'Ik kan me geen samenleving
zonder dagbladen voorstellen'
'Een prima ervaring om weer
de geur van drukinkt te ruiken'
Gerard Koopman, een zuinige krantedirecteur, neemt afscheid
Gijs Arnold .(ex-Ahold), de nieuwe man aan het roer
ZATERDAG 14 JANUARI 1989
EXTRA
PAGINA 31
Hij omschrijft zijn gemoedstoestand
zelf zo: "Ik ga niet graag met de vut,
maar ik denk dat het goed is dat het
gebeurt. Het is tijd voor een wisse
ling van de wacht. Negentien jaar bij
een bedrijf, dat is lang. Verrekte
lang".
Eigenlijk had Leidsch Dagblad-di-
recteur Gerard Koopman al voor het
begin van het nieuwe jaar uit functie
moeten zijn ("ik ben al enige tijd
62"), maar op verzoek is hij gebleven
om zijn opvolger in te werken. Eind
januari is het echt zo ver. Dan neemt
hij officieel afscheid van het kran
tenmetier. "Een heerlijk vak. Ik kan
niet anders zeggen dan dat ik terug
kijk op een fijne periode".
In de vrijwillige verlenging van
zijn actieve loopbaan is Koopman
zich aan het voorbereiden op een le-
ven zonder arbeid. "Het indelen van
mijn vrije tijd, dat is wat ik nu moet
leren", zegt de scheidende dagblad
directeur. "Ik ga natuurljk iets an
ders tegemoet dan een vrij weekein
de. Als je dat verpest is dat zo erg
nog niet, maar je kunt moeilijkje he
le vut verslapen. Dus heb je een zin-
voUe vrijetijdsbesteding nodig".
Nuttig werk
Die heeft Koopman gevonden bij het
WNF, het Wereldnatuurfonds. Hij is al
sinds een jaar lid van het landelijk be
stuur en gaat zich na zijn afscheid van
het Leidsch/Alphens Dagblad voor die
organisatie vooral bezighouden met het
onderhouden van de contacten met de
plaatselijke comités. "Voorlopig is dat
het enige waarvoor ik verplichtingen
ben aangegaan. Het kwam op mijn weg,
het is een mooie gelegenheid om nuttig
werk te blijven doen, en het WNF had
toch al mijn belangstelling. Ik ben een
natuurliefhebber. Een buitenman", zo
s motiveert hij zijn keuze voor dat (vrijwil-
ligers)werk.
Die job past precies bij de grote varië
teit van werkzaamheden die Koopman
uitvoerde voordat hij in de dagbladwe
reld terecht kwam. Hij was oorlogsvrij
williger in Nederlands Indië, zette in
dienst van de toenmalige Nederlandse
Handelsmaatschapij (later de ABN) een
aantal agentschappen op in Brits Oost-
Afrika, en \vas nadien assistent exploita
tie-ingenieur bij de Nederlandse Aard
olie Maatschappij. Hij werkte bij een
Amsterdams uitgevers- en publiciteits
bureau en organiseerde tien jaar lang
vakbeurzen voor de Utrechtse Jaarbeurs
voordat hij als 43-jarige werd aangeno
men als directeur van het Leidsch/Alp
hens Dagblad.
Kortom, aan afwisseling geen gebrek.
Des te opvallender dan ook dat hij bijna
twee decennia vol maakte als leider van
het Leidsch Dagblad. "Dat ik het hier zo
lang heb volgehouden komt door twee
aspecten", verklaart hij zelf. "Het bedrijf
en de functie. Het leiden van een bedrijf
is op zichzelf al creatief werk, en deze on
derneming is bovendien zeer aantrekke
lijk. Je hebt te maken met een grote ver-
Over ten minste één gave beschikt
Gijs Arnold niet, en daar komt hij
ook rond voor uit: hij is niet bij
machte in de toekomst te kijken.
Pas benoemd tot directeur van het
Leidsch/Alphens Dagblad, kan de
van het Ahold-concern gekomen Ar
nold niet meer dan de hoop uitspre
ken dat "de krant nog bestaat" als
hij met de vut gaat.
Mocht die regeling over een jaar of acht
tien onverhoopt nog bestaan, dan zou hij
gaarne als directeur van deze onderne
ming vervroegd uittreden. "Want ik be
schouw dit zeker niet als een tussenstap
je in mijn carrière. Als ik het hier tot de
vut kan uithouden, betekent dat tevens
dat we tegen die tijd een oplossing heb
ben gevonden voor een paar ingewikkel
de problemen".
