Waalse kerk: symbool van eensgezindheid
Een universiteitsbibliotheek
is bijna per definitie te klein
r p ONUMENTML
Op 23 juni 1572 koos de stad Lei
den voorgoed partij voor de prins
van Oranje. Dit betekende ook dat
men het katholieke geloof verruil
de voor het protestantse. Belege
ring door de Spanjaarden was dan
ook het onmiddellijke gevolg.
Na afloop van het beleg werd de stad
een toevluchtsoord voor mensen van
allerlei gezindten. Vooral uit de zuide
lijke provincies kwamen bijvoorbeeld
veel Vlamingen en Walen. De Vlamin
gen zochten aansluiting bij de Neder
duits Gereformeerde kerk of bij de
Doopsgezinden. De Walen daarentegen
vormden vanwege hun taal al snel een
aparte gemeente.
Voorganger
Vanaf 1578 mochten zij gebruik ma
ken van de Begijnhofkerk aan het Ra
penburg. Guillaume Fuegeray, de eer
ste theologische hoogleraar aan de uni
versiteit, werd hun voorganger. Deze
Fransman, die eigenlijk predikant in
Rouen was, werd door zijn gemeente
tijdelijk aan Leiden uitgeleend. Met
speciale toestemming van de prins van
Oranje mocht hij zijn preken in het
Frans houden. Hij was erg populair on
der de leden van zijn gemeente, maar
een jaar later keerde hij niettemin terug
naar Frankrijk.
Het jaar 1584 beschouwt men door
gaans als stichtingsjaar van de Waalse
Gemeente. In dat jaar ontvluchtten
massa's hervormden de zuidelijke pro
vincies Henegouwen, Artois, Namen
en Luik. Deze toestroom van mensen
maakte een goede organisatie van de
Waalse gemeente noodzakelijk en een
van de eerste maatregelen was het aan
stellen van vier ouderlingen en vier di
akenen. De Waalse gemeente vervulde
in die tijd een belangrijke sociale func
tie door vele vluchtelingen op te van
gen.
Geloofsijver
Opvallend was de grote geloofsijver
en ook bestond er een sterke onderlin
ge verbondenheid. Twee factoren
werkten die solidariteit in de hand: ten
eerste de niet aflatende toeloop van cal
vinistische vluchtelingen uit het zui
den, ten tweede het feit dat vrijwel alle
Walen in een stadswijk ten noorden van
de Oude Vest woonden. Daardoor en
doordat bijna allen in dezelfde branche,
de textielnijverheid, werkzaam waren,
bleef men vasthouden aan de Franse
taal. De Waalse gemeente bleef eensge
zind, ook in tijden dat er bij andere ge
meenten allerlei splitsingen ontston
den (bijvoorbeeld de Remonstranten
en de Contra-Remonstranten).
De Waalse gemeente groeide snel'en
kreeg dringend behoefte aan een groot
kerkgebouw. Aanvankelijk had men
voldoende aan de toegewezen kapel
van het Faliede Bagijnhof aan het Ra
penburg (resten hiervan zijn nog te zien
in de vroegere Universiteitsbiblio
theek) maar deze werd al snel veel te
klein.
De stad bepaalde daarop dat de Waal-
Ornament boven de ingang.
Het Faliede Begijnhof werd al aan
het eind van de dertiende eeuw ge
sticht voor de huisvesting van on
gehuwde en doorgaans oude vrou
wen die niet aan de een of andere
kloosterorde verbonden waren.
Faliede slaat op de wijde mantel die
ze droegen. De bijbehorende kapel
werd rond 1450 gebouwd. Na de Refor
matie werd de stad eigenaresse van de
kerk, en in 1577 besloot het stadsbe
stuur de kapel tijdelijk aan de universi
teit ter beschikking te stellen om er de
groeiende collectie boeken van haar bi
bliotheek in onder te brengen.
In 1581 betrok de universiteit het
Witte Vrouwenklooster (het huidige
Academiegebouw is daarvan een res
tant). De kapel werd toen al tijdelijk ge
bruikt door de Waalse Gemeente om er
diensten te houden. Na haar vertrek
nam de universiteit de kapel weer in ge
bruik om er anatomielessen te geven.
Het onderkomen in het Witte Vrou
wenklooster was echter allesbehalve
geschikt voor de boekencollectie, en op
1 maart 1581 besloot het College van
Curatoren van de Leidse Hogeschool
de kapel van het Faliede Begijnhof te
verbouwen tot een combinatie van Bi
bliotheek en Anatomie.
De verbouwing duurde enige jaren.
Het Anatomisch Kabinet werd in het
koor van de kerk geplaatst en door een
muur van de rest van de kerk afge
schermd. De bibliotheek -kreeg een
plek op de eerste verdieping terwijl
zich op de begane grond de schermzaal
bevond. Deze werd overigens ook voor
wiskundelessen en, later, voor de dien
sten van de Engelse Kerkgemeente ge
bruikt.
