Bedrijfsopleiding
geen particulier
schooltje meer
Instrumentmakersschool enig in haar soort
ONDERWIJS
MAANDAG 23 JANUARI 1989
PAGINA 21
Omdat ze niet aan geschikt personeel konden komen, begonnen veel
bedrijven in de metaal- en elektrotechnische industrie na de oorlog
eigen scholen: de zogenoemde bedrijfsscholen. Door de economische
malaise in de jaren zeventig konden de bedrijven zich die luxe niet
meer veroorloven en gingen veel scholen dicht. Inmiddels is het tij
gekeerd. De vraag naar personeel stijgt en de bedrijfsopleidingen
floreren weer. Er zijn nu zo'n 10.000 mensen in opleiding. Maar de
échte bedrijfsschool komt nooit meer terug.
Dé bedrijfsopleiding was vroeger
een particulier schooltje, maar die
tijd is voorbij. De opleidingen zijn
niet langer van één enkel bedrijf af
hankelijk. De cursussen worden ge
organiseerd door samenwerkings
verbanden van werknemers, werk
gevers en de overheid. Deze vorm
ontstond in het begin van de jaren
tachtig toen duidelijk werd dat het
sluiten van de bedrijfsscholen in de
toekomst ernstige gevolgen zou
kunnen hebben voor hele bedrijfs
tak. Immers, bij het aantrekken van
de economie zou de behoefte aan
goed geschool personeel explosief
stijgen.
door Theo Haerkens
Het was dus zaak de opleidingen zo in te
richten dat ze minder gevoelig werden
voor de conjunctuur. "De industrie is
zich veel meer bewust geworden van de
noodzaak mensen op te leiden", consta
teert R. Smit, projectmanager cursussen
van de Stichting Opleiding Metaal die de
cursussen in deze sector coördineert.
Bijkomend voordeel is dat de be
drijfsopleiding niet langer is voorbehou
den aan giganten als Fokker, Philips en
de scheepswerf Wilton/Fijenoord. Kleine
bedrijven, die zichzelf in het verleden
geen eigen opleiding konden veroorlo
ven, kunnen nu toch meedoen. En ze
hoeven geen mensen meer weg te kapen
Directeur H. Tuik van de Fok-
kerscholen: "Vliegtuigschilders,
vliegtuigéléktriciëns en vliegtuig
bankwerkers hebben toch altijd
nog iets voor op gewone vaklui".
(Foto GPD)
bij hun grote broers. Alle opleidingen
worden betaald uit een fonds waaraan de
hele bedrijfstak en ook de overheid mee
betalen. De bedrijven storten daarin 0,9
procent van het totaalbedrag aan lonen
dat zij uitkeren.
Philips
Maar er zijn nog steeds uitzonderingen
op deze regel. Zo houdt Philips er nog
enkele 'eigen' bedrijfsscholen op na. On
der meer in Hilversum en in Eindhoven.
Maar het ziet er niet naar uit dat die nog
een lang leven beschoren zijn. De direc
tie van het elektronicaconcern over
weegt de school te sluiten als in 1990 de
.rijkssubsidie wordt stopgezet. Nu be
taalt het rijk nog de helft van de exploita
tie.
"Dat is allemaal nog-niet zeker en daar
om willen we er nog geen ruchtbaarheid
aan geven", zegt woordvoerster G. de
Beer. Ze wijst erop dat de school een goe
de naam heeft en niet alleen leerlingen
trekt uit het Gooi, maar ook uit Utrecht
en Zuid-Holland.
De school in Eindhoven leidt op voor
typische Philipsberoepen', terwijl de
vestiging in Hilversum een algemener
karakter heeft. Van de 160 leerlingen die
hier opgeleid worden, stroomt veertig
procent door naar het eigen bedrijf. Van
de anderen vindt een grote groep em
plooi bij de PTT en andere elektrotechni
sche bedrijven.
Brede opleiding
Het niveau van de bedrijfsopleidingen
houdt het midden tussen lbo en mbo. De
opleidingen duren vier jaar en zijn sterk
toegesneden op de praktijk. "Een mts'er
kan met één jaar stage niet op tegen de
parktijkervaring van deze mensen",
meent Wesstraten. "Maar theoretisch is
een mts'er weer een stuk verder".
