'Kunst is kostbaar aan het worden' Conserveren belangrijker dan restaureren Caecilia Groot werft sponsors voor Boymans-Van Beuningen Hernieuwde belangstelling voor werk Charley Toorop KUNST ROTTERDAM/LEIDEN (GPD) Museum Boymans- van Beuningen heeft een pri meur. Aan haar visitekaartje "Directiemedewerker voor Externe Betrekkingen") is het niet meteen af te lezen, maar de taakomschrijving van Caecilia Groot is: "Het leggen van con tacten met het bedrijfsleven ten behoeve van het museum." Ze doet, anders gezegd, aan fondsenwerving en is daarmee de eerste museummedewerker in Nederland die zich in vaste dienst uitsluitend met het zoer ken naar sponsors bezighoudt. Andere musea bpdienen zich nog van buitenstaanders, Boy mans heeft in het museum een geheel nieuwe taak gecreëerd. door Frank van Dijl Caecilia Groot (28), die een maand geleden aan haar nieuwe baan be gon, heeft sinds 1984 ervaring op gedaan in de culturele sector als freelance adviseur op het gebied van fondsenwerving. Zij kon grote manifestaties als La France aux Pays Bas en Amsterdam Culturele Hoofdstad tot haar klanten reke nen. Ze is nu nog betrokken bij een sponsoringsproject van het Neder lands Spoorwegmuseum in Utrecht. Haar kennis van musea ontleende ze aan haar studie aan de Reinwardt Academie in Leiden, in middels opgegaan in de Hoge School voor de Kunsten in Amster dam. Na haar afstudeerproject (on derwerp: fondsenwerving) begon zij haar eigen bureautje. "Het is een betrekkelijk jong specialisme," vertelt ze in de villa op de hoek Westersingel-Mathen- esserlaan die sinds enige tijd bij Museum Boymans hoort. "Er is nog nergens een opleiding waar je zoiets kunt leren. Toen ik begon was het een redelijk onontgonnen gebied". De belangstelling voor sponso ring in de kunstenwereld heeft al les te maken met de opstelling van de overheid. "De middelen voor musea lopen terug, maar je wilt er toch voor zorgen dat je instelling Caecilia Groot: kan blij ven draaien. Als je overeind wilt blijven, gaat marketing een be langrijke rol spelen. De vervulling van de taak die je hebt. wordt eer der duurder dan goedkoper. Het aankopen van kunst is vrij kost baar geworden, het gaat meestal om unieke stukken. Als een be paalde kunstenaar waardering heeft geoogst, willen veel instellin gen en particulieren zo'n stuk: de prijs stijgt. Op veilingen zie je dat topstukken voor onwaarschijnlijk hoge bedragen worden verkocht. "Je wilt je collectie ook zo goed mogelijk bewaren. Het conserve ren stelt eisen aan opslag en klima- tisering en ook dat kan redelijk kostbaar worden. Het maken van tentoonstellingen is heel duur. De verzekeringsmaatschappijen kij ken naar de internationale markt; het is logisch dat naarmate de prij zen hoger liggen ook de premies stijgen. "Er valt dus een prijsstijging over de hele linie te constateren. Dan zegt de overheid wel eens dat het budget gelijk gebleven is, en daar heeft men wel een beetje ge lijk in, maar het budget heeft geen gelijke tred gehouden met de prijs stijgingen." - Is het fenomeen van kunstspon- soring niet komen overwaaien uit Amerika? Caecilia Groot: "Jawel, maar daar is de situatie honderdtachtig graden anders. Kunstinstellingen werden daar van oudsher al door bedrijven gefinancierd. Toen in de jaren zeventig het bedrijfsleven over minder geld beschikte, wend de men zich tot de overheid. Daar bij bestond de angst voor in menging van de overheid, zoals hier aanvankelijk de angst bestond dat bedrijven zich direct met het kunstbeleid zouden gaan bemoei en. "De manier waarop sponsoring in Amerika en andere Angelsaksi sche landen verloopt, is niet met de situatie in West-Europa te vergelij ken. Maar we