Het enerverende spel van vraag en aanbod De galerie top-10 De Westduitse etrAmenkamise overmacht in de kunsthandel ZATERDAG 4 FEBRUARI 1989 PAGINA 31 In dit verband is het ook interessant te wijzen op de invloedrijke positie die Paul Maenz zich in Duitsland, maar ook ver daarbuiten heeft verworven. Vijftien jaar geleden had hij, bij wijze van spre ken, geen nagel om zijn rug te krabben. Thans is zijn galerie aan de Bismarck- strasse in Keulen de grootste in ieder geval qua oppervlakte in de Bondsre publiek. Regelmatig stond hij aan het be gin van nieuwe ontwikkelingen en werk te hij stimulerend bij debuten. Zeer belangrijk is hij bijvoorbeeld voor de Nederlandse kunstenaar Rob Scholte, die door hem op een intensieve manier wordt gepousseerd en die hij als een kasplantje bewaakt. Scholte, die in Nederland wordt vertegenwoordigd door 'The Living Room' in Amsterdam, is een van de weinige Nederlandse jonge ren die in het buitenland aan de weg tim meren. Hij werd in 1985 in Duitsland ont dekt door de jonge succesvolle kunste naar Georg Jiri Dokoupil, waarna Maenz hem meteen onder zijn hoede nam. Maenz heeft zeer hoge verwachtingen van Scholte. "Hij is weliswaar een groen blad dat nog tot ontplooing moet ko men", aldus de Keulse galerist, "maar ik beschouw hem als de kunstenaar van morgen. Hij heeft vermoedelijk de weg gebaand voor de sensibiliteit in de kunst, waarmee we in de jaren negentig veel te maken zullen krijgen". Uitverkocht Het afgelopen voorjaar organiseerde Maenz voor Scholte een overzichtsten toonstelling die vrijwel geheel werd uit verkocht. Werken van Scholte, die zes jaar geleden nog 200 gulden kostten, brengen nu 20.000 gulden op. Geïnspi reerd door de ontwikkelingen in de Duit se kunstwereld en vanwege de stimule rende invloed van Maenz verhuisde Scholte twee jaar geleden naar Keulen om van daaruit dichter bij zijn kopers zijn weg naar de top te vervolgen. Hij heeft er een atelier en woont in een hotel, waar hij om de zoveel maanden de reke ning betaalt met een schilderij van zijn hand. "In Duitsland gaat op kunstgebied nu eenmaal alles veel sneller," verklaart de kunstenaar zelf zijn verhuizing. "Het is nog altijd zo dat je in Nederland in prin cipe geen stap verder komt totdat je in het buitenland wordt geaccepteerd. Dat irriteert me best. Wanneer het buiten land, in mijn geval Duitsland, iets ziet, komen pas de Nederlandse musea". Zoals bijvoorbeeld museum Boy mans-Van Beuningen, dat vorig jaar werk van hem aankocht en tot begin vo rige maand een grote overzichtstentoon stelling organiseerde. Hoofdconservator Karei Schampers van Boymans beves tigt dat hij pas in een vrij laat stadium kunst van jonge kunstenaars inkoopt, ook al stromen de goede tips binnen. Maar hij heeft er wel een verklaring voor. "Wij kopen inderdaad pas in tweede instantie", zegt hij. "Je moet jezelf kun nen beheersen. Er moet een verwachting zijn dat zo'n jongen de lijn kan doorzet ten. Het heeft weinig zin als eerste te ko pen als je daar geen zicht op hebt. Maar als een museum koopt is dat van groot belang voor een kunstenaar. Een muse um doet daarmee een uitspraak. De kun stenaar komt te hangen naast andere werken van hoge kwaliteit. Het geeft je wel de verplichting goed op te letten. Een museum mag niet speculeren. Als je kwaliteit ziet moetje erin springen, maar bij twijfel moetje wachten, anders wordt het wild-west". Amerika De Verenigde Staten spelen in het com merciële kunstspel een duidelijke hoofd rol. Amerika telt vele kapitaalkrachtige, particuliere, institutionele en museale verzamelaars. Sinds de tweede helft van de negentiende eeuw is er op dit gebied een rijke traditie ontstaan. In New York alleen lopen niet minder dan dertig advi seurs rond, die voor zeer rijke Ameri kaanse kunstverzamelaars de markt in de gaten houden. Grote bedrijven heb ben aparte