'Siera of Sierat, het is allemaal één pot nat' cdxmfRKEV Leidse bevolking werd eeuwenlang geïnjecteerd met 'sloten vreemd bloed' £^s-M.de.LJGN BIJLAGE VAN HET LEIDSCH/ALPHENS DAGBLAD Leiden herbergt hele volksstammen met familienamen die zelden in andere steden kunnen worden aangetroffen. Het telefoonboek hoeft maar te worden geraadpleegd en de Siera's, de Bekooijs en de Segaars komen je tegemoet. Rasechte Leienaars zijn het, al bestaan die strikt genomen niet. "Want de stad is door de eeuwen heen zo veelvuldig geïnjecteerd met vreemd bloed dat iedere burger hier wel iets Frans of Duits in zich heeft". Namenkenner en gemeente-archivaris P.J.M. de Baar kan er uren over praten. "De honkvastheid, een eigenschap die nu nog vele Leidenaars zo eigen is, hebben die Fransen en Walen van generatie op generatie op hun nakomelingen overgedragen". (foto's Lock Zuyderduin) De familienamen van talloze Lei denaars verraden een Waalse, hetzij Franse achtergrond. Som mige van die namen zijn authen tiek gebleven; ze hebben genera ties overleefd. Andere werden .in het spraakgebruik verbasterd, verleidst, vertaald, of ze namen in de loop der eeuwen een schrijf wijze aan die nog maar vaag doet herinneren aan de oorspronkelij ke. door Gerard van Putten Neem de naam Poptie, zeer waar schijnlijk een verbastering van Peau Petit. Naar het schijnt was er ooit een Leidse Waal van minimale afmetin gen die nogal driftig van aard was en bij het minste of geringste uit zijn 'vel letje' dreigde te springen. Zeker nadat Napoleon in 1811 had besloten de bevolking van dit land te registreren, schoten er soms merk waardige loten uit de stambomen van talloze families. Doordat er nog wel eens een met de Franse slag gehan teerde pen vreemd uitschoot over het papier. Of doordat alcohol de drager van een naam zó dronken voerde dat er in het spraakgebruik een volstrekt andere ontstond en er aldus een nieuw Leids geslacht werd geboren. Slordig "De burgerlijke stand werd aan de hand van de doopakten opgezet en ge redigeerd", verschaft gemeente-ar chivaris P.J.M. de Baar nadere toe lichting. "Had de een of andere zot van een dominee of pastoor die naam nu verkeerd geschreven, dan was de ellende daar. Dan zei zo'n ambtenaar: u noemt zich wel zo en zo, maar u hoort toch echt zó te heten". Er zijn hem daarnaast ettelijke ge vallen bekend van slordig geregi streerde geboorte-aangiften. Familie namen, De Baar is ze in het gemeente archief in allerlei varianten tegenge komen. "Siera en Sierat, het is één pot nat. En, om nog maar een voorbeeld te noemen, ook Massaar, Missaar en Massa. Hoe ging dat in die tijd dikwijls? Vader was na de geboorte van een kind verplicht met twee ge tuigen op het stadhuis te verschijnen. Zeg zijn broer en zijn neef. Voordat de heren aangifte gingen doen werd er dikwijls eerst nog even een neut geno men. Tja, een naam liet zich als gevolg daarvan dan niet meer zo duidelijk uitspreken, met het gevolg dat de ambtenaar Bekooy verstond als Boekkooij. En om de verwarring dan nog groter te maken: de neef die als getuige opdraafde heette dan weer Bekooij. Met twee puntjes op die ij. Of Bekooi met enkel een i. Omdat de do minee of pastoor dat ooit in de doop akte had vermeld. Er hebben gezin nen bestaan waarvan de achternamen van drie broers op drie verschillende manieren waren geregistreerd. En dan te bedenken dat al die namen weer afleidingen zijn van Dubec- quoi". Vorsten De naam Fallaux moet het net zo zijn vergaan. Weliswaar draagt ook nu nog menige Leidenaar krachtens erf recht met gepaste trots deze naam, er wonen in deze stad ook heel wat 'afge dreven familieleden' die het moeten doen met een danig verminkte dan wel verbasterde versie. Zij stellen zich voor als Van Loo, Van Loe of Van Loef. En de Dujardins die zich vier eeuwen geleden hier vestigden, heb ben, afgaande op het telefoonboek, al leen nog nakomelingen in de perso nen van de Sjardijns en de Sjardins. Waarbij het opmerkelijk mag heten dat niemand van de laatste familietak zich deftig op z'n Frans aandient wan neer ze worden opgebeld. Dat de burgerlijke stand van Lei den vandaag de dag verhoudingsge wijs nog altijd 'franser' is georiën teerd dan welke andere Nederlandse gemeente dan ook, kan feitelijk wor den toegeschreven aan de dictatuur van twee buitenlandse vorsten: de Spaanse koning Filips II en de Franse koning Lodewijk XIV. Als troonopvolger van Karei V ter roriseerde de Spaanse koning Filips II met ae centraliseringspolitiek die hij van zijn vader had overgenomen vooral de protestantse ingezetenen van het uitgestrekte gebied, waarover hij de scepter zwaaide. Tegen zijn niets en niemand ontziende regime, dat uitsluitend het katholicisme als religie accepteerde, werd in de eerste jaren dat Filips II aan het bewind was hooguit lijdelijk verzet gepleegd. Maar in 1566, elf jaar na zijn troons bestijging, werd er in de Zeventien Verenigde Nederlanden openlijk ge rebelleerd tegen de Spaanse dwinge land. Sociaal-economische, politieke en religieuze overwegingen spanden samen tot het verzet dat naderhand in geschiedenisboekjes werd geken schetst als 'Beeldenstorm'. Onder aanvoering van Willem van Oranje veegden de opstandelingen achter eenvolgens de straten schoon van Den Briel (1572), Alkmaar (1573), Mid delburg en Leiden (1574) en ten slotte Amsterdam (1578); de Spaanse garni zoenen zagen zich genoodzaakt hun tenten buiten de stadswallen op te slaan. Op de protestanten uit de nog be zette zuidelijke gewesten oefenden de vrijplaatsen in het noorden een mag netische aantrekkingskracht uit. Juist in steden als Doornik, Rijssel, Valenciennes, Gent en Antwerpen had de hervorming zich sinds 1560 sterk verbreid; meer dan ooit leefde er de wens de godsdienst in vrijheid te belijden. Verketterd De Unie van Atrecht oftewel het verdrag dat op 17 mei 1579 werd ge sloten door bestuurders van enkele met Filips II heulende katholieke zui delijke gewesten, verketterde een ie der die openlijk het calvinisme be leed. Op straffe van lijfsdwang diende iedere ingezetene zich onvoorwaarde lijk te onderwerpen aan het gezag. Ve len gingen daarvoor op de loop en slo ten zich aan bij de volksverhuizing naar het Noorden, die intussen op gang was gekomen. De grootste stroom vluchtelingen kwam op of omstreeks 1580 op gang. De protestanten uit Artois trokken weg uit hun vertrouwde omgeving. Maar ook vele Vlamingen ontvlucht ten het eerst ontzette, maar op 20 mei 1584 door de Spaanse veldheer Parma wederom ingenomen Brugge. Uit de ze stad, die ze voordien als veilige vluchtplaats hadden beschouwd, ver dwenen ook weer de Waalse volgelin gen van de verdreven predikant Jac ques de la Drève. Zij kwamen uitein delijk terecht in Leiden, waar De la Drève nog geen vier maanden later (op 9 september) werd benoemd tot de eerste predikant van de Waalse kerk. De uitgeweken Walen leefden in Leiden hun eigen leven. Als besloten gemeenschap hielden ze geruime tijd vast aan eigen cultuur, identiteit en taal. Ze woonden in ghetto-achtige wijken in het noordelijk deel van de stad. Voorzover gemeente-archivaris De Baar bekend is, heeft het assimila tieproces de identiteitsverandering van Waal naar Leidenaar zeker een jaar of veertig geduurd. "Onder meer door huwelijken gebeurde dat. Of de vroegere Walen en de Vlamingen hun invloed hebben gehad op het Leidse dialect dat zo zangerig klinkt, daar over bestaat geen zekerheid. Zoiets kun je hooguit verrrioeden". Verreweg de meeste Walen en Vla mingen, onder wie ook velen uit Ant werpen (dat in 1585 was gevallen), vonden emplooi in de textielindus trie. Die was enigszins in verval ge raakt, maar door hun bijdrage werd ze welvarender dan ooit tevoren. Een nijverheid die hun veelal vertrouwd voorkwam. In hun thuisland hadden ze al gesponnen en geweefd. Al was het maar om het armzalige bestaan van keuterboer of landarbeider enigszins op te fleuren met wat extra inkomsten. Wever In sommige, nu als typisch Leids geaccepteerde namen valt de grote Waalse betrokkenheid met de zijde-, de wol- en de lakenindustrie nog te rug te vinden. Tisseur, een veel voor komende naam in Leiden, betekent wever. De Baar: "De Walen hebben eeuwenlang een vooraanstaande po sitie bekleed in de textielindustrie. Tot aan het einde van de achttiende eeuw, omdat de concurrentie met Til burg en met Luik niet langer was vol te houden. In Tilburg waren ze eind zeventiende eeuw begonnen met spinnen tegen de helft van de Leidse prijs, terwijl in Luik de arbeiders hon gerlonen kregen zodat daar de prijzen konden worden gedrukt". Lang niet alle immigranten van Vlaamse of Waalse huize zagen in Lei den meteen een