'Niet naar atletiek kijken' dHan de yjLijn. De coach moet succes hebben, de rest telt gewoon niet Sportbijlage 1988-1989 Zoeterwoudenaar Adne van Diemen is een van de opvallendste renners uit het wielerpeloton. Niet eens zozeer vanwege zijn prestaties als wel vanwege .zijn voor een coureur opmerkelijke lengte: 1 meter 96. Maar meer nog dan wielrenner i 27-jarige Zoeterwoudenaar de wielertrainer. Een trainer met theoretische ruggegraat. Want niet alleen is Van Diemen leraar lichamelijke opvoeding, maar studeert hij momenteel als vervolg op zijn opleiding aan de sportacademie inspanningsfysiologie aan de Universiteit van Amsterdam. Met daarbij ook nog eens trainersdiploma van de KNVVU op zak ontbreekt het Van Diemen niet aan een veelzijdige kijk op de van oudsher nogal traditionele wielersport. Een sport waarin het fenomeen trainer nog betrekkelijk nieuw is. Van Diemen vervult deze functie bij het Leidse Casba-Swift. Het pionierswerk van wielercoach Arie van Diemen "Het is eigenlijk allemaal geko men door mijn persoonlijke er varingen als wielrenner. In het begin van-de jaren tachtig be sloot ik aan wielrennen te gaan doen. Ik meldde mij aan bij de club en vroeg wat ik zoal moest doen om een betere renner te worden. Het antwoord maakte mij niet bepaald veel wijzer: 'Gewoon zoveel mogelijk trai nen'. Veel meer zinnigs kon men mij niet vertellen. Het was al eeuwen zo dat ieder de training voor zichzelf uitzocht en af en toe door uitwisseling van erva ringen met collega-renners wat nieuwe ideeën opdeed. Vooral in het begin fietste je vaak een beetje verloren rond. Voor mij was dat reden om maar de no dige literatuur aan te schaffen en mij op die wijze verder in het trainen te verdiepen. Mijn stu die l.o. kwam daarbij uiter aard ook goed van pas'". door Ruud Dobbelaar Na eerst de nodige praktijker varing als coureur te hebben opgedaan, besloot Van Diemen om samen met clubgenoot Arie Ravensbergen (de tegenwoor dige coach van de nationale short-track ploeg) zich verder in een trainerschap te verdie pen middels het volgen van een KNWU-cursus: "Dat bleek een leerzame ervaring. In trainings- technisch opzicht stak ik er weliswaar niet zo gek veel van op, maar over het fietsen zelf kwam ik toch veel nieuws te weten. De cursus kende ook een uitgebreid praktisch deel met ondermeer training op veld en weg. Ik kan niet anders zeg gen. dan dat die cursus goed in elkaar stak. Het was ook wel erg gezellig met al die wielren ners onder elkaar". Pionierswerk Hetgeen nog niet wilde zeg gen dat Van Diemen gelijk ber gen werk kreeg te verzetten. Nadat eerst wijlen Piet Overde- vest pogingen in het werk had gezet om een clubtraining op poten te zetten, was het aan Van Diemen om dit pioniers werk verder uit te bouwen: "Wielrenners zijn van origine gewend om het allemaal zelf uit te zoeken. Tot in het recente verleden zat de wielrenner niet op een trainer te wachten. Hij meende het allemaal zelf wel te weten. Nu kan dat bij een erva ren renner ook niet zoveel kwaad, die heeft doorgaans toch geleerd goed naar zijn li chaam te luisteren. Maar voor .