Vetgemest in gevangenschap 'Ik verloochen mijn afkomst niet' Kweekpaling begint schaarse wilde soortgenoot te verdringen Burgemeester Droeven: tweetalig, maar Waal in hart en nieren ZATERDAG 14 JANUARI 1989 EXTRA PAGINA 25 In het Friese dorpje Oenkerk leert men palingen een kunstje te doen. Een circusattractie zal het niet worden, maar het is wel een opmerkelijke vertoning. De voorstelling begint tegen etenstijd. Boven het bassin waarin de palingen bij honderden rondzwemmen hangt de voerbak, met in de tuitvormige onderkant een stalen pen die tot net in het water reikt. Als de voerbak gevuld wordt komen de palingen vliegensvlug naar boven en zwemmen tegen de pen aan. Daardoor wordt het klepje in de tuit van de voerbak geopend en rollen er korreltjes voer uit. Het kunstje moet telkens worden herhaald om de voerstroom op gang te houden. door Rink van der Velde Het levert een bijzonder schouwspel op. De palingen krioelen op precies dat plek je waar de voerkorrels in het water val len. Ze rollen over elkaar heen om maar de eerste te zijn, en soms vertoont zich een hele kluit tot boven het wateropper vlak. Eén onverwachte beweging van de toeschouwer en ze zijn verdwenen, maar na een kwartiertje komen de grootste durfals terug en begint de voorstelling opnieuw. Alen zijn bodemvissen die zich in de natuur niet aan de oppervlakte vertonen. Maar in gevangenschap leren ze dat on natuurlijke gedrag blijkbaar gemakke lijk aan. In Oenkerk heeft men er in elk geval geen problemen mee. Het scheelt natuurlijk wel dat de jonge palingen, die daar gemest worden, in gevangenschap zijn opgevoed. Ze zijn als glasaal aan de zeekant gevangen en inmiddels aan deze ongebruikelijke wijze van fouragering .gewend geraakt. Proef Op de praktijkschool voor de veehoude rij en het weidebedrijf in Oenkerk, zoals de instelling officieel heet (en daar zou langzamerhand de visteelt bij moeten), is eind vorig jaar de proef met het mesten van aal begonnen. Het is de particuliere onderneming van de gebroeders Douwe en Pieter Oberman uit Dokkum en de Aalzumer Wietze Terpstra. Het drieman schap doet het vooralsnog in de vrije tijd, want alle drie hebben ze een andere baan. De ene broer Oberman zit in de handel, de andere is econoom en geeft les in het onderwijs. Wietze Terpstra werkt eveneens in het onderwijs met als specia lisatie chemie en biologie. De taakverde ling in de gezamenlijke onderneming ligt dus voor de hand. De praktijkschool ver leent onderdak en begeleidt het experi ment. Klein beginnen De installatie die in een oude koestal van de praktijkschool is opgebouwd, komt uit Denemarken. In dat land heeft men ruime ervaring met de visteelt, en daar bestaan inmiddels bedrijven die een produktie van vijftig ton en meer hebben. Die in Oenkerk kan tien ton le veren, waarvoor dan wel 200.000 gulden is geïnvesteerd. Bedrijfsleider Jan Cnos- sen toont in de aangrenzende ruimte een heel wat eenvoudiger installatie, die met 10.000 gulden al betaald is en toch nog Het mestbassin wordt drooggelegd en de paling wordt afgevoerd lectie. een produktie van vierhonderd kilo pa ling heeft. De visteelt vraagt vakmanschap. Wie het wil leren doet er verstandig aan niet meteen in het groot te beginnen, advi seert Cnossen. Hij heeft intussen erva ring opgedaan met de meerval, een teelt die eenvoudiger is en een veel kortere mesttijd vraagt. Maar de afzet is een pro bleem. Hoe smakelijk die vis ook is, de consument wil er nog niet aan. Wat de paling betreft is de vraag echter vele ma len groter dan het aanbod. Vandaar dat er in Nederland veel wordt ingevoerd. En hoewel het een dure vissoort is, is de afzet geen enkel probleem. Als 'tweede tak' op de boerderij lijkt het dus wat te kunnen worden. Daarom is de praktijk school er ook mee begonnen. Tot nu toe durft overigens geen enkele Friese boer het avontuur aan. Ook geen