LEVEN TUSSEN HOOP EN VREES Het mensonwaardige bestaan van honderdduizenden Kampucheaanse vluchtelingen Een van de zes kampen die samen Site 2 vormen, met in totaal 170.000 vluchtelingen op een oppervlak van 5,5 vierkante kilometer: voortdurende angst voor granaatbeschietingen. (foto-s René Diekstra) zoontje door een granaat werd getroffen op het moment dat ze haar voedselrantsoen in ontvangst had genomen. ZATERDAG 15 OKTOBER 1988 Sinds de Vietnamezen in 1979 een einde maakten aan het op angst, marteling en massamoord gebaseerde schrikbewind van de Rode Khmer, is de toestand in Kampuchea nog altijd zorgwekkend. Weliswaar zijn er tekenen dat Vietnam zijn troepen in 1990 geheel uit het buurland zal terugtrekken, maar daarmee is nog geen einde gekomen aan de gewapende conflicten tussen de verschillende verzetsgroeperingen die alle aanspraak maken op een toekomstige regering. Zo'n 300.000 door de oorlog ontheemde Kampucheanen zijn daarvan tot op de dag van vandaag de dupe. Ze leven in vluchtelingenkampen in grensgebied met Thailand, vaak onder schrijnende omstandigheden. De Leidse hoogleraar klinische psychologie prof. dr. René Diekstra bezocht onlangs een aantal van die kampen om er op verzoek van de Verenigde Naties een onderzoek te doen naar de psycho-sociale problemen, en aanbevelingen op te stellen voor verbetering van de aledaagse leefsituatie. In bijgaand artikel doet hij verslag van zijn bevindingen. door René Diekstra De gigantische tropische regenbui is net uitgeraasd als we een doffe klap horen, niet ver van de plaats waar we het gesprek voeren met de kampleiding. "Wat was dat?", vraagt David, de veiligheidsofficier die vandaag mijn escorte vormt. Mister Sok en zijn assistent Hoean overleggen met elkaar in Khmer, waarna de assistent zegt: "Dat was een water tank. iemand die er een klap op gaf'. Als om zijn woorden te logenstraffen horen we op hetzelfde moment wéér een doffe klap, maar nu dichterbij. "Dat is beslist geen watertank, maar een granaat", zegt David en hij schakelt z'n radio in om te luisteren naar de code die de veiligheids dienst elk moment kan doorgeven. Op het moment dat het radiobericht door komt, horen we wéér een doffe klap, maar nu nóg dichterbij. Door het bam boevlechtwerk kunnen we zien hoe de mensen over de modderige paden tussen de bamboehuizen plotseling hard begin nen te rennen in de richting van hun schuilkelders en bunkers. "Security code 2, alle werkers van hulporganisaties evacueren", kraakt het door de radio. Terwijl we opstaan en ik naar de voor bij rennende mensen kijk, begin ik voor de eerste keer echt angst te voelen. Haas tig schudden we Sok en Hoean de hand, mompelen wat over terugkomen en ren nen dan naar de jeep die precies voor de ingang van het administratiegebouw ge parkeerd staat. Als David achteruit rijdt om het terrein te verlaten, staan Mr. Sok en z'n assistent in de deuropening en zwaaien heel aarzelend gedag. Verrader Het is precies dit beeld, vluchtende westerlingen die de Khmer aan hun lot, aan de onveiligheid en de oorlog overla ten, dat diep in mijn geheugen gegrift zal blijven. Ik voel me een soort verrader, onsolidair, laf ook. Tegen David zeg ik: "Wat is dit eigenlijk, het lijkt nergens op om op die manier de Khmer aan hun lot over te laten". Waarop hij instemmend ja knikt en zegt dat ie al twee jaar met dat innerlijke conflict moet leven. Op het moment dat we het kamp verlaten blijkt onze jeep slechts één van vele te zijn, vol geladen met blanke hulpverleners, die zich naar het verzamelpunt buiten het kamp begeven. Als ik daar even later met een aantal mensen in gesprek raak, blijkt dat vrijwel iedereen onder hetzelfde ge voel lijdt, een knagend gebrek aan loyali teit met de kampbevolking. Voor de eerste keer besef ik hoe ver vreemdend, hoe schizofreen, gespleten eigenlijk, het werk van de internationale hulporganisaties in de kampen met de uit Kampuchea gevluchte Khmer op de grens van Thailand en hun vaderland ei genlijk is. Kampen, die meestal niet meer dan een kilometer verwijderd zijn van waar de verschillende verzetsbewe gingen en -legers