Wie een opleiding volgt is vier dagen in
de week op het bedrijf voor de prakti
sche opleiding en de theorie die daar bij
hoort. Daarnaast gaan de cursisten één
dag naar de streekschool. Ze worden niet
getraind voor een bepaalde functie bin
nen het bedrijf, maar krijgen een brede
opleiding. De cursisten zijn uitdrukke
lijk niet bij het bedrijf in dienst en dra
gen ook niet bij aan de produktie.
De -eerste twee jaar krijgen de cursis
ten een leerovereenkomst met de be
drijfsopleiding. Dat betekent dat er geen
loon wordt uitbetaald, maar slechts zak
geld en een vergoeding voor de studie
kosten. Daar staat tegenover dat de leer
ling behoudens een stage geen produk-
tiewerk verricht. En een stage is natuur
lijk snel geregeld bij een bedrijf die een
school aan huis heeft.
Bedrijfscultuur
De meeste opleidingen zijn in handen
van de zeventien regionale instellingen
die daarvoor speciaal opgericht Éijn.
Maar de bedrijven zelf verzorgen de op
leidingen. Meestal zijn dat de wat grotere
ondernemingen die zich van oudsher
met de opleiding van personeel hebben
bezig gehouden. Zij beschikken over de
benodigde ruimte en apparatuur.
De bedrijven krijgen daar een vergoe
ding voor, maar dat betekent niet dat ze
volledig uit de kosten zijn. Daar staat
echter tegenover dat zij de beste deelne
mers aan de cursussen kunnen uitkiezen
voor hun bedrijf. "Dat is ook voor de cur
sisten aantrekkelijk, want de overstap
naar het bedrijf is dan gemakkelijk te
maken. De mensen kennen de bedrijfs
cultuur al", zegt Smit.
Zo gaat het ook bij de Fokkerscholen,
de opleidingen die verbonden zijn aan de
Nederlandse luchtvaartindustrie. Het
bedrijf streeft ernaar de mensen die er
opgeleid worden ook daadwerkelijk een
baan aan te bieden. Maar wie "niet de
goede instelling heeft", hoeft niet op een
baan bij de vliegtuigfabriek te rekenen.
"Het is verantwoordelijk werk. Die din
gen moeten wel de lucht in", licht direc
teur H. Tuik van de bedrijfsschool toe.
Over het algemeen, zo geeft hij te ken
nen, is er geen reden tot klagen. "Ik vind
dat de jongens op dit moment bijzonder
goed gemotiveerd zijn. De enkeling die
afvalt blijkt elders in het bedrijfsleven
goed plaatsbaar. Vliegtuigschilders,
vliegtuigelektriciëns en vliegtuigbank
werkers hebben toch altijd nog iets voor
op 'gewone' vaklui," zegt hij.
Geen garantie
Wie een bedrijfsopleiding volgt, heeft
geen garantie dat hij na het behalen van
het diploma onmiddellijk bij het bedrijf
in dienst kan komen. Maar de kansen
worden wel steeds beter. De economi
sche ontwikkelingen zijn gunstig en de
behoefte aan personeel stijgt.
De ontwikkelingen bij Fokker lijken
dit aardig te illustreren. Er is een welge
vulde orderportefeuille en dat betekent
dat er plaats is voor meer cursisten dan
in het verleden. "Wij proberen steeds
twee tot tweeënhalf jaar vooruit te kijken
met het aantrekken van cursisten. Sinds
1985, toen de produktie van de Fokker 50
en de Fokker 100 begon, hebben we meer
ruimte. Maar ook in de jaren dat er min
der werk was, hebben we mensen opge
leid".
De demografische ontwikkelingen
spelen de cursisten in de kaart. De groep
mensen die nu van de scholen voor
voortgezet onderwijs komt, wordt steeds
kleiner. Ten slotte speelt nog een rol dat
het imago van de metaalindustrie tot nu
toe niet erg gunstig was. Velen associë
ren die bedrijfstak nog met de stakingen
en bedrijfssluitingen die tien jaar gele
den aan de orde van de dag waren. Maar
die tijden zijn voorbij. "Ook is het allang
geen vuil en zwaar werk meer", vertelt
Smit.