-renners die slechts kort met hun sport bezig zijn ligt dat be duidend anders. Die worden pardoes in het diepe gegooid. In eerste instantie liep men bij de club dan ook nog niet zo warm voor mijn plannen. Het initiatief moest helmaal van mijzelf uitgaan. Maar gaande weg is dat toch veranderd en krijg ik steeds meer medewer king van verenigingszijde". De eerste ervaringen bleken voor Van Diemen een goede leerschool: "Aanvankelijk stond ik met mijn begeleiding voor een ieder open. die daar belangstelling voor had. Daarin ben ik de laatste tijd wat kriti scher geworden. Ik stootte zo nu en dan flink mijn kop. De mensen die eerst zo enthousiast leken, waren dan plotseling uit beeld verdwenen. Buiten het feit dat de mensen gemotiveerd moeten blijven, dienen ze voor al ook bereid te zijn goed naar jouw verhaal te luisteren. Het gebeurde nogal eens dat ik A had verteld, maar dat de ren ners uit een soort van eigen wijsheid toch aan hun geloof B bleven hangen. Dat schoot na tuurlijk niet op. Voor mij reden om de individuele begeleiding tot een paar renners terug te brengen. Wel geef ik nu op don derdagavond vanuit clubver band collectieve training op de Bult. Daar komen meestal toch zo'n mannetje of dertig op af'. Vooroordelen In de wielersport bestaan in de visie van Van Diemen nog teveel vooroordelen: "Er wordt in deze sport nog te veel geke ken en geluisterd naar de man nen die aantonen hard te fiet sen of hard gefietst hebben. Als Pietje succes heeft met een be paalde aanpak, meent Klaas al snel dat hij het ook volgens die aanpak moet doen. Terwijl ie der mens toch weer anders in elkaar zit. Wat voor de éen goed is, is voor de ander vaak juist verkeerd. Met name geldt de stelling dat hoe nauwkeuriger je iemand aanwijzingen wenst te geven hoe individueler dat ook moet gebeuren. Een paar algemene richtlijnen doen na tuurlijk nooit kwaad, maar in detail moet een ieder toch weer anders worden begeleid. Aan de hand van wat de renner per soonlijk ervaart wordt de trai ning vervolgens aangepast. Let wel. ik heb niets tegen mensen uit de praktijk. Die kunnen een schat aan ervaring inbrengen. Maar waarom werkt iets bij de één wel en de ander niet?" Ontginnen Het onderzoek in de wieler sport kent volgens Van Diemen nog veel lacunes: "Bij het hard lopen heb je slechts met de va riabelen paslengte en pasfre quentie te doen. In de wieler sport bestaat er echter ook nog zoiets fascinerends als het ver snellingsapparaat. Maar daar ben je er nog niet mee. Hoe kan het bijvoorbeeld dat de één voor de wind harder rijdt en de ander dat juist tegen de wind doet? En dan al die verschillen de individuele kwaliteiten van de renners, bij al die verschil lende wedstrijddisciplines. Nee, in deze sport ligt nog heel wat braakliggend terrein om te ontginnen. Een voorbeeld: Bij ons op het lab van de Haagse academie voor lichamelijke op voeding, waar ik zo nu en dan bijspring, hebben wij diverse toprenners in onderzoek. Daar bij ontdekten we een opmerke lijk verschil tussen Egbert Schmidt en Gerrit Solleveld. Terwijl eerstgenoemde meer vermogen leverde, bleek Solle veld toch harder te fietsen. Daar kon maar een reden voor zijn: een betere techniek". Van Diemen spreekt met veel enthousiasme, het is duidelijk dat training en wielersport hem nauw aan het hart liggen: "Het mooie van het wielrennen is toch dat het in tegenstelling tot de atletiek een wedstrijdsport en geen trainingssport is. Je ziet het al bij de profs. Sommi ge renners rijden zich met wed strijden in conditie, anderen doen dat door veel te trainen. Meestal gaat het echter toch om een combinatie van beide. Een maal verder in het seizoen is het evenwicht soms wel zoek. Te veel renners denken nog dat dat het rijden van veel wedstrij den heilig is om in vorm te blij ven. Terwijl een weekje relatie ve rust