kunnen wel wat leren van het samenspel tussen bedrijfs leven en kunstwereld." - Je merkt dat de belangstelling voor kunst enorm toeneemt. Ten toonstellingen als Het goud der Thraciërs en Schatten van de Her mitage trekken duizenden bezoe kers. Wegen de inkomsten dan niet op tegen de kqsten? "Maar dat zijn zulke gigantische ondernemingen... Een krachttoer die je niet elk halfjaar kunt uitvoe ren. Je streeft natuurlijk naar kos tendekkende tentoonstellingen, maar daarmee heb je nog niet al je kostenposten ondervangen. Je hebt binnen dit museum diverse disciplines: oude kunst, kunst, prentkunst, vormgeving.... er is van alles wat, en wat er is, is in het algemeen van zeer goede kwali teit. Dat is ook wat Boymans voor sponsors interessant maakt. Waar het ons nu met sponsoring om gaat, is het tentoonstellingsbudget te verdubbelen tot acht ton. "Het is dus mijn taak om op den duur vier ton per jaar binnen te ha len. Hoe? Het is nu niet de tijd om daar mededelingen over te doen, dat vind ik niet verstandig." "Ze hebben een aantal kanalen via welke zij hun boodschap kun nen uitdragen: advertenties in de krant, STER-spots, je kunt elk jaar je relaties fêteren met een ge schenk, je kunt een sportclub sponsoren, in die reeks heb je nu ook kunstsponsoring. Waarom? Het bedrijfsleven heeft in de gaten dat de mensen die het wil bereiken belangstelling hebben voor kunst en cultuur. In veel gevallen blijkt kunst een goed middel te zijn, niet om in directe zin je omzet te verho gen, maar bijvoorbeeld om je naamsbekendheid te vergroten." "Ik geloof niet dat het reëel is om te zeggen dat het bedrijfsleven het sponsoren van kunst gebruikt om een slecht geweteh af te kopen. Er zijn immers ook veel bedrijven die niets hoeven af te kopen. Als er iets moet worden schoongewassen, zoals je wel eens hoort vanuit de ja ren zeventig, waarom dan per se via cultuur?" Omdat cultuur als iets hoog staands wordt beschouwd. "Ja, dat is natuurlijk wel zo, maar dat is nog geen reden om dat zo te stellen." Shell heeft bijvoorbeeld een slechte naam door zijn activiteiten in Zuid-Afrika. Via kunstsponso ring zou Shell kunnen zeggen: "We zijn zo slecht nog niet, kijk maar want we doen aan kunst." "Als jouw theorie waar zou zijn had Shell zich al veel eerder gepro fileerd in de kunst dat doet Shell niet. Of ik bij Shell zou aanklop pen? Ik weet het niet." Boymans wordt in elk geval geen reclamezuil, belooft Caecilia Groot. Stedelijk Museum één van de vier musea met eigen restauratie-afdeling AMSTERDAM - De uitgebreide collecties van musea vormen vaak een kwetsbaar bezit. De kunstwer ken worden soms beschadigd bij het vervoer van depot naar exposi tieruimte, worden uitgeleend aan andere musea, hangen soms zo lang in de opslagruimte dat ze vuil worden of worden zelfs door een vandaal vernield. In alle gevallen komt de restaurateur er aan te pas om de opgelopen schade weer te herstellen. Het Stedelijk Museum in Amsterdam is één van de vier musea in Nederland die eigen res taurateurs in dienst heeft. Twee restauratoren voor de schilderijen, eén voor de driedimensionale wer ken en nog eens twee voor kunst werken op papier. Elisabeth Bracht en Louise Wijnberg werken op de afdeling Schilderijenrestau ratie en Kees Herman Aben heeft het ruimtelijke werk onder zijn hoede. door Robbert Roos In de eerste ruimte van het ate lier voor schilderijenrestauratie staat een grote stevige tafel, afge dekt met papier. Bovenop de tafel liggen twee schilderijen van Male- vitch - ze moeten uit de lijsten wor den gehaald om te worden gefoto grafeerd. Verder staan in de ruimte een aantal opbergkasten en nog wat kleine machines. Een groot schilderij van Morris