'Kunst is kostbaar aan het worden'
Conserveren belangrijker dan restaureren
Caecilia Groot werft sponsors voor Boymans-Van Beuningen
Hernieuwde belangstelling
voor werk Charley Toorop
KUNST
ROTTERDAM/LEIDEN
(GPD) Museum Boymans-
van Beuningen heeft een pri
meur. Aan haar visitekaartje
"Directiemedewerker voor
Externe Betrekkingen") is het
niet meteen af te lezen, maar de
taakomschrijving van Caecilia
Groot is: "Het leggen van con
tacten met het bedrijfsleven
ten behoeve van het museum."
Ze doet, anders gezegd, aan
fondsenwerving en is daarmee
de eerste museummedewerker
in Nederland die zich in vaste
dienst uitsluitend met het zoer
ken naar sponsors bezighoudt.
Andere musea bpdienen zich
nog van buitenstaanders, Boy
mans heeft in het museum een
geheel nieuwe taak gecreëerd.
door
Frank van Dijl
Caecilia Groot (28), die een maand
geleden aan haar nieuwe baan be
gon, heeft sinds 1984 ervaring op
gedaan in de culturele sector als
freelance adviseur op het gebied
van fondsenwerving. Zij kon grote
manifestaties als La France aux
Pays Bas en Amsterdam Culturele
Hoofdstad tot haar klanten reke
nen. Ze is nu nog betrokken bij een
sponsoringsproject van het Neder
lands Spoorwegmuseum in
Utrecht. Haar kennis van musea
ontleende ze aan haar studie aan de
Reinwardt Academie in Leiden, in
middels opgegaan in de Hoge
School voor de Kunsten in Amster
dam. Na haar afstudeerproject (on
derwerp: fondsenwerving) begon
zij haar eigen bureautje.
"Het is een betrekkelijk jong
specialisme," vertelt ze in de villa
op de hoek Westersingel-Mathen-
esserlaan die sinds enige tijd bij
Museum Boymans hoort. "Er is
nog nergens een opleiding waar je
zoiets kunt leren. Toen ik begon
was het een redelijk onontgonnen
gebied".
De belangstelling voor sponso
ring in de kunstenwereld heeft al
les te maken met de opstelling van
de overheid. "De middelen voor
musea lopen terug, maar je wilt er
toch voor zorgen dat je instelling
Caecilia Groot:
kan blij ven draaien. Als je overeind
wilt blijven, gaat marketing een be
langrijke rol spelen. De vervulling
van de taak die je hebt. wordt eer
der duurder dan goedkoper. Het
aankopen van kunst is vrij kost
baar geworden, het gaat meestal
om unieke stukken. Als een be
paalde kunstenaar waardering
heeft geoogst, willen veel instellin
gen en particulieren zo'n stuk: de
prijs stijgt. Op veilingen zie je dat
topstukken voor onwaarschijnlijk
hoge bedragen worden verkocht.
"Je wilt je collectie ook zo goed
mogelijk bewaren. Het conserve
ren stelt eisen aan opslag en klima-
tisering en ook dat kan redelijk
kostbaar worden. Het maken van
tentoonstellingen is heel duur. De
verzekeringsmaatschappijen kij
ken naar de internationale markt;
het is logisch dat naarmate de prij
zen hoger liggen ook de premies
stijgen.
"Er valt dus een prijsstijging
over de hele linie te constateren.
Dan zegt de overheid wel eens dat
het budget gelijk gebleven is, en
daar heeft men wel een beetje ge
lijk in, maar het budget heeft geen
gelijke tred gehouden met de prijs
stijgingen."
- Is het fenomeen van kunstspon-
soring niet komen overwaaien uit
Amerika?
Caecilia Groot: "Jawel, maar
daar is de situatie honderdtachtig
graden anders. Kunstinstellingen
werden daar van oudsher al door
bedrijven gefinancierd. Toen in de
jaren zeventig het bedrijfsleven
over minder geld beschikte, wend
de men zich tot de overheid. Daar
bij bestond de angst voor in
menging van de overheid, zoals
hier aanvankelijk de angst bestond
dat bedrijven zich direct met het
kunstbeleid zouden gaan bemoei
en.
"De manier waarop sponsoring
in Amerika en andere Angelsaksi
sche landen verloopt, is niet met de
situatie in West-Europa te vergelij
ken. Maar we kunnen wel wat leren
van het samenspel tussen bedrijfs
leven en kunstwereld."
