Passie op het platteland
Intrigerende roman
over stad Toronto
'Liefde en goudvissen' nog steeds een bijzonder boek
Schrijvers en de gave van gedaanteverandering
Claus schrijft 'De Zwaardvis' voor boekenweek
BOEKENWEEK
1989:
8 t/m 18 maart
Bezonken
'De oude Patagonië-Expres'
jk Haasbeek
29,50
PAGINA 18
WOENSDAG 8 MAART 1989
Hugo Claus haalt heel wat overhoop
in de vijfennegentig pagina's die
zijn novelle 'De Zwaardvis' telt.
Claus is nooit een 'zuinig' schrijver
geweest maar 'De Zwaardvis' wekt
meer de indruk de synopsis voor
een grote roman te zijn dan een zelf
standige novelle. Het boek bevat
een kluwen van motieven en.the
ma's die binnen dit korte bestek
maar moeilijk valt te ontwarren.
In 'De Zwaardvis' maken wij ken
nis met Sybille. Samen met haar
zoon Maarten leeft zij in een ver
bouwde boerderij op het Vlaamse
platteland. Haar man is van haar
weggelopen. Hij kon niet meer te
gen haar drankzucht en haar onno
zelheid, maar de druppel die voor
hem de emmer deed overlopen is
dat Sybille hem op een avond, toen
hij dronken was, heeft uitgedost als
vrouw, compleet met beha, gordel-
tje en jarretelles.
Met Maarten is iets vreemds aan
de hand. Op het erf van de boerderij
zeult hij als Jezus rond met een
kruis. Dit kruis is voor hem ge
maakt door Richard, een veearts die
aan lager wal is geraakt en die af en
toe wat klusjes opknapt op de boer
derij.
Maarten speelt niet alleen voor
heijand, maar ook nog eens voor
'zwaardvis'. Een bot tafelmes voor
zijn neus houdend, rent hij over het
weiland, recht op zijn snibbige oma
afi Maar tot ongelukken komt het
nog niet.
Maarten, die 'vrijdenkend' is op
gevoed, hoeft de godsdienstlessen
op school niet te volgen. Hij valt in
handen van Dora, een kwezelachti
ge oude vrouw die zijn zieltje wil
redden. Ze is ten dode opgeschre
ven en dit moet haar laatste goede
daad zijn voor de Heiland, die door
Maarten constant 'eland' wordt ge
noemd.
Een onderwijzer van Maartens
school heeft voor' een cultureel
weekend het declamatorium 'Cybe-
le' geschreven. De man is verliefd
op de moeder van Maarten en zijn
kunstwerk is een liefdesverklaring
aan haar.
Richard, de veearts en klusjes
man, is er met zijn dronken kop ge
tuige van hoe Sibylle het tenslotte
'doet' met de slaafse onderwijzer.
Het zien van dit tafereel zet hem aan
tot moord op een onschuldige.
Hartstocht tussen de korenscho
ven dus, onnederlands, een beetje a
la Pavese. Maar wat heeft Claus
hiermee toch willen zeggen? Dat als
de ware verlangens en driften van
een mens aan deoppervlakte ko
men, dat er dan catastrofale dingen
gaan gebeuren? Dat het hart van de
mensen een moordkuil is waarin
men maar beter niet kan schou
wen? En loopt Maarten op zeker
moment met een broodzaag voor
zijn neus omdat Claus wil duidelijk
maken dat er in dit streekdrama een
wrekende god aan het werk is en
niet een god die zich voor 'onze'
zonden nog aan het kruis laat spij
keren? En is die wrekende god niet
Maarten maar de dronken Richard?
Wil Claus hiermee de willekeur aan
geven waarmee god straft, straft
god onschuldigen voor de zonden
van anderen? Motieven en motief
jes - het wemelt ervan in dit kleine
boek. Ze vraten als piranha's mijn
lust tot dieper nadenken op. Dit,
denk je al snel, is mij te gortig. Na
tuurlijk ligt het voor de hand om Je
zus (Maarten) ook voor te stellen als
vis. Maar dan blijft toch de vraag:
wat is de rol van Maarten in dit dra
ma? Zet hij Richard aan tot moord
door hem van drank te voorzien?
