Passie op het platteland Intrigerende roman over stad Toronto 'Liefde en goudvissen' nog steeds een bijzonder boek Schrijvers en de gave van gedaanteverandering Claus schrijft 'De Zwaardvis' voor boekenweek BOEKENWEEK 1989: 8 t/m 18 maart Bezonken 'De oude Patagonië-Expres' jk Haasbeek 29,50 PAGINA 18 WOENSDAG 8 MAART 1989 Hugo Claus haalt heel wat overhoop in de vijfennegentig pagina's die zijn novelle 'De Zwaardvis' telt. Claus is nooit een 'zuinig' schrijver geweest maar 'De Zwaardvis' wekt meer de indruk de synopsis voor een grote roman te zijn dan een zelf standige novelle. Het boek bevat een kluwen van motieven en.the ma's die binnen dit korte bestek maar moeilijk valt te ontwarren. In 'De Zwaardvis' maken wij ken nis met Sybille. Samen met haar zoon Maarten leeft zij in een ver bouwde boerderij op het Vlaamse platteland. Haar man is van haar weggelopen. Hij kon niet meer te gen haar drankzucht en haar onno zelheid, maar de druppel die voor hem de emmer deed overlopen is dat Sybille hem op een avond, toen hij dronken was, heeft uitgedost als vrouw, compleet met beha, gordel- tje en jarretelles. Met Maarten is iets vreemds aan de hand. Op het erf van de boerderij zeult hij als Jezus rond met een kruis. Dit kruis is voor hem ge maakt door Richard, een veearts die aan lager wal is geraakt en die af en toe wat klusjes opknapt op de boer derij. Maarten speelt niet alleen voor heijand, maar ook nog eens voor 'zwaardvis'. Een bot tafelmes voor zijn neus houdend, rent hij over het weiland, recht op zijn snibbige oma afi Maar tot ongelukken komt het nog niet. Maarten, die 'vrijdenkend' is op gevoed, hoeft de godsdienstlessen op school niet te volgen. Hij valt in handen van Dora, een kwezelachti ge oude vrouw die zijn zieltje wil redden. Ze is ten dode opgeschre ven en dit moet haar laatste goede daad zijn voor de Heiland, die door Maarten constant 'eland' wordt ge noemd. Een onderwijzer van Maartens school heeft voor' een cultureel weekend het declamatorium 'Cybe- le' geschreven. De man is verliefd op de moeder van Maarten en zijn kunstwerk is een liefdesverklaring aan haar. Richard, de veearts en klusjes man, is er met zijn dronken kop ge tuige van hoe Sibylle het tenslotte 'doet' met de slaafse onderwijzer. Het zien van dit tafereel zet hem aan tot moord op een onschuldige. Hartstocht tussen de korenscho ven dus, onnederlands, een beetje a la Pavese. Maar wat heeft Claus hiermee toch willen zeggen? Dat als de ware verlangens en driften van een mens aan deoppervlakte ko men, dat er dan catastrofale dingen gaan gebeuren? Dat het hart van de mensen een moordkuil is waarin men maar beter niet kan schou wen? En loopt Maarten op zeker moment met een broodzaag voor zijn neus omdat Claus wil duidelijk maken dat er in dit streekdrama een wrekende god aan het werk is en niet een god die zich voor 'onze' zonden nog aan het kruis laat spij keren? En is die wrekende god niet Maarten maar de dronken Richard? Wil Claus hiermee de willekeur aan geven waarmee god straft, straft god onschuldigen voor de zonden van anderen? Motieven en motief jes - het wemelt ervan in dit kleine boek. Ze vraten als piranha's mijn lust tot dieper nadenken op. Dit, denk je al snel, is mij te gortig. Na tuurlijk ligt het voor de hand om Je zus (Maarten) ook voor te stellen als vis. Maar dan blijft toch de vraag: wat is de rol van Maarten in dit dra ma? Zet hij Richard aan tot moord door hem van drank te voorzien? Het kan. Maar er blijven