- Je merkt dat de belangstelling
voor kunst enorm toeneemt. Ten
toonstellingen als Het goud der
Thraciërs en Schatten van de Her
mitage trekken duizenden bezoe
kers. Wegen de inkomsten dan niet
op tegen de kqsten?
"Maar dat zijn zulke gigantische
ondernemingen... Een krachttoer
die je niet elk halfjaar kunt uitvoe
ren. Je streeft natuurlijk naar kos
tendekkende tentoonstellingen,
maar daarmee heb je nog niet al je
kostenposten ondervangen. Je
hebt binnen dit museum diverse
disciplines: oude kunst,
kunst, prentkunst, vormgeving....
er is van alles wat, en wat er is, is in
het algemeen van zeer goede kwali
teit. Dat is ook wat Boymans voor
sponsors interessant maakt. Waar
het ons nu met sponsoring om gaat,
is het tentoonstellingsbudget te
verdubbelen tot acht ton.
"Het is dus mijn taak om op den
duur vier ton per jaar binnen te ha
len. Hoe? Het is nu niet de tijd om
daar mededelingen over te doen,
dat vind ik niet verstandig."
"Ze hebben een aantal kanalen
via welke zij hun boodschap kun
nen uitdragen: advertenties in de
krant, STER-spots, je kunt elk jaar
je relaties fêteren met een ge
schenk, je kunt een sportclub
sponsoren, in die reeks heb je nu
ook kunstsponsoring. Waarom?
Het bedrijfsleven heeft in de gaten
dat de mensen die het wil bereiken
belangstelling hebben voor kunst
en cultuur. In veel gevallen blijkt
kunst een goed middel te zijn, niet
om in directe zin je omzet te verho
gen, maar bijvoorbeeld om je
naamsbekendheid te vergroten."
"Ik geloof niet dat het reëel is om
te zeggen dat het bedrijfsleven het
sponsoren van kunst gebruikt om
een slecht geweteh af te kopen. Er
zijn immers ook veel bedrijven die
niets hoeven af te kopen. Als er iets
moet worden schoongewassen,
zoals je wel eens hoort vanuit de ja
ren zeventig, waarom dan per se
via cultuur?"
Omdat cultuur als iets hoog
staands wordt beschouwd.
"Ja, dat is natuurlijk wel zo, maar
dat is nog geen reden om dat zo te
stellen."
Shell heeft bijvoorbeeld een
slechte naam door zijn activiteiten
in Zuid-Afrika. Via kunstsponso
ring zou Shell kunnen zeggen: "We
zijn zo slecht nog niet, kijk maar
want we doen aan kunst."
"Als jouw theorie waar zou zijn
had Shell zich al veel eerder gepro
fileerd in de kunst dat doet Shell
niet. Of ik bij Shell zou aanklop
pen? Ik weet het niet."
Boymans wordt in elk geval geen
reclamezuil, belooft Caecilia
Groot.
Stedelijk Museum één van de vier musea met eigen restauratie-afdeling
AMSTERDAM - De uitgebreide
collecties van musea vormen vaak
een kwetsbaar bezit. De kunstwer
ken worden soms beschadigd bij
het vervoer van depot naar exposi
tieruimte, worden uitgeleend aan
andere musea, hangen soms zo
lang in de opslagruimte dat ze vuil
worden of worden zelfs door een
vandaal vernield. In alle gevallen
komt de restaurateur er aan te pas
om de opgelopen schade weer te
herstellen. Het Stedelijk Museum
in Amsterdam is één van de vier
musea in Nederland die eigen res
taurateurs in dienst heeft. Twee
restauratoren voor de schilderijen,
eén voor de driedimensionale wer
ken en nog eens twee voor kunst
werken op papier. Elisabeth
Bracht en Louise Wijnberg werken
op de afdeling Schilderijenrestau
ratie en Kees Herman Aben heeft
het ruimtelijke werk onder zijn
hoede.
door
Robbert Roos
In de eerste ruimte van het ate
lier voor schilderijenrestauratie
staat een grote stevige tafel, afge
dekt met papier. Bovenop de tafel
liggen twee schilderijen van Male-
vitch - ze moeten uit de lijsten wor
den gehaald om te worden gefoto
grafeerd. Verder staan in de ruimte
een aantal opbergkasten en nog
wat kleine machines. Een groot
schilderij van Morris Louis is net
zichtbaar achter een Chris van
Voorst.
