Gezocht: werk voor gehandicapten Kapperfobie Denkwijzer Onze taal Roy Schoonheim: "Veel bedrijven kennen de mogelijkheden niet" eu. I1)- oe. ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1988 EXTRA In 1969 was de Rotterdammer Roy Schoonheim 21 jaar. Hij speelde cricket en hockey, en daarnaast werkte hij als vertegenwoordiger in belastingvrije artikelen. Toen kreeg hij een auto-ongeluk en belandde in een rolstoel. De laatste jaren is hij met zijn Stichting Handicap, Scholing en Arbeid druk bezig met het zoeken naar werk voor lichamelijk gehandicapten. "Velen zijn echt tot een boel in staat. Maar de bedrijven weten dat gewoon niet en ze kiezen toch snel voor een sollicitant die niet blind is of in een rolstoel zit". door Harry van Dam Van liefdadigheid wil Roy Schoon heim (41 nu) niets weten. "De ver houding tussen een werkgever en de lichamelijk gehandicapte werkne mer moet er een van gelijkwaardig heid zijn. Ook als je als boekhouder lichamelijk gehandicapt bent, moet je op de eerste plaats een goede boekhouder zijn, anders heeft een bedrijf niks aan je". Met twee anderen richtte Schoonheim in 1981 de Stichting Handicap, Scholing en Arbeid op. "1981 was het Internatio naal Jaar van Gehandicapten", zegt hij in zijn aangepaste flat in Rotterdam. "Wij wilden een bijdrage leveren aan de reali sering van de doelstellingen van dat jaar. Namelijk het bevorderen van de integra tie, de emancipatie en de participatie in gelijkheid van de gehandicapten in onze samenleving". Roy Schoonheim vindt dat de licha melijk gehandicapten te weinig kansen krijgen op de arbeidsmarkt, terwijl velen van hen echt tot een boel in staat zijn. "Maar de bedrijven weten dat gewoon niet en ze kiezen toch snel voor een solli citant die niet blind is of in een rolstoel zit". Hij ondervond dat zelf. "Ik heb al die jaren gestudeerd, zodat ik op een gege ven moment correspondent/tolk/vertaler was in het Frans, Engels, Duits en Spaans. Maar een baan in die richting kon ik niet vinden". Schoonheim was niet werkloos. "Ik deed administratief werk, was chef van een typekamer. Maar ik verveelde me dood. Dat werk was echt onder mijn ni veau, ik had de hele dag niets te doen en ik solliciteerde me rot. Maar overal nul op rekest". Dat was Schoonheim op een gegeven moment zo spuugzat dat hij met twee vrienden de Stichting Handicap, Scho ling en Arbeid oprichtte. De stichting ze telt bij hem thuis en hij is zelf vele uren in de week 'op kantoor' te vinden. In 1985 raakte hij namelijk zijn baan op de type kamer kwijt. Sindsdien heeft Roy Schoonheim (naast zijn studie voor de eerstegraads lesbevoegdheid Spaans, die hij in januari hoopt af te ronden) zijn handen er aan vol. Hij en zijn twee collega's steken er ie der zo'n dertig uur per week in, waarvan zeker de helft van de tijd gaat zitten in het bij elkaar zien te krijgen van de beno digde fondsen. Want subsidie geniet de stichting niet. "We hebben in 1981 wat spullen ge kocht om een administratie van de grond te krijgen. Ik heb een overjarig compu tertje bij een firma kunnen lospraten en inmiddels hebben we van wat instanties, zoals de Koningin Julianastichting, bij dragen gekregen. De schulden die we in '81 maakten, konden we daardoor in elk geval betalen, maar er blijft veel meer no dig". Blijven proberen Want er gaat veel tijd en geld zitten in het benaderen van bedrijven waarvan Schoonheim vermoedt dat ze weieens bereid zouden zijn een blinde of een rol stoelgebruiker in dienst te nemen. "Het is vooral een kwestie van blijven probe