stukjes aan de 'puzzel' ontbreken. Dat wil niet zeggen dat er niets te genieten valt in 'De Zwaardvis'. Het taalgebruik van Claus blijft over de gehele linie indrukwekkend. Alleen al een fragmentje als: 'Kinderen Kinderen. Waarom? Omdat ge bang zijt om alleen in uw put te kruipen?' maakt dit boek tot een boek dat waard is gelezen te worden. Maor tis juust wa ge zegt, manneke: dien ver doemden Vlaoming kan het beter! CEES VAN HOORE Hugo Claus, "De Zwaardvis, boeken weekgeschenk van de CPNB. Hugo ClaUS Jacques Gans was een wonderlijk man. Ooit een links-revolutionair, geëindigd als Telegraaf-journalist. In de jaren zestig bestookte hij alles wat naar rood zweemde in zijn co lumn in het landelijke ochtendblad. Zelfs politici van D66 waren in zijn ogen communisten. Serieus werd Gans toen niet meer genomen. Maar naar verluidt nam hij ook zijn eigen politieke opvattin gen niet serieus. Hoewel, in zeker opzicht werd Gans zijn opvattingen nooit ontrouw: zijn leven lang bleef hij een gloeiende hekel houden aan mensen die het leven wilden regle menteren. Een keurige belastingbetaler is hij dan ook nooit geworden. Gans verzoop de belastingcenten liever in het café, zijn eigenlijke huis. Dag in dag uit was hij in dp hoofdstede lijke etablissementen te vinden. Een markante verschijning: wilde haardos, hoedje op, sigaret in de mondhoek, en voor zich een glas bier of wijn. Die wilde haren is hij nooit kwijt geraakt, want het ver haal wil dat Gans tot op hoge leef tijd een vechtpartij niet uit de weg ging. In feite was Gans Neerlands laatste bohémien. Boulevardier is eigenlijk een betere typering. Gans was een straatschuimer naar Frans voorbeeld. Het type mens dat pas opleeft wanneer hij buiten de deur is, dat een hekel heeft aan de meute die zich klakkeloos in een gareel laat duwen. Dat Gans niet veel belangwek kends heeft geschreven, is het ge volg van die manier van leven. Wie zijn tijd verlult in het café, laat geen oeuvre na, maar op zijn hoogst brokstukken van wat een oeuvre had kunnen worden. Zijn Tele- graaf-columns zijn gedateerd, zijn herinneringen, die eerst in het och tendblad verschenen en later wer den gebundeld, zijn soms aardig maar nooit bijzonder. Dat Gans desalniettemin een plaats in de literatuurgeschiedenis heeft, komt door één boek: 'Liefde en goudvissen'. Het verscheen voor het eerst in 1940 en werd onlangs door De Arbeiderspers herdrukt. Velen - onder wie Willem Frederik Hermans - beschouwen 'Liefde en goudvissen' als een bijzonder boek. En terecht; ik zou zo gauw geen Ne derlandse liefdesroman kunnen 'Liefde en goudvissen' speelt zich af in het Parijs van de jaren dertig. De hoofdpersoon, in wie wij Gans herkennen, Jeeft van de hand in de tand. Zo nu en dan schrijft hij een stukje voor de krant, meestal doolt hij door de lichtstad die toentertijd van een lichte vrolijkheid moet zijn geweest. Hoofdthema is de liefde van Gans voor een Deense schone: Mette. Die liefde mislukt, vooral omdat Mette zich ontpopt als een dametje van burgerlijke signatuur. Ze wil een kom met goudvissen, een rustig leven dus, geen onzeker be staan. Wat 'Liefde en goudvissen' zo'n bijzonder boek maakt, is de toon: Gans schrijft op een bijna aforisti sche manier over zijn wederwaar digheden. Oprecht, soms plechtig, maar nooit gezwollen: aan het woord is een man die zielsveel van een vrouw houdt, maar tegelijker tijd zijn inslag niet kan veranderen, waardoor de verbintenis op de klip pen loopt. Dat is van alle