of alleen maar trainen soms veel meer goed doet. Wat de algehele training be treft zie ik nog steeds rare idee- én de kop opsteken. Er wordt qua trainingsprincipes nog te veel naar de atletiek gekeken. Die sport is echter veel blessu- regevoeliger en vergt meer her- steltijd voor de spieren. Daar om kun je bij het wielrennen veel meer aan. Dat men renners 's winters of zelfs nog in het sei zoen laat hardlopen, kan er bij mij ook niet in. Volslagen zin loos, het is uiterst belangrijk om juist het hele jaar door te blijven fietsen". Doping Ofschoon geen arts heeft Van Diemen ook zijn zegje klaar over de regelmatig opduikende dopingperikelen. "Enerzijds is voor professionals in sommige wedstrijden de hersteltijd te kort, daarom zou het logisch zijn dat zij herstelbevorderende middelen krijgen toegediend Maar waar ligt de grens, wan neer is zoiets medisch bezipn nog wel of niet langer verant woord? En wie gaat die grenzen afbakenen? Kijk als je renners een pepermuntje geeft en zegt dat het een amfetamine-table tje is, werkt dat psychologisch prima. Maar met andere midde len liggen de zaken toch een stuk minder duidelijk. Daar ga ik geen oordeel over geven. Ge lukkig werk ik uitsluitend met amateurs, die hebben dat spul niet nodig". Arie van Diemen heeft een veelzijdige kijk op de wielersport. VAN DIEMEN:"HARDLOPEN VOOR WIELRENNER VOLSLAGEN ZINLOOS" Sportbijlage 1988*1989 Aan plaats, invloed en beteke- van de coach de centrale figuur van deze editie van de Sportkrant - zijn de laatste 25 jaar honderden liters inkt en duizenden riemen papier besteed. Er is in de sport geen i (want het gros van de coaches behoort tot het man lijk geslacht) aan te wijzen die bewierookt, anderzijds zo scherp bekritiseerd wordt als juist hij. De coach fs een zeer controversiële figuur, maar i ding heeft hij in de laatste kwart eeuw zeker bereikt: zijn werk en zijn persoon staan in het middelpunt van de aan dacht. En dat is ooit totaal an ders geweest. De trainer en coach (in Ne derland worden de begrippen trainen en coachen door el kaar gebruikt, hoewel zij ei genlijk niet hetzelfde aange ven) waren ooit mensen die hun taak op de achtergrond verrichtten en maar zelden de publiciteit haalden of zochten. Mijn eigen voetbalclub, Haar lem, werd in 1946 landskam pioen, Ik heb nog een mooie fo- van het kampioensteam. Wie staan er op? Elf spelers, i reserve en de grensrechter. Geen trainer te bekennen. Be zaten ze die eigenlijk wel? Het feit dat ik dat gewoon niet weet, spreekt boekdelen. Met de opkomst van het be taalde voetbal begon gestaag de opmars van de coach als de machtige, ten slotte almachti ge figuur van de voetbalvere niging. Vóór die tijd stelden elftal-commissies, aan de hand van adviezen van de trainer, het eerste team meestal op, maar de grote fi nanciële belangen die nu in het geding kwamen en de daarmee gepaard gaande prestatie-eisen, dwongen de clubs er kennelijk toe één kapi tein op het schip aan te stellen. (Die ze dan ook des te gemak kelijker konden ontslaan als resultaten uitbleven). Dat pro ces werd ook door andere ont wikkelingen in de hand ge werkt: de werkwijze in het buitenland waarmee men veel vaker dan vroeger in contact kwam, de reglementswijzi ging die wisselspelers moge lijk maakten waardoor coaches tijdens het spel kon den ingrijpen, de ontwikke ling in de sportjournalistiek die steeds meer naar achter gronden ging speuren en ten slotte de steeds belangrijker wordende televisie