ren, blijven uitleggen. Want zoals ik al zei, de bedrijven kennen de mogelijkhe den niet. Er zijn bijvoorbeeld subsidies te krijgen voor het dusdanig aanpassen van een werkplek dat een gehandicapte er kan functioneren". Schoonheims inspanningen zijn niet zonder succes gebleven; in de afgelopen jaren heeft hij zo'n veertig tot vijftig men sen kunnen plaatsen. "Dat waren vooral gehandicapten met een goede opleiding. J uristen, personeelsfunctionarissen, programmeurs. Op de arbeidsmarkt heb ben mensen met een goede opleiding nu eenmaal meer kans op werk dan iemand met weinig scholing, en dat geldt uiter aard ook voor gehandicapten". Maar zelfs uitstekend opgeleide men sen die blind zijn of in een rolstoel zitten, blijken moeilijk een baan te kunnen vin den. Schoonheim: "Op dit moment heb ik een bestand met zo'n driehonderd blinden die een hogere beroepsopleiding of een universitaire opleiding hebben ge volgd, maar die niet aan de bak komen". Door zijn zwakkere positie op de ar beidsmarkt is het voor een gehandicapte van nog groter belang goed opgeleid te zijn dan voor iemand die 'onbeperkt' in zetbaar is. Over dat opleidingsniveau (en trouwens ook wel over de motivatie) van gehandicapten heeft Schoonheim grote zorgen. "Ik hamer er altijd fnaar weer op: ga je alsjeblieft scholen. Je kunt natuur lijk excuses aanvoeren als de slechte toe gankelijkheid van schoolgebouwen voor mirtder-validen, er mankeêrt ook veel sancties werken, zeker in het bedrijfsle ven. averechts. Natuurlijk is niet elk be drijf geschikt om veel gehandicapten in dienst te nemen. Maar de bedrijven die dat eigenlijk best zouden kunnen, moe ten worden omgepraat, bestookt met ar gumenten. Het is een mentaliteitskwes tie. Zoiets moet je niet van bovenaf op leggen". Berg werk Roy Schoonheim: "Er zijn echt niet kan lopen". aan dergelijke zaken, maar de gehandi capte moet op de eerste plaats gemoti veerd zijn om zich te ontwikkelen". Vergooid "Er zijn voor blinden en andere gehan dicapten allerlei scholingsmogelijkhe den, maar die worden niet ten volle be nut", moet Schoonheim vaststellen "Neem nu het instituut in Hoensbroek Daar kunnen gehandicapten beroepsop leidingen volgen voor boekhouder, tekstverwerker, typist en dergelijke. Dat instituut kan elk jaar negentig cursisten hebben maar komt er altijd zo'n dertig te kort. Moet je voorstellen wat een kansen er zo worden vergooid. Want wie Hoens broek heeft gedaan komt bijna zeker aan de slag, onder meer door de begeleiding na de studie bij het zoekentvan een baan". Het is Schoonheim nu een paar keer overkomen dat hij na lang bellen en di verse bezoeken een bedrijf zo ver had ge kregen dat het arbeidsplaatsen wilde la ten bezetten door lichamelijk gehandi capten, maar dat hij uiteindelijk de kan didaten niet kon leveren. "Ik heb het laatst in Rotterdam gehad. Er was een bedrijf dat moeilijk mensen kon vinden voor bepaalde functies op hts- en hbo-ni- veau. Het ging om zestien banen, dat was dus wel wat. Nou, ik heb dat bedrijf moe ten bekennen dat ik de geschikte men sen gewoon niet in mijn bestand had. Vreselijk, om je dood te schamen. Daar hoef ik voorlopig niet meer terug te ko men. Hopeloos is dat, om nee te moeten verkopen". "En het is ook niet nodig, want er moe ten gewoon genoeg mensen met een han dicap zijn die geen baan hebben, maar wel een behoorlijke opleiding. En weet je, veel bedrijven kennen dan wel niet de mogelijkheden van gehandicapten, maar er zijn er ook een hoop die het echt hele maal niks kan schelen of hun boekhou der nou