Het kan. Maar er blijven stukjes aan
de 'puzzel' ontbreken.
Dat wil niet zeggen dat er niets te
genieten valt in 'De Zwaardvis'. Het
taalgebruik van Claus blijft over de
gehele linie indrukwekkend. Alleen
al een fragmentje als: 'Kinderen
Kinderen. Waarom? Omdat ge bang
zijt om alleen in uw put te kruipen?'
maakt dit boek tot een boek dat
waard is gelezen te worden. Maor tis
juust wa ge zegt, manneke: dien ver
doemden Vlaoming kan het beter!
CEES VAN HOORE
Hugo Claus, "De Zwaardvis, boeken
weekgeschenk van de CPNB. Hugo ClaUS
Jacques Gans was een wonderlijk
man. Ooit een links-revolutionair,
geëindigd als Telegraaf-journalist.
In de jaren zestig bestookte hij alles
wat naar rood zweemde in zijn co
lumn in het landelijke ochtendblad.
Zelfs politici van D66 waren in zijn
ogen communisten.
Serieus werd Gans toen niet meer
genomen. Maar naar verluidt nam
hij ook zijn eigen politieke opvattin
gen niet serieus. Hoewel, in zeker
opzicht werd Gans zijn opvattingen
nooit ontrouw: zijn leven lang bleef
hij een gloeiende hekel houden aan
mensen die het leven wilden regle
menteren.
Een keurige belastingbetaler is
hij dan ook nooit geworden. Gans
verzoop de belastingcenten liever
in het café, zijn eigenlijke huis. Dag
in dag uit was hij in dp hoofdstede
lijke etablissementen te vinden.
Een markante verschijning: wilde
haardos, hoedje op, sigaret in de
mondhoek, en voor zich een glas
bier of wijn. Die wilde haren is hij
nooit kwijt geraakt, want het ver
haal wil dat Gans tot op hoge leef
tijd een vechtpartij niet uit de weg
ging.
In feite was Gans Neerlands
laatste bohémien. Boulevardier is
eigenlijk een betere typering. Gans
was een straatschuimer naar Frans
voorbeeld. Het type mens dat pas
opleeft wanneer hij buiten de deur
is, dat een hekel heeft aan de meute
die zich klakkeloos in een gareel
laat duwen.
Dat Gans niet veel belangwek
kends heeft geschreven, is het ge
volg van die manier van leven. Wie
zijn tijd verlult in het café, laat geen
oeuvre na, maar op zijn hoogst
brokstukken van wat een oeuvre
had kunnen worden. Zijn Tele-
graaf-columns zijn gedateerd, zijn
herinneringen, die eerst in het och
tendblad verschenen en later wer
den gebundeld, zijn soms aardig
maar nooit bijzonder.
Dat Gans desalniettemin een
plaats in de literatuurgeschiedenis
heeft, komt door één boek: 'Liefde
en goudvissen'. Het verscheen voor
het eerst in 1940 en werd onlangs
door De Arbeiderspers herdrukt.
Velen - onder wie Willem Frederik
Hermans - beschouwen 'Liefde en
goudvissen' als een bijzonder boek.
En terecht; ik zou zo gauw geen Ne
derlandse liefdesroman kunnen
'Liefde en goudvissen' speelt zich
af in het Parijs van de jaren dertig.
De hoofdpersoon, in wie wij Gans
herkennen, Jeeft van de hand in de
tand. Zo nu en dan schrijft hij een
stukje voor de krant, meestal doolt
hij door de lichtstad die toentertijd
van een lichte vrolijkheid moet zijn
geweest. Hoofdthema is de liefde
van Gans voor een Deense schone:
Mette. Die liefde mislukt, vooral
omdat Mette zich ontpopt als een
dametje van burgerlijke signatuur.
Ze wil een kom met goudvissen, een
rustig leven dus, geen onzeker be
staan.
Wat 'Liefde en goudvissen' zo'n
bijzonder boek maakt, is de toon:
Gans schrijft op een bijna aforisti
sche manier over zijn wederwaar
digheden. Oprecht, soms plechtig,
maar nooit gezwollen: aan het
woord is een man die zielsveel van
een vrouw houdt, maar tegelijker
tijd zijn inslag niet kan veranderen,
waardoor de verbintenis op de klip
pen loopt. Dat is van alle tijden.