nieuwe woonplaats. Er waren er bijvoorbeeld die eerder de wijk naar Engeland hadden geno men. Met name Jan van Hout heeft als stadssecretaris van Leiden evenwel kosten noch moeite gespaard om ter- wille van de plaatselijke lakenindus trie deze vluchtelingen alsnog naar Leiden te halen. De vestiging ging gepaard met al lerlei privileges, onder meer vrijstel ling van belasting voor een periode van drie jaar. Het laat zich raden dat vooral de komst van gefortuneerde fa milies hier met welgevallen werd be groet. Ook de stad profiteerde immers van de geïmporteerde kapitalen. Uit de zuidelijke gewesten van de Zeventien Verenigde Nederlanden kwamen overigens niet uitsluitend op de vlucht geslagen calvinisten. Ook zij die gewend waren zich op te hou den aan de zelfkant van de Luikse maatschappij verhuisden in groten getale naar Leiden. Economische mo tieven voerden hen naar het noorden. Geteisem was het volgens het toen malige stadsbestuur, "die Luiker Walen en dergelijke". Geen "opregte Refugiés ofte derseh)er descendenten", maar klaplopers, landlopers en bede laars. Ginjaar Welke Leidenaars met Frans klin kende namen nu precies van streng in de leer zijnde calvinisten afstammen en welke Leidenaars van het 'uitschot der Luikse maatschappij', valt vol gens De Baar moeilijk aan te geven. "Wel is komen vast te staan dat me neer Ginjaar, de vroegere minister van volksgezondheid die nu partij voorzitter is van de WD, een nako meling is van ene Guingard uit Luik". Als gevolg van de toevloed van im migranten had het stadsbestuur zich in 1658 genoodzaakt gezien de gren zen van Leiden te verleggen.- Het ge bied, omsloten door de Zuidsingel en Plantsoen, werd bestemd voor wo ningbouw. Onder meer werden toen aangelegd de Herengracht, de Oranje gracht, de Waardgracht, de Gereg- racht en de Kaarsenmakersstraat. De stad was in 1635 weliswaar getroffen door een pestepidemie die 15.000 le vens eiste, het bevolkingsaantal was vier jaar later alweer op het oude peil van 45.000 inwoners. Even na 1660 tel de Leiden om en nabij 70.000 inwo ners. Met de herroeping van het Edict van Nantes bracht Lodewijk XIV op 17 oktober 1685 een nieuwe volksver huizing in beweging. De onderdanen die zich hadden'bekeerd tot het pro testantisme werden daardoor tot reli gieuze paria's verklaard. De betrekke lijke vrijheid van godsdienst die ko ning Hendrik IV hun in 1598 had ge garandeerd door het Edict van Nantes uit te vaardigen, werd officieel be knot. Al de pesterijtjes waarmee de calvi nisten clandestien waren belaagd toen het Edict van kracht was, wer den legaal verklaard. Degenen die in de directe omgeving van hun huis en haard wilden blijven, moesten van hun geloof vallen en zich alsnog laten dopen tot katholiek. Predikanten moesten binnen 14 dagen het Franse koninkrijk verlaten, tenzij ze zich als nog bekeerden tot wat Lodewijk XIV als 'het ware woord' beschouwde. Op de loop Protestantse scholen en kerken werden gesloten dan wel met de grond gelijk gemaakt. Ongeveer 200.000 Franse Hugenoten gingen voor deze maatregelen van Lodewijk XIV op de loop. Onder achterlating van have en goed. Arm als kerkratten belandden 1800 van die Hugenoten in Leiden. De naam Flanderheijn als Ne derlandse versie van Flandrin herin nert nog aan de aanwezigheid van de ze Franse Hugenotenfamilie, zoals ook de naam Dee aan de al lang uitge storven familie Day (spreek uit: Dé). Veel hebben ze niet kunnen beteke nen voor de Leidse samenleving, de Hugenoten. Zakelijk verging het ze in het algemeen niet best. Zeker niet de genen die hier hun aloude werkzaam heden oppakten in de zijde-industrie. De produkten die ze op de markt af zetten vonden weinig aftrek. De meeste bedrijfjes bleken dan ook geen lang leven beschoren. Vooral in het beginjaren van hun verblijf in Lei den leefden de meeste Hugenoten van de opbrengsten van collectes. Nogal wat verleidste Walen beslo ten in de tijd dat Lodewijk XIV het in Frankrijk voor het zeggen had hun naam te veranderen. Heel wat La- bruyères vertaalden hun familienaam in Van der Heide of Van der Heijden. De familie De Wagt ontstond uit de fa milie Leget, wat weer een verleidsing was van Le Guet. En talloze Mon- tagnes en De la Montagnes noemden zich voortaan Van den Berg, zoals er ook een enkele Sieval (een afleiding van Cheval) zich opeens