wel of niet kan lopen. Als-ie zijn werk maar goed doet. En van die instel ling moeten we profiteren". Schoonheim is op het ogenblik in Utrecht bezig met een gerichte actie om bedrijven te interesseren gehandicapten in dienst te nemen. "We kregen van een stichting in Haarlem 35.000 gulden. Dat lijkt heel wat, maar het is zo op. In elk ge val kunnen we er onze actie in Utrecht mee betalen". Schoonheim stuurde zo'n tweehon derd wat grotere bedrijven in Utrecht en omgeving een vragenformulier. "Daar van kreeg ik er ruim tachtig terug, dat is ongeveer veertig procent en dat vind ik een mooie score". Van die tachtig bedrij ven bleken er rond de twintig bereid op korte of middellange termijn gehandi capten in dienst te nemen. Vrijblijvend "Dat is zeker een wat vrijblijvende toe zegging", vindt ook Schoonheim, "maar met die twintig hebben we in ieder geval afgesproken dat ze geregeld lijsten met geschikte kandidaten krijgen. En verder heb ik ze de subsidieregelingen toege stuurd die er zijn om arbeidsplaatsen aan te passen of om speciale apparatuur te kopen. Zo kan een bedrijf met een bijdra ge van het ministerie van sociale zaken een aangepaste typemachine kopen''. Wat de Utrechtse contacten concreet zullen opleveren is moeilijk te voorspel len, maar een duwtje in de rug voor de Stichting Handicap, Scholing en Arbeid zoü de invoering van de Wet Arbeid Ge handicapte Werknemers kunnen zijn. Met die wet wil het kabinet meer gehan dicapten aan het werk helpen en daar mee ook het aantal wao'ers terugbren gen. Het was steeds de bedoeling dat de werknemers en -gevers samen tot een re geling zouden komen, maar daar ziet het voorlopig niet naar uit. Binnen de Sociaal Economische Raad bleken de sociale partners het tot nu toe nog steeds oneens te zijn, met name over een boetestelsel voor bedrijven die geen of niet genoeg gehandicapten in dienst nemen. De sanctie volgens de nieuwe wet is 500 gulden, als een bedrijf weigert mee te werken. De ondernemers vinden dat bedrag te hoog, de bonden veel te laag. En het Koninklijk Nederlands On dernemers Verbond liet in mei van dit jaar weten dat de overheid beter haar energie zou kunnen steken in goede voorlichting over de mogelijkheden van gehandicapten in dienst nemen, dan in het uitdelen van boetes. Dreigement Omdat de werkgevers en de bonden het niet eens kunnen worden, zit het er dik in dat het kabinet bij zijn dreigement blijft dat per 1 juli volgend jaar bedrijven van enige omvang gemiddeld 5 procent gehandicapten in dienst moeten hebben. Maar Schoonheim loopt niet over van vertrouwen in de nieuwe wet. "En het kabinet kennelijk ook niet", zegt hij, "want bij de laatste bezuini gingsronde is een bedrag van 150 miljoen gulden opgenomen aan opbrengsten van boetes, te betalen door bedrijven die zich niet aan de 5 procentsnorm houden. Het kabinet gaat er dus van uit dat 30.000 li chamelijk gehandicapten niet aan het werk komen. Met andere woorden: van die wet komt niets terecht. En als die 150 miljoen dan nog zou worden gebruikt voor-opleiding van gehandicapten, oké. Maar dat geld gaat natuurlijk weer het grote gat in". Schoonheim kan zich niet voorstellen dat bedrijven wakker liggen van boetes van 500 gulden. "Dat is toch olienoten- werk, een beetje onderneming betaalt dat grif', verwacht hij. "En trouwens, Een van de organisaties Schoonheim samenwerkt is de Vereni ging Het Nederlandse Blinden- en Slechtziendenwezen, een in Utrecht ge vestigde overkoepelende instantie van alle instellingen die zich met de blinden en slechtzienden