Gezocht: werk voor gehandicapten
Kapperfobie
Denkwijzer
Onze taal
Roy Schoonheim: "Veel bedrijven kennen de mogelijkheden niet"
eu.
I1)-
oe.
ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1988
EXTRA
In 1969 was de Rotterdammer
Roy Schoonheim 21 jaar. Hij
speelde cricket en hockey, en
daarnaast werkte hij als
vertegenwoordiger in
belastingvrije artikelen. Toen
kreeg hij een auto-ongeluk en
belandde in een rolstoel. De
laatste jaren is hij met zijn
Stichting Handicap, Scholing
en Arbeid druk bezig met het
zoeken naar werk voor
lichamelijk gehandicapten.
"Velen zijn echt tot een boel in
staat. Maar de bedrijven weten
dat gewoon niet en ze kiezen
toch snel voor een sollicitant
die niet blind is of in een
rolstoel zit".
door Harry van Dam
Van liefdadigheid wil Roy Schoon
heim (41 nu) niets weten. "De ver
houding tussen een werkgever en de
lichamelijk gehandicapte werkne
mer moet er een van gelijkwaardig
heid zijn. Ook als je als boekhouder
lichamelijk gehandicapt bent, moet
je op de eerste plaats een goede
boekhouder zijn, anders heeft een
bedrijf niks aan je".
Met twee anderen richtte Schoonheim
in 1981 de Stichting Handicap, Scholing
en Arbeid op. "1981 was het Internatio
naal Jaar van Gehandicapten", zegt hij in
zijn aangepaste flat in Rotterdam. "Wij
wilden een bijdrage leveren aan de reali
sering van de doelstellingen van dat jaar.
Namelijk het bevorderen van de integra
tie, de emancipatie en de participatie in
gelijkheid van de gehandicapten in onze
samenleving".
Roy Schoonheim vindt dat de licha
melijk gehandicapten te weinig kansen
krijgen op de arbeidsmarkt, terwijl velen
van hen echt tot een boel in staat zijn.
"Maar de bedrijven weten dat gewoon
niet en ze kiezen toch snel voor een solli
citant die niet blind is of in een rolstoel
zit".
Hij ondervond dat zelf. "Ik heb al die
jaren gestudeerd, zodat ik op een gege
ven moment correspondent/tolk/vertaler
was in het Frans, Engels, Duits en
Spaans. Maar een baan in die richting
kon ik niet vinden".
Schoonheim was niet werkloos. "Ik
deed administratief werk, was chef van
een typekamer. Maar ik verveelde me
dood. Dat werk was echt onder mijn ni
veau, ik had de hele dag niets te doen en
ik solliciteerde me rot. Maar overal nul
op rekest".
Dat was Schoonheim op een gegeven
moment zo spuugzat dat hij met twee
vrienden de Stichting Handicap, Scho
ling en Arbeid oprichtte. De stichting ze
telt bij hem thuis en hij is zelf vele uren in
de week 'op kantoor' te vinden. In 1985
raakte hij namelijk zijn baan op de type
kamer kwijt.
Sindsdien heeft Roy Schoonheim
(naast zijn studie voor de eerstegraads
lesbevoegdheid Spaans, die hij in januari
hoopt af te ronden) zijn handen er aan
vol. Hij en zijn twee collega's steken er ie
der zo'n dertig uur per week in, waarvan
zeker de helft van de tijd gaat zitten in
het bij elkaar zien te krijgen van de beno
digde fondsen. Want subsidie geniet de
stichting niet.
"We hebben in 1981 wat spullen ge
kocht om een administratie van de grond
te krijgen. Ik heb een overjarig compu
tertje bij een firma kunnen lospraten en
inmiddels hebben we van wat instanties,
zoals de Koningin Julianastichting, bij
dragen gekregen. De schulden die we in
'81 maakten, konden we daardoor in elk
geval betalen, maar er blijft veel meer no
dig".
Blijven proberen
Want er gaat veel tijd en geld zitten in
het benaderen van bedrijven waarvan
Schoonheim vermoedt dat ze weieens
bereid zouden zijn een blinde of een rol
stoelgebruiker in dienst te nemen. "Het
is vooral een kwestie van blijven probe
ren, blijven uitleggen. Want zoals ik al
zei, de bedrijven kennen de mogelijkhe
den niet. Er zijn bijvoorbeeld subsidies
te krijgen voor het dusdanig aanpassen
van een werkplek dat een gehandicapte
er kan functioneren".
