'Ik kan me geen samenleving zonder dagbladen voorstellen' 'Een prima ervaring om weer de geur van drukinkt te ruiken' Gerard Koopman, een zuinige krantedirecteur, neemt afscheid Gijs Arnold .(ex-Ahold), de nieuwe man aan het roer ZATERDAG 14 JANUARI 1989 EXTRA PAGINA 31 Hij omschrijft zijn gemoedstoestand zelf zo: "Ik ga niet graag met de vut, maar ik denk dat het goed is dat het gebeurt. Het is tijd voor een wisse ling van de wacht. Negentien jaar bij een bedrijf, dat is lang. Verrekte lang". Eigenlijk had Leidsch Dagblad-di- recteur Gerard Koopman al voor het begin van het nieuwe jaar uit functie moeten zijn ("ik ben al enige tijd 62"), maar op verzoek is hij gebleven om zijn opvolger in te werken. Eind januari is het echt zo ver. Dan neemt hij officieel afscheid van het kran tenmetier. "Een heerlijk vak. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik terug kijk op een fijne periode". In de vrijwillige verlenging van zijn actieve loopbaan is Koopman zich aan het voorbereiden op een le- ven zonder arbeid. "Het indelen van mijn vrije tijd, dat is wat ik nu moet leren", zegt de scheidende dagblad directeur. "Ik ga natuurljk iets an ders tegemoet dan een vrij weekein de. Als je dat verpest is dat zo erg nog niet, maar je kunt moeilijkje he le vut verslapen. Dus heb je een zin- voUe vrijetijdsbesteding nodig". Nuttig werk Die heeft Koopman gevonden bij het WNF, het Wereldnatuurfonds. Hij is al sinds een jaar lid van het landelijk be stuur en gaat zich na zijn afscheid van het Leidsch/Alphens Dagblad voor die organisatie vooral bezighouden met het onderhouden van de contacten met de plaatselijke comités. "Voorlopig is dat het enige waarvoor ik verplichtingen ben aangegaan. Het kwam op mijn weg, het is een mooie gelegenheid om nuttig werk te blijven doen, en het WNF had toch al mijn belangstelling. Ik ben een natuurliefhebber. Een buitenman", zo s motiveert hij zijn keuze voor dat (vrijwil- ligers)werk. Die job past precies bij de grote varië teit van werkzaamheden die Koopman uitvoerde voordat hij in de dagbladwe reld terecht kwam. Hij was oorlogsvrij williger in Nederlands Indië, zette in dienst van de toenmalige Nederlandse Handelsmaatschapij (later de ABN) een aantal agentschappen op in Brits Oost- Afrika, en \vas nadien assistent exploita tie-ingenieur bij de Nederlandse Aard olie Maatschappij. Hij werkte bij een Amsterdams uitgevers- en publiciteits bureau en organiseerde tien jaar lang vakbeurzen voor de Utrechtse Jaarbeurs voordat hij als 43-jarige werd aangeno men als directeur van het Leidsch/Alp hens Dagblad. Kortom, aan afwisseling geen gebrek. Des te opvallender dan ook dat hij bijna twee decennia vol maakte als leider van het Leidsch Dagblad. "Dat ik het hier zo lang heb volgehouden komt door twee aspecten", verklaart hij zelf. "Het bedrijf en de functie. Het leiden van een bedrijf is op zichzelf al creatief werk, en deze on derneming is bovendien zeer aantrekke lijk. Je hebt te maken met een grote ver- Over ten minste één gave beschikt Gijs Arnold niet, en daar komt hij ook rond voor uit: hij is niet bij machte in de toekomst te kijken. Pas benoemd tot directeur van het Leidsch/Alphens Dagblad, kan de van het Ahold-concern gekomen Ar nold niet meer dan de hoop uitspre ken dat "de krant nog bestaat" als hij met de vut gaat. Mocht die regeling over een jaar of acht tien onverhoopt nog bestaan, dan zou hij gaarne als directeur van deze onderne ming vervroegd uittreden. "Want ik be schouw dit zeker niet als een tussenstap je in mijn carrière. Als ik het hier tot de vut kan uithouden, betekent dat tevens dat we tegen die tijd een oplossing heb ben gevonden voor een paar ingewikkel de problemen". Nog maar enkele dagen loopt Arnold rond