Hollandse walvisvaarders op Spitsbergen Cinemathema-festr val in tel ^en van mode 'Villa des Roses' verplaatst van Parijs naar Brussel Werk Elsschot verfilmd door BRT HILVERSUM - Het schrijfde- buut van de Vlaamse schrijver Willem Elsschot 'Villa des Ro ses', is door de Belgische BRT in co-productie met de KRO ver filmd in drie delen. De Neder landse bijdrage is voornamelijk financieel, de KRO betaalde twee acteurs en zorgde voor de montagemogelijkheden. Met die montage is regisseur Mare Ly- baert (30) deze zomer in het NOS- complex bezig, samen met mon teur Rob Hakhof. Januari vol gend jaar zal de serie bij de BRT en de KRO op het scherm ko- door Robbert Roos Madame Brulot is de uitbaat ster van het pension 'Villa des Roses', maar haar man, notaris Brulot, kijkt nogal neer op de be zigheden van zijn vrouw en steekt dat niet onder stoelen of banken. Het pension kent een aantal vaste gasten: de hoogbe jaarde mevrouw Gendron, me neer Marint, zijn 'vrouw' en haar moeder, de Noor Aasgaard, de Franstalige mademoiselle Ker- ros, mevrouw Dumoulin en de Nederlander Groenwoud. Rode draad door het verhaal is de ont luikende verhouding tussen de Nederlander Groenwoud en het Vlaamse dienstmeisje Louise. Elke tv-aflevering heeft naast de ze rode draad een sub-plot. In de eerste aflevering zal dat de zelf moord zijn van een toevallige gast in het pension, in de tweede de verjaardag van mevrouw Bru lot en in de laatste het afscheid, omdat alle gasten het pension moeten verlaten. Verhuizing Oorspronkelijk speelt het boek van Elsschot zich af in Pa rijs. Het pension dat model stond voor 'Villa des Roses' was geves tigd in de Rue d'Armaillé. Die straat bestaat helaas niet meer. Maar omdat het Brussel van 1910 sterk leek op het Parijs van die tijd, kon de serie zonder proble men in Brussel worden opgeno men. Drie weken voor de opna mes werd een geschikte locatie gevonden aan de Burgemeester- slaan. Een huis van rond 1880 was groot genoeg om alle gasten te kunnen herbergen. De straat ziet eruit zoals straten in het begin van de twintigste eeuw er uitza gen. Er is steeds op aparte plaat sen in het huis gefilmd, omdat er nogal wat tijd ging zitten in het ombouwen en opnieuw decore ren van de locatie. Terwijl de op names op de bovenverdieping plaatsvonden, werd er bijvoor beeld in de salon nog druk be timmerd. Voor deze aanpassin gen tekende decorbouwer Paul Degueldere. Uniek voor een BRT-produc- tie is dat al het geluid nagesyn chroniseerd gaat worden. Daar voor zullen eind september en begin oktober alle acteurs weer naar de studio komen om de uit eindelijke tekstband in te spre ken. Vervolgens zal iemand de actiegeluiden, zoals bijvoorbeeld het kraken van een jas, het vallen van een kopje of het getsjilp van de vogels, opnemen. De uitein delijke montage gebeurt in no vember in Brussel. Ontwikkeling De Vlaamse theaterauteur Jo zef van Hoeck heeft het boek van Elsschot bewerkt. Hij wijzigde de plaats van handeling en gaf een aantal personages een ande re nationaliteit. Groenwoud was oorspronkelijk een Duitser en Louise een Frangaise. Omdat dit voor de kijkers in België en Ne derland minder tot de verbeel ding zou spreken en alles zich toch in Brussel afspeelt, is dit ge geven veranderd. Verder zijn en kele personen die maar één keer in het verhaal voorkwamen eruit gelaten. Regisseur Lybaert: "De perso nages in de drie afleveringen ma ken nu een ontwikkeling door, we wilden de kijker niet steeds met nieuwe mensen kennis laten maken. Het is alleen maar ver warrend om hun positie in het verhaal ook nog eens duidelijk te moeten maken. Wel hebben we wat anecdotes die door weggela ten personages werden uitge sproken door één van de gasten in het pension laten vertellen." Acteurs De acteurs in de serie zijn vrij wel allemaal lid van het Drama tisch Gezelschap van de BRT. Eddy Brugman, als