in gevecht zijn met Vietnamese troepen of met het door Vietnam gesteunde marionettenbewind in Phnom Penh, en waarin alles met el kaar zo'n 300.000 vluchtelingen verblij ven. Die kampen worden geleid of be stuurd door de Khmer zelf en zijn daar om op hun beurt weer een afspiegeling van de politieke verdeeldheid die er in de verzetsgroeperingen heerst. Zo is het kamp waarvan Mr. Sok de administra teur is, Site 8, een kamp van de Rode Kh mer, de groepering die van 1975 tot 1979 de dienst uitmaakte in Kampuchea. In die periode heeft ze een ware volksslach ting aangericht die naar gruwelijkheid en omvang meer dan 1,5 miljoen men sen werden vermoord de wreedheden evenaart die in de Tweede Wereldoorlog in Europa werden uitgevoerd. Opgejaagd Andere kampen zoals Site 2, het groot ste van de grenskampen, met naar schat ting 170.000 mensen zijn intern weer ver deeld in verschillende kleinere kampen, die elk een eigen administratie met een eigen politieke kleur kennen en onder in vloed staan van deze of gene verzetsbe weging. Veel van de vluchtelingen ver blijven er al zo'n 5 tot 8 jaar en soms zelfs langer. Hun leven in die periode is er een geweest van voortdurend verhuizen of opgejaagd worden van het ene kampe ment naar het andere. De reden van die voortdurende verhuizing is de wisseling in het strijdtoneel met daarmee gepaard gaande veranderingen in veiligheid van de verschillende gebieden. Natuurlijk, er zijn in de wereld tal van vluchtelingenkampen en van de naar schatting 12.000.000 vluchtelingen, voor al in Afrika en Azië, vormen deze 300.000 Khmer maar een klein gedeelte. Maar toch is hun situatie in een aantal opzich ten buitengewoon merkwaardig. Op de eerste plaats omdat ze in feite niet als vluchtelingen worden beschouwd, al thans niet volgens de definitie van de speciale organisatie van de Verenigde Naties die zich met de zorg voor vluchte lingen moet bezighouden: het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen. Dat gegeven heeft vooral politieke ach tergronden, waarin Thailand, maar ook de grote mogendheden een belangrijke rol spelen. Omdat ze niet als vluchtelingen in de zin van het Hoge Commissariaat worden beschouwd, hebben de Khmer in de grenskampen ook een aantal rechten niet. Enerzijds is vestiging in een ander land voor hen niet mogelijk. Anderzijds mogen ze de kampen niet uit. In feite zit ten ze tussen hamer en aambeeld opge sloten. Ze kunnen niet terug naar hun ei gen land vanwege de bezetting door Vietnam en de guerrilla-oorlog die daar gaande is. Maar ze kunnen ook nergens anders heen. Hun wereld is dus de ge vangenis van het kleine stukje nie mandsland dat hun kamp vormt en waar ze, zoals in Site 2, nauwelijks leefruimte hebben, niet meer dan 20 vierkante me ter per persoon, alles wegen, zieken huizen, tempels inbegrepen. Ze mo gen zich ook niet van net ene kamp naar het andere langs de grens bewegen, zelfs niet als ze weten dat zich in het andere' kamp familieleden bevinden met wie ze 'graag verenigd zouden worden. Veel werk Vanwege de politieke obstakels om hen als vluchtelingen formeel te erkennen, en het feit dat ze alleen dan enige kans van overleven hebben wanneer de inter nationale gemeenschap hun hulp biedt, hebben de Verenigde Naties een aantal jaren geleden besloten een specia le operatie UNBRO genaamd (United Nations Border Relief Operation) in het leven te roepen om onder haar auspi ciën te doen wat mogelijk is. Er zijn nogal wat mensen die vinden dat UN BRO misschien wel de meest succesvol le vluchtelingenoperatie is die ooit door de VN is uitgevoerd. Wie de kampen be zoekt, althans de kampen die voor bui tenstaanders toegankelijk zijn, valt het inderdaad op hoe gigantisch veel werk UNBRO in zeer korte tijd verzet moet hebben om het leven in de kampen, voor wat betreft basisbehoeften als voedsel. water, onderdak en medische verzorging op een enigszins acceptabel niveau te brengen. Over het algemeen zien de mensen er redelijk gezond uit, is het voedsel dat ze krijgen caloriematig vol doende hoewel weinig gevarieerd, en zijn besmettelijke of andere ziekten re