'De vette jaren zijn voorbij' 'Varkenshouderij verdient beter imago' Veranderde automarkt stelt hoge eisen aan verkoper Directeur Proefstation: aan tal van oplossingen wordt hard gewerkt VRIJDAG 17 MAART 1989 PAGINA 9 In de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig liep het gesmeerd met de autohandel. De fabrieken konden de vraag niet aan en de handel was lucratief. Die vette jaren zijn voorbij. Oliecrisis, filevorming en milieuproblemen lieten hun sporen na. Bovendien werd de consument mondiger. De handel kan niet meer achterover leunend zaken doen: er moet gewerkt worden. Bij het Instituut voor de Autohandel (IVA), dat zo'n 800 leerlingen opleidt voor de autobranche, kan men erover meepraten. "Auto's verkopen is een echt vak geworden". door Theo Haerkens Het autopark groeit niet meer noe menswaardig, het gaat tegenwoor dig voornamelijk nog om vervan ging van oude auto's. De bedrijfstak is zich hiervan bewust geworden. Garagebedrijven, dealers en importeurs willen nu mensen met verstand van za ken. Lui die weten hoe een auto in elkaar zit en die een gezond gevoel hebben voor commercie. Alleen op die manier kan een bedrijf het hoofd boven water hou den. Directeur P.D. Voogd van het Insti tuut voor de Autohandel (IVA) is niet rouwig om deze ontwikkeling. Het aan tal mensen dat zich bij zijn school aan meldt is de laatste vijf jaar alleen maar gegroeid. In 1984 telde zijn school 580 leerlingen, op dit moment zijn dat er 800, en voor het komend jaar hebben zich 880 mensen aangemeld. Vak Auto's verkopen is een echt vak gewor den. In de jaren zestig was de vraag zo groot dat auto's zichzelf verkochten. Wie een auto wilde kopen moest al niet te moeilijk doen over de kleur, want in ge zeur had de handelaar geen trek. Show rooms, advertentiecampagnes en een ge degen opleiding voor verkopers beston den toen eenvoudig nog niet. "Het kon simpelweg niet fout", aldus Voogd. De kentering kwam in de jaren 1980 en 1981, tijdens de tweede oliecrisis. De dea lers hadden zich bij hun importeur ver plicht een fors aantal auto's af te nemen en toen het er naar uitzag dat ze die niet konden slijten, begonnen ze water bij de wijn te doen. Er werden kortingen gege ven, auto's voorzien van toeters en bellen gingen weg voor de basisprijs, renteloze financiering werd mogelijk en er kwa men acties waarbij ongezien geld gege ven werd voor een inruilauto. De beer was los. De handel slaagde er de jaren daarna, toen het weer wat beter ging, niet in een eind te maken aan deze ontwikkeling. De consument was zich bewust geworden van zijn onderhande lingsmogelijkheden en begon de hande laren tegen elkaar uit te spelen. Er vielen forse klappen. Slordige ondernemers die zich te diep in de schulden hadden gesto ken, slaagden er niet in het hoofd boven water te houden en gingen failliet. Het waren harde, maar leerzame tij den. Degenen die het dieptepunt te bo ven kwamen, werden zich er evenals de banken van bewust dat de bomen niet tot in de hemel groeiden. De tijd dat er elk jaar meer en meer auto's verkocht wer den, was bovendien voorbij. De handel moest net als in iedere andere bedrijfstak serieus aangepakt worden. "Het. gaat er niet om zo veel mogelijk auto's te verko pen. Dat is geen kunst, maar geld verdie nen wel", benadrukt Voogd. "De onder nemer moet weten waar de winst zit, en waar de kosten. Daar moest hij rekening f De inkomsten moeten tegenwoordig komen uit het onderhoud. Dat betekent volgens Voogd dat er gren- zijn aan inruilprijzen en kortingen. Een goede verkoper houdt dat r tend in de gaten. Die laat zich niet verlei den tot onbezonnen stappen. "Maar ja, sommige klanten handelen beter dan verkopers die niet goed zijn opgeleid. Dat zijn mensen die zelf in zaken zitten en wel goed calculeren. Met die klanten moeten verkopers geducht rekening houden. Een verkoper-oude-stijl legt het af tegen hen". "Je moet precies weten waar je gren zen liggen en dan je poot stijf houden. Er is geen mens die het ons kwalijk neemt dat wij ook wat willen verdienen om aan het eind van de maand de salarissen te betalen". Voogd is ervan overtuigd dat ook de klant ermee gediend is dat de dea ler een goede prijs maakt voor zijn wa gens. Anders verdwijnen er garages en moet de automobilist naar een andere stad voor een onderhoudsbeurt. Het stoort Voogd dat de koper zich niet realiseert dat de dealer nauwelijks iets verdient