Groenwoud, en Marijke Merckens, als me vrouw Wimhurst, zijn hier aan toegevoegd, evenals de Fransta lige actrice Daniela Bisconti. Het is voor het eerst dat vrijwel het voltallige gezelschap in een serie optreedt Over het algemeen speelt men in kleinere combina ties in de verschillende series en feuilletons. Producer Lou de Vel heeft de jonge regisseur Mare Lybaert aangetrokken voor de regie. Ly baert: "In het begin zag ik er wel een beetje tegenop, Elsschot is niet zo makkelijk te verfilmen, want hij had een bepaald soort humor en sarcasme in zijn schrij ven. Ik heb het idee dat we dat goed overgebracht hebben. In het begin was het de bedoeling om met twee regisseurs te wer ken, maar ik ben blij dat ik het project alleen heb mogen doen". Het werken in Hilversum is de regisseur erg meegevallen. "Het monteren gaat prima met Rob Hakhof. We hebben tijdens de opnames al twee weken met el kaar kunnen werken en dat klik te meteen. Het is ook prettig dat Rob een Elsschot-fan is. Monte ren is een samenspel tussen twee mensen, dus is het fijn als je goed met elkaar kunt opschieten". Mare Lybaert studeerde in 1978 af aan de Belgische filmaca demie en regisseerde vervolgens free-lance theaterprodukties. In 1983 kwam hij bij het Gentse the atergezelschap Area terecht, waar hij vier jaar is gebleven. In 1986 was hij assistent-regisseur van Dré Poppe, zijn mentor op de filmacademie, bij de filmpro ductie 'Klein Londen, klein Ber lijn'. Vorig jaar maakte hij zijn eerste tv-film 'De kleine reder', die in het najaar door de BRT wordt uitgezonden. De naam Willem Elsschot is het pseudoniem van Alfcns de Ridder. Hij werd 7 mei 1882 in Antwerpen geboren. Hij studeer de aan de Rijkshandelshoge school en ging vervolgens de handel in, een burgelijke wereld die hij later in zijn romans trefze ker zou typeren. Tijdens zijn werk op de Rotterdamse werven daarna, begon hij met het op schrijven van de herinneringen aan zijn Parijse tijd, toen hij werkte voor een Argentijn. Het resultaat: zijn eerste boek 'Villa des Roses', een boek dat in Bel gië werd doodgezwegen omdat er controversiële zaken als abor tus en zelfmoord in werden be schreven. Vervolgens schreef hij de boe ken 'De Verlossing' en 'De ont goocheling'. In de Eerste Wereld oorlog begon hij aan 'Lijmen', waarin de figuur van Frans Laar- mans voor het eerst naar voren komt. De boeken van Elsschot kregen in die jaren zeer weinig aandacht, wat er toe leidde dat hij tien jaar stopte met schrijven. Later verscheen van hem nog 'Het Been' en 'Kaas', waarin Frans Laarmans weer optreedt. Zijn laatste boeken waren 'Het Tankschip' en 'Het Dwaallicht'. De Ridder heeft zeer weinig ge dichten geschreven, maar één er van, 'Borms', zorgde voor veel commotie, omdat hij fel uithaal de naar de katholieke kerk. Het deed het huldigingscomité voor zijn 65ste veijaardag uiteenspat ten. Toch kreeg hij nog enkele prijzen tijdens zijn leven: in 1948 de Driejaarlijkse Staatsprijs voor het Proza en in 1951 de Constan- tijn Huygensprijs. Op 31 mei 1960 stierf De Ridder in Antwer pen. Humor Mare Lybaert is heel erg te spreken over de schrijver Willem Elsschot: "Deze man was zijn tijd ver vooruit. De conflicten die hij tussen de personen laat plaats vinden zijn heel herkenbaar en zouden in deze tijd niet misstaan. Hij was ook één van de eersten die een roman in de stad lieten spelen. Hij had een heel apart soort humor. Sommige scènes zijn heel grappig, terwijl er eigen lijk een heleboel leed in opgeslo ten ligt. Je lacht om de mensen, terwijl je toch het hele drama er achter begrijpt". "De serie is niet geheel authéh- tiek, daarom is het ook nog inte ressant om het boek te gaan le zen. Dat is prima. We blijven wel zeer dicht in de buurt van het boek. Een schrijver als Elsschot willen wij natuurlijk niet verloo chenen". Expositie in Rijksmuseum aangrijpend en