Nee zeggen 'Dit hier, dit is mijn familie' Denkwijzer Onze taal Zo'n 200.000 Nederlanders van huis en haard verdreven eu. •j- ui. oe. ZATERDAG 14 JANUARI 1989 PAGINA 27 door René Diekstra hoogleraar psychologie te Leiden DOOR JOOP VAN DER HORST Nylon wordt veel toegepast, maar is het bekendst geworden door de nylon kou sen die er al haast niet meer zijn. Het wa re verhaal over de oorsprong van het woord nylon stond op 11 april 1988 in een ingezonden brief in NRC/Handelsblad, waarover straks meer. Eerst twee onware verhalen. Toen rond 1936 in de fabrieken van Du Pont de Nemours het nieuwe kunstgaren dat later nylon zou gaan heten was ontwikkeld, zou de scheikundige Corruthers of me neer Du Pont zelf uitgeroepen hebben: 'Now You, Lousy Old Nipponese!'. Het is een onwaarschijnlijk verhaal. Niet alleen is nipponese een ongebruikelijke aandui ding voor Japanner, maar in 1936 had Amerika nog weinig te duchten van Ja panse concurrentie, en Pearl Harbour was later! Een ander apocrief verhaal schijnt te staan in Odhams Dictionary of the Eng lish Language van 1946 (biz. 729): nylon zou afgeleid zijn van A/ew York and London. Hoe is het woord nylon dan wel ont staan? H.A.J. Post schreef er, namens Du Pont de Nemours Nederland bv, in eerdergenoemde ingezonden brief het volgende over. De vezel die bekend is on der de chemische benaming 'polyhexa- methyleen-adipamide' (ik hoop dat ik het goed overneem) kreeg op 15 januari 1936 in het laboratorium van Du Pont de voorlopige aanduiding 'Fiber 66'. In augustus 1936 werd een comité in gesteld dat een passende benaming moest voorstellen. Allerlei namen werden overwogen en weer verworpen tot er uit eindelijk nog één overbleef: norun, een naam die aangeeft dat nylon kousen niet zo ladderen als de zijden of kunstzijden kousen uit die tijd. Na veel discussie werd norun omge draaid tot nuron. Maar dat vond men weer te veel klinken als de naam van een kal meringsmiddel. Daarom werd nuron ver anderd in nulon. Ook niet geschikt, want dat leek weer te veel op een bestaand handelsmerk. Na eindeloos veel wikken en wegen kwam het comité uiteindelijk op nylon. En dat is dan de benaming waar onder het nieuwe produkt op 27 oktober 1938 via grote advertenties in Ameri kaanse kranten bekend werd gemaakt. Ten slotte voegde die briefschrijver er nog de volgende mededeling aan toe. Ny lon is nooit als merknaam gedeponeerd; het is van het begin af de bedoeling ge weest van Du Pont om alleen een nieuwe soortnaam te geven. En dat is uitstekend gelukt, want het woord nylon is over de hele wereld in gebruik geraakt. Dat de benaming verzonnen is in de fa briek van Du Pont. waar nylon ook is uit gevonden. was taaicolumnist Maarten van Nierop in 1964 al bekend. In zijn boekje "Woordjes sprokkelen' vertelt hij over een prijsvraag onder het fabrieks- personeel in 1939. Het is mogelijk dat het comité waar Post over schreef, een prijs vraag uitgeschreven heeft, maar willen de twee verhalen kloppen, dan moet die prijsvraag in 1936 of 1937 geweest zijn. Het woordenboek van Koenen zegt in de jongste editie bij nylon: 'sedert 1932'. Dat lijkt me derhalve een vergissing. Als Engels, of eigenlijk Amerikaans leenwoord zou de uitspraak nailon moe ten zijn. Toch is die uitspraak bij ons nooit gemeengoed geworden. Dat zit hem hierin dat wij in Nederland nogal huiverig zijn voor de uitspraak kaiken, mai en fain. In Algemeen Beschaafd Nederlands is het kijken, mij en fijn. De op zichzelf niet platte Engelse uitspraak nailon is daarom bij ons al heel gauw geworden tot neilon. Nederland telt naar schatting zo'n 200.000 dak- en thuislozen. De aanleiding en de omstandigheden waaronder iemand tot deze groep gaat behoren, verschillen uiteraard van geval tot geval. Eén zo'n 'geval' is Joep, tot voor kort slapend in de Amsterdamse stadsportieken, thans in de wachtkamer van het station Lelylaan, en binnenkort zowaar in een eigen flatje. "Je komt in een groepje en daarbinnen ontstaat een hechte band. ledereen in die omstandigheden zoekt steun bij elkaar; de een leunt tegen de ander". door