tijden. Het boek ook. WIM BRANDS Liefde cn goudvissen. Jacques Gans, uitg. De Arbeiderspers. Op bladzijde 154 van de roman 'In de huid van de leeuw' van Michael Ondaatje - aangekondigd als de 'vi taalste en vindingrijkste dichter en prozaschrijver in de Engelstalige en Canadese literatuur' - staat deze kenmerkende passage: "Alleen de beste kunst ordent de chaotische warboel van gebeurte nissen. Alleen de beste kunst heror- dent de chaos om zowel de chaos als de orde die eruit voortkomen aan te geven". "Nog geen twee jaar na 1066 werd een begin gemaakt met het tapijt van Bayeux, Constantinus de Afri kaan introduceerde Griekse medi cijnen in de westerse wereld. De chaos en warboel van gebeurtenis sen. De eerste zin van elke roman zou moeten luiden: 'Vertrouw me, het vergt tijd maar er is orde hier, heel vaag, heel menselijk'. Dool rond als je naar de stad wilt". Hét motto voor Ondaatjes roman. Hier is, zoals feitelijk in' het hele boek, een alwetende verteller aan het woord die de lezer geruststelt, als deze de warreling van gebeurte nissen in en rondom de stad Toron to even niet doorziet. Heb vertrou wen, dool rond tot je vanzelf komt waar de verteller je naartoe leidt, er is heus orde in de chaos. En zo is het: de lezer wordt niet teleurge steld. Daarmee wil ik niet zeggen dat deze wonderlijke, boeiende roman als een hinderlijke warboel oogt. In-v tegendeel, in klaarheldere taal, ver springend van heden naar verleden tijd en terug, wordt ons een wonder lijke wereld geschilderd: het Toron to van de jaren twintig en dertig, met een immer door elkander bewe gende bevolking van 'tunnelgra vers, bruggenbouwers, de rijken, de immigranten'. Beter dan de flaptekst kan ik het niet zeggen: 'Ondaatje heeft een wonderbaarlijk web geweven. Het intrigerende verhaal, de rondspo kende stemmingen en het palet van de tekst leggen een visie op een tijd perk en een plaats vast, en telkens snijdt weer een volmaakt beeld of een zinswending ons direct dóór de ziel'. 'In de huid van een leeuw' is voor al het verhaal van Patrick Lewis, zoon van een explosievenexp'ert. Hij verlaat het 'landelijke Ontario' voor het bruisende, maar keiharde leven van de grote stad Toronto. Er heerst veel armoede en werkloos heid en om zich uit dit verstikkende moeras los te werken wordt Patrick, zoals velen, speurder. De kwaadaar dige handelsmagnaat Ambrose Small is spoorloos verdwenen en degene die hem opspoort staat een hoge beloning te wachten. Patricks speurtocht leidt tot een ontmoeting en verhouding met Ambrose's min nares Clara Dickens, tot kennisma king met Nicholas Temelcoff, de ongelooflijke bruggenbouwer, de socialistisch-opstandige Alcie Gull - ooit vriendin van Clara Dickens - en de dief Caravaggio. Patrick helpt de laatste ontsnap pen yit de gevangenis (door hem he lemaal blauw te schilderen), terwijl Caravaggio hem op zijn beurt later steunt in zijn poging de prachtige waterzuiveringsinstallatie van de gedreven architect Harris op te bla- Ik geef hier flarden weer en zo zijn er meer: het indrukwekkend zwoegen van de naamloze arbei ders, Oosteuropese immigranten' die geen woord Engels spreken, werkers aan de brug of onder de grond, leersnijders, het lot van de leerververs, de onderhuidse opstan digheid. De ruimte, de natuur, de liefde. De inhoud van 'In de huid van een leeuw' is nauwelijks geordend samen te vatten, maar 'alleen de beste kunst herordent de chaos om zowel de chaos als de orde die eruit voorkomen aan te geven'. Ondaatje