In de tweede ruimte bevinden
zich grote werktafels. Enorme slur-
fen dienen om de giftige dampen
die bij het gebruik van bepaalde
chemicaliën vrijkomen af te zui
gen. Allerlei potjes staan onder
handbereik. Ook hier bevinden
zich schilderijen op schildersezels.
Een Appel, een Willink en een Wes-
terik versieren het atelier. De derde
en laatste ruimte wordt in beslag
genomen door een grote tafel met
kleine gaatjes in het blad. Hierop
kunnen schilderijen onder warme
druk worden behandeld. Alles ziet
er schoon en verzorgd uit, geen
rommelig atelier met her en der
schilderijen en doeken waaraan ge
werkt wordt. De kleur wit over
heerst.
Werkzaamheden
Elisabeth Bracht: "In ons atelier
houden we ons niet alleen bezig
met restaureren, maar ook met het
conserveren van de collectie en het
adviezen geven over het beheer er
van. Dat is dus eigenlijk het voor
komen van schade. Verder krijgen
wij de werken die uitgeleend wor
den ruim van tevoren onder ogen.
Dan maken wij een rapport op over
de toestand van het schilderij en
herstellen we de eventuele schade.
Ook op het gebied van de uitlening
Opleiding
Elisabeth Bracht bezig met het restaureren
adviseren wij. Tenslotte verzorgen
wij het in- en uitlijsten van de
kunstwerken en voorzien ze waar
nodig van beschermschotten".
Regelmatig lopen de restaurato
ren door het museum en de depots.
Komen ze werken tegen waar iets
mis mee is, dan worden die naar
het atelier gehaald. Eerst wordt een
foto gemaakt, daarna vragen ze toe
stemming aan de hoofdconserva
tor om het te mogen restaureren. Is
die toestemming er, dan wordt het
schilderij aan een minitieus onder
zoek onderworpen met een micro
scoop. Op basis daarvan wordt een
restauratieplan gemagkt, waarna
het feitelijke herstellen kan begin
nen. Hoe snel hier aan begonnen
wordt hangt af van de prioriteit die
het doek heeft. In totaal worden er
per jaar ongeveer honderd doeken
gerestaureerd en worden driehon
derd doeken behandeld die voor
uitlening zijn bestemd. Bij deze
laatste catogorie hoeft aan een aan
tal doeken niets te gebeuren of
vergt het herstel bij sommige maar
een uurtje, terwijl het restaureren
van weer andere kunstwerken veel
meer tijd in beslag neemt. Er wordt
ook wel eens geadviseerd om het
doek niet uit te lenen omdat het te
veel tijd kost om het te restaureren
of omdat het werk te kwetsbaar is.
Kwetsbaar
De moderne kunst is tegenwoor
dig heel erg kwetsbaar, kunste
naars werken allang niet meer met
alleen linnen en olieverf. Allerlei
materialen worden op het doek ge
plakt, zand wordt door de verf ge
mengd of bijenwas wordt voor een
beeld gebruikt. Willekeurige attri
buten worden gebruikt om te be
schilderen. Dit levert soms grote
problemen op bij het restaureren;
materialen zijn niet meer beschik
baar of de verf houdt moeilijk op de
gekozen ondergrond, ook wel de
drager genoemd.
Toch vinden de restauratoren
dat je de kunstenaars niet moet
dwingen bepaalde materialen of
verfsoorten te gebruiken. "Ze moe
ten zelf maar zien welke attributen
ze gebruiken," vindt Aben. Ook
zijn ze van mening dat bij veroude
ringsprocessen niet ingegrepen
moet worden. "Je kan alleen dat
proces vertragen en uitstellen,"
meent Louise Wijnberg, "maar je
moet nooit iets dat oorspronkelijk
wit was en iets grauwer is gewor
den opnieuw wit gaan verfen. Al
tijd moet het kunstwerk gerespec
teerd worden, het heeft tenslotte
een bepaalde historie". Elisabeth
Bracht vult aan: „Je kan natuurlijk
de kunstenaar wel wijzen op din
gen die met zijn werk gebeuren ha
verloop van tijd. Hij moet dan zelf
maar weten wat hij met die infor
matie doet".