interessant De schoolplaten van Jetses peperden het ons kinderen al in: de Hollandse kerels uit onze Vaderlandse Geschiedenis wisten van wanten. Of het nu de verzengende hitte van de Indonesische archipel was dan wel de grillige kusten van het onbekende Zuidland of desnoods de barre koude op de Noordpool: de Hollanders waren present. Goedgemutst en overal en altijd gekleed in wambuis en pofbroek. De Hollanders bezaten kennelijk de unieke eigenschap om nauwelijks er op gekleed overal hun neus in te steken, de ergste ontberingen te trotseren en de vreselijkste verschrikkingen te lijf te gaan. Vanuit het Arctisch Centrum van de Groninger Rijksuniversiteit vertrok tussen 1978 en 1981 enkele expedities naar het 17e eeuwse onderkomen van die Nederlandse walvisvaarders: Smeerenburg' op Spitsbergen. Wat ze daar toen vonden staat nu te kijk in het Rijksmuseum in Amsterdam: "Walvisvaart in de Gouden Eeuw". Tot 10 oktober. door Eric Bos AMSTERDAM (GPD) - De eerste overgeleverde ontmoeting tussen Hollanders en walvissen moet in het begin van de 16e eeuw hebben plaatsgevonden. Een dergelijke ge beurtenis werd in de tijden daarna nauwgezet beschreven. Zoals ook in 1598, toen een stervende potvis van vijftien meter lengte bij Berck- hey - tussen Katwijk en Schevenin- gen - op het strand aanspoelde. On danks de stank van dat ontbinden de zeemonster en de schrik van de dorpelingen (God had stellig een monster uit de hel losgelaten om al die zondige vissers te straffen) bracht het kadaver 136 gulden op. Want afgezien van wetenschappe lijk doeleinden bleek het beestje goed voor de handel te zijn. Zijn spekrug opende wijdse perspectie ven voor de vaderlandse economie. Traan werd het nieuwe tover woord voor elke ondernemers geest. Twee jaar eerder hadden de Hollandse zeevaarders ontdekt dat het vangen van walvissen veel geld in het laadje bracht. Toen stuitten Willem Barendsz., Jacob van Heemskerk en De Rijp op grote scholen Groenland se walvissen bij Nova Zembla, terwijl ze een noor delijke doorvaart zochten om vanuit Nederland snel in Indië te kunnen komen. Het grote aantal van deze reuzen van de oceaan bracht de zeevaarders op het idee, dat walvis wel eens "big money" zou kunnen zijn. In 1612 werd dan ook de zogenaamde Noordse Com pagnie opgericht, als variant op de Verenigde Oostindische Com pagnie. Het ging nu niet om spece rijen, maar om traan dat in grote hoeveelheden aan de basis lag van het industriële tijdperk. Immers: traan betekende ener gie, dus warmte en licht. Nou wa ren die Nederlanders zeker niet de eersten die van de walvisvangst een beroep maakten. Al in het ste nen tijdperk zagen de bewoners van de Noordkust van Spanje de voordelen van een strijd op leven en dood met het zeemonster. Deze Basken kregen het in een paar eeu wen tijd, met al hun primitieve middelen, voor elkaar enkele soor ten walvissen nagenoeg uit te roei en. Maar de Hollanders die op Spitsbergen hun eerste nederzet ting bouwden, en die Smeerenburg noemden, hadden het patent op het uitroeien van nagenoeg de grootste walvissoort: de Groenlandse wal vis met zijn speklaag van maximaal 40 cm dik. Van één zo'n Groenland- se walvis werd circa 180 liter traan gekookt. Dat aan reepjes snijden en verkoken gebeurde daar op Smeerenburg, een stukje ijsland met daarop houten huizen en enke le traankokerijen. De plaats dus waar onder andere die onderzoe kers van het Arctisch Centrum in Groningen archeologisch onder zoek verrichten. Ze kwamen met vondsten thuis zoals kleding en ge bruiksvoorwerpen die vooral spec taculair bleken te zijn omdat ze een wereld blootlegden die we tot dan toe uitsluitend kenden van de schilderijen uit die tijd, van Jan Steen en Van Ostade. Niet vervelen Die hele toestand met die walvis- uitroeierij is niet het interessantste aspect van de expositie in het Rijksmuseum in Amsterdam. Dat