Louis is net zichtbaar achter een Chris van Voorst. In de tweede ruimte bevinden zich grote werktafels. Enorme slur- fen dienen om de giftige dampen die bij het gebruik van bepaalde chemicaliën vrijkomen af te zui gen. Allerlei potjes staan onder handbereik. Ook hier bevinden zich schilderijen op schildersezels. Een Appel, een Willink en een Wes- terik versieren het atelier. De derde en laatste ruimte wordt in beslag genomen door een grote tafel met kleine gaatjes in het blad. Hierop kunnen schilderijen onder warme druk worden behandeld. Alles ziet er schoon en verzorgd uit, geen rommelig atelier met her en der schilderijen en doeken waaraan ge werkt wordt. De kleur wit over heerst. Werkzaamheden Elisabeth Bracht: "In ons atelier houden we ons niet alleen bezig met restaureren, maar ook met het conserveren van de collectie en het adviezen geven over het beheer er van. Dat is dus eigenlijk het voor komen van schade. Verder krijgen wij de werken die uitgeleend wor den ruim van tevoren onder ogen. Dan maken wij een rapport op over de toestand van het schilderij en herstellen we de eventuele schade. Ook op het gebied van de uitlening Opleiding Elisabeth Bracht bezig met het restaureren adviseren wij. Tenslotte verzorgen wij het in- en uitlijsten van de kunstwerken en voorzien ze waar nodig van beschermschotten". Regelmatig lopen de restaurato ren door het museum en de depots. Komen ze werken tegen waar iets mis mee is, dan worden die naar het atelier gehaald. Eerst wordt een foto gemaakt, daarna vragen ze toe stemming aan de hoofdconserva tor om het te mogen restaureren. Is die toestemming er, dan wordt het schilderij aan een minitieus onder zoek onderworpen met een micro scoop. Op basis daarvan wordt een restauratieplan gemagkt, waarna het feitelijke herstellen kan begin nen. Hoe snel hier aan begonnen wordt hangt af van de prioriteit die het doek heeft. In totaal worden er per jaar ongeveer honderd doeken gerestaureerd en worden driehon derd doeken behandeld die voor uitlening zijn bestemd. Bij deze laatste catogorie hoeft aan een aan tal doeken niets te gebeuren of vergt het herstel bij sommige maar een uurtje, terwijl het restaureren van weer andere kunstwerken veel meer tijd in beslag neemt. Er wordt ook wel eens geadviseerd om het doek niet uit te lenen omdat het te veel tijd kost om het te restaureren of omdat het werk te kwetsbaar is. Kwetsbaar De moderne kunst is tegenwoor dig heel erg kwetsbaar, kunste naars werken allang niet meer met alleen linnen en olieverf. Allerlei materialen worden op het doek ge plakt, zand wordt door de verf ge mengd of bijenwas wordt voor een beeld gebruikt. Willekeurige attri buten worden gebruikt om te be schilderen. Dit levert soms grote problemen op bij het restaureren; materialen zijn niet meer beschik baar of de verf houdt moeilijk op de gekozen ondergrond, ook wel de drager genoemd. Toch vinden de restauratoren dat je de kunstenaars niet moet dwingen bepaalde materialen of verfsoorten te gebruiken. "Ze moe ten zelf maar zien welke attributen ze gebruiken," vindt Aben. Ook zijn ze van mening dat bij veroude ringsprocessen niet ingegrepen moet worden. "Je kan alleen dat proces vertragen en uitstellen," meent Louise Wijnberg, "maar je moet nooit iets dat oorspronkelijk wit was en iets grauwer is gewor den opnieuw wit gaan verfen. Al tijd moet het kunstwerk gerespec teerd worden, het heeft tenslotte een bepaalde historie". Elisabeth Bracht vult aan: „Je kan natuurlijk de kunstenaar wel wijzen op din gen die met zijn werk gebeuren ha verloop van tijd. Hij moet dan zelf maar weten wat hij met die infor matie doet". Als restaurator stellen de drie zich zeer