidswerker vaststelt dat een dorpsge noot urgente medische bijstand behoeft, is een oproep veelal voldoende om een 'vliegende dokter' op visite te vragen. In ruim dertig jaar tijd hebben de 'Vlie gende Dokters' voorzichtig geschat der tien miljoen kilometers afgelegd en ruim 30.000 operaties verricht. Dergelijke chi rurgische ingrepen geschiedden zelfs op locaties die op vrijwel geen landkaart waren te vinden. Zelfs de schier onbe- reikbaren van de Oostafrikaanse samen leving bleken voor de vliegende dokters de omgeving, deed ik gewillig wat ze vroeg. Toen ik terugkwam, was de medi sche machine reeds losgebroken. Twee verpleegsters en een arts stonden om het kind heen, dat als een angstig vogeltje ie dere hand probeerde af te weren die zich in de richting van zijn linkerbeen be woog. Dat leek zelfs effectief, want al spoedig kwam de uitspraak dat er eerst maar foto's moesten worden genomen. Terwijl we daarop wachtten liet men ons gelukkig alleen, zodat ik hem rustig kon uitleggen wat er ging gebeuren. In de röntgenkamer kostte het me minstens een kwartier praten alvorens hij de betrekke lijk pijnlijke zijhouding, die de assisten te van hem verlangde, wilde innemen. En dan nog alleen maar omdat ik uitgedost met een loodschort tegen de straling bij hem bleef. Ik vroeg me af hoe ze het zou hebben klaargespeeld als ik er niet bij was geweest. Of ze hem dan domweg ge dwongen zou hebben. De tijd die verliep voordat we de uit slag te horen kregen, doodde ik door van man tot man tegen hem te praten en ver haaltjes te vertellen. Dat was trouwens evenzeer een manier om mijn spanning af te reageren als om hem wat gerust te stellen. Omdat defotokast net om de hoek van de onderzoekkamer hing, probeerde ik al pratende tegelijk op te vangen wat daar werd gezegd. Met weinig succes, want ik kon niet uitmaken of het over on ze foto's of over die van anderen ging. Toen ten slotte de arts binnenkwam, gier de de spanning door mijn keel. Hij liep, zonder mij aan te kijken, meteen op Se bastien af, boog zich over hem heen en zei langzaam: "We gaan je een weekje of drie bij ons houden. Dan mag je hier blijven slapen en daarna, als je beentje weer be- Op dat punt onderbrak Sebastien's huilreactie de uitleg. Hij had blijkbaar drommels goed begrepen wat de arts be doelde. Want door zijn tranen klonk het van AMREF bereikbaar en bij de stich ting laten ze zich daar niet zonder voldoe ning op voorstaan. Charitas Als enige van de drie oprichters is dr. Rees nog in leven. Ook nu nog bemoeit hij zich zeer intensief met de dagelijkse gang van zaken, lid als hij nog altijd is van het hoofdbestuur. Het hoofdkantoor van waaruit wordt gewerkt is gevestigd in de Kenyaanse hoofdstad Nairobi. Daarnaast zijn in nog twaalf landen kan toren gevestigd. De Nederlandse afdeling van AMREF- /Vliegende Dokters houdt er een vol strekt eigen methode van fondsenwer ving op na. Waar de Amerikaanse afde ling financieel voornamelijk drijft op de Carnegy Foundation en waar andere ves tigingen doorgaans niet tevergeefs aankloppen bij hun regeringen, daar wordt hier de kas in hoofdzaak gespekt door de charitas. Anders gezegd: de orga nisatie leeft hier bij de gratie van de do natie. Daadwerkelijke inbreng in de me dische en technische bijstand aan Oostafrikaanse volkeren heeft de Neder landse afdeling niet. Ooit heeft er wel een arts uit dit land zich dienstbaar gemaakt aan AMREF. Rond 12.000 donateurs dragen hun gif ten met een zekere regelmaat af. Door de bank genomen zijn ze jaarlijks goed voor verstikt: "Ik wil niet in ziekenhuis, ik wil met pappa mee". Dat deed bij mij de spanning knappen eri ik voelde mijn eigen tranen omhoog komen. Als om mezelf en de arts te mislei den zei ik werktuiglijk zoiets als: "Ja schat, je moet hier een tijdje blijven, an ders wordt je beentje niet beter", terwijl ik verdorie niet eens wist wat er aan