Sterrenwacht: produkt van moeizaam verleden 0NUMENTML Blauwpoortsbrug: onmisbare verkeersschakel f Daklijst en balustrade zijn toonbeelden van neo-classicistische architectuur. Van 1609 tot 1613 werd Rudolph Snellius in Leiden aangesteld als lector. Vanaf 1600 had hij al toe stemming om in de sterrenkunde te onderwijzen. Ook zijn zoon, de wereldberoemde Willebrord Snel lius, was aan de Leidse universiteit verbonden. Van 1613 tot 1626 was deze hoogleraar in de sterrenkun de aan de Leidse universiteit. Willebrord Snellius bezat een uitzon derlijk groot kwadrant (sterrenkundig werktuig) met een straal van 2,1 meter (door Blaeu gemaakt), dat toen al als een bijzonderheid gold. Het kwadrant van Snellius was in elk geval aanleiding voor de bouw van de eerste echte ster renwacht in Leiden. De opvolger van Snellius, Jacobus Golius, wilde een sterrenwacht oprichten om er het kwadrant in op te stellen. De curatoren van de universiteit gingen met dit plan akkoord en in 1632 werd aan de achter zijde van het Academiegebouw aan het Rapenburg een rechthoekige toren met een platform gebouwd. Aanvankelijk stond het kwadrant in de buitenlucht op dit platform, maar een jaar later be sloot men tot de bouw van een achtzij- dige koepel. Het ontwerp voor deze koepel was afkomstig van Pieter Jansz. Banheyning. De koepel zou van 14 kleppen worden voorzien en het kwadrant zou aan een stevige paal in het midden worden opgehangen. Hier mee was de eerste bouwfase van de sterrenwacht een feit. Voor het college van curatoren was de nieuwe sterren wacht voornamelijk hulpmiddel bij het onderwijs; voor de burgerij was ze een belangrijke bezienswaardigheid. Impulsen Aan het einde van de zeventiende eeuw werd door hoogleraar Burchar- dus de Volder een sextant (hoogteme ter) aangeschaft. Het platform achter het Academiegebouw'moest hiervoor worden uitgebreid, zodat in 1689 het oude huisje vernieuwd werd en een tweede ernaast werd gebouwd. In de achttiende eeuw gaven de ad vocaat Jacob 's Gravesande en zijn op volger Johan Lulofs als eersten het sterrenkundig onderzoek enorme im pulsen door de aanschaf van modern instrumentarium. Met name onder Jo han Lulofs kende het sterrenkundig onderzoek een grote bloei. De curato ren van de universiteit hadden echter nog altijd meer geld over voor het po pulariseren van de sterrenwacht en voor het onderwijs dan voor weten schappelijk onderzoek. Het publiek liep de wetenschappelijk onderzoeker dan ook letterlijk voor de voeten toen de komeet Halley de aarde weer eens passeerde. Deplorabel In 1786 vatte het idee post een nieu we sterrenwacht te bouwen. De archi tect L. van Gunkel, maakte een ont werp in klassicistische trant. Geldte kort wierp helaas weer eens roet in het eten. De omstandigheden in Leiden waren inmiddels zo slecht geworden dat men steeds meer problemen had om een nieuwe hoogleraar te krijgen. Uiteindelijk vonden de curatoren de heer Beeck Calcoen bereid, maar ook hij kwam in 1803 met een ontwerp van Ir. J. van Westenhout voor een aparte sterrenwacht aanzetten. Het zou 30.000 gulden gaan kosten; het plan werd dan ook meteen de grond in geboord, met het gevolg dat ook Beeck Calcoen de universiteit weer verliet. ^OVERBLIJFSEL! LEIDS VERLED Niet voor niets heeft Leiden de reputatie van monumentenstad. De officiële lijst vermeldt alleen al zo'n 1500 bouwsels die uit oogpunt van schoonheid, wetenschappelijke betekenis of volkskundige waarde als zodanig wettelijk zijn erkend. Maar ook veel gebouwen die niet op die lijst staan, verdienen het predikaat monumentaal. Een tiendelige serie in Extra. De Franse bezetting maakte het er al lemaal niet beter op en de sterrenwacht raakte in die periode zelfs in een zeer deplorabele toestand. Pas tussen 1815 en 1823 kreeg de universiteit van ko ning Willem I geld om haar op te knap pen. Een afschuwelijk grote vierkante toren van vier verdiepingen met een koepel verrees achter het Academiege bouw. Een van de vele bezwaren tegen deze toren was dat de vloeren zelfs niet stevig genoeg waren om dè apparatuur te dragen. In 1826 werd F. Kaiser benoemd tot observator, wat zeggen wil dat hij uit sluitend verantwoordelijk was voor de waarnemingen. Kaiser was in 1808 ge boren en was een echte autodidact. Hij stond bekend om zijn grote enthousias me voor het vak. In 1835 maakte hij een gat in het dak van zijn huis aan de Cel- lenbroersgracht (de huidige Kaiser- straat) om zo de komeet van Halley waar te nemen nadat de toenmalige di recteur van de sterrenwacht hem daar om de een of andere reden de toegang had ontzegd. Men was niettemin zo on der de indruk van zijn berekeningen dat men hem in 1837 benoemde tot di recteur van de sterrewacht en hem aan stelde tot lector in de sterrenkunde. De gebouwen bij de Academie werden meteen naar zijn inzichten verbeterd. Klassiek Al die tijd bleef Kaiser