Als restaurator stellen de drie
zich zeer terughoudend op. Aben:
"Wij zijn geen kunstenaars, maar
technici. Wij moeten ons beperken
tot dat wat beschadigd is en niets
van onszelf toevoegen. Wij zijn ook
geen tovenaars, met geheime mid
deltjes en zo. Elke stap van de res
tauratie wordt bijgehouden en ge
noteerd".
Een belangrijke reden voor het
gebruik van minder goede materia
len is geldgebrek bij de kunste
naar. Karei Appel bijvoorbeeld,
één van de leden van de COBRA-
groep, sloopte oude deuren om ze
te beschilderen of gebruikte jute
zakken. Bracht: "Er zijn heel wat
fabeltjes in de wereld over de Co
bra-schilders. Zo zou het werk bij
na niet te restaureren zijn en zou de
verf er regelmatig van afvallen. Wij
hebben echter niet meer proble
men met het werk van COBRA dan
met dat van andere kunstenaars.
Er wordt heel veel gesproken over
bijvoorbeeld Appel. Die legde de
verf soms twee centimeter dik op
het doek. Doordat het oliéverf is,
droogt het heel langzaam, het kan
zelfs honderd jaar duren voordat
het helemaal droog is. Maar de bui
tenkant is vaak wel hard. Doordat
de binnenkant zachter is dan de
buitenkant gaat de verf rimpelen,
maar dat is helemaal niet erg, dat
hoort bij de aard van het schilde
rij".
Vernielingen
In het verleden zijn werken in
het Stedelijk nog wel eens doelwit
geweest van vernielingen. Zo werd
twee jaar geleden één van de top
stukken uit de collectie, 'Who's
Afraid of Red, Yellow and Blue'
van Barnett Newman, aan flarden
gesneden. De drie restauratoren
willen hier, op last van de direk-
teur, niets over zeggen. De pers
voorlichter van het museum wil er
wel wat over kwijt: "Dat werk kon
niet in eigen huis gerestaureerd
worden, daarvoor ontbreken ons
de mensen. Daarom is het nu bij
Daniël Goldreyer in New York. Die
Zelfportret Charley Toorop.
is gespecialiseerd in het herstellen
van zeer grote doeken (het schilde
rij was meer dan vijf meter breed.
RR) en colorfield paintings waar
deze Newman er één van is. In ok
tober is het doek naar Amerika ge
gaan, nadat eerst de mogelijkhe
den en de schade grondig waren
onderzocht. Intussen zijn de men
sen daar er al weer twee maanden
aan bezig. De gemeente heeft in
middels toegezegd dat ze de kosten
van een half mijoen voor haar reke
ning neemt".
Het doek 'La Berceusse' van Van
Gogh dat een aantal jaar geleden
kapot gesneden werd is wel door
het Stedelijk zelf gerestaureerd. De
inmiddels gepensioneerde Co van
Beek heeft dat gedaan. Het schilde
rij wordt nu achter glas tentoonge
steld, omdat door schommelingen
in temperatuur en vochtigheid de
snedes weer op kunnen gaan staan
en er dan opnieuw gerestaureerd
zou moeten worden. Het glas voor
komt dit. Voor Kees Herman Aben
staat het vernielen van een schilde
rij in feite gelijk aan moord.
Er is in Nederland een opleiding
voor restaurateur, die duurt vier
jaar en richt zich alleen op papier,
textiel, keramiek en glas. De drie
restaurateurs zijn hier niet zo tevre
den over. .Elisabeth Bracht: "In
vier jaar tijd heb je nog niet de ken
nis vergaard om de verantwoorde
lijkheid voor belangrijke topstuk
ken aan te kunnen. Eigenlijk zou er
een grondige opleiding op acade
misch niveau moeten komen". Zij
heeft zelf haar opleiding aan het In-
stitut für Technologie der Malerei
in Stuttgart genoten. Louise Wijn
berg studeerde restauratie, conser
vatie en kunstgeschiedenis aan de
Sorbonne universiteit in Parijs en
Kees Herman Aben deed zijn erva
ring op na de Rietveldacademie bij
het Centraal Laboratorium voor
Onderzoek van Kunstvoorwerpen
in Amsterdam en op stages in
Bonn en Londen. In zijn ogen is het
in het belang van de kunstcollec
ties dat er een gedegen opleiding
komt. Verder vindt hij het heel be
langrijk dat de musea op het punt
van die collecties hun verantwoor
delijkheden zien: "Verzamelen
houdt in dat je moet conserveren
en dat je verantwoordelijk bent
voor de collectie, die is tenslotte
van de gemeenschap. In principe
moet je meer conserveren dan res
taureren. Teveel musea onder
schatten de problematiek, ze laten
het maar op zijn beloop en zien wel
wanneer het mis gaat. Wij zijn ook
één van de weinige musea met ei
gen restauratie-ateliers. Veel grote
musea laten het herstelwerk doen
door de Rijksdienst Verspreide
Kunstcollecties in Den Haag. Die
zien alleen het werk dat ze moeten
restaureren en hebben geen feeling
met de collecties van de verschil
lende musea. Terwijl dat juist zo
belangrijk is".