aan een wagen. Verkoop is nog net geen kostenpost, maar de inkomsten moeten tegenwoordig komen uit het on derhoud. De dealer heeft meestal brutowinst van zeven tot twaalf procent. Een klant vindt het heel gewoon om tien procent korting te krijgen en dan heeft de verkoper nog twee procent c garantie, controlebeurten e ceert de directeur. Het bevalt hem dan ook allerminst dat een koper flink veèl korting incasseert, zelf de olie vervangt i koopt bij het pompstation. "Op die manier kan geen dealer overeind blijven". Een verstandige verkoper laat zich de kaas niet van het brood eten. Hij noemt niet zomaar een prijs voor de auto die de potentiële klant wil inruilen. De prijzen die de ANWB noemt zijn niet meer dan richtlijnen. Met van alles en nog wat moet rekening worden gehouden. Wil de klant een goedkope auto aanschaffen, of juist een duurdere? In welke conditie is de wagen die hij wil inruilen? Is het een uitvoering die het goed doet op de twee dehands markt? Of is het een type of kleur die niemand wil? En is het eigen lijk wel verstandig om zo'n wagen nog in te ruilen? Op papier Maar ook de andere wensen van de koper spelen een rol. Wil hij een lpg-tank laten overbouwen, of zijn radio? Hoeveel tijd is daarmee gemoeid en wat kost dat alle maal? Een goede verkoper houdt daar al lemaal rekening mee, voordat hij een ïn- ruilprijs noemt. Voogd vindt het het beste om de wen sen van de klant eerst eens rustig op pa pier te zetten en pas daarna een prijs af te spreken. In de praktijk komt het daar niet van. De koper heeft op het laatste ogenblik altijd nog nieuwe noten op zijn zang en dat kan zolang hij het geld in de zak heeft. "Omgekeerd zou de klant niet weten hoe snel hij naar de Consumenten bond moest hollen". Als het goed is laat een verkoper zich niet overrompelen, maar de klant gunt hem geen rust. Wie op zaterdagochtend niets te doen heeft rijdt wat dealers af om te zien wat zijn auto nog waard is. En dat stoort Voogd. Om een wagen goed te taxeren moet je er eigenlijk in rijden en hem op de brug zetten. Daar is minstens een uur mee gemoeid. Voogd zou het niet gek vinden die kosten voortaan in reke ning te brengen. Makelaars doen dat im mers ook. Allemaal redenen waarom dealers en importeurs tegenwoordig veel moeite doen om goed opgeleide verkopers te vinden. Velen melden zich bij het Insti tuut voor de Autohandel om de beste stu denten een contract aan te bieden. Van de afgestudeerden heeft 95 procent na twee maanden een baan, claimt Voogd. En de rest vindt die snel daarna. De meeste afgestudeerden beginnen als ver koper, maar een groot aantal van hen groeit door en wordt verkoopleider, im porteur, auto-journalist of public-rela tions functionaris. Kortom, hun wacht een mooie toekomst. Regels Voogd gelooft absoluut niet dat files en milieuproblemen de bedrijfstak bedrei gen. "We leven in een leuk landje. We roepen wat over het milieu en over het openbaar vervoer en kopen vervolgens een auto. Wie gaat er nou met de trein naar zijn werk? Dat is toch een archaïsch idee! Mensen willen gewoon in hun auto zitten, desnoods in de file. Ondertussen luisteren ze naar de radio of ze lezen hun krant". Met die milieuproblemen valt het volgens hem trouwens best mee. De auto's verbruiken veel minder energie dan vroeger en bovendien hebben ze maar een beperkt aandeel in de vervui ling, aldus Voogd. Alle reden dus voor ouders die het goed voor hebben met hun zonen en dochters drie procent van de studen ten is vrouw om het schoolgeld van 8000 gulden per jaar op tafel te leggen voor een tweejarige opleiding aan het IVA. Wie het toelatingsexamen haalt, en ook het diploma, komt er wel. "Wij lei den alleen maar mensen op waar de branche iets aan heeft", aldus Voogd, voor wie de school niet anders is dan ie der ander bedrijf. In het belang van de student gelden er daarom strakke regels. Wie niet op tijd komt, zijn werk niet af heeft of lessen verzuimt, kan opstappen. Hetzelfde geldt voor degenen die niet 'zakelijk' ge kleed gaan. T-shirts, spijkerbroeken, ge kleurd haar en cowboyhoeden zijn ta boe. "Dat kan straks ook niet en dan is het maar beter er nu al aa: De uit Willemstad afkomstige dr. ir. L. den Hartog wordt per 1 juni de nieuwe directeur van het Nationaal Proefstation voor de Varkenshouderij in Rosmalen. De zwaar bekritiserde varkenshouderij verdient volgens hem een beter imago. "Hij wordt soms afgeschilderd