Schoonheims inspanningen zijn niet
zonder succes gebleven; in de afgelopen
jaren heeft hij zo'n veertig tot vijftig men
sen kunnen plaatsen. "Dat waren vooral
gehandicapten met een goede opleiding.
J uristen, personeelsfunctionarissen,
programmeurs. Op de arbeidsmarkt heb
ben mensen met een goede opleiding nu
eenmaal meer kans op werk dan iemand
met weinig scholing, en dat geldt uiter
aard ook voor gehandicapten".
Maar zelfs uitstekend opgeleide men
sen die blind zijn of in een rolstoel zitten,
blijken moeilijk een baan te kunnen vin
den. Schoonheim: "Op dit moment heb
ik een bestand met zo'n driehonderd
blinden die een hogere beroepsopleiding
of een universitaire opleiding hebben ge
volgd, maar die niet aan de bak komen".
Door zijn zwakkere positie op de ar
beidsmarkt is het voor een gehandicapte
van nog groter belang goed opgeleid te
zijn dan voor iemand die 'onbeperkt' in
zetbaar is. Over dat opleidingsniveau (en
trouwens ook wel over de motivatie) van
gehandicapten heeft Schoonheim grote
zorgen. "Ik hamer er altijd fnaar weer op:
ga je alsjeblieft scholen. Je kunt natuur
lijk excuses aanvoeren als de slechte toe
gankelijkheid van schoolgebouwen voor
mirtder-validen, er mankeêrt ook veel
sancties werken, zeker in het bedrijfsle
ven. averechts. Natuurlijk is niet elk be
drijf geschikt om veel gehandicapten in
dienst te nemen. Maar de bedrijven die
dat eigenlijk best zouden kunnen, moe
ten worden omgepraat, bestookt met ar
gumenten. Het is een mentaliteitskwes
tie. Zoiets moet je niet van bovenaf op
leggen".
Berg werk
Roy Schoonheim: "Er zijn echt
niet kan lopen".
aan dergelijke zaken, maar de gehandi
capte moet op de eerste plaats gemoti
veerd zijn om zich te ontwikkelen".
Vergooid
"Er zijn voor blinden en andere gehan
dicapten allerlei scholingsmogelijkhe
den, maar die worden niet ten volle be
nut", moet Schoonheim vaststellen
"Neem nu het instituut in Hoensbroek
Daar kunnen gehandicapten beroepsop
leidingen volgen voor boekhouder,
tekstverwerker, typist en dergelijke. Dat
instituut kan elk jaar negentig cursisten
hebben maar komt er altijd zo'n dertig te
kort. Moet je voorstellen wat een kansen
er zo worden vergooid. Want wie Hoens
broek heeft gedaan komt bijna zeker aan
de slag, onder meer door de begeleiding
na de studie bij het zoekentvan een
baan".
Het is Schoonheim nu een paar keer
overkomen dat hij na lang bellen en di
verse bezoeken een bedrijf zo ver had ge
kregen dat het arbeidsplaatsen wilde la
ten bezetten door lichamelijk gehandi
capten, maar dat hij uiteindelijk de kan
didaten niet kon leveren. "Ik heb het
laatst in Rotterdam gehad. Er was een
bedrijf dat moeilijk mensen kon vinden
voor bepaalde functies op hts- en hbo-ni-
veau. Het ging om zestien banen, dat was
dus wel wat. Nou, ik heb dat bedrijf moe
ten bekennen dat ik de geschikte men
sen gewoon niet in mijn bestand had.
Vreselijk, om je dood te schamen. Daar
hoef ik voorlopig niet meer terug te ko
men. Hopeloos is dat, om nee te moeten
verkopen".
"En het is ook niet nodig, want er moe
ten gewoon genoeg mensen met een han
dicap zijn die geen baan hebben, maar
wel een behoorlijke opleiding. En weet
je, veel bedrijven kennen dan wel niet de
mogelijkheden van gehandicapten, maar
er zijn er ook een hoop die het echt hele
maal niks kan schelen of hun boekhou
der nou wel of niet kan lopen. Als-ie zijn
werk maar goed doet. En van die instel
ling moeten we profiteren".