Het boek ook.
WIM BRANDS
Liefde cn goudvissen. Jacques Gans,
uitg. De Arbeiderspers.
Op bladzijde 154 van de roman 'In
de huid van de leeuw' van Michael
Ondaatje - aangekondigd als de 'vi
taalste en vindingrijkste dichter en
prozaschrijver in de Engelstalige en
Canadese literatuur' - staat deze
kenmerkende passage:
"Alleen de beste kunst ordent de
chaotische warboel van gebeurte
nissen. Alleen de beste kunst heror-
dent de chaos om zowel de chaos als
de orde die eruit voortkomen aan te
geven".
"Nog geen twee jaar na 1066 werd
een begin gemaakt met het tapijt
van Bayeux, Constantinus de Afri
kaan introduceerde Griekse medi
cijnen in de westerse wereld. De
chaos en warboel van gebeurtenis
sen. De eerste zin van elke roman
zou moeten luiden: 'Vertrouw me,
het vergt tijd maar er is orde hier,
heel vaag, heel menselijk'. Dool
rond als je naar de stad wilt". Hét
motto voor Ondaatjes roman.
Hier is, zoals feitelijk in' het hele
boek, een alwetende verteller aan
het woord die de lezer geruststelt,
als deze de warreling van gebeurte
nissen in en rondom de stad Toron
to even niet doorziet. Heb vertrou
wen, dool rond tot je vanzelf komt
waar de verteller je naartoe leidt, er
is heus orde in de chaos. En zo is
het: de lezer wordt niet teleurge
steld.
Daarmee wil ik niet zeggen dat
deze wonderlijke, boeiende roman
als een hinderlijke warboel oogt. In-v
tegendeel, in klaarheldere taal, ver
springend van heden naar verleden
tijd en terug, wordt ons een wonder
lijke wereld geschilderd: het Toron
to van de jaren twintig en dertig,
met een immer door elkander bewe
gende bevolking van 'tunnelgra
vers, bruggenbouwers, de rijken, de
immigranten'.
Beter dan de flaptekst kan ik het
niet zeggen: 'Ondaatje heeft een
wonderbaarlijk web geweven. Het
intrigerende verhaal, de rondspo
kende stemmingen en het palet van
de tekst leggen een visie op een tijd
perk en een plaats vast, en telkens
snijdt weer een volmaakt beeld of
een zinswending ons direct dóór de
ziel'.
'In de huid van een leeuw' is voor
al het verhaal van Patrick Lewis,
zoon van een explosievenexp'ert.
Hij verlaat het 'landelijke Ontario'
voor het bruisende, maar keiharde
leven van de grote stad Toronto. Er
heerst veel armoede en werkloos
heid en om zich uit dit verstikkende
moeras los te werken wordt Patrick,
zoals velen, speurder. De kwaadaar
dige handelsmagnaat Ambrose
Small is spoorloos verdwenen en
degene die hem opspoort staat een
hoge beloning te wachten. Patricks
speurtocht leidt tot een ontmoeting
en verhouding met Ambrose's min
nares Clara Dickens, tot kennisma
king met Nicholas Temelcoff, de
ongelooflijke bruggenbouwer, de
socialistisch-opstandige Alcie Gull -
ooit vriendin van Clara Dickens - en
de dief Caravaggio.
Patrick helpt de laatste ontsnap
pen yit de gevangenis (door hem he
lemaal blauw te schilderen), terwijl
Caravaggio hem op zijn beurt later
steunt in zijn poging de prachtige
waterzuiveringsinstallatie van de
gedreven architect Harris op te bla-
Ik geef hier flarden weer en zo
zijn er meer: het indrukwekkend
zwoegen van de naamloze arbei
ders, Oosteuropese immigranten'
die geen woord Engels spreken,
werkers aan de brug of onder de
grond, leersnijders, het lot van de
leerververs, de onderhuidse opstan
digheid. De ruimte, de natuur, de
liefde.