akkerbouwer, en juist in die sector kijkt men hier en daar toch wel uit naar een wat betere broodwinning. De gebroeders Oberman en Terpstra, die hun belangen hebben ondergebracht in de BV De Visserstoren, hebben goede moed dat hun initiatief toch navolging zal vinden. Zij vertegenwoordigen in Ne derland de Deense fabrikant van de kant-en-klare installaties en doen daar ondertussen zelf de nodige ervaring mee op. Onlangs hebben ze de eerste vierhon derd kilo paling afgeleverd. De paling was vooraf door fijnproevers gekeurd en van uitstekende kwaliteit bevonden. In het naburige restaurant De Klinze staan ze op het menu, gebakken, ge stoofd of gerookt. De mesters beurden 18 gulden per kilo en volgens de econoom van het trio blijft daar 5 gulden van over. Wanneer de gehele capaciteit van de in stallatie van tien ton wordt benut, moet er dus een inkomen van 50.000 gulden mee te verwerven zijn. Geen dagtaak De mester heeft er geen dagtaak aan. De 'voerautomaat' boven het bas sin. Palingen duwen tegen de pen, waardoor de klep geopend wordt en de voerkorrels in het water vallen. Tweemaal per dag controleren of alles goed gaat, de voerautomaten bijvullen en dergelijke kleine bezigheden, daar kan het mee toe. Het systeem is ook nog uitgerust met een alarminstallatie zodat calamiteiten tijdig worden ontdekt. Bij het selecteren en afleveren van het pro- dukt is het natuurlijk wel aanpakken. In Oenkerk begint men met de zogehe ten pootaal, die uit Denemarken wordt aangevoerd. Het zijn palinkjes van tus sen de zeven en vijftien gram per stuk die uit glasaal zijn opgekweekt. De glasaal is een palinkje dat nauwelijks groter is dan een stopnaald, doorzichtig van kleur en kwetsbaar. Omstreeks deze tijd van het jaar trekt het nietige visje uit zee het bin nenwater in. In Friesland kan men die trek waarne men in de sluizen bij Kornwerderzand. De glasaal wordt in ragfijne netten ge vangen en in kweekbakken onderge bracht. De opfok luistert nauw; het is vooral moeilijk om de glasaal in gevan genschap aan het eten te krijgen. Tijdens dat opvoedingsproces sterft soms de helft of meer. Er gaan al gauw vierduizend glasaal tjes in een kilo, zodat er altijd nog zo'n tweeduizend overblijven. En als die tot wasdom geraken en uitgroeien tot palink jes van een gram of tien, de pootaal, dan leveren ze bij de mesters goed geld op. De prijzen voor uit Denemarken geïm porteerde pootaal liggen op het ogenblik boven de 2U0 gulden per kilo. Het komt er op neer dat ze per stuk op zeker drie kwartjes komen. Daarna moet de mester er palingen van maken die bij aflevering ten minste 150 gram wegen. Als er ge middeld zes in een kilo gaan brengen ze dan 3 gulden per stuk op. Groeiverschil In de vrije natuur duurt het meestal jaren voordat een pootaaltje is uitgegroeid tot een volwassen paling van een paar ons. Het is afhankelijk van de voedselrijk- dom van het water waarin hij rond zwemt, maar vier tot vyf jaar staat er in elk geval voor. In de mesterij duurt het korter. Het water wordt er tot bijna 25 graden verwarmd en dat is de ideale tem peratuur om de paling snel te laten groei en. In Oenkerk waren de eerste na een maand of zeven al op gewicht. De minder snelle groeiers doerfer een jaar over, de erg trage een maand of zestien. En bij het afvissen van de bassins treft men rlan ook nog exemplaren aan die amper zwaarder zijn geworden. De gróeiver- schillen zijn erg groot en daar is niets aan te doen. Nog niet tenminste, want er wordt wel aan gewerkt. In Japan is het gelukt van paarrijpe palingen hom em kuit te win nen en in gevangenschap glasaaltjes te kweken, maar ze overleefden die kunst matige ingreep in het voortplantingspro ces tot nu toe niet. Mocht het ooit lukken, dan kan er geselecteerd worden op snelle groei. En wie weet wat er dan via geneti sche manipulatie nog meer mogelijk is. Voorlopig zijn de mesters