ARNHEM (GPD) - Of de diefstal
van het zelfportret uit het Kröller-
Müller museum iets te maken heeft
met de plotselinge belangstelling
voor Charley Toorop (1991-1955)
weet hij niet. "Maar het zou best
eens kunnen," zegt conservator
Jan de Groot van het Arnhemse
Gemeentemuseum. Feit is dat nog
voor de opening van de tentoon
stelling van ruim dertig schilderij
en en een aantal tekeningen van
haar hand op zaterdag 6 augustus
het museum al een stroom van re
acties krijgt. Er lijkt een hausse te
zijn ontstaan in de waardering en
belangstelling voor het werk van
de dochter van Jan Toorop.
door
Henk Meutgeert
Niet alleen het Arnhemse Ge
meentemuseum toont deze zomer
haar werk; ook Kröller Müller op
de Hoge Veluwe richtte twee zaal
tjes in met 20 van haar schilderijen
uit de eigen collectie en het Haags
Gemeentemuseum laat zijn Toor-
ops in de zomertentoonstelling
"Verzameling aan Zee' prominent
zien. En dat amper zes jaar na de
grote overzichtstentoonstelling in
het Utrechtse Centraal Museum.
"Kennelijk is het werk van zo'n
figuur om de zes of zeven jaar rijp
om uitgebreid aan den volke ge
toond te worden." zegt Jan de
Groot van het Arnhemse museum
"Ik ben uiteraard blij met die be
langstelling. Want in het museum
kennen we o,ok komkommertijd."
Dat juist het Arnhemse Gemeen
temuseum al enige tijd rondliep
met de gedachte van Toorop-expo-
sitie ligt voor de hand. Het muse
um is de plaats waar een grote ver
zameling Nederlandse 'realisten'
als Hynckes, Ket, Willink en Koch
is geconcentreerd. Met een exposi
tie als deze wordt dat nog eens on
derstreept. Het lag eerst ook in de
bedoeling om ter gelegenheid van
het Museumjaar in 1987 het eigen
bezit aan werk van Charley Toor
op, licht uitgebreid met schilderij
en van elders, in samenhang met
de eigen collectie te tonen. "Maar
gaandeweg werd het steeds een
grotere tentoonstelling, de tijd is er
rijp voor," zegt de conservator.
De Groot wijst er overigens op
dat zijn museum op geen enkele
manier de prententie heeft om een
compleet overzicht van het werk
van Charley Toorop te geven. "We
konden al het werk eenvoudig niet
krijgen en we wilden het ook niet.
De meeste musea willen in de zo
mer hun belangrijkste stukken nu
eenmaal tonen. Bovendien zijn we
niet van plan de Utrechtse exposi
tie over te doen. Maar op enkele
hoogtepunten na is de tentoonstel
ling toch een redelijk compleet
overzicht geworden."
Een kleinere expositie heeft ook
een bijkomend voordeel, zo meent
De Groot. "Misschien is zo'n be
perkt overzicht voor het gemiddel
de publiek ook beter te behappen.
Persoonlijk vond ik de expositie m
Utrecht destijds wel erg uitge
breid."
Charley Toorop werd op 24
maart 1891 geboren als dochter van
de schilder Jan Toorop. Ze gaf stu
dies om violiste of danseres te wor
den op en verkoos de schilder
kunst. In 1911 had ze haar eerste
expositie in het kunstzaaltje van
haar vader.