De inhoud van 'In de huid van
een leeuw' is nauwelijks geordend
samen te vatten, maar 'alleen de
beste kunst herordent de chaos om
zowel de chaos als de orde die eruit
voorkomen aan te geven'.
Ondaatje slaagt daar wonderwel
in, springend door de tijd, nu en dan
stilstaand bij ogenschijnlijk span
nende maar irrelevante personen en
gebeurtenissen, voortdurend als
verteller aanwezig om verbanden te
leggen, te sturen, te verklaren of te
suggereren. Het is alsof we door een
wazige spiegel, gesteund door re
portages in oude, vergeelde kranten
terugblikken in de tijd en proberen
te reconstrueren hoe het was, van
verre in de toekomst of ons vereen
zelvigend met hier en daar een per
sonage uit die tijd.
Feiten komen boven tafel, andere
feiten blijven vaag en blijven we
zien door het beslagen glas van de
kijker in het verleden. Ongrijpbaar,
onnavolgbaar hoe de schrijver er in
slaagt dat oude Toronto met zijn
trieste vbevolking zowel vorm en in
houd te geven, als sfeer en impres
sie. 'Alleen de beste kunst Eén
fascinerend boek, fantastisch ge
schreven.
ROB VOOREN
U krijgt dit boekje van ons cadeau
wanneer u tenminste 19,50 aan
Nederlandse boeken hebt gekocht.
Over het boekenweekthema Boek
Film schreef K. Schippers een
prachtig essay: Het witte
schoolbord. Deze éénmalige
uitgave hebben wij voor u klaar
liggen voor 4,95
Kopermolen 10,
2317 PB Leiden
telefoon:
071-220022
Een recensent is iemand die van
mooie boeken houdt, maarte wei
nig geld heeft om ze aan te schaf
fen. Niet zijn stukje vindt hij be
langrijk, maar het boek. Dat mag
hij van de uitgeverij namelijk
houden (hebben) in ruil voor zijn
bespreking. Een criticus is een
heel ander iemand. Die houdt ook
wel van mooie boeken, maar
vindt dat toch niet zo belangrijk
als zijn eigen stukjes. Recensen
ten houden van boeken, critici
houden van zichzelf. Dat is het
verschil en daarom hebben
schrijvers ook zo'n enorme hekel
aan critici. Een recensent die een
boek afkraakt laten ze meestal on
gemoeid, maar een criticus die
hetzelfde doet krijgt er meteen
geweldig van langs.
door
Peter Bekkers
Vorige maand werd de gezag
hebbende criticus Carel Peeters
benoemd tot hoogleraar in de lite
raire kritiek aan de Vrije Univer
siteit te Buitenveldert. Ter gele
genheid van deze benoeming
schreef hij een dun boekje (een
zogenaamde "inaugurale rede")
over zichzelf en zijn mede-critici
getiteld: Homo Criticus.
De kerngedachte uit deze inau
gurale rede is in een paar woor
den samen te vatten. Een roman
schrijver, aldus Peeters, is allang
geen verhalenverteller meer,
zoals in de voorgaande eeuwen.
Hij is een soort filosoof geworden,
een filosoof zonder systeem, ofte
wel een man van ideeën. Omdat
Peeters zich als criticus met
schrijvers bezighoudt en hij een
idee klaarblijkelijk als iets be
smettelijks of aanstekelijks ziet,
beschouwt hij ook zichzelf als een
man van ideeën. "Een criticus is
een man van ideeën, of hij is geen
criticus", staat er letterlijk. Dat
vonden Socrates en Dionysus
ook al, schrijft hij.
Ik geloof niet dat een criticus
een man van ideeën is. Stel dat
ideeën inderdaad besmettelijk
waren, dan zouden denk ik uitge
rekend critici er immuun voor
zijn. Een idee, dat wil zeggen een
belangrijk idee en niet een ge
woon of een verkeerd idee, is een
voudig te groot en te bewerkelijk.
Daarmee bedoel ik niet dat een
criticus te klein van geest zou zijn
om een belangrijk idee te krijgen;
hij heeft er gewoon niet genoeg
tijd voor en waarschijnlijk mist
hij ook het geduld, de bezeten
heid, de bereidheid tot "staren"
en een zekere mate van onrede
lijkheid om een idee uit werken.