Schoonheim is op het ogenblik in
Utrecht bezig met een gerichte actie om
bedrijven te interesseren gehandicapten
in dienst te nemen. "We kregen van een
stichting in Haarlem 35.000 gulden. Dat
lijkt heel wat, maar het is zo op. In elk ge
val kunnen we er onze actie in Utrecht
mee betalen".
Schoonheim stuurde zo'n tweehon
derd wat grotere bedrijven in Utrecht en
omgeving een vragenformulier. "Daar
van kreeg ik er ruim tachtig terug, dat is
ongeveer veertig procent en dat vind ik
een mooie score". Van die tachtig bedrij
ven bleken er rond de twintig bereid op
korte of middellange termijn gehandi
capten in dienst te nemen.
Vrijblijvend
"Dat is zeker een wat vrijblijvende toe
zegging", vindt ook Schoonheim, "maar
met die twintig hebben we in ieder geval
afgesproken dat ze geregeld lijsten met
geschikte kandidaten krijgen. En verder
heb ik ze de subsidieregelingen toege
stuurd die er zijn om arbeidsplaatsen aan
te passen of om speciale apparatuur te
kopen. Zo kan een bedrijf met een bijdra
ge van het ministerie van sociale zaken
een aangepaste typemachine kopen''.
Wat de Utrechtse contacten concreet
zullen opleveren is moeilijk te voorspel
len, maar een duwtje in de rug voor de
Stichting Handicap, Scholing en Arbeid
zoü de invoering van de Wet Arbeid Ge
handicapte Werknemers kunnen zijn.
Met die wet wil het kabinet meer gehan
dicapten aan het werk helpen en daar
mee ook het aantal wao'ers terugbren
gen. Het was steeds de bedoeling dat de
werknemers en -gevers samen tot een re
geling zouden komen, maar daar ziet het
voorlopig niet naar uit.
Binnen de Sociaal Economische Raad
bleken de sociale partners het tot nu toe
nog steeds oneens te zijn, met name over
een boetestelsel voor bedrijven die geen
of niet genoeg gehandicapten in dienst
nemen. De sanctie volgens de nieuwe
wet is 500 gulden, als een bedrijf weigert
mee te werken. De ondernemers vinden
dat bedrag te hoog, de bonden veel te
laag. En het Koninklijk Nederlands On
dernemers Verbond liet in mei van dit
jaar weten dat de overheid beter haar
energie zou kunnen steken in goede
voorlichting over de mogelijkheden van
gehandicapten in dienst nemen, dan in
het uitdelen van boetes.
Dreigement
Omdat de werkgevers en de bonden
het niet eens kunnen worden, zit het er
dik in dat het kabinet bij zijn dreigement
blijft dat per 1 juli volgend jaar bedrijven
van enige omvang gemiddeld 5 procent
gehandicapten in dienst moeten hebben.
Maar Schoonheim loopt niet over van
vertrouwen in de nieuwe wet.
"En het kabinet kennelijk ook niet",
zegt hij, "want bij de laatste bezuini
gingsronde is een bedrag van 150 miljoen
gulden opgenomen aan opbrengsten van
boetes, te betalen door bedrijven die zich
niet aan de 5 procentsnorm houden. Het
kabinet gaat er dus van uit dat 30.000 li
chamelijk gehandicapten niet aan het
werk komen. Met andere woorden: van
die wet komt niets terecht. En als die 150
miljoen dan nog zou worden gebruikt
voor-opleiding van gehandicapten, oké.
Maar dat geld gaat natuurlijk weer het
grote gat in".
Schoonheim kan zich niet voorstellen
dat bedrijven wakker liggen van boetes
van 500 gulden. "Dat is toch olienoten-
werk, een beetje onderneming betaalt
dat grif', verwacht hij. "En trouwens,
Een van de organisaties
Schoonheim samenwerkt is de Vereni
ging Het Nederlandse Blinden- en
Slechtziendenwezen, een in Utrecht ge
vestigde overkoepelende instantie van
alle instellingen die zich met de blinden
en slechtzienden bezighouden. "We zoe
ken onder meer naar werk voor visueel
gehandicapten", zegt coördinator Jaap
Witvliet. "Zo kwamen we bij Schoon
heim terecht. Die heeft vaak wel banen,
maar lang niet altijd de geschikte kandi
daten".