in het bedrijf dat hij binnenkort moet leiden. Vandaar dat de opvolger van Koopmén zich noê niet competent acht een afgewogen oordeel te vellen over het reilen en zeilen op de krant. "Mijn eerste indruk is dat ik het als pri ma ervaar weer de geur van drukinkt te ruiken. Het komt weer helemaal terug, die tijd toen ik bij de Perscombinatie werkte. En dat hier iedereen zo dicht bij elkaar zit, ook dat vind ik heel plezierig. Het is hier gelukkig geen kantoorge bouw van zestien verdiepingen waar het al een karwei op zich is degene te vinden die je zoekt". Samenwerking Niet voor niets plaatst Arnold die opmer king. Hij presenteert zich als een man van overleg, als een manager die streeft naar samenwerking met medewerkers. Hij is gehecht aan een werkklimaat waar in naar elkaar wordt geluisterd, met res pect voor eikaars functies. "Ik ben niet het type dat achter z'n bureau blijft zitten om daar'de ideeën uit te denken". Arnold heeft overigens niet gesollici teerd naar de vacature-Koopman, hij is "min of meer" gevraagd. Door Jan de Vries, directeur van Damiate Holding, waarvan de uitgeverij Leidsch/Alphens Dagblad een van de werkmaatschappij en is. Als Zaankanters onder elkaar ken nen de heren elkaar al een tijdje. "Van het hockeyveld. Ik sprak De Vries wel eens aan over het krantenbedrijf er. vroeg hem dan ook naar de ontwikkelin gen. En op een zeker moment heb ik ook gezegd: mocht er eens iets zijn, geef mij dan een tip. Want ook in de pakweg elf jaar dat ik als personeel- en organisatie man bij Ahold werkte, heb ik die speciale belangstelling voor het dagbladbedrijf gehouden. Ik voel me een echte krante- Vanwege zijn meer dan collegiale rela tie met holdingdirecteur De Vries kan Gijs Arnold het zich voorstellen dat her en der bij het LD met enige argwaan te gen zijn aanstelling wordt aangekeken. Desgevraagd ontkent Hij met klem als zetbaas bij dit bedrijf te zijn geparachu teerd om wellicht bepaalde, binnen de top van Damiate Holding te ontwikkelen plannen er soepel te kunnen doordruk ken. "Ik heb geen specifieke opdracht mee- scheidenheid aan mensen. Met admini stratief personeel, met grafisch perso neel, met commerciële mensen en met journalisten. Die variatie bepaalt het aantrekkelijke van het krantenvak dat toch al attractief is omdat je bezig bent met nieuws en informatie. Je maakt een produkt dat zichzelf voortdurend ver nieuwt, en dat geeft het werk nog eens extra charme". Eigenzinnig "Ik had het veel eerder moeten ontdek ken", zo getuigt hij van zijn gegroeide liefde voor de branche die uiteraard ook z'n minder aantrekkelijke kanten kent. Al in 'blessuretijd' heeft Koopman te ma ken met een conflict tussen redactie en hoofdredacteur dat zich niet zomaar laat oplossen. "Dat zal niet van de ene op de andere dag tot klaarheid zijn gebracht", beseft hij, zonder wrevel overigens. "Want het is een beetje inherent aan deze onderneming met z'n verschillende dis ciplines. Daar hoort ook een redactie bij met 60 journalisten die zeer eigenzinnig kunnen zijn. Daar komt weieens herrie van, en omdat je als krant dicht bij de persbureaus zit komt dat dan ook naar buiten. Een vervelende zaak, maar dat is nou eenmaal het risico met zo'n bedrijf'. Binnen de onderneming verwierf hij zich vooral bekendheid als een beknib belend directeur, een man die op de gekregen toen ik deze functie aanvaard de. Het enige waarvoor ik met alle mede werkers moet zorgen is de continuïteit van het bedrijf te waarborgen. Daartoe zullen we moeten voldoen aan bepaalde rendements-eisen. Een logisch uitgangs-. punt in het bedrijfsleven, lijkt mij". Aktueel Het spreekt voor zich dat Arnold zich vooraf heeft laten voorlichten over de be drijfsstructuur van het LD. Zoals het ook voor de