Daarvoor is het zitvlees nodig van
een filosoof, éen romancier of een
essayist.
Peeters overschat zichzelf om
dat hij de ideeën onderschat. Zo
zijn veel oorlogen ontstaan: door
toedoen van mensen die zichzelf
belangrijker voelen dan ze in wer
kelijkheid zijn. Het komt veel te
weinig voor dat mensen er eerlijk
voor uit komen dat wat ze zeggen
en doen in werkelijkheid niet zo
belangrijk is als het lijkt. Meestal
pas als ze oud zijn en rust willen
hebben.
Nu over de ideeën van de
schrijvers. Uit het wiebelige be
toog van Peeters wordt volstrekt
niet duidelijk wat voor soort idee
ën schrijvers nu eigenlijk hebben.
Aan de ene kant heeft hij het over
ideeën die betekenis geven aan
wat er al is, en aan de andere over
ideeën die betekenis geven aan
wat er nog niet is. En die twee
haalt hij steeds door elkaar, zodat
het wel lijkt alsof hij tijdens het
schrijven dronken was.
Het is maar beter dat we deze
homo criticus zijn roes laten uit
slapen en zelf orde op zaken gaan
stellen, voorzover mogelijk ten
minste. Wat Peeters in de loop der
jaren helemaal vergeten lijkt te
zijn, is het simpele feit dat schrij
ven een gave is. Je kunt het of je
kunt het niet! Wie zo'n gave bezit
heet al eeuwen een kunstenaar.
Het is niet gemakkelijk om dui
delijk te maken wat (ongeveer)
een gave is. Iemand heeft eens ge
zegd dat Einstein geen gave had
en Picasso wel. Als Einstein er
niet was geweest, zo redeneerde
hij, had iemand anders de relativi
teitstheorie wel bedacht en bo
vendien kan iedereen de theorie
ën van Einstein leren, begrijpen.
Maar niemand anders dan Picas
so had Picasso's prachtige schil
derijen kunnen maken, en nu ze
er zijn kan niemand het hem na
doen.
Einstein was alleen maar de
eerste, Picasso was de enige. Ein
stein heeft iets ontdekt wat er al
was, Picasso heeft iets gemaakt
dat er nog niet was. Einstein be
schikte gewoon over een grote
dosis intelligentie, Picasso had
een heel klein beetje echte tove
naarskracht (net zoals God, die
ook kon toveren).
De speciale gave van schrijvers
(dus niet van essayisten, niet van
filosofen en ook niet van mannen
van ideeën) is de gave van de ge
daanteverandering. Een goede
schrijver moet in staat zijn om ie
dereen te worden, ook de klein
ste, de nietigste, de meest mach
teloze mens op aarde. Over deze
gave van de gedaanteverandering
schrijft Elias Canetti: "In een we
reld die op prestatie en specialisa
tie is afgestemd, die niets dan top
pen ziet die men in een blinde
drift tracht te bereiken, in een we
reld die de gedaanteverandering
steeds meer verbiedt, omdat deze
tegen het algemene doel van de
productie indruist... in zo'n we
reld schijnt het van kardinale be
tekenis dat er enkelen deze gave
van de gedaanteverwisseling in
praktijk blijven brengen".
Inlevingsvermogen, wordt het
ook wel genoemd. En daarbij
worden schrijvers denk ik niet ge
liefd door hun ideeën, maar de
ideeën worden er juist uit gebo
ren. Het inlevingsvermogen tilt
de schrijver boven zichzelf uit, en
daarom is elke roman een beetje
intelligenter dan zijn schrijver.
Peeters heeft het over een tot fi
losofie omgevormde roman,
waarin het verhaal wordt ge
bruikt om met alle denkbare es
sayistische middelen het bestaan
van de mens te verduidelijken;
zijn roman is een intellectuele
synthese die, zo lijkt het wel, zon
der de gave van de gedaante
verandering en zonder de gave
Van het woord (stijl, schoonheid!)
kan worden geconstrueerd.