Nog maar enkele dagen loopt Arnold
rond in het bedrijf dat hij binnenkort
moet leiden. Vandaar dat de opvolger
van Koopmén zich noê niet competent
acht een afgewogen oordeel te vellen
over het reilen en zeilen op de krant.
"Mijn eerste indruk is dat ik het als pri
ma ervaar weer de geur van drukinkt te
ruiken. Het komt weer helemaal terug,
die tijd toen ik bij de Perscombinatie
werkte. En dat hier iedereen zo dicht bij
elkaar zit, ook dat vind ik heel plezierig.
Het is hier gelukkig geen kantoorge
bouw van zestien verdiepingen waar het
al een karwei op zich is degene te vinden
die je zoekt".
Samenwerking
Niet voor niets plaatst Arnold die opmer
king. Hij presenteert zich als een man
van overleg, als een manager die streeft
naar samenwerking met medewerkers.
Hij is gehecht aan een werkklimaat waar
in naar elkaar wordt geluisterd, met res
pect voor eikaars functies. "Ik ben niet
het type dat achter z'n bureau blijft zitten
om daar'de ideeën uit te denken".
Arnold heeft overigens niet gesollici
teerd naar de vacature-Koopman, hij is
"min of meer" gevraagd. Door Jan de
Vries, directeur van Damiate Holding,
waarvan de uitgeverij Leidsch/Alphens
Dagblad een van de werkmaatschappij
en is. Als Zaankanters onder elkaar ken
nen de heren elkaar al een tijdje. "Van
het hockeyveld. Ik sprak De Vries wel
eens aan over het krantenbedrijf er.
vroeg hem dan ook naar de ontwikkelin
gen. En op een zeker moment heb ik ook
gezegd: mocht er eens iets zijn, geef mij
dan een tip. Want ook in de pakweg elf
jaar dat ik als personeel- en organisatie
man bij Ahold werkte, heb ik die speciale
belangstelling voor het dagbladbedrijf
gehouden. Ik voel me een echte krante-
Vanwege zijn meer dan collegiale rela
tie met holdingdirecteur De Vries kan
Gijs Arnold het zich voorstellen dat her
en der bij het LD met enige argwaan te
gen zijn aanstelling wordt aangekeken.
Desgevraagd ontkent Hij met klem als
zetbaas bij dit bedrijf te zijn geparachu
teerd om wellicht bepaalde, binnen de
top van Damiate Holding te ontwikkelen
plannen er soepel te kunnen doordruk
ken.
"Ik heb geen specifieke opdracht mee-
scheidenheid aan mensen. Met admini
stratief personeel, met grafisch perso
neel, met commerciële mensen en met
journalisten. Die variatie bepaalt het
aantrekkelijke van het krantenvak dat
toch al attractief is omdat je bezig bent
met nieuws en informatie. Je maakt een
produkt dat zichzelf voortdurend ver
nieuwt, en dat geeft het werk nog eens
extra charme".
Eigenzinnig
"Ik had het veel eerder moeten ontdek
ken", zo getuigt hij van zijn gegroeide
liefde voor de branche die uiteraard ook
z'n minder aantrekkelijke kanten kent.
Al in 'blessuretijd' heeft Koopman te ma
ken met een conflict tussen redactie en
hoofdredacteur dat zich niet zomaar laat
oplossen. "Dat zal niet van de ene op de
andere dag tot klaarheid zijn gebracht",
beseft hij, zonder wrevel overigens.
"Want het is een beetje inherent aan deze
onderneming met z'n verschillende dis
ciplines. Daar hoort ook een redactie bij
met 60 journalisten die zeer eigenzinnig
kunnen zijn. Daar komt weieens herrie
van, en omdat je als krant dicht bij de
persbureaus zit komt dat dan ook naar
buiten. Een vervelende zaak, maar dat is
nou eenmaal het risico met zo'n bedrijf'.
Binnen de onderneming verwierf hij
zich vooral bekendheid als een beknib
belend directeur, een man die op de
gekregen toen ik deze functie aanvaard
de. Het enige waarvoor ik met alle mede
werkers moet zorgen is de continuïteit
van het bedrijf te waarborgen. Daartoe
zullen we moeten voldoen aan bepaalde
rendements-eisen. Een logisch uitgangs-.
punt in het bedrijfsleven, lijkt mij".