Peter Heerkens "Nee, met mijn familie heb ik geen contact meer. Geen behoefte aan", zegt Joep (50 jaar en dank zij militai re tropenjaren sinds zijn 48ste ge pensioneerd rijksambtenaar). "Dit hier, dit is mijn familie". We zitten in de opvangruimte van het Vincentiushuis in Amsterdam waar da gelijks ruim 50 dak- en thuislozen tijde lijk onderdak vinden. Er is koffie, er zijn maaltijden, er zitten vrijwilligers die hel pen wie geholpen wil worden. Elders in het gebouw staan bedden voor als het weer te slecht is om de bezoekers 's avonds de straat op te sturen. Joep ziet er verzorgd uit, in tegenstel ling tot de meeste van zijn familieleden in huize Vincentius, die het sjofele van een zwervend bestaan op afgetrapte gympen naar binnen brengen. "Noöit ge dacht dat ik ooit dit leven zou leiden", zegt Joep. Hij brengt de nachten door in de wachtkamer van het station Lelylaan, waar de politie nog niet optreedt. Of dat komt vanwege de drukte met de dak- en thuislozen bij het Centraal Station, of door de onbekendheid van de Lelylaan als slaapadres, Joep weet het niet pre cies; hij houdt het op het laatste. In elk geval ligt-ie er rustig. Beter dan in de stadsportieken waar hij zich tot voor kort neervleide op een van een zustercongre gatie gekregen deken. "In een portiek zijn je spullen niet vei lig. Er wordt enorm gestolen. Dat ze m'n tas met wat kleding pikken kan me wei nig schelen, maar ze hebben het yooral voorzien op legitimatiebewijzen. Dus gingen we altijd met z'n tweeën in het portiek; de een om te slapen, de ander om te waken". Postbesteller Joep is een half jaar geleden gaan zwer ven. Hij deed dat vanuit het semi-ge- meentelijk opvangcentrum 'De Veste' in Amsterdam, waar hij anderhalf jaar woonde. Hij kwam er terecht door de sluiting van het pension waar hij woon de, na het overlijden van de eigenaresse. In die tijd werd hij ook gepensioneerd als postbesteller, wat het vinden van een nieuw onderdak bemoeilijkte omdat hij gewend was door de PTT aan een pen sion geholpen te worden. Vanaf zijn 29ste heeft hij als vrijgezel op die manier gewoond. "Altijd in een pension". Nooit de kans gehad op een eigen be huizing? "Nooit. Ik ben vaak bezig ge weest met een andere vorm van huur dan zo'n PTT-pension, maar dat ging steeds niet door omdat de verhuurders bang waren voor overlast door mijn onregel matige werktijden. En Huisvesting heeft me nooit aan een eigen woning kunnen of willen helpen". In 'De Veste' kreeg Joep kost en inwo ning, in ruil voor het afstaan van zijn ge hele pensioengeld van 2.000 gulden, dat rechtstreeks van het Algemeen Burger lijk Pensioenfonds naar het opvangcen trum ging. Wat hij ervan terugzag was 53 gulden zakgeld per week, dat door schoonmaakwerk in hét gebouw kon worden aangevuld met 1 gulden per dag. Het totaal kwam daarmee op 60 gulden per week; dinsdags 20 gulden, vrijdags 40 gulden. Behalve in de tijd dat hij een oude schuld moest afbetalen, waarvoor de in stelling 12,50 gulden inhield zodat Joep dus 47,50 per week overhield. "Wat de huisvesting en de voeding betrof had ik het er niet slecht, maar ik werd doodziek van al die regeltjes in huis. En vooral van het veel beloven en weinig doen om mij aan eigen woonruimte te helpen. Ik wil- Nederland telt rond de 200.000 mensen die dak- en thuisloos zijn. Het cijfer is afkomstig van het Landelijk Vrijzinnig Protes tants Centrum, dat samen met de sectie Dienst van de Raad van Kerken een campagne voor deze groep is gaan voeren. Het doel van de actie is drieledig: 1) Met informatiemateriaal on begrip, vooroordelen en onder schatting rondom de dak- en thuislozen proberen weg te ne- 2) Trachten de opvangcapaci teit te verbeteren. Er zijn thans 19 erkende instellingen die sa men over (slechts) 2000 plaatsen beschikken. De 58 opvangvoor zieningen die daarnaast bestaan, hebben (slechts) ongeveer 1000 plaatsen waar dak- en thuislozen langer dan een paar nachten kunnen verblijven; 3) Het terugdringen van het aantal dak- en thuislozen. Dat aantal stijgt jaarlijks, en niet al leen onder alcoholici en werklo zen. De