als iemand die zijn ogen sluit voor de problemen, alleen op geld uit is en het welzijn van de dieren verwaarloost. Ik ken genoeg varkenshouders om dat beeld te weerspreken". door Jan Reijnders "ïk kan me voorstellen dat een buiten staander varkens een wat eng vakgebied vindt, maar het tegendeel is het geval. Hoe meer je van de varkenshouderij te weten komt, hoe leuker je het gaat vin den. Zeker in mijn nieuwe functie krijg ik te maken met de toeleverende indus trie, fokkerijen die biggen leveren, slach terijen, slagers, consumenten en de poli tiek. Er zitten ook tal van internationale contacten aan vast. In mijn huidige func tie van hoofddocent op de landbouwuni versiteit Wageningen houd ik me bezig met varkensvoeding. En dat is al zó'n breed terrein dat ik lang niet alles kan le zen. Maar er zijn ook collega's die zich bijvoorbeeld alleen met vitamine E bezig houden. Dat zijn de echte specialisten". Het varkensvlees is volgens Den Har tog niet zo slecht als wordt beweerd, en zeker niet slechter dan vroeger. Door toe diening van het nog verboden PST-hor- moon kan het vetgehalte nog verder te rug. Maar de vraag is of de consument dat accepteert, want die wil geen overda dige spekranden om het vlees. Maar het vlees moet wel een zeker vetgehalte heb ben om niet uit elkaar te vallen. Boven dien gaat verder terugdringen van het vetgehalte in het vlees ten koste van de smaak. Kortom, 'zomaar wat problemen die in de varkenshouderij om een oplos sing vragen. Problemen Nederland is het varkensland bij uitstek. Ons land telt ruim 35.000 bedrijven die ruim 14 miljoen varkens op stal hebben. De grote concentratie zit in Zuid- en Oost-Nederland. Negentig procent van de dieren huist in Brabant, Limburg, Gelderland en Overijssel. Twee op de drie varkens worden geëxporteerd naar met name Westduitsland, Italië en Frankrijk, een economisch belang van honderden miljoenen per jaar. Maar te genover dat commerciële aspect staat een toenemende waslijst van problemen. De prijzen zijn slecht, waardoor de var kenshouders geen geld overhouden voor dure milieu-investeringen. Elke moder ne, zichzelf respecterende huisarts fronst de wenkbrauwen bij het woord 'varkens vlees', de consument klaagt over de kwa liteit, en de kritische burger haalt z'n neus op voor de gigantische stronthoop die nog eufemistisch met 'mestover schot' wordt aangeduid. Den Hartog (33), opgegroeid op een keurig akkerbouwbe drijf in de Westbrabantse klei, is er niet ondersteboven van. Hij denkt dat het wel goed zal komen tussen varkenshouder, politiek en consument. "Ik verwacht niet dat de soep zo heet zal worden gegeten als ze nu lijkt te wor den opgediend. De maatschappij zal toch gaan inzien dat we gezamenlijk ver antwoordelijk zijn voor onze milieupro blemen. Het is pertinent onjuist de zwar tepiet eenzijdig bij de agrarische sector te leggen. Zeker omdat juist die sector al zo hard bezig is zijn eigen problemen aan te pakken. Er is al ontzettend veel ge beurd en er is enorm veel gaande". De varkenshouder gaat volgens Den Hartog gebukt onder een scheefgetrok ken imago. "Hij wordt soms afgeschil derd als iemand die zijn ogen sluit voor de problemen, alleen op geld uit is en het welzijn van de dieren verwaarloost. Ik ken genoeg varkenshouders om dat beeld te weerspreken. Ze zien drommels goed waar de schoen wringt en ze zijn er heel nadrukkelijk op uit de overlast tot een aanvaardbaar niveau terug te bren gen. Ik denk ook dat het gaat lukken, al is het natuurlijk aan de politiek om de Dr. Den Hartog, de nieuwe directeur van het Nationaal proefstation voor de Varkenshouderij: "Hoe meer je van de varkenshouderij te weten komt, hoe leuker je het gaat vinden". <roto gpd> grenzen en het tempo te bepalen. Bij tijd van leven en dat zal lang niet alle boe ren gegeven zijn zie ik wel weer een bloeiende varkenshouderij in het ver schiet. Beslist". Mestoverschot De Willemstadse landbouwgeleerde denkt dan ook niet aan een inkrimping van de varkensstapel, maar realiseert zich heel wel dat het mestoverschot dan langs andere weg te lijf moet worden ge gaan. "Het onderzoek daarnaar maakt goede vorderingen. Heel de EG kijkt naar ons als hèt varkensland. Maar ook uit Taiwan komen ze hier kijken wat wij met het milieu doen. We ontwikkelen voer met aanzienlijk minder mineralen en we verhogen de verteerbaarheid van het voedsel. Daar moet je niet te licht over