Aktueel
Het spreekt voor zich dat Arnold zich
vooraf heeft laten voorlichten over de be
drijfsstructuur van het LD. Zoals het ook
voor de hand ligt dat hij uitgebreid is bij
gepraat over allerlei praktische proble
men die op de Leidse vestiging drukken.
Over het verouderingsproces van de ro
tatiepers, binnen het bedrijf met de dag
een aktueler gespreksthema. En zo heeft
hij kennis genomen van het conflict dat
vorige maand is ontstaan tussen redactie
en hoofdredactie. Hij betreurt dat, zoals
hij als man die hecht aan samenspel door
middel van samenspraak in beginsel el
ke vorm van tweespalt op de werkvloer
verafschuwt. Meer kan en wil Arnold
niet zeggen over deze kwestie, gezien de
kortstondige periode dat hij betrokken is
bij de gang van zaken bij het LD.
"Ik weet nu ook niet wat er straks alle
maal op me afkomt. Wat ik wel weet: er
zal meer dan voorheen moeten worden
gekeken naar de mogelijkheid om bin-
kleintjes lette. Met zijn aparte, ironische
humor schroomde hü in het verleden
niet zichzelf neer te zetten als een schriep
als het ging om de continuïteit van de
krant, en ook nu nog heeft hij geen moei
te met de kwalificaties die hem worden
nagegeven: zuinig, zakelijk en soms pa
triarchaal.
"Zuinig ben ik ja", beaamt Koopman.
"Met die kwalificatie kan ik het helemaal
eens zijn. De omvang van het bedrijf laat
je ook geen andere keus, in zo'n kleine
onderneming moet je roeien met de
riempjes die je hebt en dat dwingt tot zui
nig beheer. Zakelijk mag je me ook best
noemen. Zakelijk in de zin van rationeel,
niet in die zin dat ik zonder emotie zou
zijn. En patriarchaal? Ach, als men dat
vindt zal het wel zo zijn. Persoonlijk zie
ik dat niet zo, maar ik kan me wel voor
stellen dat ik zo overkom. Dat krijg je au
tomatisch als je zo lang in een bedrijf
aanwezig bent. Zelf heb je alles al eens
gezien en gehoord, en de nieuwe genera
tie zegt al snel: daar heb je hem weer".
Welvaartgeneratie
Zo'n uiting is niet alleen een gevolg van
een langdurige aanwezigheid, maar ook
van de veranderde arbeidsverhoudin
gen. Het is anders wérken na de invoe
ring van onder meer de atv en de komst
van de part-timers, beweert Koopman.
nen het verband van het concern meer
samen te gaan doen. Ook redactioneel ja,
met de redacties van de andere bladen
die in de holding zijn ondergebracht. En
die pers die hier nog draait, tja, op een ge
geven moment raakt die natuurlijk op.
Het zou een enorme investering vergen
om hier een nieuwe in huis te halen,
daarvoor mag je de ogen niet sluiten. Of
die pers vervangen zal worden of dat de
krant ooit elders gedrukt zal worden, ook
dat weet ik nog niet. Ik heb er wel alle
vertrouwen in dat het behoud van werk
gelegenheid bij de huidige spelers in het
spel voorop staat. Ook in de Ahold-cul-
tuur paste een dergelijke opvatting. Daar
volgde de ene reorganisatie op de ande
re, zonder dat een en ander ten koste
ging van de werkgelegenheid. Waarbij ik
mij meteen realiseer dat dit iets anders is
dan behoud van functies".
Niet meegemaakt
Arnold is Limburger van geboorte, heeft
Amsterdamse ouders en is getogen in de
Zaanstreek. Vierenveertig is hij intus
sen, getrouwd, vader van drie kinderen.
Zijn carrièrelijn heeft een wat merkwaar
dig aandoende curve gemaakt. Na zijn
hbs-tijd heeft Arnold twee jaar medicij
nen gestudeerd in Groningen. Het be
sluit om de studie af te breken viel toen
"De één is bezig als kostwinner, de ander
verdient er wat bij. Je zit met de wel
vaartgeneratie en met de oudere genera
tie, en daardoor is de homogeniteit in het
bedrijf veel minder dan twintig jaar gele
den. Het is allemaal wat vrijblijvender
dan vroeger, wat toch een zekere druk en
een zekere spanning geeft in de wijze
waarop men met elkaar omspringt. Dat
uit zich in de manier van het omgaan met
inspraakorganen als de ondernemings
raad en in het overleg met de afdelings
chefs, kortom in alle contacten die je zo
hebt binnen een bedrijf'.
