Vliegende Dokters zijn onmisbaar
m
Ziekenhuisverdriet
Denkwijzer
Liever grondig dan vluchtig, luidt het motto in de Oostafrikaanse jungle
Onze taal
ij-
ZATERDAG 18 MAART 1989
IIIBBHIim IIIIII11I1MI
PAGINA 27
Pauline Laurey van AMREF-Nederland in Voorschoten: "Wie dezelfde taal spreekt en ook tot dezelfde cultuur be
hoort zal eerder het vertrouwen genieten dan iemand van buitenaf'. «otoWim Dijkman»
eu.
UJ.
oc
DOOR JOOP VAN DER HORST
Wie was Tante Betje en waar is ze geble
ven? Ik kan u wel vertellen wie ze was.
maar waar ze gebleven is. dat weet ik
niet.
Tante Betje was de tante van Gijsbert
Johannes Nolst Trenité. Deze Nolst Tre-
nité leefde van 1870 tot 1946, was leraar
in Haarlem en schreef iedere week een
stukje over taal in De Groene Amster
dammer. Die stukjes schreef hij onder het
pseudoniem Charivarius, Jarenlang heeft
hij dat gedaan; als ik goed ben ingelicht
van 1903 af tot aan zijn dood in 1946. Die
stukken waren niet mals. Onzuiver en
modieus taalgebruik van dag- en week
bladen werd genadeloos aan de kaak ge
steld. Charivarius werd een begrip, en
voor menigeen is hij het nog steeds. Hij is
het prototype van de strenge taalmees
ter. Volgens sommigen te streng. In 1941
schreef de taalkundige Gerlach Royen
over hem "Charivarius is meer dan een
persoon, het is een verschijnsel, een be
smettelijke ziekte".
Een van de fouten waartegen hij te vel
de trok is vernoemd naar zijn tante Betje
Het voorbeeld van Charivarius was He
den bereikte ons Uw geëerd schrijven en
zullen wij U morgen het verlangde bedrag
overmaken Deze zin is inderdaad ont
spoord Charivarius zegt erover: "Ik heb
deze fout lang geleden naar mijne toen
reeds hoogbejaarde tante Betje ge
noemd, omdat die wonderlijke wending al
hare brieven sierde. Het weder houdt zich
goed en genieten wij veel van onze beel-
derigen tuin. Ook zuster Keetje zit er vaak
met haar breiwerk en knapt zij ziender-
oogen op. Maar het is bekend dat nog
thans verscheidene jonge tantes, tal van
journalisten en zelfs uiterst voortvarende
handelslieden haar voorbeeld eerbiedig
volgen".
Die naam is sindsdien algemeen in ge
bruik geraakt. Het is een van de weinige
taalfouten met een eigen naam. Een Tan
te Betje is een taalfout van het bovenge
noemde type. Nu krijg ik heel wat brieven,
opstellen en scripties onder ogen met
daarin tal van bizarre taalfouten, maar
een echte tante Betje komt zelden voor.
Het is een fout die men weinig maakt.
Lange tijd heb ik gedacht dat Charivari
us schromelijk overdreef. Totdat ik iets
las over de Toorop-tentoonstelling die nu
in het Haags Gemeentemuseum wordt
gehouden. Jan Toorop (1858-1928) was
zonder twijfel een belangrijk schilder en
tekenaar, maar hij was geen ervaren
schrijver. Op de tentoonstelling zijn ook
enkele brieven van hem te zien. Heel in
teressante brieven voor wie Toorop beter
wil leren begrijpen. Maar ook taalkundig
interessant. Want de opvallendste taal
fouten in die brieven van Toorop zijn alle
maal Tante Betjes. Zo schrijft hij onder
andere: alles is nu reeds bepaald en kan
ik hierin tot mijn spijt moeilijk veranderin
gen maken. En even verderop: Deze wer
ken zullen allen uit verschillende plaatsen
gestuurd moeten worden en hoop ik dat
men daarvoor groote zorg zal dragen bij
het in- en uitpakken.