alles fraai is opgesteld mag je ver wachten in een tijd van Museon- en Omniversummodellen en andere driedimensionale educatieve pro jecten die er voor moeten zorgen dat een eventueel geïnteresseerde zich geen moment hoeft te verve len, na moet denken of zijn fantasie hoeft aan te spreken. In dat opzicht is er alles aan gedaan om te voorko men dat een argeloze binnenloper bij het zien van het bord Walvis vangst in de Gouden eeuw' uit blin de angst geïnformeerd te worden zich omdraait en de deur uitrent. Nadeel van zo'n pretparkbenade ring is bijvoorbeeld, dat alles nau welijks verlicht is waardoor de eeu wenoude zeekaarten en scheeps journalen nog moeilijker leesbaar zijn. Dichterbij staan de verzame lingen harpoenen en spekmessen. En dat geldt ook een replica op ware grootte van een traankook- oven a la Smeerenburg, compleet met gekostumeerde etalagepop pen die de manhaftige trots der Hollandse walvisvaarders en traan- kokers moeten demonstreren. Hoe hielden die kerels het overigens echt uit daar in het barre Noorden? Hoe leefden ze daar? En kwamen ze ooit wel terug? De laatste expo sitieruimte geeft antwoord op al deze vragen en wel op een heel tast bare manier. Niet eens zozeer de nagebouwde graven met skeletten en een overvloeidiaprojectie, maar de simpele vitrines met tientallen mutsen, kousen, schoenen, hem- ,den, wambuizen, jassen, pofbroe ken, onderbroeken en hoeden wek ken de emoties op. Hier zijn men sen van eeuwen geleden plotseling bijna tastbaar geworden. Je her kent de types mutsen, schoenen en broeken onmiddelijk van de schil derijen uit die tijd. Wellicht de enige gaaf gebleven flarden of soms complete voorbeel den ter wereld uit die tijd. Geluk kig voor ons werden de walvisvaar ders op Smeerenburg vaak met kleren en al begraven. De vondst van die graven met complete ske letten en kleding maakt het verhaal van Smeerenburg en die noordelij ke walvisjagerij compleet. Aan ge bitten kan afgelezen worden of de drager ervan pijprookte (aanslag, maar ook slijtage van kiezen door de stenen pijpesteel). Botten en beenderen vertonen slecht geheel de breuken of de weerslag van de daar veel voorkomende, dodelijke ziekte scheurbuik of andere aan doeningen. Mutsen De verzameling van 34 mutsen in een vitrine is nog het meest verbijs terend. Die wollen, gebreide mut sen zien er uit als nieuw, of hoog stens zoals nieuwe mutsen eruit zien die een weekje in slootwater hebben gelegen. Vervilt, broos on getwijfeld, maar zo te zien nog heel draagbaar. Vierhonderd jaar oud hebben ze ooit het hoofd bedekt van Hollandse walvisvaarders. Het archeologisch onderzoek naar de overblijfselen van de Hol landse aanwezigheid op Spitsber gen, toen nog Amsterdameiland geheten, bracht dus de complete praktijk van alledag boven. Die op gravingen begonnen in 1978 en werden gevolgd door andere in de jaren 1979 tot 1981, door het Arc tisch Centrum van de Rijksuniver siteit-in Groningen onder leiding van dr. L.Hacquebard, die er in 1984 op promoveerde en niet alleen een bijdrage heeft geleverd aan de catalogus van de expositie, maar ook samen met anderen de ten toonstelling organiseerde. Hacque- bard vermeldt de vondst van de overblijfselen van zeven mannen op 16 juli 1980, ongeveer 10 centi meter onder het oppervlak. In de resterende kistebodems vonden de onderzoekers zowel liggende ske letten als geraamten in hurkhou- ding. Hacquebard ontdekte dat het - ging om de zeven vrijwilligers die in 1634 onder leiding van Andries Jansz. uit Middelburg een poging deden om te overwinteren. Im mers, een winter eerder was dat on der leiding van Jacob Segersz. van der Brugge heel goed gelukt, on danks de uiterst zware tijd die ze er hadden doorgebracht gezien het journaal dat hij bijhield. Het voor deel van permanente bezetting was duidelijk. In plaats van tijdens het seizoen kon er nu langer op