Hij weigert het verleden en het heden
te vergelijken in termen van goed of
slecht. "Daarover kun je niet praten. In
het verleden mankeerde er ook van alles
aan. Je moet ermee leren omgaan", vindt
Koopman die fijntjes laat doorscheme
ren hoe hij er persoonlijk tegenover
staat. "Ook daarom is de wisseling van
de wacht een goede zaak".
Als het straks zo ver is kan hij in elk ge
val terugkijken op een veelbewogen pe
riode. In dik negentien jaar maakte hij
erg veel mee bij de krant. Het mondiger
worden van de pers aan het einde van de
jaren zestig; de onstuimige groei van de
oplage in de jaren zeventig; de overscha
keling naar het computertijdperk; en ten
slotte de komst van het zondagsblad en
de kabelkrant in de jaren tachtig.
De vraag wat in die tijd zijn eigen spe-
bij hem het inzicht rijpte dat een huis
artspraktijk bovenmatig veel werktijd
vroeg. Na zijn diensttijd liet Arnold zich
inschrijven bij de sociale academie De
Karthuizer, waar hij naar eigen zeggen
nog een gedegen opleiding heeft ge
volgd. "Omdat ik de doorgeslagen demo
cratiseringsprocessen gelukkig net niet
heb meegemaakt", zo voorziet hij die op
merking van een nadere toelichting.
In de jaren zeventig trad hij in dienst
van de Perscombinatie, toen nog geen
uitgever van Trouw. Een jaar of zeven
heeft Arnold gewerkt in de Amsterdam
se Wibautstraat. Eerst als personeelchef,
daarna raakte hij nauw betrokken bij de
scholing van het leidinggevend perso
neel. Bij Grootverbruik Ahold benutte
hij de laatste jaren de ervaringen die hij
als personeel- en opleidingsman bij de
Perscombinatie had opgedaan.
Politiek profileert Arnold zich als een
kiezer die links van het midden staat. Hij
heeft vrijwel steeds in de PvdA-hoek ge
zeten, al is het rode potlood in het stem
hokje een enkele keer ook naar de kolom
van D66 gegaan. "Vrienden van mij noe
men mij een salonsocialist. Maar dat ben
je natuurlijk al gauw als je boven de zie
kenfondsgrens zit".
Zijn gezicht plooit zich in een grimas
van het patent-Youp van 't Hek. En dat
cifieke inbreng eigenlijk is geweest leidt
tot een lange stilte. "Het is natuurlijk be
denkelijk dat ik daar zo lang over moet
piekeren", zegt hij dan, licht spottend.
"Ik denk met dat ik een stempel op het
bedrijf heb gedrukt. Ik heb alleen altijd
geprobeerd de mensen een zo groot mo
gelijke vrijheid te geven en ik heb de in
druk dat dat in het algemeen wel werd
gewaardeerd. Al zijn er wat dat betreft
ook teleurstellingen geweest natuurlijk
Maar dat is het risico dat je loopt als
mensen zo'n grote vrijheid geeft".
Eén op vier
Koopman achtte het niettemin 'de enig
zinvolle manier om met het bedrijf om te
gaan' en ervoer mede om die reden de
strikte scheiding tussen de verantwoor
delijkheden van directie en hoofdredac
tie nooit als een probleem. Wat dat be
treft liep hij trouwens één op vier ten
tijde van zijn directeurschap kende de
krant vier hoofdredacteuren. "Een snel
verbruik, ja. Maar dat was inherent aan
de keus. Ze waren betrekkelijk jong en
dat betekende dat je bij voorbaat kon
stellen dat ze niet tot hun 62ste zouden
blijven als ze goed waren".
Drie van hen onderstreepten dan ook
de stelling dat het LD/AD dienst doet, als.
kweekvijver voor de grote bladen, in een
streek die in de dagbladwereld traditio-
past dan weer perfect bij zijn voorliefde
voor cabaret. Zelf heeft hij ook geruime
tijd voor het voetlicht gestaan. Lappen
tekst heeft Gijs Arnold afgescheiden
voor opvoeringen bij de tennisclub en bij
de hockeyvereniging. Hij kan smakelijk
lachen om Freek de Jonge en inder
daad om Youp van 't Hek. "Er zijn er
meer die zeggen dat ik op hem lijk. Het
zal wel. Vast staat wel dat ik bewonde
ring kan opbrengen voor creativiteit en
vakmanschap. In het cabaret, maar ook
in het bedrijfsleven. En creativiteit en
vakmanschap tref je aan binnen een dag
bladonderneming. Daarom zie ik het
hier helemaal zitten".