Misschien heeft Charivarius dus niet
overdreven en kwam deze fout in zijn tijd
inderdaad veel voor. Dat is een verras
sende conclusie, want het zou betekenen
dat elke tijd zijn eigen typische taalfouten
heeft. Dat een bepaalde veel voorkomen
de soort fout dus ook weer kan overgaan.
Het is een vleiende gedachte voor
schrijvers van taaistukjes dat het over
gaan misschien wel aan hen te danken is,
maar ik geloof dat absoluut niet. Zelfs niet
in het geval van Charivarius. Al was het
alleen al hierom, dat ook zwakke schrij
vers die nog nooit van Charivarius en zijn
tante Betje gehoord hebben, tegenwoor
dig zelden Tante Betjes produceren.
Meer dan dertig jaar onderhouden de
Vliegende Dokters van AMREF een
luchtbrug met hun 50 miljoen
patiënten in Oost-Afrika. Niet alleen
behoort de medische zorg tot hun
dagelijkse praktijk, er wordt ook
voorlichting, technische hulp en
cursussen gegeven. Dat laatste
vooral aan gezondheidswerkers die
de leden van hun stam moeten
bijstaan. Ontwikkelingswerk laten
verrichten door mensen uit de
ontwikkelingsgebieden, dat is
eigenlijk de voornaamste doelstelling
van deze stichting. En dat op locaties
die op vrijwel geen landkaart zijn te
vinden.
door Gerard van Putten
De stichting AMREF/Vliegende
Dokters heeft in de dertig achterlig
gende jaren het ontwikkelingswerk
in Oost-Afrika een bijzondere injec
tie gegeven. Een paternalistische
benadering, ingegeven door zen
dingsdrang, is de organisatie
vreemd.
De AMREF/Vliegende Dokters gaat er
prat op de Oostafrikaanse bevolking niet
te bevoogden en te vertroetelen, maar
die juist te stimuleren tot het werken aan
een betere toekomst. De uitvoering van-
de ontwikkelingshulp wordt dan ook in
belangrijke mate overgelaten aan bewo
ners van het hulpbehoevende land zelf.
Zelfwerkzaamheid als investering voor
een langer leven in een omgeving waar
mensen gemiddeld niet ouder dan een
jaar of 35 worden.
"Geregeld worden we opgebeld door
artsen, verpleegsters of technici met de
vraag of ze niet ergens in Oost-Afrika
voor kortere of langere tijd te werk kun
nen worden gesteld", vertelt Pauline
Laurey, beheerster van het in Voorscho
ten gevestigde secretariaat van AMREF-
Nederland. Meestal worden ze vriende
lijk bedankt voor het aanbieden van hun
diensten, de stichting is geen uitzendbu
reau van hulpverleners. Het werven van
arbeidskrachten is een zaak die het
hoofdkantoor in Nairobi aangaat".
Scholing
Het zou ook tegen de doelstellingen van
de stichting indruisen als er telkens nieu
we vliegende dokters van Amerikaanse
of Europese origine zouden worden
overgevlogen naar Kenya, Etiopië,
Uganda, Sudan, Somalia en Tanzania.
Het streven van de stichting is om in
heemsen zodanig te scholen dat ze uit
eindelijk in staat zijn hulp te bieden aan
mensen van hun eigen stam.
Een en ander wordt ook weerspiegeld
in het personeelsbestand; van de ruim
600 personeelsleden zijn er 495 afkom-
stig uit Afrika. En de scholing van de zo
geheten dokters op blote voeten gaat on
verminderd door. "Het is ook beter voor
de mensen zelf dat ze door iemand van
hun eigen stam worden behandeld",
meent Laurey. "Wie dezelfde taal
spreekt en ook tot dezelfde cultuur be
hoort zal eerder het vertrouwen genieten
dan iemand van buitenaf'.
De AMREF oftewel African Medical
Research and Education Foundation is
onder meer een medische praktijk met
50 miljoen mensen die verspreid over zes
Afrikaanse landen wonen. De Stichting
is in 1962 voortgekomen uit De Vliegen
de Dokters, een creatie van drie chirur
gen.