Zoals zoveel kunstenaars uit
haar tijd kreeg ze belangstelling
voor de theosofie, die zijn weerslag
kreeg in haar werk. In Arnhem is
een schilderij van de vuurtoren in
Oostvoorne zien Het bouwwerk
lijkt zijn materiële bestaan te wil
len ontstijgen, tegen een lucht van
aura-achtige, esoterische kleuren.
Waarschijnlijk onder invloed
van de Bergense school begon
Charley Toorop na 1915 het expres-
toe te laten in haar werk.
Vormen werden vereenvoudigd, er
onstonden donkere kleurvlakken
Dit werk van de kunstenares wordt
tegenwoordig minder gewaar
deerd dan haar schilderijen uit de
latere periode. In Arnhem wordt
die ingeluid door het schilderij van
zes Zeeuwse boeren. De kleuren en
de gelaatstekening zijn realisti
scher, harder ook. haar definitieve
stijl krijgt vorm.
Als verklaring voor deze sociaal-
realistische stijl van Toorop wor
den haar contacten met anarchis
ten en socialisten als de filmer Jo
ris Ivens en Arthur Lehning aange
haald. De kunstenares zag de men
sen die zij portretteerde minder als
individuen en meer als voorbeel
den die voor velen staan, zo lijkt
het. Misschien dat die instelling er
ook voor zorgde dat zij een vrien
din als de vrouw van de beeldhou
wer John Radecker, Annie, kon af
beelden zoals ze dat deed in 'Vrou
wenfiguren' uit 1932. Bijna meedo
genloos schilderde zij de halfnaak
te Annie met blauwdooraderde.
hangende borsten. Deze harde ma
nier van afbeelden heeft er waar
schijnlijk mede voor gezorgd dat
Charley Toorop een 'mannelijke
manier' van schilderen werd en
wordt verweten.
Generaties
De oorlogsjaren waren voor
Charley Toorop om verschillende
redenen moeilijk. In 1943 moest ze
op last van de bezetter haar huis en
atelier verlaten, haar kinderen wa
ren ondergedoken. In 1942 schil
derde ze het 'Stilleven met witte
kan', dat als ondertitel 'Maaltijd
zonder Vrienden' meekreeg. Daar
mee ging ze terug naar een schilde
rij uit 1933, een groepsportret van
haar vrienden. Haar hang naar be
tere, vredige tijden komt eruit naar
Toch werkte ze heimelijk aan
eén van haar 'meesterwerken, dat
ook in Arnhem te zien is. 'De drie
Generaties', waarop ze zelf zittend
in schildersjas'met palet in de hand
staat afgebeeld. Rechts achter haar
zoon Edgar Fernhout. Een groot
portretbeeld van haar vader, ge
maakt door Radecker, domineert
het schilderij.
Zeven zelfportretten zijn in het
Gemeentemuseum te zien, waar
onder de laatste uit 1955, kort voor
haar dood geschilderd. Charley
Toorop kijkt de beschouwer over
haar linkerschouwder recht aan. In
de catalogus die ter gelegenheid
van de Utrechtse tentoonstelling
verscheen wordt gewezen op de
mogelijke symbolische betekenis.
De kunstenares kijkt voor het
laatst om naar het leven en be
weegt zich in de richting van dorre
takken, bedekt met sneeuw.
Wat is er zo bijzonder aan de
schilderkunst van deze vrouw, die
zichzelf vaak even on flatteus af
beeldde als de anderen die ze schil
derde? "Ze is een volstrekt unieke
figuur," zegt Jan de Groot. "In we
zen is ze moeilijk echt in te passen
in een bepaalde stroming. In haar
vroege werk is de invloed van de
Bergense school en een man als
Pyke Koch te bespeuren, later zijn
er tendenzen van de nieuwe zake
lijkheid. Dan gaat ze met de ogen
van Van Gogh kijken. Haar sociaal-
realisme is uniek. Je treft hel niet
aan bij tijdgenoten van gelijk ni-
Charley Toorop. Schilderijen.
Van 6 augustus tot en met 9 okto
ber in het Gemeentemuseum
Arnhem, Utrechtseweg 87. Open:
dinsdag tot en met zaterdag van
10 tot 17 uur, zondag van 11 tot 17
uur. Tot 1 oktober toont het
Rijksmuseum Kröller-Möller op
de Hoge Veluwe werken van
Charley Toorop uit de eigen col
lectie. Open: dinsdag tot en met
zaterdag van 10 tot 17 uur. zondag
van 14 tot 16 uur.