bezighouden. "We zoe ken onder meer naar werk voor visueel gehandicapten", zegt coördinator Jaap Witvliet. "Zo kwamen we bij Schoon heim terecht. Die heeft vaak wel banen, maar lang niet altijd de geschikte kandi daten". De vereniging kreeg drie jaar geleden een speciale subsidie, waarvan Witvliet als coördinator kon worden aangesteld. Die trof een berg werk aan. "Ik dacht jaarlijks met zo'n twintig tot dertig werk zoekenden te maken te krijgen, maar dat bleken er over de honderd te zijn. De laatste tweeënenhalf jaar hebben we daarvan 25 procent aan een baan kunnen helpen, maar het streven is gericht op 75 procent, drie van de vier aanvragers dus". "Maar zeker in een tijd van werkloos heid telt een handicap op de arbeids markt extra zwaar. Voor elke aangebo den functie hebben we zo'n 25 kandida ten, dus het blijft moeilijk. Ideaal zou zijn een kaartenbak te hebben met vrije ba nen waaruit de blinden hun keuze zou den kunnen maken. Maar dat zal nog wel even duren". Een voordeel dat blinden volgens Wit vliet hebben, is dat hun opleidingsni veau en verbale vermogen gunstig afste ken ("zeg maar havo en nog wat meer") bij die van andere gehandicapten. "Ja", zegt hij, "blinden stellen zich in het alge meen actiever op, kunnen vaak hun ei gen belangen uitstekend behartigen". De tijd dat blinden vooral waren te vin den in sociale werkplaatsen, waar ze borstels moesten maken en manden vlechten, is wat dat betreft grotendeels voorbij. Witvliet: "Heel wat blinden zijn tegenwoordig werkzaam als tekstver werker, meubelstoffeerder, rijwielher steller, pianostemmer, fysiotherapeut, in het maatschappelijk werk, er is al een blinde rechter in Nederland, en Abcoude heeft een blinde burgemeester". Veel mogelijk De laatste twee zijn uitzonderingen, maar Witvliet benadrukt dat blinden in heel wat van de drieduizend beroepen die Nederland kent, uitstekend kunnen functioneren. Alleen, de lager opgeleide blinden en slechtzienden zullen aan marktgerichte, op de eisen van het be drijfsleven afgestemde scholing moeten doen en de bedrijven moeten zich soepe ler opstellen. "Er is heel wat mogelijk op het gebied van speciale regelingen", zegt Witvliet. "Hulpmiddelen en aanpassingen kun nen worden gesubsidieerd, al blijft het een nadeel dat bedrijven die kosten moe ten voorfinancieren. Daar moeten we echt van af, want dat voorschieten blijkt wel een drempel te zijn. En verder kan een werkgever in bepaalde gevallen via de bedrijfsvereniging een loontoeslag krijgen, als een gehandicapte werkne mer van de vijf dagen dat hij er is maar voor vier dagen presteert". Stichting Handicap, Scholing en Arbeid. Ai- bert Camusplaats 105, 3069 BW Rotterdam (010- 4556072). Vereniging Het Blinden- en Slecht ziendenwezen, Biltstraat 102, 3572 BJ Utrecht UI. -ml DOOR JOOP VAN DER HORST Vlak voor de halve finale van het Euro pees kampioenschap voetballen zei Ruud Gullit over het Westduitse elftal: "Ze zijn gaandeweg het toernooi beter gaan spelen". Of onze Ruud het precies zo gezegd heeft, weet ik niet. In ieder geval stond het zo in deze krant: gaan deweg het toernooi. Ik zou dat nooit zeggen. Ik weet niets van voetballen, maar als ik erover mocht meepraten had ik gezegd: in de loop van het toernooi. Misschien: in de loop van het toernooi gaandeweg. Maar beslist niet: gaandeweg het toernooi. Nu had meneer Gullit op dat moment nog wel wat anders aan zijn hoofd, dus mis schien was het een klein vergeeflijk fout je. Ik ben het eerder tegengekomen. In de Volkskrant stond laatst: 'daardoor kwam