slaagt daar wonderwel in, springend door de tijd, nu en dan stilstaand bij ogenschijnlijk span nende maar irrelevante personen en gebeurtenissen, voortdurend als verteller aanwezig om verbanden te leggen, te sturen, te verklaren of te suggereren. Het is alsof we door een wazige spiegel, gesteund door re portages in oude, vergeelde kranten terugblikken in de tijd en proberen te reconstrueren hoe het was, van verre in de toekomst of ons vereen zelvigend met hier en daar een per sonage uit die tijd. Feiten komen boven tafel, andere feiten blijven vaag en blijven we zien door het beslagen glas van de kijker in het verleden. Ongrijpbaar, onnavolgbaar hoe de schrijver er in slaagt dat oude Toronto met zijn trieste vbevolking zowel vorm en in houd te geven, als sfeer en impres sie. 'Alleen de beste kunst Eén fascinerend boek, fantastisch ge schreven. ROB VOOREN U krijgt dit boekje van ons cadeau wanneer u tenminste 19,50 aan Nederlandse boeken hebt gekocht. Over het boekenweekthema Boek Film schreef K. Schippers een prachtig essay: Het witte schoolbord. Deze éénmalige uitgave hebben wij voor u klaar liggen voor 4,95 Kopermolen 10, 2317 PB Leiden telefoon: 071-220022 Een recensent is iemand die van mooie boeken houdt, maarte wei nig geld heeft om ze aan te schaf fen. Niet zijn stukje vindt hij be langrijk, maar het boek. Dat mag hij van de uitgeverij namelijk houden (hebben) in ruil voor zijn bespreking. Een criticus is een heel ander iemand. Die houdt ook wel van mooie boeken, maar vindt dat toch niet zo belangrijk als zijn eigen stukjes. Recensen ten houden van boeken, critici houden van zichzelf. Dat is het verschil en daarom hebben schrijvers ook zo'n enorme hekel aan critici. Een recensent die een boek afkraakt laten ze meestal on gemoeid, maar een criticus die hetzelfde doet krijgt er meteen geweldig van langs. door Peter Bekkers Vorige maand werd de gezag hebbende criticus Carel Peeters benoemd tot hoogleraar in de lite raire kritiek aan de Vrije Univer siteit te Buitenveldert. Ter gele genheid van deze benoeming schreef hij een dun boekje (een zogenaamde "inaugurale rede") over zichzelf en zijn mede-critici getiteld: Homo Criticus. De kerngedachte uit deze inau gurale rede is in een paar woor den samen te vatten. Een roman schrijver, aldus Peeters, is allang geen verhalenverteller meer, zoals in de voorgaande eeuwen. Hij is een soort filosoof geworden, een filosoof zonder systeem, ofte wel een man van ideeën. Omdat Peeters zich als criticus met schrijvers bezighoudt en hij een idee klaarblijkelijk als iets be smettelijks of aanstekelijks ziet, beschouwt hij ook zichzelf als een man van ideeën. "Een criticus is een man van ideeën, of hij is geen criticus", staat er letterlijk. Dat vonden Socrates en Dionysus ook al, schrijft hij. Ik geloof niet dat een criticus een man van ideeën is. Stel dat ideeën inderdaad besmettelijk waren, dan zouden denk ik uitge rekend critici er immuun voor zijn. Een idee, dat wil zeggen een belangrijk idee en niet een ge woon of een verkeerd idee, is een voudig te groot en te bewerkelijk. Daarmee bedoel ik niet dat een criticus te klein van geest zou zijn om een belangrijk idee te krijgen; hij heeft er gewoon niet genoeg tijd voor en waarschijnlijk mist hij ook het geduld, de bezeten heid, de bereidheid tot "staren" en een zekere mate van onrede lijkheid om een idee uit werken. Daarvoor is het zitvlees nodig van een filosoof, éen romancier of een essayist. Peeters