Een experiment met grote gevolgen ZATERDAG 21 JANUARI 1989 EXTRA PAGINA 29 door Ben Apeldoorn 50 jaar geleden brak een tijdperk van ver strekkende mogelijkheden èn met vreselijke consequenties aan. Grote delen van de hedendaag se natuur-, schei- en zelfs sterren kunde zouden ondenkbaar zijn zon der de kennis die we de laatste halve eeuw over opbouw en functioneren van atoomkernen hebben weten te vergaren. De oude Grieken, onder anderen Dëmo- J critus en Lucretius, filosofeerden er al j over: als je nu een oneindig scherp mes zou nemen, zou je een stofdeeltje dan on eindig veel malen kunnen doorsnijden Nee, dat was te gek eigenlijk; op zeker ogenblik moest er een deeltje overblij ven dat niet meer te snijden zou zijn zon der dat dat deeltje zijn kenmerken van de stof zou verliezen. De Grieken duidden dat kleinst moge lijke deeltje aan door middel van een sa menvoeging van de uitdrukkingen a-pri- vativum (kleinst mogelijk) en temno (snijden): a-tomos, de ondeelbare, waar uit ons woord 'atoom' ontstond. In die tijd had men er nog geen flauw idee van hoe ontzagwekkend klein het voor werpje, het atoom, van dat gedachtenex- periment zou blijken te zijn. In kaart Vele eeuwen gingen voorbij. Natuur- en scheikundigen hielden zich onder meer bezig met het zorgvuldig in kaart bren- gen van de eigenschappen van de ele menten die van nature op aarde voorko men. Het bekendste voorbeeld hiérvan is wel het zogeheten periodieke systeem van Mendelejev dat rond 90 elementen telde, gerangschikt naar atoomgewicht. Waterstof bleek het lichtst te zijn en kreeg het atoomnummer 1aan het eind van de lijst prijkte het element uranium met het atoomnummer 92. Met sommige elementen bleek echter iets vreemds aan de hand te zijn. In 1895 ontdekte Röntgen dat bij hoge spannin gen optredende elektrische ontladingen (kunstmatige bliksems) in ijle gassen een soort straling vrijkwam dat dwars door ondoorschijnende lichamen bleek te gaan. Onbekend met hun ware natuur noemde Röntgen ze 'X-stralen'. Die merkwaardige stralingsvorm trok de aandacht van de Franse natuurkundi- In onderzoekscentra over de gehele andere manier stilgestaan bij Si Vijftig jaar geleden werd voor het eerst een atoomkern gesplitst dat de mens er 50 jaar geleden in slaagde voor het eerst de kern van een atoom te splitsen. De Netherlands Nuclear Society organiseert op 1 februari een symposium daarover in het Electrum in Arnhem. Maar wat ging er nu eigenlijk aan vooraf en hoe was het mogelijk dat men achter de geheimen en de krachten kwam die in het kleinste van het kleinste verborgen liggen? ge Antoine Henri Becquerel, die s kelijk dacht aan fluorescentie (ook wel luminescentie genoemd), een vorm van licht anders dan door hitte opgewekt. Zo kende men bijvoorbeeld al foto-lu minescentie (door een foton, een licht deeltje), chemi-luminescentie (door een chemische reactie) en ook bio-lumines- centie (bijvoorbeeld bij een vuurvliegje of glimworm). Met behulp van een fotografische (lichtgevoelige) plaat kwam Becquerel er in 1896 enigszins bij toeval achter dat een bonk uraniumerts de zorgvuldig in licht dicht papier verpakte fotografische plaat bleek te hebben 'belicht'. De klomp erts lag op een plaat alumini um waaronder zich de fotografische plaat bevond. Dit kon niets anders bete kenen dan dat de straling notabene ook nog dwars door het aluminium moest zijn gegaan. Becquerel noemde deze nieuwe stra lingsoort 'uraanstralen'; ze moesten rechtstreeks afkomstig zijn van de urani- um-atomen, want de straling was onder alle mogelijke omstandigheden (licht, donker, heet of koud) onveranderd aan wezig. Afgezonderd Deze opmerkelijke vondst deed de Pool se scheikundige Maria Sklodowska, die in 1895 was getrouwd met de Franse na tuurkundige Pierre Curie en om die re den dan ook als Marie Curie bekend werd, besluiten om samen met haar echt genoot dit vreemde stralingsgedrag nauwkeurig te gaan onderzoeken. Spoedig bleek dat ook het element thorium, dat maar weinig lichter was dan uranium, dezelfde kenmerken vertoon de. Het echtpaar besloot te proberen de 'stralingsstof af te zonderen, en het re sultaat overtrof alle verwachtingen. Op 18 juli 1898 leidde het speurwerk tot de ontdekking van het eerste nieuwe element: polonium, naar het geboorte land van Maria Sklodowska. Na nog vier jaren van onafgebroken arbeid slaagden zij er in uit tonnen uraniumhoudend ge steente pekblende geheten), afkomstig uit de mijnen van Sankt-Joachimstal in Bohemen, zegge en schrijven tien gram af te zonderen met een tweede nieuw ele ment: radium genoemd. De straling die door het radium werd uitgezonden bleek maar liefst een mil joen maal sterker te zijn dan dat van ura niumerts. Er kwam nóg een buitenge woon belangrijk gegeven naar voren: het proces.gaat gepaard met een gigantische warmte-ontwikkeling; miljoenen malen sterker dan bij de heftigste chemische re acties zoals bij dynamiet of het later uit gevonden, veel explosievere TNT (Tri- Nitro-Toluol). De Curies kregen voor hun ontdek king van de radio(=stralings)activiteit in 1903 de Nobelprijs voor natuurkunde. Meteen na die ontdekking begonnen ge leerden zich intensief bezig te houden De eerste proef met het nieuw vervaardigde splijtingswapen, de atoom bom, vond plaats op 16 juni 1945 in de woestijn van Nieuw-Mexico. De ex plosiewolk steeg tot een hoogte van bijna 15 kilometer boven het aardop pervlak en reikte tot in de stratosfeer. Marie en Pierre Curie in hun laboratorium aan het begin van deze eeuw. Strassmann (links) en Hahn bekijken de opstelling waarmee ze in januari 1939 er voor het eerst in slaagden een ura niumkern te splijten. met het kersverse fenomeen. De meeste van hen vermoedden dat met het door gronden van aard en oorsprong van de radioactiviteit veel, zo niet alles van de atoomstructuren en de daarin heersende processen zou kunnen worden onthuld. Rutherford De ontdekkingen volgden elkaar in steeds sneller tempo op, en in die begin fase zou met name de' Britse fysicus Er- nest Rutherford van zich doen spreken. Rutherford kon de radioactieve straling naar snelheid, lading, energie (golfleng te) en doordringingsvermogen onderver delen in drie soorten: de alfa-, beta- en gammastraling. Uit de resultaten van tal loze proefnemingen leidde hij af dat na genoeg alle massa zich in een zeer klein centraal gedeelte van het atoom, de atoomkern (of: nucleusmoest bevinden, dat deze een positieve lading bezat en dat in een wijde baan daaromheen negatief geladen elektronen draaiden. De positief geladen atoomkern werd 'proton' ge noemd. Later werd dit atoommodel ingrijpend verbeterd en uitgebreid door Niels Bohr (1913), Sommerfeld (1915) en De Broglie (1927). De ontdekking in 1931 van neu traal geladen, zeer snelle protonen, die een geweldig doordringingsvermogen bleken te hebben, de neutronen, stelde de geleerden in staat nieuwe gegevens af te leiden over de structuur van atoom kernen die in ieder geval uit onderdeel energie en massa. Wat hij bewees was kortweg dit: als je een gram materie, het geeft niet wat, geheel in energie omzet, krijg je dezelfde hoeveelheid warmte als bij de verbranding van 2.600 ton steen kool (de formule luidt: E m.c2. E staat voor energie wat dus gelijk staat aan de massa (m) maal de lichtsnelheid (c) in het kwadraat). Einstein vond dat de massa een maat is voor de daarin opgeslagen energie en el ke verandering in die massa brengt een zelfde, en in zijn pure vorm kolossale energieverandering met zich mee. Op basis van die inmiddels legendari sche vergelijking werden steeds gretiger, èn argwanender ogen gericht op de zwaarste atoomkernen: als we die nu Schematische voorstelling van de splitsing van een uraniumkern met een neutron rechts). Behalve een ba- rium-kem (links onder) en een kryp- to-kern komen bij de splitsing ook nog drie nieuwe neutronen vrij die op hun beurt weer andere kunnen splijten. Bij de aldus ontstane ket tingreactie, die razend snel verloopt, kan de temperatuur stijgen tot mil joenen graden waardoor le vernietigingskracht ontstaat tjes bleken te zijn opgebouwd: de posi tief geladen protonen en de (neutrale) neutronen. Men was het er verder over eens dat de radioactiviteit moest worden veroor zaakt door een zich snel of geleidelijk voltrekkend proces in de atoomkern zelf. Gezien de grote diversiteit aan atoomge wichten en dus aan structuren, stelde men zich de vraag of het mogelijk zou zijn de atoomkernen als het ware stuk te schieten door ze te bombarderen met snelle