hand ligt dat hij uitgebreid is bij gepraat over allerlei praktische proble men die op de Leidse vestiging drukken. Over het verouderingsproces van de ro tatiepers, binnen het bedrijf met de dag een aktueler gespreksthema. En zo heeft hij kennis genomen van het conflict dat vorige maand is ontstaan tussen redactie en hoofdredactie. Hij betreurt dat, zoals hij als man die hecht aan samenspel door middel van samenspraak in beginsel el ke vorm van tweespalt op de werkvloer verafschuwt. Meer kan en wil Arnold niet zeggen over deze kwestie, gezien de kortstondige periode dat hij betrokken is bij de gang van zaken bij het LD. "Ik weet nu ook niet wat er straks alle maal op me afkomt. Wat ik wel weet: er zal meer dan voorheen moeten worden gekeken naar de mogelijkheid om bin- kleintjes lette. Met zijn aparte, ironische humor schroomde hü in het verleden niet zichzelf neer te zetten als een schriep als het ging om de continuïteit van de krant, en ook nu nog heeft hij geen moei te met de kwalificaties die hem worden nagegeven: zuinig, zakelijk en soms pa triarchaal. "Zuinig ben ik ja", beaamt Koopman. "Met die kwalificatie kan ik het helemaal eens zijn. De omvang van het bedrijf laat je ook geen andere keus, in zo'n kleine onderneming moet je roeien met de riempjes die je hebt en dat dwingt tot zui nig beheer. Zakelijk mag je me ook best noemen. Zakelijk in de zin van rationeel, niet in die zin dat ik zonder emotie zou zijn. En patriarchaal? Ach, als men dat vindt zal het wel zo zijn. Persoonlijk zie ik dat niet zo, maar ik kan me wel voor stellen dat ik zo overkom. Dat krijg je au tomatisch als je zo lang in een bedrijf aanwezig bent. Zelf heb je alles al eens gezien en gehoord, en de nieuwe genera tie zegt al snel: daar heb je hem weer". Welvaartgeneratie Zo'n uiting is niet alleen een gevolg van een langdurige aanwezigheid, maar ook van de veranderde arbeidsverhoudin gen. Het is anders wérken na de invoe ring van onder meer de atv en de komst van de part-timers, beweert Koopman. nen het verband van het concern meer samen te gaan doen. Ook redactioneel ja, met de redacties van de andere bladen die in de holding zijn ondergebracht. En die pers die hier nog draait, tja, op een ge geven moment raakt die natuurlijk op. Het zou een enorme investering vergen om hier een nieuwe in huis te halen, daarvoor mag je de ogen niet sluiten. Of die pers vervangen zal worden of dat de krant ooit elders gedrukt zal worden, ook dat weet ik nog niet. Ik heb er wel alle vertrouwen in dat het behoud van werk gelegenheid bij de huidige spelers in het spel voorop staat. Ook in de Ahold-cul- tuur paste een dergelijke opvatting. Daar volgde de ene reorganisatie op de ande re, zonder dat een en ander ten koste ging van de werkgelegenheid. Waarbij ik mij meteen realiseer dat dit iets anders is dan behoud van functies". Niet meegemaakt Arnold is Limburger van geboorte, heeft Amsterdamse ouders en is getogen in de Zaanstreek. Vierenveertig is hij intus sen, getrouwd, vader van drie kinderen. Zijn carrièrelijn heeft een wat merkwaar dig aandoende curve gemaakt. Na zijn hbs-tijd heeft Arnold twee jaar medicij nen gestudeerd in Groningen. Het be sluit om de studie af te breken viel toen "De één is bezig als kostwinner, de ander verdient er wat bij. Je zit met de wel vaartgeneratie en met de oudere genera tie, en daardoor is de homogeniteit in het bedrijf veel minder dan twintig jaar gele den. Het is allemaal wat vrijblijvender dan vroeger, wat toch een zekere druk en een zekere spanning geeft in de wijze waarop men met elkaar omspringt. Dat uit zich in de manier van het omgaan met inspraakorganen als de ondernemings raad en in het overleg met de afdelings chefs, kortom in alle contacten