nog aangewe zen op 'wilde' glasaal, en daar zitten naar de regels van de natuur zwakke en sterke broeders bij. Pootaal is ook in eigen land verkrijg baar en dan aanzienlijk goedkoper, maar die is in de Nederlandse binnenwateren gevangen en dus aangetast door de para siet die zich in de blaas van de paling heeft genesteld. Er wordt in de vrije na tuur weinig aal meer gevangen die vrij is van deze parasiet. Er is enkele jaren gele den voorspeld dat het hele Nederlandse palingbestand eraan zou gaan. In de praktijk blijkt het mee te vallen; de aal lijdt er in elk geval minder onder dan men verwachtte. Maar bij het mesten van besmette paling is het risico van sterfte of stilstand in de groei te groot. Vandaar de dure import uit Denemarken. Kwik Er komt nog wat bij. Wilde paling neemt bij het zoeken naar voedsel nogal wat gif tige stoffen op. Vooral het kwikgehalte is de laatste jaren hoog. Sommige biologen beweren dat de ondergang van de otter, welk dier bij voorkeur paling eet, daar aan te wijten is. De consument laat zich tot nu toe niet weerhouden, maar de vraag naar een produkt met minder scha delijke stoffen zal wel toenemen. De pa- lingmesters kunnen er een goed ver koopargument aan ontlenen. Ten slotte zijn er de steeds maar dalen de vangsten van paling in de Nederland se wateren. Het IJsselmeer, de belang rijkste leverancier, is al zo goed als leeg gevist. Op de plassen, rivieren en kana len wordt nog maar een schijntje gevan gen van wat er een jaar of dertig geleden boven water werd gebracht. Daar staat een toenemende vraag tegenover. In dat licht bezien kan het haast niet anders of er moet voor de palingmesters een goede toekomst zijn weggelegd. De Waalse fruitteler José Happart heeft zijn rol van Tijl Uilenspiegel gespeeld. De man die als burgemeester van de Voerstreek niet acceptabel was omdat hij het vertikte Nederlands te spreken, de man ook die in z'n eentje een kabinetscrisis veroorzaakte in België, neemt voortaan genoegen met een rol op het tweede plan. De Voerstreek heeft nu een'tweetalige burgemeester, maar Nico Droeven is wel zó Waals van hart dat hij er geen geheim van maakt aan welke kant hij staat. Ook voor hem moet De Voerstreek als les Fourons onder het provinciale toezicht van Luik worden geplaatst. Net als vroeger. "La lutte continue, het einde van onze strijd is nog lang niet in zicht". door Frits Schils De schoonheid van de Belgische Voer streek is wijd en zijd bekend. Dichters en schrijvers hébben zowat hun hele woor denschat aangesproken om de natuurlij ke pracht van de achtertuin van Neder lands Limburg te beschrijven. Maar wie er op een regenachtige winteravond z'n weg zoekt, komt onherroepelijk in de verleiding de spot te drijven met al die ly rische lofzangen. Want: de wegen zijn er smal, karig verlicht bovendien, en deels ook nog in miserabele'staat. Het is dan ook een meevaller dat er weinig verkeer is. De streek lijkt com pleet uitgestorven. Dat houdt tevens in dat aan niemand de weg kan worden ge vraagd. Een tegenvaller, want wegwij zers zijn hier al lang geen betrouwbare oriëntatiepunten meer. In hét gunstigste geval zijn de plaatsnamen besmeurd met zwarte verf en daardoor onleesbaar ge worden. Niet zelden zijn de borden een kwartslag uit de goede richting gedraaid. De uitwassen van de bij tijd en wijle fa natiek gevoerde taalstrijd. Principe Daardoor op een dwaalspoor gebracht komt het fraaie landhuis van Nico Droe ven twintig minutën later dan bedoeld in zicht. Nico wie? Nico Droeven, sinds kort burgemeester van de Voerstreek. Woonachtig in de Rue de Village te Four ons Saint-Martin. Pardon, in de Dorps straat te St. Maartensvoeren. Droeven houdt van duidelijkheid, zo blijkt al meteen tijdens de kennisma king. Nooit, zo bezweert hij, zal hij zijn afkomst verloochenen. "Ik heb er niets op tegen dat mij vragen in het Neder lands