HAVO
De bedrijfsopleidingen zijn bedoeld
mensen wier technische opleiding niet
voldoende is. Het gaat voornamelijk om
jongelui die een lts-opleiding achter de
rug hebben. Maar er melden zich steeds
meer mensen met een mavo- of havodi
ploma. "Die zijn tot de ontdekking geko
men dat ze het toch prettiger vinden om
met hoofd én handen te werken", zegt
woordvoerder M. Westraten van de In
dustriebond FNV. "De groeiende maat
schappelijke waardering voor dit soort
werk, maakt het gemakkelijker dan
voorheen die stap te zetten". Hoewel ze
geen technische vooropleiding hebben,
komen de meesten goed terecht. "Ze le
ren snel en kiezen vaak voor beroep met
een hoger niveau, bijvoorbeeld dat van
instrumentmaker". Lbo'ers die examen
gedaan hebben op A- of B-niveau, heb
ben vaak meer moeite met de opleiding,
juist vanwege het theoretisch gedeelte.
Veel scholen zijn er niet waar
leerlingen een diploma halen en
vervolgens uit meerdere banen
kunnen kiezen, soms zelfs tot in
het buitenland. Op de Leidse
Instrumentmakers School (LIS) is
dat niet ongewoon, maar deze is
dan ook enig in haar soort in
Nederland en misschien wel ter
wereld, zo meent directeur ir. A. J.
Blom.
De gediplomeerde instrumentmaker
houdt zich vooral bezig met het beden
ken en vervaardigen van apparaten en
instrumenten die niet in serie worden ge
produceerd. Vaak gaat het daarbij om re-
searchinstrumenten, die een groep on
derzoekers van universiteit of resera-
chinstituut nodig heeft, zoals eert meet
toestel, een onderzoekstoestel of een
proefopstelling. Het is aan de instru
mentmaker om een ontwerp te beden
ken en dit in een tastbaar produkt om te
zetten, waarbij hij de meest geschikte
materialen, bewerkingstechnieken en
constructies moet kiezen.
door
Raymond Peil
Dit stelt hoge eisen aan de instrument
maker. Hij zal zelf de omvang van het
probleem moeten verstaan en moet in
zicht hebben in een breed gebied aan
exacte vakken. Voor het ontwerpen van
het instrument, het uitspitten van docu
mentatie en de vervaardiging zijn kwali-
téiten op het gebied van tekenen, talen
(Duits en Engels), elektronica en elektri
citeit onontbeerlijk. "Hij moet een puz
zelmentaliteit hebben, om iets te kunnen
maken waarvan je niet weet hoe het eruit
ziet".
Blom hecht zeer aan deze cohibinatie
van praktische èn theoretische intelli
gentie. "Een draaier of een frezer kan in
strumenten maken. Een instrumentma
ker kan zich ook uitleven in het beden
ken en oplossen van problemen, het nau-
wélijks haalbare realiseren met heel veel
slimmigheid. Ze leren dan ook daarop
gespitst te zijn. Het creatieve vind ik heel
belangrijk".
Graadmeter
De LIS. in feite een bijzondere mts, kent
dienovereenkomstige toelatingseisen.
Met een diploma mavo en wiskunde en
natuurkunde op het hoogste niveau of lts
met een groter aantal niveau-vereisten
hebben leerlingen in spe voldoende ba
gage voor toelating. Afhankelijk van de
theoretische en praktische vaardigheden
zijn de scholieren vier of vijf jaar onder
weg tot hun diploma.
Tijdens de opleiding nemen de leerlin
gen deel aan het examen-a, vroeger het
leerlingexamen genoemd. Na twee jaar
kunnen zij het b-examen (gezel) doen.
Degenen die die enkele jaren als instru
mentmaker werkzaam zijn geweest, kun
nen ook het c-examen afleggen en heb
ben dan de bekwaamheden die iemand
vroeger tot meester-instrumentmaker
bestempelden.