delijk tot goed onder controle. Maar het is juist het feit dat de eerste onmiddellijke noodsituatie onder con trole is, waardoor nu een aantal proble men aan de oppervlakte komen waarop UNBRO en de organisaties van vrijwilli gers die met haar in de kampen samen werken geen goed antwoord hebben. Die problemen zijn het best te omschrijven als psychosociale problemen. De psy chologische temperatuur loopt zo sterk op en het dagelijks leven in de kampen is zo vol spanningen, dat wanneer er geen maatregelen worden genomen, er in de naaste toekomst een zeer explosieve si tuatie dreigt te ontstaan. Omgebracht Lee Sovanna was 19 jaar oud, toen hij in 1979 uit Kampuchea vluchtte om te ontkomen aan de wreedheden van de Rode Khmer. Op weg van de hoofdstad Phnom Penh naar de grens met Thailand werd z'n broer vermoord. Andere fami lieleden, onder wie zijn ouders, waren al eerder omgebracht of onder dwang door heel Kampuchea verspreid. Nu, 9 jaar la ter, lijkt het er op alsof Lee het er zelf goed heeft afgebracht. Hij heeft in Site 2 de leiding van de z.g. sanitatiedienst, de dienst die verplaatsbare lazaretten maakt, controleert en onderhoudt. Hij leidt ook een kampfabriek waar waterva ten en kleine stenen ovens voor voedsel bereiding in de huizen worden gemaakt. In zijn bedrijf heeft Lee de supervisie over in totaal zo'n 600 mensen. Hij is ge trouwd en heeft 3 kinderen. Hij lijkt een tamelijk gelukkig man, geen doorsnee vluchteling, zoals ik ze zo veel in Site 2 heb gezien. Hij is ook een belangrijk man in het kamp. De gretig heid waarmee hij mij zijn bedrijf laat zien en complimenten daarover hardop la chend maar duidelijk gestreeld beant woordt, laat zien hoe belangrijk zijn posi tie voor zijn zelfrespect is. Later in onze contacten leer ik ook een heel andere Lee kennen. Als ik hem vraag hoe hij het vindt dat zijn kinderen in het kamp gebo ren zijn, er opgroeien en nooit iets anders gekend hebben, wordt z'n stemming ge drukt. Hij heeft angst voor de toekomst. Het liefst zou hij naar Kampuchea terug gaan, maar dan alleen als de Vietname zen daar weg zijn, er vrede heerst en de Rode Khmer zijn verschrikkingen niet zal kunnen herhalen. Hij is er niet gerust op, in ieder geval niet voor de eerstko mende jaren. Het leven overdag in het kamp vindt hij draaglijk. Maar 's avonds, als alle hulpverleners van de Verenigde Naties het kamp uit zijn (op last van de Khmer leiding) en de duisternis invalt, komen de angst en spanning ook zijn ziel bin nen. Er is geen elektriciteit in het kamp en er is weinig of niets anders te doen dan maar naar huis en naar bed gaan. 's Avonds en 's nachts is het ook de tijd van de soldaten. De soldaten die hetzij van over de grens met Kampuchea in het kamp terugkeren, hetzij vanuit trai ningskampen verder in Thailand het kamp binnenkomen, daar voedsel en an dere zaken verzamelen, om vervolgens de grens over te trekken en in Kam puchea aan de gevechtsactiviteiten deel te nemen. Lee vertelt me dat het onvoor spelbaar is hoe de soldaten zich zullen gedragen. Of ze op bepaalde momenten de mensen in het kamp zullen lastig val len of bedreigen. Bepaalde wraakoefe ningen en executies van personen, die ervan verdacht worden te hebben gede serteerd of ontrouw aan de zaak te zijn, vinden 's nachts plaats, evenals gewa pende roofovervallen. Afpersing Angst is er niet alleen voor de soldaten van de eigen politieke fractie, maar even zeer voor de Thaise veiligheidstroepen wier taak het is het kamp te bewaken. Lee zegt dat er tal van voorbeelden zijn waarbij de Thaise soldaten via afpersing, bedreiging of marteling proberen zich ten koste van vluchtelingen te verrijken, vrouwen of kinderen seksueel misbrui ken of gewoon zonder reden mensen ver wonden of mishandelen. Hij hoopt overi gens dat deze situatie zal verbeteren nu de Thaise regering onder druk van UN BRO besloten heeft de troepen, waar over zoveel klachten binnenkwamen, te vervangen. Als ik Lee vraag of hij de in druk heeft dat de problemen in het kamp, zoals de spanningen tussen de mensen onderling, geweldpleging, mis handeling, en geestelijke