Ruim dertig jaar geleden trokken sir
Archibald Mclndoer uit Nieuwzeeland,
sir Michael Wood uit Engeland en de
Amerikaan dr. Thomas Rees zich de me
dische zorg van Oostafrikanen aan. Hun
doelstelling was een nobele: het voorko
men en genezen van ziekten. Een prak
tisch probleem voor hen was dat het ter
rein dat ze moesten bestrijken zo niet on
herbergzaam dan toch zeker moeilijk be
gaanbaar was. Bepaalde nederzettingen
verkeerden in een isolement dat, zo za
gen de heren al spoedig in, uitsluitend
per vliegtuig viel te doorbreken.
Dr. Wood, tot 1985 algemeen directeur
van de stichting, zette in 1957 zijn wens
om als vliegende dokter te fungeren
kracht bij met zijn besluit het vliegbrevet
te halen. Eenmaal in het bezit daarvan
kocht Wood een sportvliegtuigje waar
mee hij tot diep in de jungle wist door te
dringen.
Op safari
Thans bestaat het medisch team uit ze
ven artsen, drie chirurgen, vijf piloten en
enige verpleegkundigen. Tot hun be
schikking staan zes vliegtuigen die tot de
meest afgelegen buitenposten weten
door te dringen, ook al omdat AMREF-
/Vliegende Dokters met assistentie van
de bevolking her en der landingsbanen
heeft aangelegd. Regelmatig ook gaat
een AMREF-team, waartoe onder meer
een Engelse waterbouwkundige be
hoort, met een Landrover op safari.
Op aanwijzing van AMREF-technici
zijn in de loop der jaren talloze waterput
ten geslagen. Namens de AMREF/Vlie
gende Dokters zijn er klinieken en ge
zondheidscentra gebouwd in de zes lan
den. In Tanzania is in 1979 de Dareda ru
ral workshop gesticht, waar inboorlin
gen wordt bijgebracht hoe ze het meubi
lair en de medische apparatuur van kli
nieken kunnen repareren. Maar ook boe
ren kunnen hun voordeel doen met de
cursussen; onder meer kunnen ze er le
ren hoe ze hun defecte tractor weer aan
de praat kunnen krijgen.
Als medewerkster van de Nederlandse
afdeling van AMREF/Vliegende Dokters
veroorlooft Pauline Laurey zich twee op
merkingen: de technische kennis onder
de bevolking van de zes Oostafrikaan
se landen is toegenomen en in de gezond
heidstoestand van de diverse stammen is
zeer zeker ook verbetering getreden, de
laatste dertig jaar. Ruim negentig pro
cent van de bevolking leed destijds aan
tbc; zestig procent van de kinderen stierf'
vóór het vijfde levensjaar al aan mazelen,
darmstoornissen of andere besmettelij
ke ziektes. Puur door ontwetendheid
hadden de Afrikanen niet het minste hy
giënische besef, en juist dat gebrek aan
kennis was de kiem voor allerlei ziekten
en kwalen.
Thans wordt bijvoorbeeld op verzoek
van het Kenyaanse ministerie van volks
gezondheid een omvangrijk inentings
project uitgevoerd om massale kinder
sterfte te voorkomen. De doelgroep van
deze grootscheepse vaccinatie tegen ma
zelen, kinkhoest en polio wordt gevormd
door 50.000 jongeren beneden de leeftijd
van 15 jaar.
Waterput
Er zijn door AMREF/Vliegende Dokters
vele gezondheidswerkers opgeleid. Ver
edelde EHBO'ers, die hun stamgenoten
uitleggen waarom het dringend gewenst
is van latrines gebruik te maken en niet
langer het stroompje te benutten als
openbaar toilet om vervolgens daarna te
drinken van dat water.
Terwijl ik langzaam afremde voor het ro
de stoplicht, schoof ik met mijn rechter
hand het briefje uit de doktersenvelop.
Schuin opzij kijkend las ik vanuit mijn
ooghoeken: "Geachte collega, gaarne on
derzoek van Sebastien, die klaagt over
heftige pijn in been links. Mogelijk frac
tuur"?