Verbouwingen
In de zeventiende en achttiende
eeuw waren er nog verschillende ver
bouwingen. De ingrijpendste werd in
1773 uitgevoerd, toen de hele begane
grond voor de Anatomie werd inge
richt. Maar ook de bibliotheek had
meer ruimte nodig, en op 1 november
1773 vergaderde men over een eventu
eel nieuw te bouwen bibliotheek aan
het Lootsplein bij de Herengracht. Dit
ging uiteindelijk niet door omdat de cu
ratoren van mening waren dat deze
plaats veel te afgelegen zou zijn.
In 1785 dienden de architecten L.
Gunkel en J. van Westenhout een ont
werp in voor een gecombineerde Bi
bliotheek en Academie op de plaats van
het huidige Academiegebouw. Ook dit
plan heeft het om allerlei redenen niet
gehaald. Het bibliotheek-probleem
werd intussen steeds groter. In 1801
werden enige panden aan de Papen
gracht en de Houtstraat (op de plaats
van het huidige Rijksmuseum van
Oudheden) aangekocht om er de biblio
theek mee te kunnen uitbreiden.
Uiteraard was het erg inefficiënt om
de bibliotheek over verschillende pan
den verspreid te hebben. In 1819 werd
ten slotte besloten de oude (Faliede)
Begijnekerk uit te breiden met een
voorbouw en in 1821 werd ook de kerk
zelf ingrijpend verbouwd.
Glazen dak
Pas rond 1859 kreeg men zicht op
meer ruimte. In dat jaar werd namelijk
de laatste hand gelegd aan een speciaal
voor de Anatomie gebouwd onderko
men op de 'Ruïne', het kaalgeslagen ge
bied na de kruitramp. De bibliotheek
kon nu het hele pand aan het Rapen
burg in bezit nemen. Architect Schaap
en bibliothecaris Pluygers reisden
langs belangrijke bibliotheken in Euro
pa om te kijken welke de beste oplos
sing voor de Leidse bibliotheek kon
bieden. Het meest opgetogen waren ze
over de oplossing die in het British Mu
seum was toegepast, waar de biblio
theek niet door ramen in de zijgevel
maar door middel van een lichtkoepel
werd verlicht.
De Leidse bibliotheek zou een glazen
dak en roostervloeren moeten krijgen
waardoor het licht tot op de begane
grond zou doordringen. De kerk werd
naar het model van het British Museum
verbouwd, als gevolg waarvan de mu
ren werden verlaagd.
U begrijpt het al: na tien jaar was de
ruimte weer te klein. In 1875 werd aan
de noordzijde een door opzichter K. de
Boer ontworpen vleugel aangebouwd
en in 1885 volgde, wederom naar een
ontwerp van De Boer, een tweede uit
breiding.
Nieuwbouw
Het uiterlijk van het gebouw zoals
wij dat nu kennen dateert uit 1917. De
beide negentiende eeuwse vleugels en
de resten van de kerk bleven bij deze
laatste verbouwing gespaard. Zoals
reeds vermeld is de bibliotheek in vier
eeuwen tijd vele malen verbouwd en
uitgebreid. Enige jaren geleden kon
men echter niet meer aan nieuwbouw
ontkomen. In 1983 werd het nieuwe ge
bouw aan de Witte Singel, ontworpen
door Bart van Kasteel, in gebruik geno-
Helaas zal ook deze nieuwbouw wel
weer snel veel te klein worden wanneer
een aantal gespecialiseerde faculteits
bibliotheken (waaronder het vermaar
de Prentenkabinet) erin zal worden on
dergebracht. Het zal wel weer hetzelfde
liedje worden: in een mum van tijd is
dan ook deze nieuwbouw weer te klein,
omdat noch de boeken noch de studen
ten erin passen. Misschien toch maar
weer verbouwen?
BIANCA VAN DEN BERG
Niet voor niets heeft Leiden de reputatie van
monumentenstad. De officiële lijst vermeldt alleen al zo'n
1500 bouwsels die uit oogpunt van schoonheid,
wetenschappelijke betekenis of volkskundige waarde als
zodanig wettelijk zijn erkend. Maar ook veel gebouwen die
niet op die lijst staan, verdienen het predikaat monumentaal.
Een tiendelige serie in Extra.
Terechtwijzing
Tot 1672 had het kerkbestuur een
controlerende functie. Geen misver
stand, ruzie, onzedelijkheid werd ge
duld. Zo kreeg op 14 februari Pierre de
Vos een terechtwijzing omdat hij met
een meisje uit wandelen was geweest.
Hij had haar een trouwbelofte gedaan
terwijl hij de dag ervoor met een ander
meisje in ondertrouw was gegaan.