denken. Als nu twintig procent van de voeding niet verteerbaar is en we brengen dat terug naar negentien pro cent, betekent dat wel dat je de hoeveel heid mest met vijf procent reduceert". "Verder wordt er veel minder overtol lig water gebruikt in de stallen, waardoor het volume afneemt en de kwaliteit van de mest, het gehalte aan droge stof, toe neemt. En we zijn bezig met methoden om de voeding beter af te stemmen op de behoefte van de dieren. Tot voor kort kreeg een dragende zeug hetzelfde voer als een zeug met biggen. Maar een dra gende zeug blijkt minder fosfor en stik stof nodig te hebben. We zijn nu met een onderzoek bezig waarbij de dieren niet individueel maar in groepen zijn gehuis vest, maar toch individueel worden ge voed. Een computer geeft dan van var ken tot varken aan hoeveel het dier mag hebben. Meldt het varken zich aan de voederbak, dan krijgt het een afgepaste portie. En om te voorkomen dat de bees ten aan het vechten slaan, sluit de voe derbak zich dan voor het desbetreffende beest af. Zo vangen we twee vliegen in één klap: we werken aan terugdringing van de mesthoeveelheid en we bevorde ren het welzijn van het dier". Aanvaardbaar Gevoegd bij de inspanningen om tot mestverwerking op behoorlijke schaal te komen, het consequenter onder de grond werken van mest en het groeiende transport van betere mest naar de akker bouwgebieden, acht ir. Den Hartog een aanvaardbaar niveau van mestproduktie binnen bereik. "En ook tegen de ammo- niak-uitstoot kunnen we nog specifieke maatregelen nemen. We nemen proeven met bio-bedden, waarin we de lucht filte ren voordat die de stal verlaat. Het is na tuurlijk duidelijk dat de groei van de var kensstapel voorbij is, maar zo'n terug gang als bij de koeien met twintig pro cent verwacht ik niet. We moeten er wel heel attent op zijn dat wat technisch mo gelijk is, ook betaalbaar is. Daar zit een knelpunt. Want een boer die gescheiden voedersystemen invoert moet er wel een silo bij plaatsen. Dat soort dingen kost geld". Heel actueel is de discussie over de toediening van hormonen. Den Hartog staat er genuanceerd tegenover. "De ge vaarlijke oestrogene hormonen zijn ui teraard uit den boze. Maar er wordt wel gesproken over BST bij koeien en PST bij varkens. Dat zijn in feite eiwitten die het dier ook zelf produceert. Door daar extra van te geven, kun je de dieren veel sneller laten groeien naar hun slachtge- wicht van 108 kilo. Daardoor vormt het varken minder vet en de uitstoot aan stikstof en fosfaat is veel minder. Dat is dus heel aantrekkelijk, en onderzoek wijst er tot nu toe op dat er niets schade lijks in het dier achterblijft. Maar nu zijn in Nederland nog alle hormonen verbo den. Let wel: ik wil er niet voor pleiten om het toegelaten te krijgen. De grote vraag is ook of de consument het accep teert. Misschien ontstaat er een gesplits te markt: een met bewerkt en een met onbewerkt vlees, waarbij de consument kan kiezen. Het prijsvoordeel van het be werkte vlees zal dan waarschijnlijk voor een deel naar de consument worden ge schoven". "Genetische manipulatie kan een al ternatief zijn. Sommige tegenstanders van hormonen kiezen daarvoor. Die vin den dat je met hormonen een Mercedes- motor in een Volkswagen zet en zo de dieren opjaagt. Anderen zien in geneti sche manipulatie ingrijpen in de schep ping. Dit zijn fundamentele vragen die de landbouw en de samenleving de ko mende jaren te beantwoorden krijgen". Narcose Al met al zitten er in elk geval verbeterin gen aan te komen, zoveel staat voor Den Hartog wel vast. Waarbij de consument er op kan rekenen dat de kwaliteit van het vlees alleen maar beter zal worden. "Neem de klacht dat er bleek, waterig vlees wordt verkocht. Dat komt voor. Met de zogenaamde halothaan-test, een soort narcose, hebben we ontdekt dat dat vlees van stressgevoelige varkens komt. Onder die test spannen die hun poten, zodat ze er verstijfd bij liggen, terwijl an dere varkens slap en ontspannen blijven. In de fokkerij wordt er nu hard aan ge werkt om die stressgevoelige varkens er uit te krijgen. En ook de uitbetaling aan de boeren is al verbeterd. Tot voor kort maten we de spekdikte. Nu de consu ment om vlees vraagt en niet om vet, me ten we met een prikpistool het vleesper centage van het karkas. We zijn op de goede weg, dus laten we die niet pardoes afsluiten".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 9