Voeling houden
Zelf heeft Arnold nog geen idee wanneer
hij ingewerkt zal zijn. "Van tevoren is dat
natuurlijk verdraaid moeilijk te zeggen.
In elk geval moet de inwerkperiode niet
al te lang duren. De informatie over het
bedrijf zit in het bedrijf zelf. Dus zal ik de
komende tijd zo veel mogelijk gesprek
ken gaan voeren om me een redelijk af
gerond beeld te kunnen vormen over het
bedrijf'.
Hij wil het liefst overal bovenop zitten,
straks. Niet uit bemoeizucht, en ook niet
om het personeel op de handen te kijken,
maar domweg omdat hij het standpunt
neel wordt gezien als een vechtgebied.
"Omdat de grote kranten hier in de
Randstad even gemakkelijk te krijgen
zijn", zoals Koopman aangeeft. "En van
dat soort bladen kun je het alleen winnen
op kwaliteit Mede dank zij Nieuws week
en de kabelkrant hebben we de regionale
advertentiemarkt in handen, welke
krant wordt gelezen heeft alles te maken
met de stad waarop men is gericht, en
met de kwaliteit. Dus moet je daaraan
voortdurend sleutelen. Ik vind ook dat
de krant steeds beter is geworden. Het
produkt is nu een stuk volwassener dan
in het begin van de jaren zeventig", be
toogt hij.
"Ook als ik hier geen directeur was zou
ik 'm lezen. Zeer zeker, ja. want ik zou de
krant nodig hebben om mee te denken
en mee te leven in deze regio. Dat moet
ook de functie zijn van een regioblad, en
die functie zal in de toekomst nog veel
sterker moeten worden: het informeren
over zaken waarop je zelf veel invloed
kan uitoefenen. Natuurlijk: het nieuws
uit Armenië moet je óók brengen, maar
steeds belangrijker zal het nieuws uit de
regio worden. Daarom ga ik er ook van
uit datje een regionaal blad alleen vanuit
de kern kunt maken".
Voordelen
Hij zegt het ter geruststelling van de pes
simisten die geen toekomst zien voor de
krant. Zelf ziet hij die wel degelijk, hij ge
looft er zelfs heilig in. "Mijn fantasie reikt
niet zo ver dat ik me een samenleving
zonder dagbladen kan voorstellen. Daar
voor heeft het produkt te veel voordelen
boven andere media die het nieuws over
je uit storten op tijden die ze zelf bepalen.
Een van de aantrekkelijke zaken van een
krant is dat de redactie een selectie
maakt dat heb je vóór op die andere
media, en die voorsprong moetje behou
den", aldus Koopman, die nóg meer sa
menwerking tussen dagbladen daarbij
onontkoombaar acht.
"Want in de loop der jaren is de infor
matie en het aantal redacteuren bijna
verdrievoudigd. En het aanbod aan in
formatie groeit nog steeds, maar het aan
tal redacteuren kan natuurlijk niet meer
zo gemakkelijk worden uitgebreid. Dat
zal kranten ertoe dwingen meer samen te
doen om de kwaliteit op te voeren".
Waar dat het Leidsch Dagblad aan
gaat, zal het daarbij voorlopig wel blij
ven, zo laat hij doorschemeren op de
vraag of de zelfstandigheid niet in het ge
ding is nu met zijn vertrek ook de hol
ding-structuur wordt gewijzigd. "Al kan
ik daar natuurlijk niks concreet over zeg
gen. Ik kan alleen vertellen dat ik vlak na
mijn sollicitatie in 1970 al snel werd op
geroepen omdat het voortbestaan van
het LD op het spel stond. In de Gemeen
schappelijke Persdienst (GPD) blijven of
de Haagsche Courant volgen, dat was de
beslissing die moest worden genomen,
met als belangrijkste vraag: hoe overle
ven we deze klap. Destijds zat ik me af te
vragen: waar begin ik in vredesnaam
aan? En nu zit ik hier negentien jaar later
weer met die vraag voor mijn opvolger.
Hoe lang deze krant nog zelfstandig kan
blijven? Heel lang, denk ik".
huldigt dat een directeur zich niet mag
afsluiten voor de signalen van anderen.