walvis sen gejaagd worden en was er tijd over voor meteorologisch onder zoek. Levensmiddelen en medicij nen waren'aanwezig in de grote, goed geïsoleerde woning, waar ook een kachel stond. En verder zou den de overwinteraars zich bezig kunnen houden met bere- en vos- sejacht. Weersomstandigheden Wat de eerste zeven overwinte raars ondervonden staat keurig vermeld in het journaal dat Se gersz. op 30 augustus 1633 begon. Helder weer was het in augustus toen de mannen zich onledig hiel den met het meten van de weers omstandigheden. Op 15 september Mutsen van walvisvaarders, die op Spitsbergen zijn aangetroffen en nu te zien zijn in het Rijksmuseum in Amsterdam. (foto gpd> begon het ineens te vriezen, in ja nuari en februari dooide het, maar af en toe kon het een daglang be hoorlijk vriezen. Dan bleven de mannen bij het vuur zitten, waarbij koolmonoxidevergiftiging dreigde en brand ook niet ondenkbaar was. Dat het voedsel af en toe bevroor was nog niet eens het ergste. Ver velender was dat het drinkwater en andere vloeistoffen bevroren raak ten. Vlees en spek werden uit de tonnen gehakt, meldt Segersz. mis moedig. Ledematen raakten bevroren, met met als gevolg zweren en ande re aandoeningen. De eerste scheur buik trad op, bij Aleff Willemsz., de kok. Een ander uoelde de aanwe zigheid van de duivel. Segersz. is daar in zijn journaal heel summier over, maar een journaal van een Bremer walvisvaarder maakt mel ding van zeven overwinteraars op Spitsbergen die meermalen meen den dat de vloot van de Satan arri veerde. De ploeg van Segersz. overleefde de ontberingen en de dreigende ge kte. Maar de tweede ploeg, met An dries Jansz. aan het hoofd, zou jam merlijk omkomen. Nadat drie le den van de groep door de vier ande ren zijn begraven lees je in het slechts in beknopte vorm overgele verde journaal: 26 februari 1635. Wy leggen met ons vieren, die noch in 't leven syn plat te koy wy sou den wel eten, wasser een soo kloeck dat hy uyt syn koy komen konde om vyer aan te leggen, wy konden ons niet voeren van de pyn.' (Wij, die nog in leven zijn, lig gen alle vier op bed. We zouden wel eten als een van ons nog voldoende energie had om het fornuis aan te steken, maar we kunnen ons niet verroeren van de pijn.) De bemanning van de eerste schepen die in het vooijaar aanleg den bij Smeerenburg troffen de vier aan, allen dood, ineengekrom pen van pijn en kou. Hun overblijf selen vormen nu het aangrijpend ste onderdeel van deze expositie over een van de curieuste bedrij vigheden uit de Nederlandse histo- Audrey Hepburn bij opening Audrey Hepburn. DEN HAAG (GPD) - Liefhebbers van mode zitten in de maand no vember goed in Den Haag. Dan zal namelijk het negende Cinemathe ma-festival, dat dit maal de titel 'Film en Fashion' heeft gekregen, door de Haagse Filmstichting wordt georganiseerd. Het komen de festival dat het modebeeld van de twintigste eeuw zal belichten, wordt op zaterdag 19 november door de actrice Audrey Hepburn in het Haagse Gemeentemuseum ge opend. De totale manifestatie be staat uit een programma van circa veertig films en een viertal neven staande activiteiten. Na het succesvolle Cinemathe ma-festival 1987, 'Film en Architec tuur', dat poogde het werk van de art-director uit de anonimiteit te halen, zullen dit keer de schijnwer pers op de kostuumontwikkelaar en de couturier binnen de filmpro ductie worden gericht. Het is niet de bedoeling om de kostuumgeschiedenis als chrono logisch geheel te schetsen maar om losstaande hoogtepunten uit de mode- en filmwereld in beeld te brengen. Carlie Janszen van de Haagse Filmstichting: „We hebben gekozen voor de belangrijkste kos tuumontwerpers en couturiers van deze eeuw, met daarbij de voor hen meest typerende films. Bijvoor beeld 'The woman' van Adrian, 'Desire' van Travis Banton, 'Falbal- las' van Rochas ën 'The Greek had a word for them' van Chanel". Ook zal aandacht worden be steed aan de wisselwerking tussen film en mode. Een film als 'Lovely to look at' ondersteunt bijvoor beeld het idee dat zowel de mode als de filmwereld bekend staat als één van glamour en rijkdom, van schone schijn en uiterlijkheden. 