groei zit ook bij de 'zwerfjeugd' van 12 tot 18 jaar, van wie het aantal alleen al in Amsterdam rond de 2000 ligt. Jaarlijks, zo is uit recent onder zoek bekend, lopen 30.000 jonge ren weg van huis; een kwart daarvan keert niet meer terug. (Contactadressen: Landelijke actie dak- en thuislozen, Nieu- wegracht 27,3512 LC Utrecht, te lefoon 030-331549. Vincentius- vereniging Amsterdam, Klove niersburgwal 95. telefoon 020- 249187). "Knijp me 'ns", vraagt de masochist. "Neen", antwoordt de sadist. Een op het oog oppervlakkig grapje, dat toch maar mooi twee diepere waarheden bevat. Na melijk dat je door 'nee' te zeggen anderen pijn kan doen, maar dat je door datzelf de 'neen' je eigen persoonlijk of karakter uitdrukt of bevestigt. Door 'nee" trekken we een grens tussen onszelf en anderen, waar tevoren mis schien nog helemaal geen verschil was. Een tiener die op een bepaald moment zegt niet meer met de familie op vakantie te willen, is bezig met afstand scheppen. Bezig met de eigen persoonlijkheid, de ei gen identiteit los te weken van die van vader, moeder en de rest van het gezin. 'Nee' tegen anderen is zo bezien in wezen 'ja' tegen jezelf. Een volwassen kind, dat nooit openlijk 'nee, ik heb geen zin' tegen bejaarde ou ders durft te zeggen als die voor de zoveel ste keer vragen langs te komen, zit nog al tijd met de eigen identiteit, de eigen gren zen te knoeien. Het kan nog altijd niet volmondig zeggen: "ik heb een eigen le ven, ik heb een eigen persoonlijkheid met eigen wensen en behoeften, die niet altijd gelijk lopen met die van anderen. En dat hebben we wederzijds te accepteren en te respecteren". Dus verzint dat volwassen kind smoe zen als het gewoon geen zin heeft en voelt het zich daar achteraf toch lullig over, alsof het toch iets stouts, iets verkeerds heeft gedaan. Voortdurend 'ja' zeggen, terwijl je ei genlijk 'nee' wil, bespaartje op korte ter mijn vaak gesodemieter met anderen en een schuldgevoel bij je zelf. Als je partner sex met je wil en jij wilt (alweer) niet, dan is het op een bepaald moment wel zo gemakkelijk om het toch maar te doen. Je voorkomt zo dat je partner weer gefrus treerd raakt, je hoeft jezelf even niet schuldig of tekortschietend te voelen. En, waarschijnlijk het meest wezenlijke van alles: je vermindert bij jezelf een gevoel van angst. De angst namelijk dat 'nee' blijven zeggen de kiem zal gaan vormen voor verwijdering, voorscheiding uitein delijk. Zoals "ja" betekent dat we dingen bij elkaar voegen of bij elkaar houden, met als prijs een inperking van onze bewe gingsvrijheid, zo betekent "nee" dat we juist onze bewegingsvrijheid vergroten maar de prijs daarvoor is afstand, ver wijdering, soms zelfs afwijzing van en door anderen. Wie 'ja' zegt op het verzoek van zijn baas om over te werken, die houdt daardoor de relatie voor het mo ment goed maar levert daarvoor een stuk van zijn vrijheid, vrije tijd in. Wie 'neen' zegt, loopt het risico dat de relatie daar onder te lijden heeft, maar behoudt voor zichzelf, voor partner of gezin meer vrij heid. Het is niet voor niks dat het tijdstip waarop een kind begint te leren "neen" te zeggen in gebaar of woord, samenvalt met het tijdstip waarop het zich zelfstan dig gaat bewegen. Door de toename van de bewegingsvrijheid van het kind on dergaat de verhouding met moeder of va der een radicale verandering. Omdat het kind nu ruimte tussen zichzelf en de op voeder kan scheppen wordt diens contro le of invloed over het gedrag van het kind in toenemende mate afhankelijk van ge baar en woord. De opvoeder doet dat meestal door het hoofd te schudden en het woord "neen" te gebruiken. Het kind leert deze signalen te associëren met de frustaties van z'n wensen - en met de agressie die door die frustatie wordt op geroepen. Op den duur begint het kind zelf deze signalen over te nemen en ze-zo rond de 15de maand - te gebruiken als z'n eigen manier om tegen de wensen of de aanwij zingen van de opvoeder in te gaan. Daar mee begint de koppigheidsfase, die zo ty perend is voor het tweede levensjaar en die nogal wat