afdelingen in het leven geroe pen om kunstwerken als beleggingsob jecten overal ter wereld te kopen. Deze experts mogen met voor Europe se begrippen fabelachtige budgetten werken. Zeer groot is bijvoorbeeld het fi nanciële mandaat van Henry Geldzahler, die kunst inkoopt voor de Chase Manhat tan Bank. Hij staat aan het hoofd van een afdeling van zes man, die verantwoorde lijk zijn voor de kunstinvesteringen van de bank. De Chase Manhatten is zo in het bezit gekomen van niet minder dan 12.000, voornamelijk hedendaagse kunstwerken. Elk jaar wordt er voor vijf miljoen gulden gekocht. Tot de verbeelding spreekt al evenzeer de zogeheten Saatchi-collectie, genoemd naar het grote reclamebureau dat jaar lijks ook eën dikke vijf miljoen uitgeeft aan hedendaagse avant-garde kunst. Bij Saatchi snijdt het mes aan twee kanten. Het bureau verschaft zichzelf op die ma nier een uitstekende beleggingsporte feuille, terwijl de collectie voor kunste naars, die erin worden opgenomen, een diep doorverende springplank betekent naar de hogere regionen van de markt. Geen enkel zichzelf respecterend Amerikaans bedrijf laat kunst nog links liggen. American Ekpress bezit nu 500 schilderijen van deze eeuw. Pepsi Cola heeft tientallen kunstwerken in haar hoofdkantoor hangen met een gezamen lijke waarde van twintig miljoen gulden. De oliemagnaten Getty hebben zelfs zo langzamerhand een miljardencollectie opgebouwd, die ze hebben onderge bracht in hun J. Paul Getty Museum. New York New York is met grote voorsprong num mer één in de Verenigde Staten. De stad telt musea die tot de belangrijkste van de wereld behoren: Guggenheim en het Museum of Modern Art. Bovendien be vindt zich daar een groot aantal galeries. Tussen hen springt één handelaar duide lijk naar voren: Leo Castelli. In de jaren zestig heerste hij als een vorst in de kunstwereld, waarbij zijn huwelijk met de gerenommeerde galeriehoudster Ilea- na Sonnabend een gunstig hulpmiddel was. Ook na hun scheiding bleven zij sa menwerken. Castelli was en is de galerist van de pop-art. Vorig jaar vierde hij zijn dertig jarig jubileum met een (wat teleurstel lende) tentoonstelling van recente schil derijen van Jasper Johns en met een overzichtstentoonstelling waarin wer ken waren opgenomen van Rauschen- berg, Warhol, Rosenquist, Lichtenstein, Johns, Oldenburg, Stella en Twombly. Castelli stond als het ware aan het begin van hun carrière, die hun nu miljoenen oplevert. Dat getuigt van groot inzicht. Want met name de pop-art moest in ei gen land destijds veel weerstanden over- Duizenden galeriehouders en kunsthandels doen in de wereld mee aan het steeds enerverender spel van vraag en aanbod. Na gesprekken met experts op verschillende kunstbeurzen stelden we een mondiale top-10 samen van galeries die zich in moderne kunst specialiseren. Zeer gerenommeerde kunsthandels als Beyeler in Bazel zijn daarin niet opgenomen, omdat die voor een groot deel ook op 'oude' kunst drijven. De volgorde van de avant- garde-galeries is willekeurig. 1. Leo Castelli, New York 2. Konrad Fischer, Düsseldorf 3. Paul Maenz, Keulen 4. Lucio Amelio, Napels 5. Sperone, Rome en New York 6. Mary Boone, New York/Michael Werner, Keulen 7. Bischofsberger, Zürich 8. Lisson Gallery, Londen 9. Sonnabend, New York 10. Templon, Parijs r Utopia (1986) van de Nederlandse kunstenaar Rob Scholte, die na zijn ontdekking in Westduitsland als een komeet omhoog schoot. Wie kiest voor het beroep van galeriehouder/kunsthandelaar, heeft doorgaans flink wat idealisme nodig. En vaak sterft dat idealisme in armoe. Maar soms leidt het tot rijkdom. Samen met belangrijke musea en schatrijke collectioneurs nemen de grote galeries in met name Amerika en Westduitsland een sleutelpositie in voor de kunstenaar. Ze kunnen hem of haar maken en breken. En in dat spel speelt Nederland een steeds