Door "voeling te houden" met zijn naas
te omgeving denkt hij straks inhoud te
kunnen geven aan zijn functie. In princi
pe zegt Arnold open te staan voor elke
suggestie die de krant aan een betere
marktpositie kan helpen.
Dat zal verre van eenvoudig zijn, be
seft hjj. In de Randstad drukt de concur
rentie van landelijke bladen meer dan
waar ook op de regionale kranten. De re
aliteit en de waan van de dag gebieden te
erkennen dat talloze mensen zich in hun
nieuwsbehoefte voorzien door middel
van huis-aan-huis blad, kabelkrant en re
gionale omroep. Het abonneebestand
kalft langzaam af, niet het minst ook om
dat menigeen tegen de prijs aanhikt. De
tijd dat het abonnement traditioneel van
vader op zoon ging ligt achter ons, daar
van is ook Gijs Arnold overtuigd.
"Ik zeg wel eens dat de krantelezer van
nu geneigd is die krant te kiezen die z'n
eigen mening bevestigt. Het verschijnsel
van samenlezen, daarop zal inderdaad
iets gevonden moeten worden. Bij De
Typhoon hebben ze het gezocht in de da
gelijkse publicatie van een pagina uit de
Zaanse encyclopedie. Ik kan het me
voorstellen dat iemand die daarin is geïn
teresseerd het heel erg vervelend vindt
als hij merkt dat zijn samenlezende buur
man dat stuk al heeft uitgeknipt".
"Waar het op aankomt is dat de tent
hier overeind moet blijven en het liefst
een nóg steviger ondergrond krijgt. Ik
denk dat we in een tijd zitten waarin we
ons heel goed moeten bezinnen op de
vraag in welk opzicht we ons als dag
bladonderneming kunnen onderschei
den van anderen. Voor de inderdaad ge
peperde prijs zal nóg meer kwaliteit
moeten worden geboden. En daarmee
doel ik op het hele vervaardigingspro-
ces: vanaf de inkoop van het papier tot
en met de bezorging. Wellicht dat de
krant er gelikter zal moeten uitzien, bin
nen afzienbare tijd. Best mogelijk dat we
ons telkens weer zullen moeten afvragen
of het nog wel juist is wat we ooit hebben
bedacht. Ik weet dat ik me als directeur
niet mag inlaten met het redactionele be
leid. Er bestaat immers zoiets als een re-
.dactiestatuut en dat zal ik uiteraard res
pecteren. Los daarvan vind ik dat ieder
een zich open moet stellen voor de me
ning van een ander. Zeker als het ge
meenschappelijk belang daarmee is ge
diend. Als je niet voor anderen open wil
staan loop je de kans bedrijfsblind te
worden. Dat geldt voor iedereen. Voor
mij, voor de commerciële afdeling, en
ook voor de redactie".
Abonnee
Hij ziet zichzelf geenszins als het bazige
type, als de patriarch met honger naar
macht. "Als het maar enigszins kan zal ik
me onthouden van autoritair gedrag.
Niet voor niets stel ik er prijs op dat ik
word aangesproken bij mijn voornaam.
Ik zal me alleen dan autoritair opstellen
als een bepaalde situatie daarom vraagt
en als een dergelijke opstelling ook min
of meer van mij wordt verwacht. Bijvoor
beeld als hier afspraken met abonnees
zouden worden geschonden. Dan name
lijk tast je als bedrijf je eigen bestaans
recht aan. Iedereen hier zal dagelijks
moeten beseffen dat een krant mede bij
de gratie vein de abonnee leeft".
Na een periode van 19
jaar neemt directeur
Gerard Koopman (62)
aan het eind van deze
maand afscheid van het
Leidsch/Alphens
Dagblad. Hij wordt
opgevolgd door de 44-
jarige Gijs Arnold, tot
voor kort personeel- en
organisatieman bij het
Ahold-concern.
Koopman vertrekt met
de voor hem
geruststellende
gedachte dat de krant in
de loop der jaren een
stuk volwassener is
geworden. Arnold ziet
zich voor de taak gesteld
die erfenis te
consolideren. "Of liever:
nóg meer ondergrond te
geven".
door
Paul de Tombe
eri
Gerard van Putten
De gaande en de komende man bij het LeidschJAlphens Dagblad: Gerard Koopman (links) en Gijs Arnold.
(foto Wim Dijkman)