overschat zichzelf om dat hij de ideeën onderschat. Zo zijn veel oorlogen ontstaan: door toedoen van mensen die zichzelf belangrijker voelen dan ze in wer kelijkheid zijn. Het komt veel te weinig voor dat mensen er eerlijk voor uit komen dat wat ze zeggen en doen in werkelijkheid niet zo belangrijk is als het lijkt. Meestal pas als ze oud zijn en rust willen hebben. Nu over de ideeën van de schrijvers. Uit het wiebelige be toog van Peeters wordt volstrekt niet duidelijk wat voor soort idee ën schrijvers nu eigenlijk hebben. Aan de ene kant heeft hij het over ideeën die betekenis geven aan wat er al is, en aan de andere over ideeën die betekenis geven aan wat er nog niet is. En die twee haalt hij steeds door elkaar, zodat het wel lijkt alsof hij tijdens het schrijven dronken was. Het is maar beter dat we deze homo criticus zijn roes laten uit slapen en zelf orde op zaken gaan stellen, voorzover mogelijk ten minste. Wat Peeters in de loop der jaren helemaal vergeten lijkt te zijn, is het simpele feit dat schrij ven een gave is. Je kunt het of je kunt het niet! Wie zo'n gave bezit heet al eeuwen een kunstenaar. Het is niet gemakkelijk om dui delijk te maken wat (ongeveer) een gave is. Iemand heeft eens ge zegd dat Einstein geen gave had en Picasso wel. Als Einstein er niet was geweest, zo redeneerde hij, had iemand anders de relativi teitstheorie wel bedacht en bo vendien kan iedereen de theorie ën van Einstein leren, begrijpen. Maar niemand anders dan Picas so had Picasso's prachtige schil derijen kunnen maken, en nu ze er zijn kan niemand het hem na doen. Einstein was alleen maar de eerste, Picasso was de enige. Ein stein heeft iets ontdekt wat er al was, Picasso heeft iets gemaakt dat er nog niet was. Einstein be schikte gewoon over een grote dosis intelligentie, Picasso had een heel klein beetje echte tove naarskracht (net zoals God, die ook kon toveren). De speciale gave van schrijvers (dus niet van essayisten, niet van filosofen en ook niet van mannen van ideeën) is de gave van de ge daanteverandering. Een goede schrijver moet in staat zijn om ie dereen te worden, ook de klein ste, de nietigste, de meest mach teloze mens op aarde. Over deze gave van de gedaanteverandering schrijft Elias Canetti: "In een we reld die op prestatie en specialisa tie is afgestemd, die niets dan top pen ziet die men in een blinde drift tracht te bereiken, in een we reld die de gedaanteverandering steeds meer verbiedt, omdat deze tegen het algemene doel van de productie indruist... in zo'n we reld schijnt het van kardinale be tekenis dat er enkelen deze gave van de gedaanteverwisseling in praktijk blijven brengen". Inlevingsvermogen, wordt het ook wel genoemd. En daarbij worden schrijvers denk ik niet ge liefd door hun ideeën, maar de ideeën worden er juist uit gebo ren. Het inlevingsvermogen tilt de schrijver boven zichzelf uit, en daarom is elke roman een beetje intelligenter dan zijn schrijver. Peeters heeft het over een tot fi losofie omgevormde roman, waarin het verhaal wordt ge bruikt om met alle denkbare es sayistische middelen het bestaan van de mens te verduidelijken; zijn roman is een intellectuele synthese die, zo lijkt het wel, zon der de gave van de gedaante verandering en zonder de gave Van het woord (stijl, schoonheid!) kan worden geconstrueerd. Hij beroept zich daarbij op de werken van auteurs uit het begin van deze eeuw; ik stel er Marquez tegenover, Florentino Arizo uit 'Liefde in tijden van cholera'. De gave van de gedaanteverandering heeft weinig te maken met hoog moedige ideeën, het is een soort eerbied of liefde of verbazing over alles dat óók bestaat. Mensen (of dingen) aan het woord laten die uit zichzelf niet aan het woord ko men (of geen stem hebben). Nederlandse schrijvers hebben daar nooit echt in uitgeblonken. 