Nog voordat ik de kans kreeg hardop te
vloeken, toeterde de achter mij wachten
de automobilist: het stoplicht stond in
middels op groen. Mijn plotselinge op
trekken ontlokte een pijnlijke kreet op de
achterbank, waarop mijn driejarige
zoontje Sebastien lijkbleek en angstig
lag. "Sorry schat", zei ik, even snel ach
terom kijkend, "pap zal verder rustig rij
den".
Zonder te weten wat er precies gebeurd
was, had ik auto met kind overgenomen
van mijn vrouw die juist van de huisarts
terugkeerde toen ik thuiskwam. De hele
verdere weg naar het ziekenhuis draai
den mijn gedachten om één punt: "Als hij
maar niks gebroken heeft"! Maar hoe
dichterbij we kwamen, hoe angstiger
mijn vermoeden werd. Sebastien kreun
de bij de minste oneffenheid van de weg
en zijn beentje leek steeds meer op te zwel
len. Toen ik de auto voor de Eerste Hidp
parkeerde, was ik al op het ergste voorbe
reid. Ik besloot eerst alleen binnen te
gaan en te vragen om een brancard. Tot
mijn ontsteltenis weigerde de oudere zus
ter bij de receptie dat en zonder mijn pro
test af te wachten verklaarde ze die wei
gering door te zeggen: "u hebt hem toch
ook niet op een brancard naar de auto ge
bracht?"
In boze verwarring haalde ik het kind
voorzichtig uit de auto en droeg hem een
onderzoekkamer binnen. Nauwelijks
had ik dat gedaan of dezelfde zuster
stuurde me meteen weer naar builen om
mijn auto weg te zetten. Ondanks het ver
zet dat ik in mij voelde opkomen teren het
alleen laten van Sebastien in deze vreem-
Meer en meer begint bij inheemsen en
rondtrekkende nomaden het inzicht te
rijpen dat het drinkwater uit de waterput
daarentegen niet besmet is met bacterie-
ën die een funeste werking op het mense
lijk lichaam kunnen hebben. De gezond
heidswerkers geven daarnaast voorlich
ting over geboortebeperking, over hygië
ne, over babyverzorging, ze laten hun
dorpsgenoten weten hoe de oogst het
best beschermd kan worden en hoe be
paalde ziektes kunnen worden voorko-
Het primitivisme in de Oostafrikaanse
jungle en woestijn gaat tegenwoordig sa
men met het modernisme van de massa
communicatie. De locale gezondheids
werkers kunnen in verbinding treden
met de hoofdvestiging in Nairobi via het
radionetwerk van de AMREF, dat 75 sta
tions omvat. In het geval een gezond
heidswerker vaststelt dat een dorpsge
noot urgente medische bijstand behoeft,
is een oproep veelal voldoende om een
'vliegende dokter' op visite te vragen.
In ruim dertig jaar tijd hebben de 'Vlie
gende Dokters' voorzichtig geschat der
tien miljoen kilometers afgelegd en ruim
30.000 operaties verricht. Dergelijke chi
rurgische ingrepen geschiedden zelfs op
locaties die op vrijwel geen landkaart
waren te vinden. Zelfs de schier onbe-
reikbaren van de Oostafrikaanse samen
leving bleken voor de vliegende dokters
de omgeving, deed ik gewillig wat ze
vroeg. Toen ik terugkwam, was de medi
sche machine reeds losgebroken. Twee
verpleegsters en een arts stonden om het
kind heen, dat als een angstig vogeltje ie
dere hand probeerde af te weren die zich
in de richting van zijn linkerbeen be
woog. Dat leek zelfs effectief, want al
spoedig kwam de uitspraak dat er eerst
maar foto's moesten worden genomen.
Terwijl we daarop wachtten liet men ons
gelukkig alleen, zodat ik hem rustig kon
uitleggen wat er ging gebeuren. In de
röntgenkamer kostte het me minstens een
kwartier praten alvorens hij de betrekke
lijk pijnlijke zijhouding, die de assisten
te van hem verlangde, wilde innemen. En
dan nog alleen maar omdat ik uitgedost
met een loodschort tegen de straling bij
hem bleef. Ik vroeg me af hoe ze het zou
hebben klaargespeeld als ik er niet bij
was geweest. Of ze hem dan domweg ge
dwongen zou hebben.