Hij beroept zich daarbij op de
werken van auteurs uit het begin
van deze eeuw; ik stel er Marquez
tegenover, Florentino Arizo uit
'Liefde in tijden van cholera'. De
gave van de gedaanteverandering
heeft weinig te maken met hoog
moedige ideeën, het is een soort
eerbied of liefde of verbazing over
alles dat óók bestaat. Mensen (of
dingen) aan het woord laten die
uit zichzelf niet aan het woord ko
men (of geen stem hebben).
Nederlandse schrijvers hebben
daar nooit echt in uitgeblonken.
'Een cirkel in het gras' van Oek de
Jong is eigenlijk het enige boek
waarbij ik het gevoel heb dat de
personages-niet louter afsplitsin
gen zijn van de schrijver zelf. De
schrijvers die tegenwoordig op de
voorpagina's van de kunstbijla-
gen staan, zoals Brusselmans,
Zwagermans, Lanoye en god
weet wie, zijn geen schrijvers
maar een soort geëxalteerde auto
biografen. Behalve zijzelf kqmt
niemand door hun tot spreken.
Lange tijd is de Nederlandse li
teratuur verpest door twee uit
spraken: "Lees maar, er staat niet
wat er staat" van Nijhoff (buiten
diens schuld omgevormd tot de
dwaze regel dat een schrijver de
dingen niet bij hun naam moet
noemen) en, nog vreselijker, "Er
mag in een roman geen mus van
het dak vallen zonder dat het ver
derop consequenties heeft" (of
woorden van gelijke strekking)
van Hermans. Als een schrijver
goed is weet hij denk ik zelf niet
precies wat hij doet, heeft hij geen
totale controle over zijn verhaal,
en zal wat hij schrijft in een be
paald opzicht hemzélf meer ver
bazen dan de lezer.
Het is de verdienste van Brus
selmans etc. dat zij het kleingees
tige, bezwerende hermetisme (de
kunstzinnige combinatie van do
minee en huiskamer), de fluister
toon, het "veelbetekenende" en
overgeconstrueerde hebben ver
vangen door het liederlijke, onge
breidelde. Maar met het badwater
hebben zij ook het kind wegge
gooid. Deze jongens schrijven
niet, ze produceren. De gave van
de gedaanteverandering lijkt niet
meer te bestaan, althans niet in de
Nederlandse literatuur. Ik ga
voor verhalen tegenwoordig naar
het café.
Dagelijks treffen wij in de kranten kritische besprekingen aan van lite
ratuur, concerten, toneelvoorstellingen, balletuitvoeringen en exposi
ties. Boeken waarvan de drukinkt nog maar net droog is, worden uitge
roepen tot meesterwerken of genadeloos afgekraakt. Actualiteit is voor
de krant een sleutelwoord. Ook in zaken van kunst.
Dat heeft iets vreemds. Waarom zo'n snel oordeel over iets dat jaren
moet kunnen meegaan?
In de serie Bezonkenwillen wij de lezer confronteren met het meer
'gerijpte' oordeel over diverse kunstuitingen. Regelmatig, soms eens in
de maand, soms eens in de twee maanden, zullen wij een artikel publi
ceren over kunst, een artikel met een essayistische toets. Helderheid en
lichtvoetigheid zullen daarbij voorop blijven staan.
Deze artikelen zult u aantreffen op de kunstpagina van het Leidsch
Dagblad, maar omdat het Boekenweek is, leek het ons echter een leuk
idee om u op deze literatuurpagina alvast een voorproefje te geven. Me
dewerker Peter Bekkers zorgt voor de ouverture van de reeks 'Bezonken'
met een beschouwing over literatuur, waarin hij onder meer ingaat op
het gebrek aan inlevingsvermogen van jonge Nederlandse schrijvers.
CvH
Libris
boekenweekverrassing
Renate Rubinstein:
Over mijn katten,
slechts 3,50,
zolang de
voorraad strekt.
In Leiden alleen bij
De Kier.
Prinsessekade 3-4
2312 0A LEIDEN
TEL. 071-140208
Een lange treinreis kan zeer aange
naam zijn, zo lang je maar niet
denkt aan het eindstation. Want dan
wordt de reis een kwelling: het ge
drag van de medepassagiers gaat op
je zenuwen werken, en bij elke ver
traging heb je het gevoel dat je
doodgaat. Wie echter reist om het
reizen zal het idee hebben dat hij va
kantie van het leven heeft.