kleinere rol. "Nederlandse galeries moeten het hebben van 'n verdwaald Appeltje". door Jan Donia en Rien Robijns Naast Castelli kunnen vele andere ga leries worden genoemd: Mary Boone, Marian Goodman (met o.a. Kiefer), Pace, Fourcade (met Willem de Kooning en Barneth Newman), Gagosian, de Ameri kaanse vestiging van Sperone, Marl borough, Beitzel, Lauri Rubin en Ber nard Jacobson. Hun verkoopmethoden zijn wat minder agressief dan die van Eu ropese (Duitse, Franse en Italiaanse) col lega's. Zij hangen werk op in hun ruim ten en wachten af. Europeanen zijn veel meer geneigd de koper zelf op te zoeken. Dollars Als een kunsthandelaar greep op de markt heeft, kan een debuterend kunste naar echt als een komeet naar de top vlie gen. Een voorbeeld daarvan is de Ameri kaan Bruce Nauman die nauwelijks ontdekt in 1968 door Castelli in New York werd geëxposeerd en onmiddellijk daarna door Konrad Fischer in Düs seldorf werd gepousseerd. Nauman was er door dit samenspel van Castelli en Fi scher in één keer, in Amerika en in Euro pa. De prijzen voor zijn werk gingen in een flits vier keer over de kop. Het lever de al snel vele tonnen op. Want zo werkt de markt en zo is de wis selwerking tussen Europa en Amerika. De dollar is op de kunstmarkt zowel een barrière als een stimulans. Hij maakt Amerikaanse kunst voor Europeanen duur. Amerikaanse kunst die geen ni veau bezit dringt daardoor vrijwel niet door tot de Europese kunstmarkt. Aan de andere kant brengt de dollar de Eu ropese top in een stroomversnelling. Guldens (of liever: Duitse marken) wor den dollars, zo simpel lijkt het. Dat mag voor de kunstbelegger een pa radijs lijken, voor de kunstenaars zelf is het dat niet altijd. Rob Scholte bijvoor beeld durft de sprong naar de Verenigde Staten nog niet te wagen. "Dat zou voor mij funest zijn", zei hij nog eind 1987. "Dan wordt de vraag zo groot dat ik zou afbranden. Mijn probleem is niet verko pen, maar produceren en kwaliteit blij ven leveren. Het mechanisme zit zo: in Europa wordt voor mijn werk nu 20.000 Duitse mark betaald. In Amerika zou dat meteen 20.000 dollar worden en dan komt het terug naar Europa voor 40.000 mark. Dan loop ik het risisco een belang rijk deel van de Europese markt kwijt te raken. Bovendien zou ik de produktie niet aankunnen. Meer dan dertig, hoog uit veertig schilderijen kan ik per jaar niet maken. Maenz doet nu voor mij aan een soort marktafbakening. Hij verkoopt niet aan galeries die gaan speculeren, maar alleen aan solide privé-collectio- neurs die mijn werk vasthouden. Daar mee wordt voorkomen dat de kunsthan del mij te vroeg naar Amerika brengt". Maar kijk aan. Tijdens de kunstmarkt in Keulen, november 1988, kon hij maar eenmaal vluchtig het glas met ons heffen omdat Amerikanen hem dringend nodig hadden. Scholte gaat het ook in Amerika maken. Op korte termijn zelfs. derlandse kunstenaars kunnen daarvan de dupe zijn". De kunstenaars moeten het vooral hebben van de Duitse en Amerikaanse galeries. De Duitse moderne galeries be heersen op het ogenblik de kunstmarkt in Europa. Die ontwikkeling is in de ja ren zestig ingezet door eminente kunst handelaars als Schmela en vooral Kon rad Fischer. Laatstgenoemde is nog steeds een van de belangrijkste galens- ten in de wereld. Fischer is geen gemakkelijk heerschap, maar voor sommige puissant rijke indus triëlen uit zijn klantenkring is hij bijna een biechtvader. En die biechtelingen zitten daar niet mee, want Fischer heeft altijd een goede neus gehad voor kwali teit. In de jaren zestig en zeventig ging de huidige Europese museum-top zoals Wim Beeren, Harald Szeeman, Johannes Hachnang, Rudi Fuchs en Jean- Christophe Ammann in zijn winkel in Düsseldorf fijnproeven. In 1972 organiseerde de peetvader van de Duitse naoorlogse kunst, Jo seph Beuys, in Heidelberg een con ferentie over de 'vrije