er gaandeweg de dag weer meer vertrouwen'. Gullit is dus niet de enige. In grammaticale termen moeten we zeggen dat het bijwoord gaandeweg hier gebruikt wordt als een voorzetsel. Ik dacht iets fonkelnieuws te zien, maar in de nieuwste woordenboeken staat dit gebruik al vermeld. Het is er dus al een poosje. Er is altijd weer meer dan je denkt. Zo'n overstap van de ene woordsoort naar de andere komt vaker voor. Be rucht was het geval van terecht. Het was oorspronkelijk een bijwoord en werd ge bruikt in zinnen als: 'Hij is terecht gevan gen genomen'. Een hele generatie schoolmeesters heeft geprotesteerd te gen het gebruik van terecht als bijvoeg lijk naamwoord: zijn terechte opmerking. Zonder succes. Toen het eenmaal een gangbaar bijvoeglijk naamwoord gewor den was, ging het zich ook verder als bij voeglijk naamwoord gedragen. Zoals bij aardig/onaardig en vriendelijk/onvrien delijk. kregen we naast terecht: onte recht. Onterecht is nooit bijwoord ge weest, maar rechtstreeks afgeleid van hef bijvoeglijk naamwoord terecht. Een ander voorbeeld van zo'n over stap van de ene woordsoort naar de an dere is lukraak. Ook dat was eerst alleen een bijwoord, maar het is gaandeweg de jaren als bijvoeglijk naamwoord gaan dienen. Van lukraak aanbellen naar zijn lukrake vraag. In de reclame wordëfci woordsoortver wisselingen wel eens opzettelijk toege past. Er wordt dan gebruik gemaakt van ons zintuig voor afwijkingen. We veren op zodra we een fout zien. En dat is pre cies wat de reclamemaker wil hebben. Twee jaar geleden adverteerde een au tomerk met de leuze: 'De autooste auto onder de 13 mille'. Het eerste woord au to is hier gebruikt alsof het een bijvoeg lijk naamwoord is. Eerderal: 'De IBM-ste onder de IBM-compatibelen'. Vorig jaar stond in een advertentie voor compu ters: 'Ook al is dit de kleinste IBM, u krijgt verbazend veel schrijfmachine voor uw geld'. Schrijfmachine hier dus gebruikt als stofnaam, zoals wijn. plastic en zand. Tot slot iets wat hier op lijkt maar wat ik nog niet helemaal begrijp: in de loop van gisteren. Daarmee is naar mijn ge voel ook iets vreemds aan de hand. Ik heb het al meer dan eens in de krant aangetroffen; sommige mensen vinden het dus blijkbaar heel gewoon. Na een combinatie als in de loop van verwacht ik een zelfstandig naamwoord. Bijvoor beeld: in de loop van de avond, in de loop van de volgende dag. Maar juist geen bijwoorden: in de loop van 's zo mers, in de loop van vroeg?? Toch komt het voor. Zit het nieuwe nu in gisteren of in in de loop van Een van de meest traumatische en helaas regelmatig terugkerende ervaringen die ik als jongetje onderging, was geknipt worden door de kapper. Op de bewuste dag was mijn stemming ver beneden peil, ik verzon in gedachten en luidop al lerlei uitvluchten dat ik een migraine- aanval had wist ik veel wat dat was), dat 't de volgende dag vreselijk zou gaan vriezen een kouwe kop is slecht voor je schoolwerk) - en hoopte vurig dat mijn moeder op het allerlaatste moment zou vergeten me erheen te sturpn. Maar geen van mijn gebeden werd ooit verhoord. Met gewapend beton in mijn schoentjes slofte ik gevoelloos naar het haar-abattoir, hees me als een martelaar op de lullige hoge kinderstoel en wachtte met een blik op de eeuwigl\eid de aanval af. Als die griezel dan eindelijk aan me toe was - want wat voor toeren je ook uit haalt, bij de kapper en de dokter schijn je altijd te vroeg te komen - verdween mijn laatste greintje zelfrespect op slag als hij zo'n vormoplossend tafellaken van onde- fineerbaar