aan anderen begon voor te stellen als Paard. De Baar "Het is mogelijk dat al dat vertaalwerk een reactie is geweest op het gedonder dat Lodewijk XIV heeft veroorzaakt. Zich afzetten tegen de Franse koning, al staat dat overigens niet vast. Wel is het zo dat sommige fa milies later besloten hun naam weer terug te vertalen naar het Frans. Dat er nu bijvoorbeeld geen familie Paard meer te vinden is, is daar een gevolg van". Smeltkroes Echte Leienaars bestaan overigens niet. Althans, als men aan het begrip rasechte Leienaar meer inhoud wil geven dan een verblijf van 'slechts' drie generaties hier ter stede. Ge meente-archivaris De Baar wijst er op dat de stad altijd een smeltkroes van allochtonen en autochtonen is ge weest. Sterker nog: "Weliswaar heeft de naam Paats zich al heel vroeg hier geworteld, maar door allerlei huwelij ken is ook die familie geïnjecteerd met sloten vreemd bloed. Er wordt wel gezegd dat zo rond 1620 driekwart van Leiden uitheems was". Ook later bleek Leiden voor menige vreemdeling in trek als nieuwe vesti gingsplaats. Vorige eeuw nog voor Duitse manufacturiers als de Schlatt- manns. De Nachtegellers, de Schlag- weins (naderhand verhaspeld tot Slagwijn) en de Heidemanns, die nu alleen nog zonder dubbele Duitse n in het telefoonboek valt te ontwaren, gingen hen vooraf. "Achteraf kun je zeggen dat vooral de Fransen en Walen erg honkvast zijn gebleken", stelt De Baar. En in derdaad, hun zoveelste achterklein kinderen zijn er nog in groten getale. De Pikets bijvoorbeeld, wier stamva der ooit uit Picardie kwam. En de Se gaars. verre familieleden van de Waal Pasgier Ségar die rond 1600 naam maakte als uitvinder van het lintmo lentje, een handig attribuut in de tex tielindustrie. "De honkvastheid, een eigenschap die nu nog vele Leidenaars zo eigen is, hebben die Fransen en Walen van ge neratie op generatie op hun nakome lingen overgedragen. Nu nog zijn er van die Leienezen die je met geen stok de stad uit krijgt. Die zich ontheemd voelen zodra ze de laatste huizen van de Lammenschansweg zijn gepas seerd". Ons kent ons Niet voor niets wordt de dagelijkse omgang van Leidenaars dan ook ge kenmerkt door een sfeer van 'ons kent ons'. In het verleden was dat ui teraard nog sterker het geval; bij ge brek aan geld, transport- en vervoer middelen was men als het ware tot el kaar veroordeeld. Derhalve kenden de Leidenaars elkaar van haver tot gort. Onstuimige liefdes dreven tel gen van protestantse Walen tot het ka tholicisme en omgekeerd. De Waalse kerk in Leiden telt daarom geen enke le familie meer die vanaf de oprich ting lid is. "Twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen", zeker in de vorige eeuw werd het menige vrijlus- tige jonker en joffer als een gebod voorgehouden in het geval de-religies niet met elkaar overeenstemden. Tot ergernis van dominee, pastoor en fa milie verstoutte een enkel paar het zich die waarschuwing in de wind te slaan. Dat liet het hart zegevieren over het verstand. Met het gevolg dat er nu in Leiden mensen rondlopen die Tuinhof de Moed heten. Voor wie niet beter weet een naam die wijst op een voorname afkomst, maar die in wer kelijkheid herinnert aan de geboorte van een 'onecht kind' van wie de va der Tuinhof heette en de moeder De Moed. Onmogelijke liefdes, ze hebben soms merkwaardige sporen nagela ten in Leiden. De naam Develing is ei genlijk een foute naam; die mensen zouden volgens naamkenner De Baar eigenlijk Devilee moeten heten. "Maar er was ooit een Devilee, een mannelijke telg van een echte katho lieke familie die in de koffer dook met een protestants meisje. Nou had je vroeger vroedvrouwen die gespeciali seerd waren in bevallingen van on echte kinderen. Dat waren dames die al jaren in het vak zaten en die de plicht hadden op het hoogtepunt van de bevalling de moeder te vragen wie de vader van de baby was". "Er waren meisjes die de kaken stijf op elkaar hielden. Maar er waren er natuurlijk ook die zich in de steek ge laten voelden, en die noemden de naam uiteindelijk wel. Zo liet dat be-' wuste protestantse meisje de naam Devilee vallen. De dominee vond dat kennelijk al te katholiek klinken, van daar dat hij er Develing van heeft ge maakt". Daar was inderdaad geen woord Frans bij.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1988 | | pagina 21