Tijdens het eerste leerjaar maken de
leerlingen kennis met alledrie de richtin
gen van de school; algemeen en metaal-
instrumentmaken, glasinstrumentma-
ken en optisch glas bewerken. Na het ori
ëntatiejaar moet de keuze worden ge
maakt. De examens worden afgenomen
door de Vereniging tot bevordering van
de opleiding tot instrumentmaker, die
ook het bestuur van de school is. "Onze
examens fungeren landelijk als graad
meter. We kennen ieder jaar een zwaar
bezette examencommissie", zegt Blom.
De LIS onderhoudt nauwe betrekkin
gen met het bedrijfsleven. Volgens de di
recteur zijn de leerlingen een aantrekke
lijk object voor het bedrijfsleven, soms
zelfs in het buitenland. "Wij zijn mis
schien de enige school in de wereld met
zo'n opleiding. In veel landen is er vraag
naar onze leerlingen en worden er pogin
gen gedaan om een dergelijk instituut
van de grond te tillen. Er gaan leerlingen
van ons naar België, Engeland, de Scan
dinavische landen en Westduitsland".
Vaak via de Unesco zijn studenten uit
landen als Ghana, de Filipijnen, Jorda
nië, Indonesië en andere Aziatische lan
den naar "de LIS gekomen, voor een
aanvullende opleiding. "Die uit Indone
sië is hier gekomen omdat wij de dichtst
bijzijnde opleiding waren", sche(r)tst
Blom.
Praktijk
De LIS heeft voor het opdoen van prak
tijkervaring door de leerlingen een sa
menwerkingsovereenkomst met de
Leidse universiteit gesloten. Zij worden
in en na het eerste schooljaar betrokken
bij onderzoek van de universiteit. "Dat
begint met hand- en spandiensten. Te
gen het eind van de opleiding moet de
leerling vrijwel het hele project zelf
doen", aldus Blom.
Dit is een belangrijk verschil met de
'gewone' mts. Daar gaan de leerlingen in
de regel driejaar naar school, waarop een
stagejaar volgt. De LIS heeft stages tij
dens de gehele opleiding in werkplaat
sen. "Wij besteden een veel groter aan
uren aan praktijktraining dan andere
scholen. Dat is ook mogelijk doordat het
werk produktief is".
Binnen het complex, waarin de LIS sa
men met het Kamerling Onnes Instituut
huist, zijn hiervoor zeven schoolwerk
plaatsen ingericht. Ook in werkplaatsen
elders van de universiteit draaien LIS-
leerlingen onder meer door de bediening
en onderhoud van apparaten en deelne
ming aan experimenten.
De LIS'ers maken lange dagen. Dage
lijks zijn de lestijden van 8.00 tot 12.15
uur en 's middags van 13.30 tot 17.15 uur.
Eén avond per week wordt er ook nog
eens van 18.25 tot 21.40 uur lesgegeven.
Werk
LIS-studenten komen na soms tijdens
hun opleiding probleemloos aan werk.
grote researchinstituten (TNO, Zuiver
Wetenschappelijk Onderzoek, stichting
voor Fundamenteel Onderzoek der Ma
terie) en ontwikkelingsafdelingen van
bedrijven als Philips, Shell, Akzo, Fok
ker Ruimtevaart en Unilever vormen
vaak de werkkring, alsmede laboratoria
Van universiteiten.
In kleinere bedrijven zijn de LIS'ers
vaak nuttig bij de produktontwikkeling
en vervaardiging van 'nul-series' (proto
typen). Dan is er werk denkbaar bij rijks
laboratoria als bijvoorbeeld dat voor spo
renonderzoek van justitie. Blom: "Iedere
leerling met goede cijfers kan uit meer
dere banen kiezen". De LIS kan in Ne
derland misschien niet op algemene
naamsbekendheid bogen, binnen het ei
gen vakgebied is het tegendeel het geval.