deeltjes. Overigens kwam al in 1919 (alweer) Rutherford op het idee om atomen te be stralen met alfa-deeltjes, en het lukte hem om bij het bestralen van stikstofgas, waterstof en zuurstof te verkrijgen waar mee hij in feite een al eeuwenoude droom van alchemisten deed uitkomen. Rutherford schiep weliswaar geen goud, maar zijn verbluffende experimen ten waren dat edelmetaal wel minstens waard. Hij was in staat gebleken om met behulp van het ene element een ander element te Einstein Het begrip kernreactie was een feit. Maar meer dan een flauwe afspiegeling van de werkelijke krachten die met name in de zwaarste atoomkernen (uranium, thori um, radium) lagen opgeslagen was het toch niet. Eerder, in 1905, had de toen 26- jarige Albert Einstein in zijn relativiteits theorie de relatie aangetoond tussen eens zo door elkaar zouden kunnen ram melen dat ze splijten, wat een giganti sche hoeveelheden energie zouden daar bij wel niet moeten vrijkomen. Om die massieve, logge kernen zelfs maar in be weging te krijgen was echter wel wat meer nodig dan Rutherfords 'armzalige' alfa-deeltjes. En dan waren er ook nog die dichtbevolkte, omvangrijke elektro nenwolken die de zware kernen als elek trische pantsers omgaven. Die eerste barrière werd in 1934 ge slecht door de Italiaanse natuurkundige Enrico Fermi; hij was de eerste die de al genoemde neutronen gebruikte om daar mee de elektronenwolken rondom zware atoomkernen te breken. Maar de echte doorbraak zou pas komen een paar maanden nadat Fermi voor zijn onder zoek de Nobelprijs had gekregen. Bombarderen Sedert de herfst van 1938 waren Otto Hahn, hoogleraar scheikunde in Berlijn, en zijn assistent Fritz Strassmann onaf gebroken op zoek naar nieuwe chemi sche elementen. Ze waren vaak dag en nacht aan het werk en in januari 1939 be sloten ze uranium met een felle neutro nenbundel te bombarderen. Groot is de consternatie als aange toond wordt dat er na de beschieting ba- rium-isotopen (iets anders opgebouwde kernen, maar wel met dezelfde chemi sche kenmerken als normaal barium) met het atoomnummer 56 en atomen van het element krypton, met het atoom nummer 36, in de testruimte blijken voor te komen. Het atoomnummer van uranium is 92, wat precies de som is van 56 en 36. Er was maar één conclusie mogelijk: Hahn en Strassmann waren er voor het eerst in ge slaagd een uraniumkern te splitsen. Onmiddellijk daarna werd het experi ment in Amerika herhaald door John Dunning, een medewerker van Fermi; op het scherm van een oscilloscoop schiet steeds een felgroene flits omhoog als een uraniumkern gespleten wordt. Het is het bijna tastbare bewijs dat bij de splitsing van uraniumkernen enorme hoeveelheden energie vrijkomen. Op 2 augustus 1939 schrijft Albert Ein stein president Roosevelt een brief waar in hij zijn bezorgdheid uitspreekt over 'dit nieuwe fenomeen dat ongetwijfeld zal leiden tot de constructie van bommen met een onvoorstelbare vernietigings kracht'. Op 16 juni 1945 lijkt in de woestijn van Nieuw-Mexico de hel losgebroken, met dit verschil dat een groep mensen vol verwachting toekijkt hoe dat gebeurt. Ze zijn voorzien van brillen met zwarte gla zen en hebben hun gezicht en armen met zonnebrandcrème ingesmeerd. Het me rendeel van hen bevindt zich in een be tonnen bunker, enkelen zijn manmoedig buiten blijven staan, dat 'ding' staat im mers kilometers weg. Paddestoel Op het tijdstip 'nul' wordt een knop inge drukt. Zelfs achter hun extra donkere brillen knijpen de toeschouwers hun ogen stijf dicht; op de plaats waarop ze hun blik hadden gericht verschijnt in eens de zon, maar nu met een allesver- zengende intensiteit. Een paar seconden later worden hun gehoorvliezen bijna verscheurd door een oorverdovend ge brul, de mannen buiten krimpen ineen en worden tegen de grond gesmakt; ze rollen om en om in een wild kolkende stofzee. Als het licht is verflauwd en het gedon der wat draaglijker is geworden, openen de meeste de ogen zich weer. Monden vallen open; een reusachtige veelkleuri ge wolk, staande op een even monstrueu ze wolkenpilaar, kolkt omhoog, zich steeds uitbreidend en almaar stijgend. "Goeie God", fluistert iemand, "dat ding is net een paddestoel"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 29