De vereniging kreeg drie jaar geleden
een speciale subsidie, waarvan Witvliet
als coördinator kon worden aangesteld.
Die trof een berg werk aan. "Ik dacht
jaarlijks met zo'n twintig tot dertig werk
zoekenden te maken te krijgen, maar dat
bleken er over de honderd te zijn. De
laatste tweeënenhalf jaar hebben we
daarvan 25 procent aan een baan kunnen
helpen, maar het streven is gericht op 75
procent, drie van de vier aanvragers
dus".
"Maar zeker in een tijd van werkloos
heid telt een handicap op de arbeids
markt extra zwaar. Voor elke aangebo
den functie hebben we zo'n 25 kandida
ten, dus het blijft moeilijk. Ideaal zou zijn
een kaartenbak te hebben met vrije ba
nen waaruit de blinden hun keuze zou
den kunnen maken. Maar dat zal nog wel
even duren".
Een voordeel dat blinden volgens Wit
vliet hebben, is dat hun opleidingsni
veau en verbale vermogen gunstig afste
ken ("zeg maar havo en nog wat meer")
bij die van andere gehandicapten. "Ja",
zegt hij, "blinden stellen zich in het alge
meen actiever op, kunnen vaak hun ei
gen belangen uitstekend behartigen".
De tijd dat blinden vooral waren te vin
den in sociale werkplaatsen, waar ze
borstels moesten maken en manden
vlechten, is wat dat betreft grotendeels
voorbij. Witvliet: "Heel wat blinden zijn
tegenwoordig werkzaam als tekstver
werker, meubelstoffeerder, rijwielher
steller, pianostemmer, fysiotherapeut, in
het maatschappelijk werk, er is al een
blinde rechter in Nederland, en Abcoude
heeft een blinde burgemeester".
Veel mogelijk
De laatste twee zijn uitzonderingen,
maar Witvliet benadrukt dat blinden in
heel wat van de drieduizend beroepen
die Nederland kent, uitstekend kunnen
functioneren. Alleen, de lager opgeleide
blinden en slechtzienden zullen aan
marktgerichte, op de eisen van het be
drijfsleven afgestemde scholing moeten
doen en de bedrijven moeten zich soepe
ler opstellen.
"Er is heel wat mogelijk op het gebied
van speciale regelingen", zegt Witvliet.
"Hulpmiddelen en aanpassingen kun
nen worden gesubsidieerd, al blijft het
een nadeel dat bedrijven die kosten moe
ten voorfinancieren. Daar moeten we
echt van af, want dat voorschieten blijkt
wel een drempel te zijn. En verder kan
een werkgever in bepaalde gevallen via
de bedrijfsvereniging een loontoeslag
krijgen, als een gehandicapte werkne
mer van de vijf dagen dat hij er is maar
voor vier dagen presteert".
Stichting Handicap, Scholing en Arbeid. Ai-
bert Camusplaats 105, 3069 BW Rotterdam (010-
4556072). Vereniging Het Blinden- en Slecht
ziendenwezen, Biltstraat 102, 3572 BJ Utrecht
UI.
-ml
DOOR JOOP VAN DER HORST
Vlak voor de halve finale van het Euro
pees kampioenschap voetballen zei
Ruud Gullit over het Westduitse elftal:
"Ze zijn gaandeweg het toernooi beter
gaan spelen". Of onze Ruud het precies
zo gezegd heeft, weet ik niet. In ieder
geval stond het zo in deze krant: gaan
deweg het toernooi.
Ik zou dat nooit zeggen. Ik weet niets
van voetballen, maar als ik erover mocht
meepraten had ik gezegd: in de loop van
het toernooi. Misschien: in de loop van
het toernooi gaandeweg. Maar beslist
niet: gaandeweg het toernooi. Nu had
meneer Gullit op dat moment nog wel
wat anders aan zijn hoofd, dus mis
schien was het een klein vergeeflijk fout
je. Ik ben het eerder tegengekomen. In
de Volkskrant stond laatst: 'daardoor
kwam er gaandeweg de dag weer meer
vertrouwen'. Gullit is dus niet de enige.