'Een cirkel in het gras' van Oek de Jong is eigenlijk het enige boek waarbij ik het gevoel heb dat de personages-niet louter afsplitsin gen zijn van de schrijver zelf. De schrijvers die tegenwoordig op de voorpagina's van de kunstbijla- gen staan, zoals Brusselmans, Zwagermans, Lanoye en god weet wie, zijn geen schrijvers maar een soort geëxalteerde auto biografen. Behalve zijzelf kqmt niemand door hun tot spreken. Lange tijd is de Nederlandse li teratuur verpest door twee uit spraken: "Lees maar, er staat niet wat er staat" van Nijhoff (buiten diens schuld omgevormd tot de dwaze regel dat een schrijver de dingen niet bij hun naam moet noemen) en, nog vreselijker, "Er mag in een roman geen mus van het dak vallen zonder dat het ver derop consequenties heeft" (of woorden van gelijke strekking) van Hermans. Als een schrijver goed is weet hij denk ik zelf niet precies wat hij doet, heeft hij geen totale controle over zijn verhaal, en zal wat hij schrijft in een be paald opzicht hemzélf meer ver bazen dan de lezer. Het is de verdienste van Brus selmans etc. dat zij het kleingees tige, bezwerende hermetisme (de kunstzinnige combinatie van do minee en huiskamer), de fluister toon, het "veelbetekenende" en overgeconstrueerde hebben ver vangen door het liederlijke, onge breidelde. Maar met het badwater hebben zij ook het kind wegge gooid. Deze jongens schrijven niet, ze produceren. De gave van de gedaanteverandering lijkt niet meer te bestaan, althans niet in de Nederlandse literatuur. Ik ga voor verhalen tegenwoordig naar het café. Dagelijks treffen wij in de kranten kritische besprekingen aan van lite ratuur, concerten, toneelvoorstellingen, balletuitvoeringen en exposi ties. Boeken waarvan de drukinkt nog maar net droog is, worden uitge roepen tot meesterwerken of genadeloos afgekraakt. Actualiteit is voor de krant een sleutelwoord. Ook in zaken van kunst. Dat heeft iets vreemds. Waarom zo'n snel oordeel over iets dat jaren moet kunnen meegaan? In de serie Bezonkenwillen wij de lezer confronteren met het meer 'gerijpte' oordeel over diverse kunstuitingen. Regelmatig, soms eens in de maand, soms eens in de twee maanden, zullen wij een artikel publi ceren over kunst, een artikel met een essayistische toets. Helderheid en lichtvoetigheid zullen daarbij voorop blijven staan. Deze artikelen zult u aantreffen op de kunstpagina van het Leidsch Dagblad, maar omdat het Boekenweek is, leek het ons echter een leuk idee om u op deze literatuurpagina alvast een voorproefje te geven. Me dewerker Peter Bekkers zorgt voor de ouverture van de reeks 'Bezonken' met een beschouwing over literatuur, waarin hij onder meer ingaat op het gebrek aan inlevingsvermogen van jonge Nederlandse schrijvers. CvH Libris boekenweekverrassing Renate Rubinstein: Over mijn katten, slechts 3,50, zolang de voorraad strekt. In Leiden alleen bij De Kier. Prinsessekade 3-4 2312 0A LEIDEN TEL. 071-140208 Een lange treinreis kan zeer aange naam zijn, zo lang je maar niet denkt aan het eindstation. Want dan wordt de reis een kwelling: het ge drag van de medepassagiers gaat op je zenuwen werken, en bij elke ver traging heb je