De beweegredenen van leerlingen om
zich bij de Instrumentmakersschool aan
te melden verschillen per persoon, zo
heeft Blom de indruk. Waar de interesse
voor de opleiding vandaan komt, daar
kan hij eigenlijk niets algemeens over
zeggen. Oud-leerlingen, die zelf in het
onderwijs terechtkomen, zetten mensen
nogal eens op het spoor van de LIS. Bij
voorbeeld kinderen die zich als rasknut
selaar blijken te ontpoppen. Of lts'ers die
aanleg vertonen 'puzzels' zoals Blom
de gemiddelde LIS-opdracht steevast
noemt met succes te lijf te gaan.
Ongeveer 150 leerlingen volgen de op
leiding tot instrumentmaker, van wie er
zo'n 30 per jaar van de school komen.
Tien procent is van het vrouwelijks ge
slacht, wat Blom de opmerking ontlokt
dat 'meisjes het net zo goed kunnen leren
als jongens'. Leerlingen van de LIS zijn
uit het hele land afkomstig. De school is
de enige mts in Nederland voor fijn-me
chanische techniek voor de reseachin-
strumentmaker.
Na de LIS is aansluitend onderwijs
denkbaar op een technische hogeschool
(vroeger hts) met de nadruk op fijn-me
chanische techniek, industriële vormge
ving, elektronica of bedrijfskunde. Hoe
wel de leerling op die manier toch al
gauw tien jaar in de schoolbanken door
brengt, zijn er LIS'ers die verder
studeren. Verbreding van de kennis via
een studie gericht op besturingstechnie
ken of materialenkennis sluit goed aan
op de opleiding.
Lasers
De opmars van de computer heeft de mo
gelijkheden in de instrumentmakerij
vergroot. Computergestuurde frees-ma
chines en draaibanken maken het bij
voorbeeld ook mogelijk dat voorwerpen
met gecompliceerde vormen het werken
piet verschillen van een duizendste milli
meter mogelijk. Bovendien neemt de
computer de (leerling-)instrumentmaker
in veel gevallen het saaie werk uit han
den.
De jongste loot aan de LIS-boom
wordt lasertechnologie. Deze opleiding
moet in drie jaar van start en zal zich
gaan richten op het het gebruik van
lasers bij wetenschappelijk onderzoek,
zoals met behulp van lasers lassen, solde
ren, uitsnijden en het richten met opti
sche hulpmiddelen. Ook daar zal een
computergestuurde verwerkingsmachi
ne de mogelijkheden aanzienlijk vergro
ten. Blom: "Hier ligt een heel terrein van
puzzels braak".
De computer vormt zeker geen bedrei
ging voor het metier, zo voorziet Blom.
"Mensen met goede handvaardigheid
worden steeds schaarser. Dit geldt voor
bedrijven omdat de mogelijkheden afne
men om langs die weg in praktische vaar
digheden èn theoretische kennis door te
groeien. In scholen omdat op dit soort
lessen wordt bezuinigd, dergelijk onder
wijs is vrij duur".
Hij wijst verder op de verschuiving
van de grof- naar de fijn-mechanica. Het
grove werk als de bouw of vervaardiging
van schepen, liften of spoorwagons ver
dwijnt ook steeds meer naar landen met
lage lonen. "Hier wil men vooral kennis
intensief bezig zijn en dan die hoogwaar
dige kennis verkopen. Je ziet het ook in
de opleidingen. Het accent komt steeds
meer op de fijn-mechanica te liggen".
Heeft de overheid de laatste jaren het
hoger onderwijs met schaalvergroting en
fusiedwang (de 'stc'-operatie: schaalver
groting, taakverdeling en concen^-atie)
een ware psychose bezorgd, het middel
baar onderwijs staat een soortgelijk eve
nement te wachten. Op grond van het
plan 'sectorvorming en vernieuwing
middelbaar onderwijs' (svm) moet ook
het mbo fuseren tot scholen van min
stens 600 maar liefst 2000 leerlingen.
Blom verwacht dat zijn school zelf
standig mag blijven, op grond van toe
zeggingen van het ministerie van onder
wijs, dat de mts'en met een bijzondere
vakrichting buiten schot zou willen hou
den.