bruin met beige rand om me heen knoopte. Met mijn ogen stijf dichtgeknepen - ge deeltelijk vanwege de vallende haren maar zeker ook als een soort struisvogel reactie - volgde ik nauwlettend het flit sende geluid van de schaar. Vooral in de buurt van mijn oren had ik bloederige fantasieën van reepjes vlees waar het ge reedschap helaas even uitgeschoten was. Dat dat nooit gebeurde, had'voor mijn gevoel weinig met de deskundigheid van de kapper en veel met onverklaarbaar geluk te maken. Op het moment dat het borsteltje einde lijk de kriebelharen in mijn nek wegveeg de kwam er iets van leven in mij terug. Helemaal van harte ging dat overigens niet. Wanneer de kapper de haarslab van me afscheurde en ik voorzichtig mijn ogen open durfde te doen, kwam de gena deslag. Wat voor de kapper 'lekker kort en ziezo, dat kan er weer even tegen' was, was voor mij het voorlopige einde van mijn omgang met de rest van de mens heid. Beschaamd over mijn nieuwe naakt heid, daalde ik dan de stoel af en verliet zwijgend de zaak. Voorovergebogen, op dat niemand me meewarig zou kunnen observeren, liep ik naar huis, ging meteen naar de wastafelspiegel en keek net zo vaak totdat ik in mijn nieuw ver worven luchtigheid berusten kon. Pas daarna durfde ik weer schoorvoetend aan het gezinsleven te gaan deelnemen. Hoewel het bij je zelf altijd moeilijk is om vast te stellen op welke manier dramati sche kindheids-ervaringen op latere leef tijd doorwerken, is in mijn geval één ding wel zeker: tussen mij en de kapper komt het nooit echt helemaal meer goed, daarvoor is er gewoon teveel gebeurd. Ik heb trouwens lang gedacht dat het vooral aan mij lag. Totdat ik kortgeleden stuitte op de kapper-studies van de soci aal-psychologen Kabatznick en Kleiman van de City University in New YorkZe interviewden bijvoorbeeld een groep mannen en vrouwen die een kapperssa lon hadden bezocht en vonden dat veel van hen zich daar als volwassenen bijna net zo voelen en gedragen als ik als kind deed. Zelfs als de kapper voor hun gevoel hun haar verkeerd knipt of zelfs ver knoeit, ondergaan ze dat meestal stil zwijgend en protesteren zelden openlijk. Vrouwen hadden nog eerder de neiging dat te doen dan mannen, misschien om dat mannen het moeilijker vinden te la ten merken hoeveel hun uiterlijk voor hun betekent. Wat maakt mensen zo volgzaam en on derdanig bij de kapper? Een ander on derzoek van Kabatznick en Kleiman on- door René Diekstra hoogleraar psychologie te Leiden der 50 kappers en 50 klanten levert in dit opzicht interessant materiaal op. Het lijkt erop, dat de redenen die het mensen moeilijk maken hun.kapper eens flink de mantel uit te vegen, dezelfde zijn als die mensen ertoe brengen volgzaam te blij ven in bepaalde situaties die weten schappers in onderzoekslaboratoria we- Een berucht voorbeeld in dit opzicht is het onderzoek van Stanley Mïlgram, waarin de onderzoeker aan een proefper soon, in de rol van leraar, de opdracht gaf een 'leerling' een elektrische schok te geven telkens als deze een verkeerd ant woord gaf op een bepaalde leertaak. De leerling of het slachtoffer was een acteur die in werkelijkheid helemaal geen schok kreeg. De meeste 'leraren' (65 procent), ge hoorzaamden de instructies van de on derzoeker en dienden zelfs schokken toe, waarvan ze veronderstelden dat die de leerlingen behoorlijk wat pijn deden. Milgrams conclusie was dat mensen vaak de richtlijnen of opdrachten van degenen die de macht (lijken) te hebben blijven opvolgen als ze zich eenmaal heb ben laten verleiden om in