die behoef te had niet aan commissies maar aan éen belangrijke, liefst ook markante persoon lijkheid als spreekbuis bij een club. Coaches hebben van die om standigheden handig gebruik gemaakt, ze eisten steeds meer macht en (meestal) ook meer geld. Bij topclubs gedragen zij zich tegenwoordig niet zelden als feodale heersers die aan niemand ook maar enige ver antwoording verschuldigd zijn. Maar ook bij minder aan de weg timmerende clubs is hun macht enorm. Toen Barry Hughes nog bij Sparta werkte, zei hij eens tegen het bestuur: "Wie zijn jullie eigenlijk? Jul lie hebben maar de spelers te kopen die ik aanwijs". In andere teamsporten ging de ontwikkeling ui dezelfde richting, al is de plaats van de coach niet overal even abso luut. Ook bij individuele spor ten deed de coach zich steeds krachtiger gelden, bleef hij ze ker niet meer op de achter grond. Wie Cooman zegt, zegt Kraaijenhof, nietwaar. Grotere mond, meer macht - maar wat is nu precies de ware betekenis van de coach, hoe valt zijn waarde te meten, welke methodiek deugt en wel ke niet? Ik zit al jaren met de vraag hoe je op dit gebied de bekwamen van de poseerders en de charlatans moet schei den. Ik zal nu een aantal voor beelden geven, kris-kras door de tijd en de takken van sport, waarbij coaches zich manifes teerden.. Het is maar even om de gedachten te bepalen wat er allemaal is gebeurd en nog ge beurt. Bij de Spelen van 1928 in Amsterdam was de Canadese atleet Percy Williams de grote verrasing op de sprint. Zijn coach, Bob Granger hield er, ook voor die tijd, merkwaar dige praktijken op na. Op de dag van de wedstrijd moest Williams alle energie sparen. Zelfs de warming-up diende hij over te slaan. Om toch op temperatuur te komen werd Williams onder een zwaar pak dekens gelegd. Williams won (mede daardoor of ondanks dat?) zowel de 100 als 200 m. Beb Bakhuys werd in 1933 uitgenodigd voor een oefen wedstrijd van het voorlopig Nederlands elftal. Hij speelde (net terug uit het warme In- dié) de zwakste wedstrijd uit heel zijn carrière, niets lukte, het was bijna lachwekkend en uitgelachen en uitgefloten werd Bakhuys dan ook als weinige spelers ooit voor of na hem. De Keuze-commissie stootte hem ook meteen uit de selectie. Maar aan de kant stond de trainer van het Ne derlands elftal, de Brit Bob Glendenning en hij moet dwars door alle ellende toch de diamant hebben zien flonke ren. Elke week reisde hij gedu rende drie maanden een dag per week van Den Haag naar Zwolle (Bakhuys' woonplaats) om hem persoonlijk aan een zware training te onderwer pen. Na drie maanden ging Glendenning naar de Keuze commissie terug en zei "Hij is klaar, stel hem nu maar op". Bakhuys groeide uit tot de toonaangevende voetballer van de jaren dertig. De Australische tenmscoach Harry Hopman had in de ja ren vijftig en zestig als bij namen 'de vos' en 'de tove naar'. In zijn tijd rolde» de ta lenten gewoon als appelen van de boom af: Sedgman. McGre gor, Hoad, Rosewall, Fraser Anderson, Cooper, Laver enz. Maar waar zat nu het wonder baarlijke van de man in? Hij hechtte grote waarde aan de conditie-training van zijn spelers (een toen nogal ver waarloosd onderdeel in het toptennis), hij zorgde dat ze topfit aan de start kwamen voor Davis-Cupwedstrijden e.d. Van Hoad weten we dat hij als coach zich nauwelijks liet gelden. Hij zat zwijgzaam op zijn stoeltje. Als zijn spelers wat vroegen tijdens het wisse len van veld, zei hij alleen maar: "Go for the