opvoeders problemen be zorgt. Het kind heeft immers de neiging precies datgene niet te doen wat je het vraagt. Geslepen opvoeders gebruiken daarom wel de truc het kind precies het tegenovergestelde te vragen van wat ze willen: "als we dadelijk naar buiten in de sneeuw gaan wandelen mag je je jas niet aandoen". Opvoeden en opgevoed worden is in feite een ingewikkeld spel van ja's en nee's, van je voegen en iets van jezelf inle veren en van je teweer stellen en ruimte voor jezelf claimen. Omdat opvoeders aanvankelijk de meeste macht hebben en liever willen dat kinderen zich voegen dan hun eigen weg kiezen, gebruiken ze de meest uiteenlopende trucs om 'nee' de kop in te drukken. De meest gebruikte en vermoedelijk meest schadelijke is de "schuldtruc": "als je 'nee' tegen me zegt voel ik mij boos, verdrietig, afgewezen, tekort gedaan. Dat ik - degene die je heeft voortgebracht, verzorgd, zich altijd voor je heeft uitgesloofd - dat gevoel komt dus door jou, is jouw schuld. Je bent slecht als je zo doet". Kinderen, die via zo'n truc volwassen worden blijken nogal eens een rotzooi van hun leven te maken. Ze vinden het vaak moeilijk duidelijke keuzes te ma ken, ze hebben voortdurend het gevoel dat ze van alles moeten. Ze doen veel din gen niet omdat ze dat echt willen, maar omdat ze denken dat ze niet anders kun nen, dat het hun plicht is. In feite weten ze niet meer wat zij zelf nou willen, wie ze zelf zijn. Freud heeft in een heel curieus artikel dat hij de titel 'Ontkenning' meegaf, la ten zien waarom zo'n reactiepatroon op volwassenleeftijd in feite heel kinderlijk is. Zijn stelling is dat ons onbewuste, zeg maar ons driftleven, het begrip van het negatieve, van 'nee'zeggen, niet kent. Het onbewuste streeft alleen maar naar zo di rect mogelijk, en zo frustratieloos moge lijk bevredigen van allerlei wensen. Als het goed is leren we in de loop van onze ontwikkeling ontdekken dat er ook een realiteitsprincipe is. Een principe dat in houdt dat in deze wereld een ongeremde bevrediging van onze driften niet moge lijk is en we dat op sommige van onze wensen het antwoord 'nee' of 'niet moge lijk' moeten leren incasseren. Hoe vaker je 'ja' tegen iemand of iets zegt, hoe moeilijker het wordt om nee te zeggen. De verklaring daarvoor is dat als een gewoonte zich eenmaal gevormd heeft, er allerlei krachten zijn die zich verzetten tegen het veranderen ervan. Ie mand die altijd ja zegt en plotseling op een dag besluit dat het beter is om ook eens nee te zeggen op een bepaald ver zoek, zal zich achteraf gespannen voelen. Net als iemand die altijd heeft gerookt en op een bepaalde dag besluit te stoppen, daarbij in het begin een gevoel van span ning zal ervaren. Waar het op aan komt is hoe dat onvermijdelijke gevoel van spanning wordt geïnterpreteerd. De meeste mensen hebben de neiging om hun gespannenheid te zien als een aanwij zing dat het feit dat ze nu 'nee' gezegd hebben, toch verkeerd moet zijn geweest ("anders zou ik me toch niet gespannen voelen") en zich er dus schuldig over te voelen. Als u bijna altijd 'ja' zegt tegen ie mand - een baas, collega, familielid of kennis - als die vraagt of u wilt komen helpen met een klus omdat u daar goed in bent, dan roept een keer 'neen' zeggen spanning op. Als u die spanning inter preteert als 'toch niet zo aardig van mij, ik had het misschien toch maar even moe ten doen, hij zal me vast niet sympathiek vinden...' of iets dergelijks, dan gaat u de volgende keer geheid weer voor de bijl. Wanneer u tegen uzelf zou kunnen zeg gen dat u nu een keer nee zegt, daarmee een gewoonte doorbreekt, u daarbij wat onwennig en gespannen voelt en dat zo iets een heel gewoon verschijnsel is, dan zult u uzelf geen verwijten gaan maken of gaan zeggen dat wat u doet verkeerd is. Zo zet u een eerste belangrijke stap op weg naar het trekken van uw eigen gren zen en het opbouwen of versterken van uw eigen persoonlijkheid en identiteit. Bovendien betekent het meestal minder overbelasting en gelazer met uw huisge noten. Maar er is natuurlijk een prijs die be taald moet