problemen aan het toenemen zijn, dan antwoordt hij. daarop heel beslist "ja". "De meeste mensen hier in het kamp hebben geen werk, hebben niks te doen en zijn dus de hele dag aan weinig anders overgeleverd dan aan hun gedachten of de verveling. Het is logisch dat ze op zoek gaan naar allerlei prikkels, zoals gokken met kaarten, het maken van alco hol uit rijst. In dronkenschap komen vaak de kwade geest, de woede en wan hoop boven. Bovendien gaan veel man nen op zoek naar seks en daar hebben ze in dit kamp alle mogelijkheden voor". Met dat laatste roert Lee een probleem aan dat ik in de ruim 50 gesprekken die ik met allerlei groeperingen en mensen in en rondom het kamp heb gevoerd heel vaak zou horen, namelijk'de moeilijke positie van de vrouwen in het kamp. Daarvoor zijn een aantal redenen. Eén daarvan is het feit dat tijdens de Pol Pot- periode en in de periode daarna van ver zet tegen de Vietnamese bezettings macht tal van mannen zijn gesneuveld. Verder nemen veel mannen momenteel deel aan de militaire activiteiten van de verschillende fracties in Kampuchea, zijn dus vaak voor langere perioden van het kamp weg. Er is eenvoudig een groot mannentekort en dat maakt het voor de resterende mannen in het kamp moge lijk hun grote hoeveelheid vrije tijd te wijden aan meer dan hun eigen vrouw. Nogal wat mannen nemen er een minna res, een tweede vrouw of zelfs een derde bij. Of ze laten hun vrouw gewoon in de steek om te gaan samenwonen met een andere vrouw. De positie van in de steek gelaten vrouwen in de kampen is moei lijk, omdat ze zonder man betrekkelijk onbeschermd zyn, daardoor gemakke lijk slachtoffer kunnen worden van bruutheden, beroving, en seksueel ge weld. Hun status en zelfrespect kunnen op die manier een geduchte knauw krij gen. Ontwrichte relaties Pen Chaman is een van de vrouwen die in zo'n situatie verkeert. Het gesprek met haar heeft plaats in haar hut. Haar buur vrouw, die redelijk Engels spreekt, treedt daarbij op als tolk. Pen ziet er ver drietig en terneergeslagen uit. Een in druk die nog versterkt wordt door de ontzettend armoedige indruk die de hut maakt. Op de vloer weinig anders dan modder die nog nat is van de regen, geen tafels, geen stoelen, geen voorwerpen van ook maar enige waarde, alleen een heel dun bamboebed. dat tevens als een soort tafel en als stoel wordt gebruikt en dat ze heel even met een stuk van haar kleding schoonmaakt voordat ze me uit nodigt erop te gaan zitten. Het is ongeveer 12 uur 's middags en het is drukkend heet in de hut. Ik vraag me af hoe mensen hierin in godsnaam kunnen leven en omdat het 's nachts niet veel koeler is slapen. Haar relaas past bij de triestheid van de omgeving en die van haar eigen verschijning. Zoals zo veel vrouwen in het kamp, is de man waarmee ze tot voor kort getrouwd was, niet haar eerste echtgenoot geweest en evenmin haar eerste echte liefde. In 1976, toen ze nog in Kampuchea was, trouwde ze voor de eerste keer. Al heel spoedig werden zij en haar man van elkaar ge scheiden door dwangmaatregelen van het Rode Khmer-bewind, waarbij man nen en vrouwen vaak in afzonderlijke de len van het land aan allerlei landbouw- projekten moesten gaan deelnemen. Een jaar later stierf haar man aan de gevolgen van ontberingen en mishandeling. Het bericht van z'n dood kreeg ze via-via, pas een halfjaar later. In de daaropvolgende anderhalf jaar werd ze van het ene werk kamp naar het andere gestuurd. Ze leed constant honger en was regelmatig ziek; ze leed o.a. aan malaria. Ze was er getuige van hoe verschillende van de jonge vrou wen waarmee ze samenwerkte en die uit honger voedsel-ontvreemdden of rijst of krabben van de velden meenamen, wer den gedood, meestal door de schedel te splijten met een soort pikhouweel. Ze leefde voortdurend in de angst dat ze va/iwege haar slechte lichamelijke con ditie en het feit dat ze daardoor niet vol doende werk kon verzetten, gestraft zou worden of zelfs ter dood gebracht. In ie der geval werd ze herhaalde malen om die reden geranseld of gestraft, zoals door het volledig ontzeggen van enig voedsel gedurende een aantal