De tijd die verliep voordat we de uit
slag te horen kregen, doodde ik door van
man tot man tegen hem te praten en ver
haaltjes te vertellen. Dat was trouwens
evenzeer een manier om mijn spanning
af te reageren als om hem wat gerust te
stellen. Omdat defotokast net om de hoek
van de onderzoekkamer hing, probeerde
ik al pratende tegelijk op te vangen wat
daar werd gezegd. Met weinig succes,
want ik kon niet uitmaken of het over on
ze foto's of over die van anderen ging.
Toen ten slotte de arts binnenkwam, gier
de de spanning door mijn keel. Hij liep,
zonder mij aan te kijken, meteen op Se
bastien af, boog zich over hem heen en zei
langzaam: "We gaan je een weekje of drie
bij ons houden. Dan mag je hier blijven
slapen en daarna, als je beentje weer be-
Op dat punt onderbrak Sebastien's
huilreactie de uitleg. Hij had blijkbaar
drommels goed begrepen wat de arts be
doelde. Want door zijn tranen klonk het
van AMREF bereikbaar en bij de stich
ting laten ze zich daar niet zonder voldoe
ning op voorstaan.
Charitas
Als enige van de drie oprichters is dr.
Rees nog in leven. Ook nu nog bemoeit
hij zich zeer intensief met de dagelijkse
gang van zaken, lid als hij nog altijd is
van het hoofdbestuur. Het hoofdkantoor
van waaruit wordt gewerkt is gevestigd
in de Kenyaanse hoofdstad Nairobi.
Daarnaast zijn in nog twaalf landen kan
toren gevestigd.
De Nederlandse afdeling van AMREF-
/Vliegende Dokters houdt er een vol
strekt eigen methode van fondsenwer
ving op na. Waar de Amerikaanse afde
ling financieel voornamelijk drijft op de
Carnegy Foundation en waar andere ves
tigingen doorgaans niet tevergeefs
aankloppen bij hun regeringen, daar
wordt hier de kas in hoofdzaak gespekt
door de charitas. Anders gezegd: de orga
nisatie leeft hier bij de gratie van de do
natie. Daadwerkelijke inbreng in de me
dische en technische bijstand aan
Oostafrikaanse volkeren heeft de Neder
landse afdeling niet. Ooit heeft er wel een
arts uit dit land zich dienstbaar gemaakt
aan AMREF.
Rond 12.000 donateurs dragen hun gif
ten met een zekere regelmaat af. Door de
bank genomen zijn ze jaarlijks goed voor
verstikt: "Ik wil niet in ziekenhuis, ik wil
met pappa mee".
Dat deed bij mij de spanning knappen
eri ik voelde mijn eigen tranen omhoog
komen. Als om mezelf en de arts te mislei
den zei ik werktuiglijk zoiets als: "Ja
schat, je moet hier een tijdje blijven, an
ders wordt je beentje niet beter", terwijl
ik verdorie niet eens wist wat er aan de
hand was! Maar ik dorst de arts niet
meteen vragen te stellen uit angst dat ik
me niet goed zou kunnen houden en ook
zou gaan huilen. Al slikkend vermande
ik me: "Is het een breuk"? De arts keek me
meewarig-rustig aan en legde vervolgens
geruststellend uit wat voor fractuur het
was. Spiraalbreuk in linkerdijbeen.
Komt wel goed. Drie weken in tractie.