In grammaticale termen moeten we
zeggen dat het bijwoord gaandeweg
hier gebruikt wordt als een voorzetsel. Ik
dacht iets fonkelnieuws te zien, maar in
de nieuwste woordenboeken staat dit
gebruik al vermeld. Het is er dus al een
poosje. Er is altijd weer meer dan je
denkt.
Zo'n overstap van de ene woordsoort
naar de andere komt vaker voor. Be
rucht was het geval van terecht. Het was
oorspronkelijk een bijwoord en werd ge
bruikt in zinnen als: 'Hij is terecht gevan
gen genomen'. Een hele generatie
schoolmeesters heeft geprotesteerd te
gen het gebruik van terecht als bijvoeg
lijk naamwoord: zijn terechte opmerking.
Zonder succes. Toen het eenmaal een
gangbaar bijvoeglijk naamwoord gewor
den was, ging het zich ook verder als bij
voeglijk naamwoord gedragen. Zoals bij
aardig/onaardig en vriendelijk/onvrien
delijk. kregen we naast terecht: onte
recht. Onterecht is nooit bijwoord ge
weest, maar rechtstreeks afgeleid van
hef bijvoeglijk naamwoord terecht.
Een ander voorbeeld van zo'n over
stap van de ene woordsoort naar de an
dere is lukraak. Ook dat was eerst alleen
een bijwoord, maar het is gaandeweg de
jaren als bijvoeglijk naamwoord gaan
dienen. Van lukraak aanbellen naar zijn
lukrake vraag.
In de reclame wordëfci woordsoortver
wisselingen wel eens opzettelijk toege
past. Er wordt dan gebruik gemaakt van
ons zintuig voor afwijkingen. We veren
op zodra we een fout zien. En dat is pre
cies wat de reclamemaker wil hebben.
Twee jaar geleden adverteerde een au
tomerk met de leuze: 'De autooste auto
onder de 13 mille'. Het eerste woord au
to is hier gebruikt alsof het een bijvoeg
lijk naamwoord is. Eerderal: 'De IBM-ste
onder de IBM-compatibelen'. Vorig jaar
stond in een advertentie voor compu
ters: 'Ook al is dit de kleinste IBM, u krijgt
verbazend veel schrijfmachine voor uw
geld'. Schrijfmachine hier dus gebruikt
als stofnaam, zoals wijn. plastic en zand.
Tot slot iets wat hier op lijkt maar wat
ik nog niet helemaal begrijp: in de loop
van gisteren. Daarmee is naar mijn ge
voel ook iets vreemds aan de hand. Ik
heb het al meer dan eens in de krant
aangetroffen; sommige mensen vinden
het dus blijkbaar heel gewoon. Na een
combinatie als in de loop van verwacht
ik een zelfstandig naamwoord. Bijvoor
beeld: in de loop van de avond, in de
loop van de volgende dag. Maar juist
geen bijwoorden: in de loop van 's zo
mers, in de loop van vroeg?? Toch komt
het voor. Zit het nieuwe nu in gisteren of
in in de loop van
Een van de meest traumatische en helaas
regelmatig terugkerende ervaringen die
ik als jongetje onderging, was geknipt
worden door de kapper. Op de bewuste
dag was mijn stemming ver beneden
peil, ik verzon in gedachten en luidop al
lerlei uitvluchten dat ik een migraine-
aanval had wist ik veel wat dat was),
dat 't de volgende dag vreselijk zou gaan
vriezen een kouwe kop is slecht voor je
schoolwerk) - en hoopte vurig dat mijn
moeder op het allerlaatste moment zou
vergeten me erheen te sturpn.
Maar geen van mijn gebeden werd ooit
verhoord. Met gewapend beton in mijn
schoentjes slofte ik gevoelloos naar het
haar-abattoir, hees me als een martelaar
op de lullige hoge kinderstoel en wachtte
met een blik op de eeuwigl\eid de aanval
af. Als die griezel dan eindelijk aan me
toe was - want wat voor toeren je ook uit
haalt, bij de kapper en de dokter schijn je
altijd te vroeg te komen - verdween mijn
laatste greintje zelfrespect op slag als hij
zo'n vormoplossend tafellaken van onde-
fineerbaar bruin met beige rand om me
heen knoopte.