die bepaalde si tuatie en de daarbijbehorende spelregels of etiquette te stappen. Kappersklanten voelen zich onder soortgelijke druk staan, hoewel dat op het eerste gezicht vreemd lijkt, want het gaat hier tenslotte om een vorm van dienstverlening waarom de klant vrij willig heeft gevraagd. Maar als je als klant eenmaal een bepaalde afspraak hebt gemaakt, dan voel je je verplicht die na te komen, vooral als de kapper je nog net ergens tussen heeft kunnen 'pluggen'. Soms is het "nou, u hebt geluk, er is nog net een gaatje van elf tot half twaalf' echt doorgestoken kaart. Ik heb eens in een grote kapsalon de receptioniste aan de telefoon tegen een klant horen zeggen dat ze de hele ochtend volgeboekt waren. Vervolgens, terwijl ze de op mij na lege salon inkeek, zei ze: "Maar laat ik eens zien wat ik nog voor u doen kan". Een maal in de salon aangeland, word je ver volgens ingepakt in eèn etiquette waar je haast niet meer uit kan en waaraan je je alleen nog maar kunt overgeven. De kap mantel ontneemt je je status of individu aliteit en maakt je tot een nummer, een produkt dat maar kalm op zijn verdere bewerking moet wachten. Als het knip pen wordt vooraf gegaan door wassen, zitje natuurlijk voorgoed in de val, want nou heb je op z'n minst een föhnbeurt no dig voordat je weer op straat kan. Het gevoel van machteloosheid wordt flink versterkt door trucs die (zoals blijkt uit Kabatznicks studie) ruim 80 procent van de kappers gebruikt. Speciale ter- zoals 'spoetnik-cut', 'laser-look' en 'creative lining' bijvoorbeeld, maken je volledig afhankelijk v,an de uitleg en de handigheid van de kapper. Wie durft nog hardop te zeggen dat het er wel wat raar uitziet als de kapper beweert dat het exact het model 'speedy splash' is? Inge wikkeld uitziende haar-analysekaarten, permanent-computers en 'computerized haircoloring machines creëren een pseu- do-wetenschappelijke laboratorium-at mosfeer, waarbij je het wel uit je hoofd laat om te klagen of te vragen. Want wie wil er voor onintelligent worden versle ten? Bij deze subtiele trucs komt natuurlijk ook het belangrijke punt dat kampers net zoals minnaars en dokterscontact heb ben met een tamelijk intiem lichaams deel. Wat gebeurt er wanneer de kapper inderdaad een ravage aanricht? In Mil grams experimenten minimaliseerden de gehoorzame proefpersonen de pijn die door hun slachtoffer werd ervaren. Veel kappersklanten doen, volgens Kabatz nick, net zoiets door de schade aan hun kapsel 'te laten meevallen'. Ze draaien wat op hun stoel heen en weer en vermij den wat vaker in de spiegel te kijken. Iets minder verlegen klanten proberen het nog wel eens met een nauwelijks hoor baar "is het niet iets te kort?". Maar hun gebrek aan doorzettingsvermogen maakt dat de kapper onberoerd zijn expeditie voortzet. Het is trouwens zelden zo dat de kap per de klacht van een klant echt serieus behandelt. Vaker is het zo dat deze zich als volgt verdedigt: "Met hoe uw haar was, ging het niet anders" of "De onge looflijk slechte conditie ervan maakte het absoluut noodzakelijk dat Als het 'n beetje meezit, lukt het vaak om de klant, die nooit van z'n leven ge dacht had er ooit zó uit te zien, als een be keerde de deur uit te laten gaan. Kortom, zelfs als een klant niet krijgt wat-ie aan vankelijk had gewild, laat-ie eerder z'n haar dan z'n kapper vallen. De moraal: als u de volgende keer toch twijfels hebt over het resultaat, kijk dan wat vaker met uw kapper in de spiegel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1988 | | pagina 21