de hand was! Maar ik dorst de arts niet meteen vragen te stellen uit angst dat ik me niet goed zou kunnen houden en ook zou gaan huilen. Al slikkend vermande ik me: "Is het een breuk"? De arts keek me meewarig-rustig aan en legde vervolgens geruststellend uit wat voor fractuur het was. Spiraalbreuk in linkerdijbeen. Komt wel goed. Drie weken in tractie. Daarna zo'n twee weken in gipsbroek en dan revalideren. Ik kreeg het niet goed verteerd: drie weken in het ziekenhuis, met zijn beentjes omhoog, gewichten er aan. Bijna onmiddellijk tolden allerlei associaties door mijn hoofd: kind in zie kenhuis, traumatische ervaring, ik wil hem hier niet laten, iedere dag bezoeken, leven en werk ontwricht; hier moet ik hem zo goed mogelijk doorheen helpen. Maar dat kan toch verdomme niet zomaar, dat kind hier achterlaten! Terwijl ik naar het hulpeloze ventje keek, schoot ik hele maal vol. Ik wendde me af, zodat de arts mijn gezicht niet kon zien, maar heie een Nederlandse bijdrage van 8 ton aan het werk dat vanuit Nairobi wordt geco ördineerd. Driemaal per jaar worden de donateurs door middel van een nieuws brief op de hoogte gesteld van de activi teiten van AMREF/Vliegende Dokters in Oost-Afrika. Pauline Laurey: "Onze donateurs zijn degenen die voor onze inkomsten zor gen. Incidenteel ontvangen we wel eens een gift van een bedrijf of stichting. En een jaar of negen geleden hebben we van de regering een vliegtuig gekregen. Op dit ogenblik zijn we bezig het ministerie van buitenlandse zaken ertoe te bewe gen bepaalde projecten te steunen". Geefmoe Het wordt er niet eenvoudiger op fond sen te verwerven, zegt Laurey. Anders dan vroeger zijn de mensen in het land niet meer zo vanzelfsprekend bereid gul de knip te openen ten bate van het goede doel. Er is de laatste jaren voor zo veel goede doelen gecollecteerd dat de men sen onderhand ietwat geefmoe zijn ge worden. Daarbij is onlangs nog intensief ingezameld voor de getroffenen van ram pen in Etiopië en Bangladesh. En al is het legioen donateurs de laatste jaren een constante factor, Pauli ne Laurey ventileert een klacht die alge meen wordt gespuid bij instellingen die zich inspannen voor het belang van an deren. "Het is moeilijk meer geld binnen te brengen dan de normale donaties. En dat heeft te maken met de verhuizing van Socutera naar Nederland 3. Eens per jaar wordt aandacht aan ons werk besteed. We hebben eens een uitzending gehad, die leverde ons 2000 nieuwe donateurs op. Maar de kijkdichtheid van Neder land 3 is nu eenmaal te gering om daar al te veel van te verwachten". De Vliegende Dokters hebben andere zaken aan hun hoofd. Letterlijk verke rend tussen twee vuren, is het niet zelden voorgekomen dat in een van de zes Oostafrikaanse landen op een AMREF- team is geschoten door regeringstroepen of opstandelingen. In de tijd van Amin was Uganda niet eens toegankelijk voor de Vliegende Dokters. Nu wordt het werk in Sudan weer danig bemoeilijkt door de strijd die daar woedt tussen de regerende moslims uit het noorden en de muitende christenen uit het zuiden. En daardoor ondervindt de uitvoering van projecten in dat land weer vertraging, te meer ook omdat de werving van fondsen stagneert. Zo heeft de Canadese regering lang geaarzeld gelden voor Sudan be schikbaar te stellen, uit vrees dat de dol lars in een bodemloze put zouden belan den. Aids Een ander nijpend probleem heeft zich de laatste jaren geopenbaard. Nergens ter wereld grijpt de verspreiding van aids zo snel om zich heen als juist in Afrika. Niet voor niets laat AMREF/Vliegende Dokters nu onder de gezondheidswer kers het boekje Information on Aids cir culeren met het oogmerk de bevolking voor te lichten over het gevreesde virus. Het ligt niet in de bedoeling dat de Vliegende Dokters hun praktijk binnen kort zullen uitbreiden, deze artsen heb ben hun werkterrein met grenzen afge