Met mijn ogen stijf dichtgeknepen - ge
deeltelijk vanwege de vallende haren
maar zeker ook als een soort struisvogel
reactie - volgde ik nauwlettend het flit
sende geluid van de schaar. Vooral in de
buurt van mijn oren had ik bloederige
fantasieën van reepjes vlees waar het ge
reedschap helaas even uitgeschoten was.
Dat dat nooit gebeurde, had'voor mijn
gevoel weinig met de deskundigheid van
de kapper en veel met onverklaarbaar
geluk te maken.
Op het moment dat het borsteltje einde
lijk de kriebelharen in mijn nek wegveeg
de kwam er iets van leven in mij terug.
Helemaal van harte ging dat overigens
niet. Wanneer de kapper de haarslab van
me afscheurde en ik voorzichtig mijn
ogen open durfde te doen, kwam de gena
deslag. Wat voor de kapper 'lekker kort
en ziezo, dat kan er weer even tegen' was,
was voor mij het voorlopige einde van
mijn omgang met de rest van de mens
heid.
Beschaamd over mijn nieuwe naakt
heid, daalde ik dan de stoel af en verliet
zwijgend de zaak. Voorovergebogen, op
dat niemand me meewarig zou kunnen
observeren, liep ik naar huis, ging
meteen naar de wastafelspiegel en keek
net zo vaak totdat ik in mijn nieuw ver
worven luchtigheid berusten kon. Pas
daarna durfde ik weer schoorvoetend
aan het gezinsleven te gaan deelnemen.
Hoewel het bij je zelf altijd moeilijk is om
vast te stellen op welke manier dramati
sche kindheids-ervaringen op latere leef
tijd doorwerken, is in mijn geval één
ding wel zeker: tussen mij en de kapper
komt het nooit echt helemaal meer goed,
daarvoor is er gewoon teveel gebeurd.
Ik heb trouwens lang gedacht dat het
vooral aan mij lag. Totdat ik kortgeleden
stuitte op de kapper-studies van de soci
aal-psychologen Kabatznick en Kleiman
van de City University in New YorkZe
interviewden bijvoorbeeld een groep
mannen en vrouwen die een kapperssa
lon hadden bezocht en vonden dat veel
van hen zich daar als volwassenen bijna
net zo voelen en gedragen als ik als kind
deed. Zelfs als de kapper voor hun gevoel
hun haar verkeerd knipt of zelfs ver
knoeit, ondergaan ze dat meestal stil
zwijgend en protesteren zelden openlijk.
Vrouwen hadden nog eerder de neiging
dat te doen dan mannen, misschien om
dat mannen het moeilijker vinden te la
ten merken hoeveel hun uiterlijk voor
hun betekent.
Wat maakt mensen zo volgzaam en on
derdanig bij de kapper? Een ander on
derzoek van Kabatznick en Kleiman on-
door René Diekstra
hoogleraar psychologie te Leiden
der 50 kappers en 50 klanten levert in dit
opzicht interessant materiaal op. Het
lijkt erop, dat de redenen die het mensen
moeilijk maken hun.kapper eens flink de
mantel uit te vegen, dezelfde zijn als die
mensen ertoe brengen volgzaam te blij
ven in bepaalde situaties die weten
schappers in onderzoekslaboratoria we-
Een berucht voorbeeld in dit opzicht is
het onderzoek van Stanley Mïlgram,
waarin de onderzoeker aan een proefper
soon, in de rol van leraar, de opdracht
gaf een 'leerling' een elektrische schok te
geven telkens als deze een verkeerd ant
woord gaf op een bepaalde leertaak. De
leerling of het slachtoffer was een acteur
die in werkelijkheid helemaal geen schok
kreeg.
De meeste 'leraren' (65 procent), ge
hoorzaamden de instructies van de on
derzoeker en dienden zelfs schokken toe,
waarvan ze veronderstelden dat die de
leerlingen behoorlijk wat pijn deden.