lines" (Speel zo scherp mogelijk). Dat was alles. Tovenaar? Of had hij ge woon zijn tijd mee? Een coach moet een scherp inzicht in zijn sport hebben. Hij moet er het wezen en de sfeer van kennen. Je zou den ken dat het een waarheid als een koe is. Maar de Ameri kaanse zwemcoach Sherm Chavoor, de man die Olym pisch kampioenen als Debby Meyer en Mark Spitz onder zijn hoede had, kon zelf.....niet zwemmen. Leo Beenhakker is bezig aan zijn derde seizoen bij Real Ma drid en behoort nu tot de hoge re machten van de voetballe rij. Maar nog geen handvol ja ren geleden verdween Volen- dam onder zijn leiding uit de eredivisie. Sinds het EK in Duitsland lijkt Michels al een legende tij dens zijn leven te zijn gewor den. Maar wie even in zijn her innering graaft zal nog weten dat Barcelona (toch geld ge noeg om alles en iedereen aan te kopen) onder zijn leiding weinig klaarmaakte, dat zijn terugkeer bij Ajax evenmin een succes was en dat FC Köln hem de laan v.itstuurde. Rob Jacobs moest vorig sei zoen bij FC Groningen weg omdat de ploeg onder hem snel in het moeras zakte. Nu wordt van hem verwacht dat hij Feyenoord aan nieuwe glorie helpt. Ik kan nog vele van dit soort voorbeelden noemen, maar dit lijkt me zo wel voldoende om aan te tonen hoe grillig dat vak is, hoe dun de wand tussen succes en falen, hoe onthuts end afhankelijk de coach is van materiaal en omstandig heden. Diploma's, kennis van zaken, inzicht, toewijding, op rechtheid in de praktijk doen ze er maar zeer ten dele toe. De coach moet succes heb ben, dat is het enige criterium. De winnende coach heeft al tijd gelijk, wat hij ook doet. Coaches gedragen zich daar ook al te vaak naar, nemen de houding aan van toverkol of medicijnman. De sportjour nalistiek versterkt dat beeld nog in aanzienlijke mate en dat is iets wat me nogal droef- jes stemt. Het is na al die ups en downs en onverklaarbaar heden in de sport toch wel dui delijk dat de invloed en bete kenis van een voetbalcoach maar beperkt zijn. Van mati ge spelers met beperkt inzicht maakt hij geen goede voetbal lers. Hij kan wat aan de condi tie doen en aan de techniek. Hij kan ook het spel laten ver pesten door 'op een punt te spe len'. Maar dan nog de bewe gingen van 22 man in het veld vallen niet naar zijn hand te zetten. Ze kunnen me nog meer vertellen. Al dat gebler uit de dug-out heeft weinig om de hakken. Toen Arie Haan coach van Stuttgart werd en zijn ploeg in de Bundesliga vier wedstrij den op rij won, meldde de ge hele sportjournalistiek zich bij hem met de stereotype vraag 'Wat is het geheim van Arie Haan?'. Haan wist dat na tuurlijk ook niet, maar gaf een indrukwekkend staaltje uit- zijn-nek-praterij weg. Hij moest toch wat. Hij kon moei lijk zeggen: heren, ik sta ook paf,"want daarvoor betalen ze hem die tonnen niet. Vervol gens verloor Stuttgart een aantal wedstrijden achter el kaar. Helaas niemand die toen de vraag stelde: 'Wat is het geheim van het falen van Arie Haan?' Coaches bij amateurclubs zijn zich steeds meer gaan spiege len aan het gedrag van hun collega's die in de prof-gelede ren werkzaam zijn. Helaas, helaas. Zelfs in de laagste klassen komen ze met verhalen op de proppen, die alleen maar als potsierlijkheden val len te betitelen. Hun vooral zou het sieren als ze terugkeer den naar de soberheid, de nuchterheid van weleer. Maar vroeger komt natuurlijk uouii meer terug. RUUD PAAUW.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1988 | | pagina 25