terughoudend op. Aben: "Wij zijn geen kunstenaars, maar technici. Wij moeten ons beperken tot dat wat beschadigd is en niets van onszelf toevoegen. Wij zijn ook geen tovenaars, met geheime mid deltjes en zo. Elke stap van de res tauratie wordt bijgehouden en ge noteerd". Een belangrijke reden voor het gebruik van minder goede materia len is geldgebrek bij de kunste naar. Karei Appel bijvoorbeeld, één van de leden van de COBRA- groep, sloopte oude deuren om ze te beschilderen of gebruikte jute zakken. Bracht: "Er zijn heel wat fabeltjes in de wereld over de Co bra-schilders. Zo zou het werk bij na niet te restaureren zijn en zou de verf er regelmatig van afvallen. Wij hebben echter niet meer proble men met het werk van COBRA dan met dat van andere kunstenaars. Er wordt heel veel gesproken over bijvoorbeeld Appel. Die legde de verf soms twee centimeter dik op het doek. Doordat het oliéverf is, droogt het heel langzaam, het kan zelfs honderd jaar duren voordat het helemaal droog is. Maar de bui tenkant is vaak wel hard. Doordat de binnenkant zachter is dan de buitenkant gaat de verf rimpelen, maar dat is helemaal niet erg, dat hoort bij de aard van het schilde rij". Vernielingen In het verleden zijn werken in het Stedelijk nog wel eens doelwit geweest van vernielingen. Zo werd twee jaar geleden één van de top stukken uit de collectie, 'Who's Afraid of Red, Yellow and Blue' van Barnett Newman, aan flarden gesneden. De drie restauratoren willen hier, op last van de direk- teur, niets over zeggen. De pers voorlichter van het museum wil er wel wat over kwijt: "Dat werk kon niet in eigen huis gerestaureerd worden, daarvoor ontbreken ons de mensen. Daarom is het nu bij Daniël Goldreyer in New York. Die Zelfportret Charley Toorop. is gespecialiseerd in het herstellen van zeer grote doeken (het schilde rij was meer dan vijf meter breed. RR) en colorfield paintings waar deze Newman er één van is. In ok tober is het doek naar Amerika ge gaan, nadat eerst de mogelijkhe den en de schade grondig waren onderzocht. Intussen zijn de men sen daar er al weer twee maanden aan bezig. De gemeente heeft in middels toegezegd dat ze de kosten van een half mijoen voor haar reke ning neemt". Het doek 'La Berceusse' van Van Gogh dat een aantal jaar geleden kapot gesneden werd is wel door het Stedelijk zelf gerestaureerd. De inmiddels gepensioneerde Co van Beek heeft dat gedaan. Het schilde rij wordt nu achter glas tentoonge steld, omdat door schommelingen in temperatuur en vochtigheid de snedes weer op kunnen gaan staan en er dan opnieuw gerestaureerd zou moeten worden. Het glas voor komt dit. Voor Kees Herman Aben staat het vernielen van een schilde rij in feite gelijk aan moord. Er is in Nederland een opleiding voor restaurateur, die duurt vier jaar en richt zich alleen op papier, textiel, keramiek en glas. De drie restaurateurs zijn hier niet zo tevre den over. .Elisabeth Bracht: "In vier jaar tijd heb je nog niet de ken nis vergaard om de verantwoorde lijkheid voor belangrijke topstuk ken aan te kunnen. Eigenlijk zou er een grondige opleiding op acade misch niveau moeten komen". Zij heeft zelf haar opleiding aan het In- stitut für Technologie der Malerei in Stuttgart genoten. Louise Wijn berg studeerde restauratie, conser vatie en kunstgeschiedenis aan de Sorbonne universiteit in Parijs en Kees Herman Aben deed zijn erva ring op na de Rietveldacademie bij het Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Kunstvoorwerpen in Amsterdam en op stages in Bonn en Londen. In zijn ogen is het in het belang van de kunstcollec ties dat er een gedegen opleiding komt. Verder vindt hij het heel be langrijk dat de musea