bakend. Qua oppervlakte is het werkter rein van de AMREF trouwens groter dan West-Europa. "De bron van fondsen is niet onuitputtelijk", weet Pauline Lau rey maar al te goed. "Bovendien valt het nu allemaal nog te overzien. Bij AMREF- /Vliegende Dokters huldigen we het standpunt dat het beter is enkele landen grondig aan te pakken dan veel landen vluchtig". Stichting AMREF/Vliegende Dokters. Gi ro 487600 te Voorschoten. maal lukte dat niet, want als een soort handreiking vroeg hij: "Wilt u de foto's soms zien"? Ik haakte gretig op zijn ma noeuvre in door meteen "ja, graag" te antwoorden, hoewel er niets was dat ik op dat moment graag wilde. Terwijl de arts de onderzoekkamer uit liep en er twee verpleegsters binnenkwa men, voelde ik me hopelozer en kwets baarder dan ooit. Ik boog me heel diep over Sebastien heen en begon als een 'ver standige ouder' tegen hem te praten. In feite was wat ik zei minstens zozeer be doeld om mezelf moed in te praten, maar het had op hem een geruststellende uit werking. Vooral toen ik op zijn herhaal de vraag of ik bij hem zou blijven steeds bevestigend antwoordde. Eén van de zusters mengde zich erin en toen moest ik beleefdheidshalve wel mijn gezicht laten zien. Ik vroeg me af of ze aan mij zou kunnen zien dat ik gehuild had en wat ze daarvan zou denken. Haar sympathieke gezicht stelde me in dat op zicht min of meer gerust. Ze legde uit dat er een speciaal bedje van de afdeling moest komen, dat dat wel even kon duren en bood me aan bij Sebastien te blijven als ik de foto's wilde zien. Terwijl ik naar buiten liep, riep een kreet van Sebastien me terug en pas na een uitvoerige uitleg wilde hij met alsnog even laten gaan. De arts stond nog bij de fotokast en gaf me gewichtig uitleq. Het meeste, was ik bijna meteen weer vergeten, maar uit beleefd heid bleef ik luisteren totdat hij te kennen gaf dat de audiëntie over was. Het bed van de afdeling liet ruim een uur op zich wachten. Een verdomd lange tijd als je niet precies weet waarop je wacht en als je alleen beseft dat het be paald iets onaangenaams is. Achteraf bleek het een buitengewoon nuttig uur te zijn geweest. Ik kon Sebastien geleidelijk voorbereiden op wat er komen ging. Dat hij met zijn beentjes omhoog zou moeten liggen, dat hij naar een kamer zou gaan waar ook andere kinderen waren, dat daar speelgoed zou zijn, dat pappa en mamma soms naar huis zouden moeten gaan om op 'de jongens' - zo pleegt hij zijn broertjes te noemen, - te passen en om te slapen. Na iedere mededeling begon hij steevast te huilen, vooral bij de laatste. In dat proces ontdekte ik min of meer toevallig iets, dat later steeds opnieuw een behulpzame manier bleek te zijn om hein te helpen zijn situatie te aanvaar den. Toen ik de eerste keer vertelde dat hij soms alleen in het ziekenhuis moest blijven, schoten ook mijn ogen vol tranen. Blijkbaar was dat zo duidelijk, dat hij door zijn eigen tranen heen piepte; "Waarom huil je, pappa?". Waarop ik antwoordde dat ik ook verdrietig was dat ik soms bij hem weg zou moeten. Van dat moment af vroeg hij me iedere dag' weer bij het weggaan uit het ziekenhuis: "Pap, ben je ook verdrietig?". Als ik hem dan zei dat hij nu mocht huilen en ik dat- later in de lift naar beneden of thuis in, bed zou doen, dan was het goed. Wel con troleerde hij de volgende dag steeds op nieuw of ik wel echt gehuild had, en van- de weeromstuit begon ik hetzelfde bij hem te doen zodat we soms grapjes maakten-' over wie nou eigenlijk het verdrietigst- was geweest die dag. Als ik nu, een paar jaar later, aan die periode terugdenk, besef ik dat ik ver moedelijk even veel van hem geleerd heb, als het op gevoelens aankomt, als hij van mij. Kortom, ouders kunnen het beste door hun eigen kinderen worden opge voed. door René Diekstra hoogleraar psychologie te Leiden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 27