Daarna zo'n twee weken in gipsbroek en
dan revalideren. Ik kreeg het niet goed
verteerd: drie weken in het ziekenhuis,
met zijn beentjes omhoog, gewichten er
aan. Bijna onmiddellijk tolden allerlei
associaties door mijn hoofd: kind in zie
kenhuis, traumatische ervaring, ik wil
hem hier niet laten, iedere dag bezoeken,
leven en werk ontwricht; hier moet ik hem
zo goed mogelijk doorheen helpen. Maar
dat kan toch verdomme niet zomaar, dat
kind hier achterlaten! Terwijl ik naar
het hulpeloze ventje keek, schoot ik hele
maal vol. Ik wendde me af, zodat de arts
mijn gezicht niet kon zien, maar heie
een Nederlandse bijdrage van 8 ton aan
het werk dat vanuit Nairobi wordt geco
ördineerd. Driemaal per jaar worden de
donateurs door middel van een nieuws
brief op de hoogte gesteld van de activi
teiten van AMREF/Vliegende Dokters in
Oost-Afrika.
Pauline Laurey: "Onze donateurs zijn
degenen die voor onze inkomsten zor
gen. Incidenteel ontvangen we wel eens
een gift van een bedrijf of stichting. En
een jaar of negen geleden hebben we van
de regering een vliegtuig gekregen. Op
dit ogenblik zijn we bezig het ministerie
van buitenlandse zaken ertoe te bewe
gen bepaalde projecten te steunen".
Geefmoe
Het wordt er niet eenvoudiger op fond
sen te verwerven, zegt Laurey. Anders
dan vroeger zijn de mensen in het land
niet meer zo vanzelfsprekend bereid gul
de knip te openen ten bate van het goede
doel. Er is de laatste jaren voor zo veel
goede doelen gecollecteerd dat de men
sen onderhand ietwat geefmoe zijn ge
worden. Daarbij is onlangs nog intensief
ingezameld voor de getroffenen van ram
pen in Etiopië en Bangladesh.
En al is het legioen donateurs de
laatste jaren een constante factor, Pauli
ne Laurey ventileert een klacht die alge
meen wordt gespuid bij instellingen die
zich inspannen voor het belang van an
deren. "Het is moeilijk meer geld binnen
te brengen dan de normale donaties. En
dat heeft te maken met de verhuizing van
Socutera naar Nederland 3. Eens per jaar
wordt aandacht aan ons werk besteed.
We hebben eens een uitzending gehad,
die leverde ons 2000 nieuwe donateurs
op. Maar de kijkdichtheid van Neder
land 3 is nu eenmaal te gering om daar al
te veel van te verwachten".
De Vliegende Dokters hebben andere
zaken aan hun hoofd. Letterlijk verke
rend tussen twee vuren, is het niet zelden
voorgekomen dat in een van de zes
Oostafrikaanse landen op een AMREF-
team is geschoten door regeringstroepen
of opstandelingen. In de tijd van Amin
was Uganda niet eens toegankelijk voor
de Vliegende Dokters. Nu wordt het
werk in Sudan weer danig bemoeilijkt
door de strijd die daar woedt tussen de
regerende moslims uit het noorden en de
muitende christenen uit het zuiden. En
daardoor ondervindt de uitvoering van
projecten in dat land weer vertraging, te
meer ook omdat de werving van fondsen
stagneert. Zo heeft de Canadese regering
lang geaarzeld gelden voor Sudan be
schikbaar te stellen, uit vrees dat de dol
lars in een bodemloze put zouden belan
den.
Aids
Een ander nijpend probleem heeft zich
de laatste jaren geopenbaard. Nergens
ter wereld grijpt de verspreiding van aids
zo snel om zich heen als juist in Afrika.
Niet voor niets laat AMREF/Vliegende
Dokters nu onder de gezondheidswer
kers het boekje Information on Aids cir
culeren met het oogmerk de bevolking
voor te lichten over het gevreesde virus.
Het ligt niet in de bedoeling dat de
Vliegende Dokters hun praktijk binnen
kort zullen uitbreiden, deze artsen heb
ben hun werkterrein met grenzen afge
bakend. Qua oppervlakte is het werkter
rein van de AMREF trouwens groter dan
West-Europa. "De bron van fondsen is
niet onuitputtelijk", weet Pauline Lau
rey maar al te goed. "Bovendien valt het
nu allemaal nog te overzien. Bij AMREF-
/Vliegende Dokters huldigen we het
standpunt dat het beter is enkele landen
grondig aan te pakken dan veel landen
vluchtig".