dagen. Misbruikt Toen op Kerstmis 1978 Vietnam Kam puchea binnenviel vluchtte ze voor het oorlogsgevaar in de richting van de grens met Thailand. Zwervend langs de grens werden zij en haar gezellinnen verschil lende malen door Thaise patrouilles ont dekt, misbruikt en mishandeld. Uitein delijk slaagden zij er in om met behulp van een Amerikaanse journalist de grens met Thailand over te steken en in een vluchtelingenkamp op Thais territorium terecht te komen. Ze verbleef in verschil lende kampen totdat ze in 1985 in het nieuw aangelegde Site 2 kwam. In 1982 huwde ze, meer uit eenzaamheid en wan hoop dan uit liefde, voor de tweede keer. Ongeveer een jaar geleden keerde haar man van een actie ernstig gewond in het kamp terug en hij is sindsdien invalide. Als reactie op z'n toestand begon hij ge- leidelijkaan te drinken, haar te mishan delen en ten slotte schafte hij zich een tweede vrouw aan. De smaad, de verne dering en het verdriet dat dit alles met zich meebracht, leidde er uiteindelijk toe dat ze een eind probeerde te maken aan haar leven, waarna ze in een van de zie kenhuizen in het kamp terecht kwam. Daar kwam ze in contact met een van de boeddhistische monniken die actief trachten mensen in nood te helpen en te begeleiden. Op dit moment woont ze sa men met haar 2 jonge kinderen, voelt ze zich nog altijd ongelukkig en onbe schermd, maar heeft met behulp van on der meer haar buurvrouw en de monnik de draad van het leven weer enigszins opgevat. Pen is maar één van de vele vrouwen in het kamp die tot zo'n wan- hoopsreactie komen. Haar buurvrouw, de tolk, die bepaald een ontwikkelde vrouw is, verklaart mij dat als volgt: "Wij Khmer, we hebben ons land verloren, we hebben onze cultuur verloren, we heb ben onze ouders en de meeste van onze familieleden verloren, als vrouwen ver liezen we ook vaak nog onze allerlaatste relatie met een volwassene, namelijk on ze man, en dus verliezen we onze hoop". Verloren Wie in Site 2 rondloopt en zich de vraag stelt in hoeverre deze samenleving verschilt van de samenleving van de Kh mer in het Kampuchea van vóór 1975, kan niet anders dan concluderen dat hun cultuur die vele eeuwen lang rijk aan tra dities en waarden is geweest volledig verloren dreigt te gaan. Het meest duide lijk wordt dat wel aan de hand van de on dergang van het boeddhisme, dat voor 99 procent van de in Kampuchea levende Khmer al zo'n 1500 jaar de godsdienst en levensbeschouwing is geweest. In de jaren zestig waren er in Kampuchea naar schatting zo'n 2800 boeddhistische kloosters en ten minste zo'n 82.000 boed dhistische monniken op een bevolking van naar schatting 6,5 miljoen mensen. Onder het communistische regime van Pol Pot en z'n Rode Khmer zijn in het tijdsbestek van enkele jaren de meeste van die kloosters of verwoest of voor mi litaire of civiele doeleinden in beslag ge nomen en zijn de meeste monniken een voudigweg van de aardbodem verdwe nen. Het verlies van hun geestelijke lei ders moet de Khmer juist in die ver schrikkelijke jaren tussen 1975 en 1979 extra zwaar zijn gevallen. Naast hun functie als religieuze gidsen hebben de monniken traditioneel ook altijd de rol gehad van raadgevers aan mensen in geestelijke nood, zelfs die van traditione le medicijnmannen of genezers, die zo wel met behulp van het woord als van be paalde kruidenrecepten de lichamelijke of geestelijke nood van hun soortgeno ten trachtten te verlichten. Op een ochtend slaag ik er in, ondanks zijn drukke bezigheden, de jonge boed dhistische monnik Monychenda Da, die ook Pen na haar suïcidepoging heeft be geleid, in Site 2-Zuid te spreken te krij gen. Monychenda blijkt perfect Engels te spreken en een zeer gewillig gespreks partner te zijn, niet alleen over de situatie van zijn volk en diens toekomst, maar ook over zichzelf. Hij vertelt me dat hij de enige overlevende van zijn familie is, met uitzondering van z'n vader die er- Vervolg op pagina 25 De boeddhistische monnik Monychenda Da: "Het is de angst voor de Rode Khmer die we hier allemaal hebben".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1988 | | pagina 23