worden gesteld. Maar ik zal ze wel in het Frans beantwoorden. Ik heb niets tegen Vlamingen en nog minder tegen Nederlanders en de Nederlandse taal. Maar dat ik er nu een punt van maak in het Nederlands gestelde vragen in het Frans te beantwoorden, moet worden opgevat als een uiting van mijn politieke opvatting. Als ik door collega's en jour nalisten word aangesproken over politie ke zaken spreek ik Frans. Uit principe. En dat zeker als het dan ook nog over Voeren gaat". De pas benoemde maire is méér dan tweetalig. Behalve Frans en Nederlands beheerst hij ook het Engels. Trouwens: in het Duits, de derde landstaal toch van België, is Droeven al evenzeer redelijk in staat zijn mondje te roeren. Ooit was hij leraar, nu zelfs hoogleraar. Aan het Hogere Instituut voor Economi sche Wetenschappen in Jemeppe-sur Meuse om precies te zyn, onder de rook van Luik. Daar doceert hij vier dagen in de week. Recentelijk heeft Droeven zich een ander jasje laten aanmeten, dat van attaché de cabinet in dienst van de Waal se socialistische gemeenschapsminister Valmy Féaux. Droeven is lang niet zo extrovert en op vliegend als zijn geestverwant José Hap part, de opperquerulant van de bewe ging Retour a Liège. De nieuwe burge meester van Voeren is wel minstens zo sluw, en in elk geval beduidend intelli genter dan zijn van de troon gestoten voorganger. Naar woorden hoeft hij niet te zoeken. Droeven is een makkelijk pra ter die verduiveld goed weet waarover h(j het heeft. Eén Tijdens zijn installatie, onlangs in het ge meentehuis van 's-Gravenvoeren, knoopte hij staande naast José Happart demonstratief de zwart-geel-rode burge meesterssjerp om beider middel. "Want Happart en Droeven zijn één. Happart en Droeven voeren dezelfde strijd. Dat heb ben we al jaren gedaan en dat zullen we blijven doen. Wij strijden pour la liberté Burgemeester Nico Droeven: "Het eind van onze strijd in Voeren is nog niet inzicht". ((rto gpdi des Fourons. Inderdaad, voor de vrijheid van Voeren. Eigenlijk hebben we maar één doel voor ogen, retour a Liege, terug naar Luik". Het is deze hartewens die als een rode draad door het hele gesprek loopt. Droe ven slaat een pagina van de Belgische ge schiedenis om, die hij verfoeit. "In 1963 is de meerderheid van de Voerense be volking tegen haar uitdrukkelijke wil aan de provincie Limburg uitgeleverd. Nog steeds voeren wij, dat wil zeggen ik, Happart, onze raadsfractie van de Re- tour-a-Liège, de Action Fouronnaise en alle andere Franstaligen in de streek op positie tegen dit onzalige akkoord". "Ga maar na hoe onredelijk van in houd destijds het besluit is geweest om de Voerstreek over te hevelen van het Waalse Luik naar Vlaams Limburg, be toogt de burgemeester. Een simpele volkstelling leert dat er beduidend meer Franstaligen dan Nederlandstaligen wo nen in de gemeente, de beweging Re- tour-aLiège domineert vanouds de ge meenteraad; negen leden telt de fractie nu, en daar staan maar zes andersden kenden tegenover. Afgezien daarvan moeten we van Droeven Voeren, bijna 26 jaar na de gedwongen overheveling, in sociaal en economisch opzicht onveranderd is aangewezen op het Waalse achterland. Droeven erkent volmondig dat de strijd die de Franssprekenden ter plekke strijden een moeizame is. Zelf houdt hij er rekening mee dat de ook door hem zo gewenste dag van terugkeer naar de pro vincie Luik in de schoot van de verre toekomst ligt verborgen. Toch heeft Droeven het burgemeesters ambt met enig optimisme aanvaard. Een onlangs in Brussel gesloten overeen komst heeft hem aanleiding gegeven tot die hoop op betere tijden voor althans de Waalse Voerenaren. Met nauwelijks ver holen voldoening citeert de spikspinter- nieuwe burgemeester uit 'zijn' akkoord met het kabinet-Martens VIII: de Voer streek krijgt een Franstalige adjunct-re geringscommissaris in de persoon van Harmei Wynants; de Franstalige