Paul Theroux is zo. iemand. Een
treinreiziger die verliefd is op trei
nen, de cadans. "De reis, daar gaat
het om, niet de aankomst; de boot
tocht, niet de landing. Omdat ik me
in dat opzicht bekocht voelde door
andere reisboeken, en omdat ik me
afvroeg wat men mij daar eigenlijk
heeft onthouden, besloot ik tot een
experiment door me een weg te ba
nen naar het gebied van de reisboe
ken, zo ver mogelijk naar het zuiden
als er treinen rijden vanaf Medford,
Massachusetts, en ik wilde mijn
boek beëindigen op het punt waar
reisboeken beginnen".
Reisde Theroux eerder per trein
door Europa, Azië en China, dit keer
wil hij naar Patagonië, het zuiden
van Zuidamerika. De zon tegemoet,
want in Boston, waar Theroux toen
tertijd woonde, winterde het zoals
het alleen in Noordamerika kan
winteren.
Ik begon verwachtingsvol aan
'De oude Patagonië-Expres'. Als
een reiziger die een lange tocht voor
de boeg heeft. Hoe dikker het boek,
hoe beter. Maar alras sloeg de ver
wachting om in ergernis. Ik vond
dit boek van Theroux eigenlijk
stierlijk vervelend en eerlijk gezegd
verbaasde me dat, want ik had de
andere reisboeken van Theroux
toch met plezier gelezen?
Vroeger, ja. Maar herlezen bracht
aan het licht dat ik allergisch ben
geworden voor Theroux' toon. Le
zend in zijn werk doemt het beeld
op van een vervelende man die wel
beschouwd maar weinig plezier be
leeft aan zijn reizen. Hij beweert re
gelmatig dat hij geniet, maar intus
sen kankert hij wat af. Vooral de
medepassagiers moeten het ontgel
den, het lijkt soms wel dat Theroux
de enige in de coupé is die deugt.
Nu wil ik niet beweren dat een
treinreis een en al rozegeur en ma
neschijn is, natuurlijk niet, maar je
vraagt je wel af waarom iemand als
Theroux eigenlijk reist. Het heeft er
namelijk alle schijn van dat een
treinreis voor hem helemaal geen
avontuur is. 'De oude Patagonië-
Expres' laat zich in elk geval niet le
zen als een avontuurlijk reisverslag.
Intussen weet ik ook waarom ik
die boeken van Theroux ooit goed
heb gevonden. Ik las ze in een tijd
dat ik nog maar weinig reisboeken
had gelezen. Inmiddels zijn we vele
jaren verder en worden er steeds
meer reisboeken op de markt ge
bracht. Betere dan Theroux schrijft.
Nêem de boeken van de Engels
man Redmond O' Hanlon. Die zijn
vooral zo leuk omdat O' Hanlon een
vrolijke, licht excentrieke man is
die zichzelf op een humoristische
manier in het middelpunt stelt, of
hij nu in de Braziliaanse oerwouden
rondzwerft of in die van Borneo.
Daarnaast verschaft O' Hanlon ber
gen informatie over de gebieden die
hij bezoekt. Dat doet Theroux maar
mondjesmaat/ want die is vooral in
zichzelf geïnteresseerd.
Ja, dat is eigenlijk mijn voor
naamste bezwaar tegen Theroux:
hij is geen jager op verhalen, zoals -
weer een andere Engelsman - Bruce
Chatwin dat was. Die was vooral ge
ïnteresseerd in de verhalen van
mensen die hij op zijn tochten te
genkwam. Chatwin zou nooit bang
zijn geweest dat hij een coupé niet
voor zichzelf zou hebben, zoals
Theroux. Het was hem juist om an
dere mensen begonnen.
WIM BRANDS
De oude Patagonië-Expres; Paul
Theroux; vertaling Tinke Davids; uit
geverij De Arbeiderspers.
ADVERTENTIE
wan Mandersloosiraai 19.
Alphen a/d Rijn, tel. 01720-73047
Libris. Uw O Hïiplete Boekliandel
NU EENMALIG GOEDKOOP
HUGOCIAUS
HET VERDRIET
VAN BELGIË