op het punt van die collecties hun verantwoor delijkheden zien: "Verzamelen houdt in dat je moet conserveren en dat je verantwoordelijk bent voor de collectie, die is tenslotte van de gemeenschap. In principe moet je meer conserveren dan res taureren. Teveel musea onder schatten de problematiek, ze laten het maar op zijn beloop en zien wel wanneer het mis gaat. Wij zijn ook één van de weinige musea met ei gen restauratie-ateliers. Veel grote musea laten het herstelwerk doen door de Rijksdienst Verspreide Kunstcollecties in Den Haag. Die zien alleen het werk dat ze moeten restaureren en hebben geen feeling met de collecties van de verschil lende musea. Terwijl dat juist zo belangrijk is". ARNHEM (GPD) - Of de diefstal van het zelfportret uit het Kröller- Müller museum iets te maken heeft met de plotselinge belangstelling voor Charley Toorop (1991-1955) weet hij niet. "Maar het zou best eens kunnen," zegt conservator Jan de Groot van het Arnhemse Gemeentemuseum. Feit is dat nog voor de opening van de tentoon stelling van ruim dertig schilderij en en een aantal tekeningen van haar hand op zaterdag 6 augustus het museum al een stroom van re acties krijgt. Er lijkt een hausse te zijn ontstaan in de waardering en belangstelling voor het werk van de dochter van Jan Toorop. door Henk Meutgeert Niet alleen het Arnhemse Ge meentemuseum toont deze zomer haar werk; ook Kröller Müller op de Hoge Veluwe richtte twee zaal tjes in met 20 van haar schilderijen uit de eigen collectie en het Haags Gemeentemuseum laat zijn Toor- ops in de zomertentoonstelling "Verzameling aan Zee' prominent zien. En dat amper zes jaar na de grote overzichtstentoonstelling in het Utrechtse Centraal Museum. "Kennelijk is het werk van zo'n figuur om de zes of zeven jaar rijp om uitgebreid aan den volke ge toond te worden." zegt Jan de Groot van het Arnhemse museum "Ik ben uiteraard blij met die be langstelling. Want in het museum kennen we o,ok komkommertijd." Dat juist het Arnhemse Gemeen temuseum al enige tijd rondliep met de gedachte van Toorop-expo- sitie ligt voor de hand. Het muse um is de plaats waar een grote ver zameling Nederlandse 'realisten' als Hynckes, Ket, Willink en Koch is geconcentreerd. Met een exposi tie als deze wordt dat nog eens on derstreept. Het lag eerst ook in de bedoeling om ter gelegenheid van het Museumjaar in 1987 het eigen bezit aan werk van Charley Toor op, licht uitgebreid met schilderij en van elders, in samenhang met de eigen collectie te tonen. "Maar gaandeweg werd het steeds een grotere tentoonstelling, de tijd is er rijp voor," zegt de conservator. De Groot wijst er overigens op dat zijn museum op geen enkele manier de prententie heeft om een compleet overzicht van het werk van Charley Toorop te geven. "We konden al het werk eenvoudig niet krijgen en we wilden het ook niet. De meeste musea willen in de zo mer hun belangrijkste stukken nu eenmaal tonen. Bovendien zijn we niet van plan de Utrechtse exposi tie over te doen. Maar op enkele hoogtepunten na is de tentoonstel ling toch een redelijk compleet overzicht geworden." Een kleinere expositie heeft ook een bijkomend voordeel, zo meent De Groot. "Misschien is zo'n be perkt overzicht voor het gemiddel de publiek ook beter te behappen. Persoonlijk vond ik de expositie m Utrecht destijds wel erg uitge breid." Charley Toorop werd op 24 maart 1891 geboren als dochter van de schilder Jan Toorop. Ze gaf stu dies om violiste of danseres te wor den op en verkoos de schilder kunst. In 1911 had ze haar eerste expositie in het kunstzaaltje van haar vader. Zoals zoveel kunstenaars uit haar tijd kreeg ze belangstelling voor de theosofie, die zijn weerslag