Milgrams conclusie was dat mensen
vaak de richtlijnen of opdrachten van
degenen die de macht (lijken) te hebben
blijven opvolgen als ze zich eenmaal heb
ben laten verleiden om in die bepaalde si
tuatie en de daarbijbehorende spelregels
of etiquette te stappen.
Kappersklanten voelen zich onder
soortgelijke druk staan, hoewel dat op
het eerste gezicht vreemd lijkt, want het
gaat hier tenslotte om een vorm van
dienstverlening waarom de klant vrij
willig heeft gevraagd. Maar als je als
klant eenmaal een bepaalde afspraak
hebt gemaakt, dan voel je je verplicht die
na te komen, vooral als de kapper je nog
net ergens tussen heeft kunnen 'pluggen'.
Soms is het "nou, u hebt geluk, er is nog
net een gaatje van elf tot half twaalf'
echt doorgestoken kaart. Ik heb eens in
een grote kapsalon de receptioniste aan
de telefoon tegen een klant horen zeggen
dat ze de hele ochtend volgeboekt waren.
Vervolgens, terwijl ze de op mij na lege
salon inkeek, zei ze: "Maar laat ik eens
zien wat ik nog voor u doen kan". Een
maal in de salon aangeland, word je ver
volgens ingepakt in eèn etiquette waar je
haast niet meer uit kan en waaraan je je
alleen nog maar kunt overgeven. De kap
mantel ontneemt je je status of individu
aliteit en maakt je tot een nummer, een
produkt dat maar kalm op zijn verdere
bewerking moet wachten. Als het knip
pen wordt vooraf gegaan door wassen,
zitje natuurlijk voorgoed in de val, want
nou heb je op z'n minst een föhnbeurt no
dig voordat je weer op straat kan.
Het gevoel van machteloosheid wordt
flink versterkt door trucs die (zoals blijkt
uit Kabatznicks studie) ruim 80 procent
van de kappers gebruikt. Speciale ter-
zoals 'spoetnik-cut', 'laser-look' en
'creative lining' bijvoorbeeld, maken je
volledig afhankelijk v,an de uitleg en de
handigheid van de kapper. Wie durft nog
hardop te zeggen dat het er wel wat raar
uitziet als de kapper beweert dat het
exact het model 'speedy splash' is? Inge
wikkeld uitziende haar-analysekaarten,
permanent-computers en 'computerized
haircoloring machines creëren een pseu-
do-wetenschappelijke laboratorium-at
mosfeer, waarbij je het wel uit je hoofd
laat om te klagen of te vragen. Want wie
wil er voor onintelligent worden versle
ten?
Bij deze subtiele trucs komt natuurlijk
ook het belangrijke punt dat kampers net
zoals minnaars en dokterscontact heb
ben met een tamelijk intiem lichaams
deel. Wat gebeurt er wanneer de kapper
inderdaad een ravage aanricht? In Mil
grams experimenten minimaliseerden
de gehoorzame proefpersonen de pijn die
door hun slachtoffer werd ervaren. Veel
kappersklanten doen, volgens Kabatz
nick, net zoiets door de schade aan hun
kapsel 'te laten meevallen'. Ze draaien
wat op hun stoel heen en weer en vermij
den wat vaker in de spiegel te kijken. Iets
minder verlegen klanten proberen het
nog wel eens met een nauwelijks hoor
baar "is het niet iets te kort?". Maar hun
gebrek aan doorzettingsvermogen maakt
dat de kapper onberoerd zijn expeditie
voortzet.
Het is trouwens zelden zo dat de kap
per de klacht van een klant echt serieus
behandelt. Vaker is het zo dat deze zich
als volgt verdedigt: "Met hoe uw haar
was, ging het niet anders" of "De onge
looflijk slechte conditie ervan maakte het
absoluut noodzakelijk dat
Als het 'n beetje meezit, lukt het vaak
om de klant, die nooit van z'n leven ge
dacht had er ooit zó uit te zien, als een be
keerde de deur uit te laten gaan. Kortom,
zelfs als een klant niet krijgt wat-ie aan
vankelijk had gewild, laat-ie eerder z'n
haar dan z'n kapper vallen. De moraal:
als u de volgende keer toch twijfels hebt
over het resultaat, kijk dan wat vaker
met uw kapper in de spiegel.