worden voor nee zeggen, waar u vroeger steeds 'ja' zei. Die prijs is dat anderen dat soms inderdaad tliet zo leuk zullen vinden, u misschien zelfs aan vankelijk minder zullen waarderen. En ook dat u een comfortabel gevoel in de zin van 'wij staan altijd voor elkaar klaar en doen alles voor elkaar' zult verliezen. Wie duidelijk eigen grenzen trekt, z'n ei gen identiteit vaststelt, die verwerft meer emotionele bewegingsvrijheid en zelfres pect maar verliest in zekere zin een com fortabel gevoel van "we zijn met z'n allen één grote familie". Er zijn nogal wat mensen die beiden willen 'nee' kunnen zeggen als ze daar zin in hebben en toch de relatie met ande ren in hun directe omgeving precies het zelfde houden als in de periode dat ze ge wend waren altijd 'ja' te zeggen. Zulke mensen bedriegen zichzelf, want kiezen is verliezen. Maar net als in de politiek zijn de niet-kiezers de echte verliezers. hebben en die lekker in te richten. Want dat heb ik altijd gewild. Door een maat schappelijk werker van Vincentius ben ik nou aan een huurwoning in de Bijlmer gekomen. Waarom dat al die jaren niet kon en nu wel, is me een raadsel, maar daar maak ik me niet druk om. Ik ben veel te blij dat het gelukt is. Misschien komt het omdat ik begeleid word. Her structureren, heet dat, dacht ik. Daar zijn ze bij huisvesting nogal gevoelig voor omdat ze bij mensen zoals ik aanpas singsproblemen vrezen". Het is ook nogal een overgang, van de wachtkamer in een station naar een ei gen slaapkamer in een flat. Van het zwer vende leven in een groep naar eenzame vastigheid op zoveel-hoog. Joep: "Dat is zo. Daarom heb ik me voorgenomen elke dag even in het Vincentiushuis te komen kijken. Hier zitten mijn vrienden, hier zit mijn familie". De opvangruimte van het Vincent zo'n vijftig dak- en thuislozen onderd de op mezelf. Dat ging steeds niet door". Joep besloot te gaan zwerven. "Op straat lopen", zoals hij het noemt. Was dat nou nodig, met een inkomen van 2.000 gul den per maand? Joep: "Ja, want ik had geen cent, zodat ik nergens iets kon hu ren. Zodoende miste ik dus een vast adres voor het ABP om mijn geld over te maken. Mijn pensioen gaat nog steeds naar de organisatie waar 'De Veste' van is en die stuurt het weer meteen terug naar het ABP. Zo gaat m'n geld al zes maan den op en neer". Smoesje Na zijn persoonlijke eigendommen te hebben opgeslagen bij een kennis, die wel plaats kon bieden aan zijn spullen maar niet aan hem ("een smoesje"), trok Joep vanuit 'De Veste' naar waar zowat alle zwervers in Amsterdam beginnen: het Centraal Station. "En dan zit je bin nen de kortste keren midden in dat we reldje", zegt de voormalige rijksambte naar. "Je krijgt automatisch contact. Dat begint met een shagje, dan eikaars verha len, dan samen naar de koffiehuizen en zo gaat dat door. Je komt in een groepje en daarbinnen ontstaat een hechte band. Iedereen in die omstandigheden zoekt tshuis in Amsterdam waar overdag 'c vinden. (foto's gpd> steun bij elkaar; de een leunt tegen de an-, der". Die behoefte strekt zich uit tot bij wijze van spreken het geld dat nodig is voor wat ze onder elkaar "een droogje" noe men: een fles wijn van f 2,95. "Dan gaat het geld op één hoop en drinken we 'm samen met zuinige slokken leeg". Joep komt aan zijn centen door het in casseren van statiegeld van gevonden bierflessen die buitenlanders laten slin geren en door het aanspreken van trein- passagiers. "Dan zeg ik dat ik een kwart je tekort kom voor een kaartje. Vaak ge ven ze dan een gulden. Dat kan aardig oplopen. Als je het pienter aanpakt haal je 40, 45 gulden op een dag". Eigen flat Met een tegoed aan pensioen van zes maal 2000 gulden ziet de naaste toekomst van Joep er financieel goed uit. Maar hoe lang? "Dat geld mag ik helemaal houden, maar ik krijg er wel begeleiding bij van de Vincentiusvereniging. De maatschap pelijk werker heeft gezegd: Joep, ik zal je helpen maar je moet me nooit bedonde ren. Je moet je wil tonen. Dat gaat dan om mijn wil om een eigen woonruimte te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 27