die je zo hebt binnen een bedrijf'. Hij weigert het verleden en het heden te vergelijken in termen van goed of slecht. "Daarover kun je niet praten. In het verleden mankeerde er ook van alles aan. Je moet ermee leren omgaan", vindt Koopman die fijntjes laat doorscheme ren hoe hij er persoonlijk tegenover staat. "Ook daarom is de wisseling van de wacht een goede zaak". Als het straks zo ver is kan hij in elk ge val terugkijken op een veelbewogen pe riode. In dik negentien jaar maakte hij erg veel mee bij de krant. Het mondiger worden van de pers aan het einde van de jaren zestig; de onstuimige groei van de oplage in de jaren zeventig; de overscha keling naar het computertijdperk; en ten slotte de komst van het zondagsblad en de kabelkrant in de jaren tachtig. De vraag wat in die tijd zijn eigen spe- bij hem het inzicht rijpte dat een huis artspraktijk bovenmatig veel werktijd vroeg. Na zijn diensttijd liet Arnold zich inschrijven bij de sociale academie De Karthuizer, waar hij naar eigen zeggen nog een gedegen opleiding heeft ge volgd. "Omdat ik de doorgeslagen demo cratiseringsprocessen gelukkig net niet heb meegemaakt", zo voorziet hij die op merking van een nadere toelichting. In de jaren zeventig trad hij in dienst van de Perscombinatie, toen nog geen uitgever van Trouw. Een jaar of zeven heeft Arnold gewerkt in de Amsterdam se Wibautstraat. Eerst als personeelchef, daarna raakte hij nauw betrokken bij de scholing van het leidinggevend perso neel. Bij Grootverbruik Ahold benutte hij de laatste jaren de ervaringen die hij als personeel- en opleidingsman bij de Perscombinatie had opgedaan. Politiek profileert Arnold zich als een kiezer die links van het midden staat. Hij heeft vrijwel steeds in de PvdA-hoek ge zeten, al is het rode potlood in het stem hokje een enkele keer ook naar de kolom van D66 gegaan. "Vrienden van mij noe men mij een salonsocialist. Maar dat ben je natuurlijk al gauw als je boven de zie kenfondsgrens zit". Zijn gezicht plooit zich in een grimas van het patent-Youp van 't Hek. En dat cifieke inbreng eigenlijk is geweest leidt tot een lange stilte. "Het is natuurlijk be denkelijk dat ik daar zo lang over moet piekeren", zegt hij dan, licht spottend. "Ik denk met dat ik een stempel op het bedrijf heb gedrukt. Ik heb alleen altijd geprobeerd de mensen een zo groot mo gelijke vrijheid te geven en ik heb de in druk dat dat in het algemeen wel werd gewaardeerd. Al zijn er wat dat betreft ook teleurstellingen geweest natuurlijk Maar dat is het risico dat je loopt als mensen zo'n grote vrijheid geeft". Eén op vier Koopman achtte het niettemin 'de enig zinvolle manier om met het bedrijf om te gaan' en ervoer mede om die reden de strikte scheiding tussen de verantwoor delijkheden van directie en hoofdredac tie nooit als een probleem. Wat dat be treft liep hij trouwens één op vier ten tijde van zijn directeurschap kende de krant vier hoofdredacteuren. "Een snel verbruik, ja. Maar dat was inherent aan de keus. Ze waren betrekkelijk jong en dat betekende dat je bij voorbaat kon stellen dat ze niet tot hun 62ste zouden blijven als ze goed waren". Drie van hen onderstreepten dan ook de stelling dat het LD/AD dienst doet, als. kweekvijver voor de grote bladen, in een streek die in de dagbladwereld traditio- past dan weer perfect bij zijn voorliefde voor cabaret. Zelf heeft hij ook geruime tijd voor het voetlicht gestaan. Lappen tekst heeft Gijs Arnold afgescheiden voor opvoeringen bij de tennisclub en bij de hockeyvereniging. Hij kan smakelijk lachen om Freek de Jonge en inder daad om Youp van 't Hek. "Er zijn er meer die zeggen dat ik op hem lijk. Het zal wel. Vast staat wel dat ik bewonde ring kan opbrengen voor creativiteit en vakmanschap. In