kreeg in haar werk. In Arnhem is een schilderij van de vuurtoren in Oostvoorne zien Het bouwwerk lijkt zijn materiële bestaan te wil len ontstijgen, tegen een lucht van aura-achtige, esoterische kleuren. Waarschijnlijk onder invloed van de Bergense school begon Charley Toorop na 1915 het expres- toe te laten in haar werk. Vormen werden vereenvoudigd, er onstonden donkere kleurvlakken Dit werk van de kunstenares wordt tegenwoordig minder gewaar deerd dan haar schilderijen uit de latere periode. In Arnhem wordt die ingeluid door het schilderij van zes Zeeuwse boeren. De kleuren en de gelaatstekening zijn realisti scher, harder ook. haar definitieve stijl krijgt vorm. Als verklaring voor deze sociaal- realistische stijl van Toorop wor den haar contacten met anarchis ten en socialisten als de filmer Jo ris Ivens en Arthur Lehning aange haald. De kunstenares zag de men sen die zij portretteerde minder als individuen en meer als voorbeel den die voor velen staan, zo lijkt het. Misschien dat die instelling er ook voor zorgde dat zij een vrien din als de vrouw van de beeldhou wer John Radecker, Annie, kon af beelden zoals ze dat deed in 'Vrou wenfiguren' uit 1932. Bijna meedo genloos schilderde zij de halfnaak te Annie met blauwdooraderde. hangende borsten. Deze harde ma nier van afbeelden heeft er waar schijnlijk mede voor gezorgd dat Charley Toorop een 'mannelijke manier' van schilderen werd en wordt verweten. Generaties De oorlogsjaren waren voor Charley Toorop om verschillende redenen moeilijk. In 1943 moest ze op last van de bezetter haar huis en atelier verlaten, haar kinderen wa ren ondergedoken. In 1942 schil derde ze het 'Stilleven met witte kan', dat als ondertitel 'Maaltijd zonder Vrienden' meekreeg. Daar mee ging ze terug naar een schilde rij uit 1933, een groepsportret van haar vrienden. Haar hang naar be tere, vredige tijden komt eruit naar Toch werkte ze heimelijk aan eén van haar 'meesterwerken, dat ook in Arnhem te zien is. 'De drie Generaties', waarop ze zelf zittend in schildersjas'met palet in de hand staat afgebeeld. Rechts achter haar zoon Edgar Fernhout. Een groot portretbeeld van haar vader, ge maakt door Radecker, domineert het schilderij. Zeven zelfportretten zijn in het Gemeentemuseum te zien, waar onder de laatste uit 1955, kort voor haar dood geschilderd. Charley Toorop kijkt de beschouwer over haar linkerschouwder recht aan. In de catalogus die ter gelegenheid van de Utrechtse tentoonstelling verscheen wordt gewezen op de mogelijke symbolische betekenis. De kunstenares kijkt voor het laatst om naar het leven en be weegt zich in de richting van dorre takken, bedekt met sneeuw. Wat is er zo bijzonder aan de schilderkunst van deze vrouw, die zichzelf vaak even on flatteus af beeldde als de anderen die ze schil derde? "Ze is een volstrekt unieke figuur," zegt Jan de Groot. "In we zen is ze moeilijk echt in te passen in een bepaalde stroming. In haar vroege werk is de invloed van de Bergense school en een man als Pyke Koch te bespeuren, later zijn er tendenzen van de nieuwe zake lijkheid. Dan gaat ze met de ogen van Van Gogh kijken. Haar sociaal- realisme is uniek. Je treft hel niet aan bij tijdgenoten van gelijk ni- Charley Toorop. Schilderijen. Van 6 augustus tot en met 9 okto ber in het Gemeentemuseum Arnhem, Utrechtseweg 87. Open: dinsdag tot en met zaterdag van 10 tot 17 uur, zondag van 11 tot 17 uur. Tot 1 oktober toont het Rijksmuseum Kröller-Möller op de Hoge Veluwe werken van Charley Toorop uit de eigen col lectie. Open: dinsdag tot en met zaterdag van 10 tot 17 uur. zondag van 14 tot 16 uur.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1988 | | pagina 15