het gevoel dat je doodgaat. Wie echter reist om het reizen zal het idee hebben dat hij va kantie van het leven heeft. Paul Theroux is zo. iemand. Een treinreiziger die verliefd is op trei nen, de cadans. "De reis, daar gaat het om, niet de aankomst; de boot tocht, niet de landing. Omdat ik me in dat opzicht bekocht voelde door andere reisboeken, en omdat ik me afvroeg wat men mij daar eigenlijk heeft onthouden, besloot ik tot een experiment door me een weg te ba nen naar het gebied van de reisboe ken, zo ver mogelijk naar het zuiden als er treinen rijden vanaf Medford, Massachusetts, en ik wilde mijn boek beëindigen op het punt waar reisboeken beginnen". Reisde Theroux eerder per trein door Europa, Azië en China, dit keer wil hij naar Patagonië, het zuiden van Zuidamerika. De zon tegemoet, want in Boston, waar Theroux toen tertijd woonde, winterde het zoals het alleen in Noordamerika kan winteren. Ik begon verwachtingsvol aan 'De oude Patagonië-Expres'. Als een reiziger die een lange tocht voor de boeg heeft. Hoe dikker het boek, hoe beter. Maar alras sloeg de ver wachting om in ergernis. Ik vond dit boek van Theroux eigenlijk stierlijk vervelend en eerlijk gezegd verbaasde me dat, want ik had de andere reisboeken van Theroux toch met plezier gelezen? Vroeger, ja. Maar herlezen bracht aan het licht dat ik allergisch ben geworden voor Theroux' toon. Le zend in zijn werk doemt het beeld op van een vervelende man die wel beschouwd maar weinig plezier be leeft aan zijn reizen. Hij beweert re gelmatig dat hij geniet, maar intus sen kankert hij wat af. Vooral de medepassagiers moeten het ontgel den, het lijkt soms wel dat Theroux de enige in de coupé is die deugt. Nu wil ik niet beweren dat een treinreis een en al rozegeur en ma neschijn is, natuurlijk niet, maar je vraagt je wel af waarom iemand als Theroux eigenlijk reist. Het heeft er namelijk alle schijn van dat een treinreis voor hem helemaal geen avontuur is. 'De oude Patagonië- Expres' laat zich in elk geval niet le zen als een avontuurlijk reisverslag. Intussen weet ik ook waarom ik die boeken van Theroux ooit goed heb gevonden. Ik las ze in een tijd dat ik nog maar weinig reisboeken had gelezen. Inmiddels zijn we vele jaren verder en worden er steeds meer reisboeken op de markt ge bracht. Betere dan Theroux schrijft. Nêem de boeken van de Engels man Redmond O' Hanlon. Die zijn vooral zo leuk omdat O' Hanlon een vrolijke, licht excentrieke man is die zichzelf op een humoristische manier in het middelpunt stelt, of hij nu in de Braziliaanse oerwouden rondzwerft of in die van Borneo. Daarnaast verschaft O' Hanlon ber gen informatie over de gebieden die hij bezoekt. Dat doet Theroux maar mondjesmaat/ want die is vooral in zichzelf geïnteresseerd. Ja, dat is eigenlijk mijn voor naamste bezwaar tegen Theroux: hij is geen jager op verhalen, zoals - weer een andere Engelsman - Bruce Chatwin dat was. Die was vooral ge ïnteresseerd in de verhalen van mensen die hij op zijn tochten te genkwam. Chatwin zou nooit bang zijn geweest dat hij een coupé niet voor zichzelf zou hebben, zoals Theroux. Het was hem juist om an dere mensen begonnen. WIM BRANDS De oude Patagonië-Expres; Paul Theroux; vertaling Tinke Davids; uit geverij De Arbeiderspers. ADVERTENTIE wan Mandersloosiraai 19. Alphen a/d Rijn, tel. 01720-73047 Libris. Uw O Hïiplete Boekliandel NU EENMALIG GOEDKOOP HUGOCIAUS HET VERDRIET VAN BELGIË

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 18