het cabaret, maar ook in het bedrijfsleven. En creativiteit en vakmanschap tref je aan binnen een dag bladonderneming. Daarom zie ik het hier helemaal zitten". Voeling houden Zelf heeft Arnold nog geen idee wanneer hij ingewerkt zal zijn. "Van tevoren is dat natuurlijk verdraaid moeilijk te zeggen. In elk geval moet de inwerkperiode niet al te lang duren. De informatie over het bedrijf zit in het bedrijf zelf. Dus zal ik de komende tijd zo veel mogelijk gesprek ken gaan voeren om me een redelijk af gerond beeld te kunnen vormen over het bedrijf'. Hij wil het liefst overal bovenop zitten, straks. Niet uit bemoeizucht, en ook niet om het personeel op de handen te kijken, maar domweg omdat hij het standpunt neel wordt gezien als een vechtgebied. "Omdat de grote kranten hier in de Randstad even gemakkelijk te krijgen zijn", zoals Koopman aangeeft. "En van dat soort bladen kun je het alleen winnen op kwaliteit Mede dank zij Nieuws week en de kabelkrant hebben we de regionale advertentiemarkt in handen, welke krant wordt gelezen heeft alles te maken met de stad waarop men is gericht, en met de kwaliteit. Dus moet je daaraan voortdurend sleutelen. Ik vind ook dat de krant steeds beter is geworden. Het produkt is nu een stuk volwassener dan in het begin van de jaren zeventig", be toogt hij. "Ook als ik hier geen directeur was zou ik 'm lezen. Zeer zeker, ja. want ik zou de krant nodig hebben om mee te denken en mee te leven in deze regio. Dat moet ook de functie zijn van een regioblad, en die functie zal in de toekomst nog veel sterker moeten worden: het informeren over zaken waarop je zelf veel invloed kan uitoefenen. Natuurlijk: het nieuws uit Armenië moet je óók brengen, maar steeds belangrijker zal het nieuws uit de regio worden. Daarom ga ik er ook van uit datje een regionaal blad alleen vanuit de kern kunt maken". Voordelen Hij zegt het ter geruststelling van de pes simisten die geen toekomst zien voor de krant. Zelf ziet hij die wel degelijk, hij ge looft er zelfs heilig in. "Mijn fantasie reikt niet zo ver dat ik me een samenleving zonder dagbladen kan voorstellen. Daar voor heeft het produkt te veel voordelen boven andere media die het nieuws over je uit storten op tijden die ze zelf bepalen. Een van de aantrekkelijke zaken van een krant is dat de redactie een selectie maakt dat heb je vóór op die andere media, en die voorsprong moetje behou den", aldus Koopman, die nóg meer sa menwerking tussen dagbladen daarbij onontkoombaar acht. "Want in de loop der jaren is de infor matie en het aantal redacteuren bijna verdrievoudigd. En het aanbod aan in formatie groeit nog steeds, maar het aan tal redacteuren kan natuurlijk niet meer zo gemakkelijk worden uitgebreid. Dat zal kranten ertoe dwingen meer samen te doen om de kwaliteit op te voeren". Waar dat het Leidsch Dagblad aan gaat, zal het daarbij voorlopig wel blij ven, zo laat hij doorschemeren op de vraag of de zelfstandigheid niet in het ge ding is nu met zijn vertrek ook de hol ding-structuur wordt gewijzigd. "Al kan ik daar natuurlijk niks concreet over zeg gen. Ik kan alleen vertellen dat ik vlak na mijn sollicitatie in 1970 al snel werd op geroepen omdat het voortbestaan van het LD op het spel stond. In de Gemeen schappelijke Persdienst (GPD) blijven of de Haagsche Courant volgen, dat was de beslissing die moest worden genomen, met als belangrijkste vraag: hoe overle ven we deze klap. Destijds zat ik me af te vragen: waar begin ik in vredesnaam aan? En nu zit ik hier negentien jaar later weer met die vraag voor mijn opvolger. Hoe lang deze krant nog zelfstandig kan blijven? Heel lang, denk ik". huldigt dat een directeur zich niet mag afsluiten voor de signalen van anderen. Door "voeling te