Stichting AMREF/Vliegende Dokters. Gi
ro 487600 te Voorschoten.
maal lukte dat niet, want als een soort
handreiking vroeg hij: "Wilt u de foto's
soms zien"? Ik haakte gretig op zijn ma
noeuvre in door meteen "ja, graag" te
antwoorden, hoewel er niets was dat ik
op dat moment graag wilde.
Terwijl de arts de onderzoekkamer uit
liep en er twee verpleegsters binnenkwa
men, voelde ik me hopelozer en kwets
baarder dan ooit. Ik boog me heel diep
over Sebastien heen en begon als een 'ver
standige ouder' tegen hem te praten. In
feite was wat ik zei minstens zozeer be
doeld om mezelf moed in te praten, maar
het had op hem een geruststellende uit
werking. Vooral toen ik op zijn herhaal
de vraag of ik bij hem zou blijven steeds
bevestigend antwoordde.
Eén van de zusters mengde zich erin en
toen moest ik beleefdheidshalve wel mijn
gezicht laten zien. Ik vroeg me af of ze
aan mij zou kunnen zien dat ik gehuild
had en wat ze daarvan zou denken. Haar
sympathieke gezicht stelde me in dat op
zicht min of meer gerust. Ze legde uit dat
er een speciaal bedje van de afdeling
moest komen, dat dat wel even kon duren
en bood me aan bij Sebastien te blijven
als ik de foto's wilde zien. Terwijl ik naar
buiten liep, riep een kreet van Sebastien
me terug en pas na een uitvoerige uitleg
wilde hij met alsnog even laten gaan. De
arts stond nog bij de fotokast en gaf me
gewichtig uitleq. Het meeste, was ik bijna
meteen weer vergeten, maar uit beleefd
heid bleef ik luisteren totdat hij te kennen
gaf dat de audiëntie over was.
Het bed van de afdeling liet ruim een
uur op zich wachten. Een verdomd lange
tijd als je niet precies weet waarop je
wacht en als je alleen beseft dat het be
paald iets onaangenaams is. Achteraf
bleek het een buitengewoon nuttig uur te
zijn geweest. Ik kon Sebastien geleidelijk
voorbereiden op wat er komen ging. Dat
hij met zijn beentjes omhoog zou moeten
liggen, dat hij naar een kamer zou gaan
waar ook andere kinderen waren, dat
daar speelgoed zou zijn, dat pappa en
mamma soms naar huis zouden moeten
gaan om op 'de jongens' - zo pleegt hij
zijn broertjes te noemen, - te passen en om
te slapen. Na iedere mededeling begon hij
steevast te huilen, vooral bij de laatste.
In dat proces ontdekte ik min of meer
toevallig iets, dat later steeds opnieuw
een behulpzame manier bleek te zijn om
hein te helpen zijn situatie te aanvaar
den. Toen ik de eerste keer vertelde dat
hij soms alleen in het ziekenhuis moest
blijven, schoten ook mijn ogen vol tranen.
Blijkbaar was dat zo duidelijk, dat hij
door zijn eigen tranen heen piepte;
"Waarom huil je, pappa?". Waarop ik
antwoordde dat ik ook verdrietig was
dat ik soms bij hem weg zou moeten. Van
dat moment af vroeg hij me iedere dag'
weer bij het weggaan uit het ziekenhuis:
"Pap, ben je ook verdrietig?". Als ik hem
dan zei dat hij nu mocht huilen en ik dat-
later in de lift naar beneden of thuis in,
bed zou doen, dan was het goed. Wel con
troleerde hij de volgende dag steeds op
nieuw of ik wel echt gehuild had, en van-
de weeromstuit begon ik hetzelfde bij hem
te doen zodat we soms grapjes maakten-'
over wie nou eigenlijk het verdrietigst-
was geweest die dag.
Als ik nu, een paar jaar later, aan die
periode terugdenk, besef ik dat ik ver
moedelijk even veel van hem geleerd heb,
als het op gevoelens aankomt, als hij van
mij. Kortom, ouders kunnen het beste
door hun eigen kinderen worden opge
voed.
door René Diekstra
hoogleraar psychologie te Leiden