kunstmarkt'. Het doel was een betere beheersing van de pijplijn tussen producent (de kunstenaar) en consument. Beuys fulmineerde er charmant maar heftig tegen de praktijken van de.kunst- handel, die hem later overigens schatrijk zou maken. Met name werd van leer ge trokken tegen de hoge percentages die door de galeries worden gevraagd: 40,50, en tegenwoordig zelfs 60 percent. Kunstenaars hebben wel eens de nei ging dat als uitbuiting te beschouwen en stellen zich in dat verband dan graag voor als de verworpenen der aarde, die genadeloos door het kapitalisme worden onderdrukt. Soms is dat wel begrijpelijk, maar vaker is die opvatting niet gerecht vaardigd. Vele galeries, zeker ook in Ne derland, verdienen nauwelijks voldoen de om het gas en licht te betalen. Bij de keuze voor het beroep galeriehouder- /kunsthandelaar is doorgaans een fikse dosis idealisme nodig. Vaak. sterft dat idealisme in armoede, maar soms krijgt het een gouden rand. Dat is bijvoorbeeld het geval met de Duitse (top)kunsthandelaar Michael Werner, die van het begin af aan de vijf belangrijkste Duitse hedendaagse schil ders vertegenwoordigt: Baselitz, Im- mendorff, Lüpertz, Penck en Kiefer, al haakte deze laatste in 1981 af omdat hij een uitzonderingspositie binnen de 'groep' wenste. Werners systeem was en is dat hij zelf de schilderijen van zijn kun stenaars aankoopt en ze een maandelijk se toelage verstrekt. Vooral in het begin van de jaren zeven tig was dat een zware verplichting, die hem zeker hoofdbrekens heeft bezorgd. Maar later kon hij hierdoor enorme winsten maken. Werner heeft inmiddels niet alleen op de Europese kunstmarkt, maar door zijn huwelijk met de New Yorkse kunsthandelaar Mary Boone ook in Amerika grote invloed verworven. Enerzijds betekende deze verbintenis een pied a terre in Europa voor Boone kunstenaars zoals David Salle, Jean Mi chel Basquiat, Eric Fischl en Susan Ro- thenberg, anderzijds werden hierdoor Baselitz, Immendorff, Lüpertz, Penck en Polke in Amerika in de frontlinie ge dropt. Sleutelpositie Op die manier nemen de galeries een sleutelpositie in voor de kunstenaar. Sa men met belangrijke musea en rijke col lectioneurs kunnen ze hem maken of breken. In dat geweld speelt Nederland maar een marginale rol, al denken de ga leriehouders er uiteraard zelf anders over. Nederland telt er in totaal driehon derd, waarvan de helft zo'n zes tot tien tentoonstellingen per jaar organiseert. Een kleine zeventig zijn lid van de Ver eniging van galeriehouders en hande laars. "Maar van de Nederlanders kan je eigenlijk alleen maar zeggen dat ze voor al draaiden op verdwaalde Appeltjes", zo zei een internationaal kunstkenner het vorige maand wat schamper op.de kunst beurs in Keulen. Uitzonderingen zijn al leen Art Project uit Amsterdam en He len van der Meij, die op internationaal ni veau vooral een bemiddelende rol ver vult. De directeur van Art Project, Adri- aan van Ravesteijn, geeft ook toe dat Ne derland de laatste tien jaar steeds minder belangrijk is geworden in de internatio nale kunstwereld. "In 1970 was het Ste- delijk Museum nog de top in de wereld," zegt hij. "Van heinde en verre kwam men hier naartoe. Amsterdam werd daardoor een centrum waar mensen elkaar ont moetten. Die tijd is voorbij. Natuurlijk is het voor elke kunstenaar nog altijd inte ressant het Stedelijk op zijn lijst te heb ben. Maar Amsterdam is geen must meer. Wel New York en Londen, terwijl Duitse musea geweldig in opkomst zijn. Daarbij moet niet worden vergeten dat het buitenland veel chauvinistischer is dan wij. Men komt met allure voor de ei gen kunstenaar op. Wij zijn niet zo. Ne Joseph Beuys, de peetvader van de Duitse naoorlogse kunst, fulmineerde ooit heftig tegen de praktijken van de kunsthandel, die hem later schatrijk zou maken. toto ap>

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 31