houden" met zijn naas te omgeving denkt hij straks inhoud te kunnen geven aan zijn functie. In princi pe zegt Arnold open te staan voor elke suggestie die de krant aan een betere marktpositie kan helpen. Dat zal verre van eenvoudig zijn, be seft hjj. In de Randstad drukt de concur rentie van landelijke bladen meer dan waar ook op de regionale kranten. De re aliteit en de waan van de dag gebieden te erkennen dat talloze mensen zich in hun nieuwsbehoefte voorzien door middel van huis-aan-huis blad, kabelkrant en re gionale omroep. Het abonneebestand kalft langzaam af, niet het minst ook om dat menigeen tegen de prijs aanhikt. De tijd dat het abonnement traditioneel van vader op zoon ging ligt achter ons, daar van is ook Gijs Arnold overtuigd. "Ik zeg wel eens dat de krantelezer van nu geneigd is die krant te kiezen die z'n eigen mening bevestigt. Het verschijnsel van samenlezen, daarop zal inderdaad iets gevonden moeten worden. Bij De Typhoon hebben ze het gezocht in de da gelijkse publicatie van een pagina uit de Zaanse encyclopedie. Ik kan het me voorstellen dat iemand die daarin is geïn teresseerd het heel erg vervelend vindt als hij merkt dat zijn samenlezende buur man dat stuk al heeft uitgeknipt". "Waar het op aankomt is dat de tent hier overeind moet blijven en het liefst een nóg steviger ondergrond krijgt. Ik denk dat we in een tijd zitten waarin we ons heel goed moeten bezinnen op de vraag in welk opzicht we ons als dag bladonderneming kunnen onderschei den van anderen. Voor de inderdaad ge peperde prijs zal nóg meer kwaliteit moeten worden geboden. En daarmee doel ik op het hele vervaardigingspro- ces: vanaf de inkoop van het papier tot en met de bezorging. Wellicht dat de krant er gelikter zal moeten uitzien, bin nen afzienbare tijd. Best mogelijk dat we ons telkens weer zullen moeten afvragen of het nog wel juist is wat we ooit hebben bedacht. Ik weet dat ik me als directeur niet mag inlaten met het redactionele be leid. Er bestaat immers zoiets als een re- .dactiestatuut en dat zal ik uiteraard res pecteren. Los daarvan vind ik dat ieder een zich open moet stellen voor de me ning van een ander. Zeker als het ge meenschappelijk belang daarmee is ge diend. Als je niet voor anderen open wil staan loop je de kans bedrijfsblind te worden. Dat geldt voor iedereen. Voor mij, voor de commerciële afdeling, en ook voor de redactie". Abonnee Hij ziet zichzelf geenszins als het bazige type, als de patriarch met honger naar macht. "Als het maar enigszins kan zal ik me onthouden van autoritair gedrag. Niet voor niets stel ik er prijs op dat ik word aangesproken bij mijn voornaam. Ik zal me alleen dan autoritair opstellen als een bepaalde situatie daarom vraagt en als een dergelijke opstelling ook min of meer van mij wordt verwacht. Bijvoor beeld als hier afspraken met abonnees zouden worden geschonden. Dan name lijk tast je als bedrijf je eigen bestaans recht aan. Iedereen hier zal dagelijks moeten beseffen dat een krant mede bij de gratie vein de abonnee leeft". Na een periode van 19 jaar neemt directeur Gerard Koopman (62) aan het eind van deze maand afscheid van het Leidsch/Alphens Dagblad. Hij wordt opgevolgd door de 44- jarige Gijs Arnold, tot voor kort personeel- en organisatieman bij het Ahold-concern. Koopman vertrekt met de voor hem geruststellende gedachte dat de krant in de loop der jaren een stuk volwassener is geworden. Arnold ziet zich voor de taak gesteld die erfenis te consolideren. "Of liever: nóg meer ondergrond te geven". door Paul de Tombe eri Gerard van Putten De gaande en de komende man bij het LeidschJAlphens Dagblad: Gerard Koopman (links) en Gijs Arnold. (foto Wim Dijkman)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 31