In de loop der jaren verminderde het
ledental en kon men weer toe met de
ruimte in de Onze Lieve Vrouwekerk.
De terugloop werd vooral veroorzaakt
doordat veel Walen zich uiteindelijk
vermengd hadden met de Leidse bur
gerij.
De kerk werd gaandeweg meer een
elitekerk. De scherpe controle door het
kerkbestuur en de huisbezoeken we
den verwaarloosd. Door de economi
sche misère, onder andere ten gevolge
van het rampjaar 1762, werd de sociale
functie naar de achtergrond verdron
gen. Ook de Waalse scholen, die van
meet af aan zeer hoog aangeschreven
hadden gestaan, raakten in verval.
Wegens bouwvalligheid werd de
Vrouwekerk door de Walen in 1818 ver
laten en nu kregen zij de kapel van het
Catharina-gasthuis definitief toegewe
zen. Het orgel uit de Vrouwekerk werd
hiernaartoe overgebracht, de kerk zelf
werd gesloopt.
Achternamen
Ook de Eglise Wallone is onlangs ge
restaureerd en is zeker een bezoekje
waard. De Waalse gemeente heeft per
slot van rekening toch een belangrijke
rol in de Leidse geschiedenis gespeeld.
In de achternamen van veel Leidenaars
klinkt die Franse invloed nog altijd een
beetje door, al zijn uitspraak en spelling
hier en daar wel een beetje aangepast
aan de typisch Leidse tongval.
BIANCA VAN DEN BERG
se gemeente voortaan de Onze Lieve
Vrouwekerk mocht gebruiken, maar
door de aanhoudende immigranten-
stroom was op een gegeven moment
zelfs deze niet meer groot genoeg. Van
af 1638 mocht de gemeente ook de ka
pel van het Catharina-gasthuis aan de
Breestraat gebruiken, aanvankelijk
nog samen^met delen met de Neder-
duitsche en Engelse Gemeenten.
Het verging de Waalse gemeente
steeds beter. Sommige leden ervan
hadden in de loop der tijd een flink for
tuin opgebouwd. Uit liefdadigheid lie
ten enige van hen drie hofjes bouwen:
het Pieter-Loridanhofje (1656), het
Jean-Pesijnshofje (1683) en het Jean-
Michelshofje (1687), alle drie genoemd
naar hun weldoeners. Deze hofjes voor
zagen de ouden van dagen van gratis
onderdak en een onbezorgd bestaan.
Gasthuis
Het oudste gedeelte van de huidige
Waalse Kerk (Eglise Wallone) aan de
Breestraat stamt uit de late middeleeu
wen en maakte zoals gezegd deel uit
van de kapel van het voormalige Catha-
rinagasthuis, dat waarschijnlijk rond
het midden van de dertiende eeuw was
gesticht; in elk geval bestond er in 1276
al een kapel.
Aan weerszijden van deze laatmid
deleeuwse kapel stond oorspronkelijk
een vleugel van het gasthuis. Van de
rechtervleugel is een restant van de ge
vel bewaard gebleven. In 1634 en 1635
werd de kerk vergroot met een zijbeuk
aan de oostzijde. In deze beuk werd een
galerij gebouwd. Zo ontstond een
mooie grote ruimte met voldoende
plaats voor de leden van de verschillen
de gemeenten.
Het interieur van de kerk bestaat uit
een rechthoekige, met een houten ton
gewelf gedekte ruimte die door houten
zuilen gescheiden is van de later aange
bouwde zijbeuk. De voorgevel kreeg
kort na 1737 een ingang met aan weers
zijden pilasters en daarboven een uitge
houwen schild met rad en een zwaard,
de symbolen van St. Catharina. Dit
schild was afkomstig van een ander ge
deelte van het Catharina-gasthuis. Bij
deze verbouwing werd ook de oor
spronkelijke stenen toren van de kapel
vervangen door de huidige. Het restant
van de gevel van het Catharina-gast
huis heeft een laatgotisch geprofileerde
zandstenen rondboog-ingang.
Foto boven: het interieur van de Waalse kerk aan de Breestraat in Leiden.
Foto rechts: gedeelte van de rond 1737 vernieuwde voorgevel met klokketo-
ren. (fotos Wim Dijkman)
Foto boven: de voormalige
Universiteitsbibliotheek aan
het Rapenburg. Het gebouw
werd in vier eeuwen tijd vele
malen verbouwd en uitge
breid. In 1983 kon men niet
meer aan nieuwbouw ontko
men. Links: de bibliotheek
rond 1610, gevestigd op de
eerste verdieping in de kapel
van het Faliede Begijnhof
(een gravure van Wou-
da7ius). Het ruimteprobleem
werd sindsdien alleen maar
groter. (fotos Wim Dijkman)