'The barefoot contessa' stelt de op pervlakkigheden van dit milieu be wust aan de kaak. De belangrijkste reden om de ac-' trice Audrey Hepburn bij het festi val te betrekken, is haar-relatie met de couturier Hubert de Givenchy. Al meer dan dertig jaar ontwerpt deze Franse couturier de kleding van Hepburn. Hij deed dat voor Hepburn-klassiekers als 'Sabrina' (1954), 'Funny Face' (1957), 'Break fast at Tiffany's' (1961) en 'How to steal a million' (1966). In de jaren vijftig en zestig be paalde de actrice het gezicht van de teenagermode en door de jaren heen is zij altijd een barometer van mode gebleven. Tot drie keer toe werd Hepburn verkozen tot één van de tien best geklede vrouwen ter wereld. Naast het filmprogramma zal door het Nederlands kostuummu seum een tentoonstelling worden georganiseerd die aan de (film-) couture van Audrey Hepburn is ge wijd. Gedurende acht weken wor den ongeveer 25 creaties uit haar films getoond en een aantal kos tuums uit haar eigen garderobe die ze tijdens Oscar-uitreikingen heeft gedragen. De opening van de ten toonstelling (19 november) zal door Hepburn en De Givenchy worden bijgewoond. Het Nederlands Filmmuseum zal tijdens de maand november een aangepast programma draaien met 'modefilms' uit de jaren twintig en dertig. Hollywoodsterren zoals Greta Garbo, Joan Crawford en Mariene Dietrich zullen in dit pro gramma in al hun glamour op het doek verschijnen. In Shaffy en in het Haagse Film huis zal een videocompilatie wor den getoond van popsterren die bij de bepaling van hun image worden geholpen door bekende couturiers. Madonna, Grace Jones, Tina Tur ner en Victor Laszlo passeren hier de revue. Het programma zal verder wor den ondersteund door een aantal lezingen van o.a. de Britse kos tuumontwerpster Julie Harris. Bij De Nederlandse Opera wordt op het ogenblik Blauwbaards Burcht, de enige opera van de Hon gaarse componist Béla Bartók, in gestudeerd. De voorstelling gaat op 5 september in het Amsterdam se Muziektheater in première. Her- bert Wernicke regisseerde de opera en ontwierp er de decors voor. De hoofdrollen worden vervuld door Henk Smit (Blauwbaard) en Ka- therine Ciesinski (Judith). Het Ne derlands Philharmonisch Orkest begeleidt het gezelschap. De muzi kale leiding berust bij Hartmut Haenchen (zes maal) en Julian Reynolds (twee maal). De opera wordt in het Duits gezongen. De Compagnie Carolyn Carlson brengt op 27,28 en 29 september en op 1 oktober de dansproduktie „Dark" in het Muziektheater in Amsterdam. Deze voorstelling van de Amerikaanse danseres en cho reografe Carlson ging in april dit jaar in première. Sinds 1984 werkt zij in Parijs, waar zij in het Théatre 1986/1987 presenteerde zij zich reeds in de hoofdstad met haar groep. Carolyn Carlson brengt een lyri sche vorm van danstheater, waar bij de nadruk afwisselend ligt op pure dans en op „theater" en waar behalve de bewegingen ook de ge laatsuitdrukken van groot belang zijn, aldus Het Muziektheater. In september zullen in het Am sterdamse Rialto-theater vier pu blicisten aan de hand van hun favo riete film een lezing houden over het thema 'Film te midden van de kunsten'. Op 4 september spreekt K. Schippers over 'Dead of night' van Alberto Cavalcanti, op 14 sep tember Willem-Jan Otten over 'Le Samourai' van Jean-Pierre Melvil le, op 21 september Rudy Kous broek over 'Le dimanche de la vie' van Jean Herman en op 28 septem ber Abraham de Swaan over 'From here tot eternity' van Fred Zinne- mann. Aanvang telkens 20.15 uur.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1988 | | pagina 16