lagere school in St-Maartensvoeren ondergaat binnenkort uitbreiding; er komt in Voe ren een Franstalig cultureel centrum. En punt vier, niet te vergeten: Droeven is de opvolger geworden van Happart. "Voila, monsieur, vier winstpunten". Volgens Droevens ferventste politieke tegenstander in de gemeente, de Vlaam se oppositieleider en tweede schepen Huub Broers, komt er in Voeren onder geen voorwaarde een Franstalig cultu reel centrum. Het eentalige Voerstatuut laat een dergelijke voorziening niet toe, beweert h(j. "Nooit zal die er komen. Over mijn lijk. Als ze al beginnen met het metselen van een paar stenen ben ik al in staat de boel af te breken". De vraag die menigeen binnen en bui ten deze streek op de lippen brandt is of het mogelijk is dat iemand die zich zo partijdig opstelt in een conflict hier als burgemeester kan fungeren. De eerste burger in een gemeenschap van Vlamin gen en Walen, en tegelijkertijd dan ook nog het voortouw nemen in de strijd om heroverheveling van de gemeente naar Luik, voor een buitenstaander valt het één moeilijk te rijmen met het ander. Voor Droeven is het allemaal geen punt. "De Vlamingen en de Francofonen krijgen dezelfde behandeling, zolang ik hier verantwoordelijk ben voor de uit voering van het gemeentelijke beleid. Maar wat ik niet zal nalaten, is proberen aan te tonen dat veel van wat op bestuur lijk gebied in Voeren gebeurt absoluut niet door de beugel kan". "Bjj mijn beëdiging heb ik tegen de gouverneur van Limburg gezegd: ik res pecteer de taalwet, Vlamingen en Walen zijn voor mij in dat opzicht gelijk aan el kaar. Maar op het politieke vlak praat ik niet als burgemeester en handel ik niet als burgemeester. De gouverneur rea geerde daarop met: Droeven, dat is uw probleem". Prioriteiten In de 5169 hectaren grote Voerstreek, waar 4000 mensen hun domicilie heb ben, moet intussen wel het een en ander gebeuren. Droeven acht de verbetering en de modernisering van het streekwe- gennet van het allergrootste belang. In zijn visie is het ook de hoogste tijd dat de wegen worden verlicht. Nu hult De Voer streek zich op een doorsnee winteravond in duisternis, voor de weggebruiker met alle gevaren van dien. Voor de econoom Droeven is het al evenzeer een uitgemaakte zaak dat de Voerstreek haar landelijke karakter be houdt. Derhalve zal de Voerense econo mie een in hoofdzaak agrarisch karakter blijven houden. Uitvloeisel daarvan is dat tal van Voerenaren werkzaam zijn en blijven buiten de gemeente (Luik, Visé, Herstal, Tongeren, Maastricht). Laat in een gesprek met hem het woord industrialisering vallen, gegaran deerd dat Droeven behoorlijk geïrriteerd raakt. Niet dat hij tegen de komst van be drijven is, de pijn wordt bij Droeven vooral veroorzaakt door het feit dat de in dustriële bedrijvigheid wordt ontketend door Vlamingen. "Alles", roept h(j ver ontwaardigd, "maar dan ook werkelijk alles wordt vanuit Vlaanderen geregeld. En waarom? Omdat het statuut zegt dat wij in een Vlaams gewest leven. Hoe paradoxaal van inhoud die realiteit is heb ik getracht duidelijk te maken". Hij mag zich dan met evenveel gemak in het Frans en in het Nederlands kun nen uitdrukken, doordat hij zich in de taalstrijd zo uitgesproken pleegt op te stellen heeft Droeven zichzelf feitelijk af gesloten voor een vriendschappelijke re latie met Vlaamse Voerenaren. "Nee", moet hij toegeven, "aan die kant heb ik geen echte vriend meer. Dat is jammer. En dat meen ik echt. Ik heb ooit Vlaamse vrienden gehad hoor. Maar na dat ellen dige jaar 1963 is alles hier anders gewor den. In dat verband moet ik vaststellen dat onze jongeren, de Franstalige jonge ren dus, niet meer tweetalig zijn. Vroeger was dat wel het geval. De politieke pola risatie in de streek is hieraan debet, en ik moet zeggen dat ik dat oprecht betreur".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 25