pleiten voor een nieuwe en afzonderlijke sterren wacht. Het was jonkheer Gevers van Endegeest die uiteindelijk een oproep deed om geld te schenken voor een nieuw onderkomen. Een comité van hoogleraren beheerde het fonds. De re gering, of beter gezegd minister Thor- becke (als altijd zeer op zijn hoede wan neer het zaken van cultuur en weten schap betrof), wilde pas bijspringen wanneer men de helft van het benodig de geld zou hebben bijeengebracht. Wonder boven wonder lukte dit dank zij de steun van heel veel particulier ini tiatief. De nieuwe sterrenwacht zou op een gedeelte van de Hortus worden ge bouwd, op een voormalig bastion van de stadsomwalling. Ook dat stuitte weer op verzet, maar in 1861 kwam het er dan toch van. In 1864 werd de oude sterrenwacht gesloopt en kon het Aca demiegebouw in oude luister worden hersteld. Aan het begin van de negentiende eeuw werden in Griekenland de resten van de klassieke beschaving opgegra ven en bestudeerd. Men was vooral on der de indruk van de architectuur van de opgegraven tempels. Men ging in West-Europa steeds meer gebouwen ontwerpen die geïnspireerd waren op de klassieke oudheid. Ook in ons land sloeg deze stijl erg aan. Een belangrijk aspect van dit neo- klassicisme is de symmetrie. Andere kenmerken zijn elementen als pilas ters, kroonlijsten, zuilen enzovoort. Vanwege haar voorname uiterlijk werd deze stijl veelvuldig bij openbare ge bouwen toegepast. Symmetrisch De Leidse sterrenwacht is een lang, strak neo-classicistisch complex, geïn spireerd op de Poelkova sterrenwacht bij Leningrad. Het gebouw werd in de jaren 1858 tot 1860 ontworpen door de architect H. F. G. N. Camp, die kort te voren voor de universiteit ook al het Kamerlingh Onneslaboratorium had gebouwd. Het middenpaviljoen, des tijds voorzien van twee koepels, wordt geflankeerd door de voormalige wonin gen van de hoogleraar/directeur en van de observator. Door de symmetrische aanleg en het gepleisterde hoofdgebouw is de ster renwacht een typisch voorbeeld van de neo-classicistische architectuur van de negentiende eeuw. Details als de kroonlijsten, de balustrade langs het dak en de neo-classicistisch in gangsomlijsting maken het beeld com pleet. Overigens waren er vijftienhon derd heipalen nodig vanwege de zachte bodem. Al in de negentiende eeuw volgden er enige verbouwingen. In 1877 ont wierp de beroemde architect P. J. H. Cuypers de heliometertoren bij het ge bouw. In 1919 was er een algehele reor ganisatie onder leiding van professor De Sitter. In 1924 werd andermaal een opknapbeurt, waarbij het middenpavil joen twee middenkoepels extra kreeg, afgerond. Het rechter bijgebouw werd met een verdieping verhoogd. Mocht u eens over de houten brug achter de Hortus lopen, kijkt u dan eens naar de sterrenwacht. Is dit niet een van de mooiste doorkijkjes die Lei den rijk is? BIANCA VAN DEN BERG De veertiende eeuwse Lopsen- of Rijnsburgerpoort (aan het begin van de Haarlemmerstraat) werd rond 1610 vervangen door een nieuwe poort, ontworpen door Coenraet van Noerenbeck de Jon- Deze nieuwe poort werd al snel de Blauwe Poort genoemd omdat ze in arduinsteen was opgetrokken, een na tuursteen uit België die enigszins blau wig van kleur is. In dezelfde periode werd ook de brug bij de poort vervan gen door een nieuwe houten ophaal brug. Deze werd uiteraard de Blauw- poortsbrug genoemd. In 1667 werd ook die houten brug door een blauw arduin stenen brug met bogen vervangen. Gesloopt Helaas werd in 1866 de zeventiende eeuwse brug gesloopt om plaats te ma ken voor een ijzeren draaibrug. In 1910 en 1911 werd deze nog eens ingrijpend verbouwd. Ingenieur J.H.E. Ruckert leverde het nieuwe ontwerp en had te vens het toezicht op de uitvoering van de werkzaamheden. Johan Hendrik Everwijn Ruckert leefde van 1879 tot 1918. Hij was gebo ren in Amsterdam en kréég na voltooi ing van zijn opleiding een aanstelling bij de gemeente Leiden als Ingenieur der Gemeentewerken. In deze functie bouwde hij onder andere de Blauw- poortsbrug. Aanleg van bovenleidingen voor de tram en verdubbeling van het tram spoor maakten zoals gezegd moderni sering van de Blauwpoortsbrug in 1910 noodzakelijk. De brug bestaat uit twee landhoofden met doorstroom-openin- gen en daartussen het beweegbare ge deelte. Bij de bouw is baksteen en gra niet gebruikt. De brug is duidelijk als één geheel gebouwd, met twee spiegel beeldige landhoofden. Het enige ver schil is dat in het landhoofd aan de Haarlemmerstraatzijde de grootste doorstroom-opening slechts ogen schijnlijk aanwezig is. In werkelijkheid r Gevelsteen in het brugwachtershuisje: de Blaeuwe Poort in 1670. is' dit gedeelte echter afgesloten, Want hier bevindt zich een pijler met daarin het bewegingsmechanisme van het brugdek. Met de hand Het systeem dat Ruckert voor zijn brug koos is het zogenaamde 'rolbascu- le-mechanisme' dat elektrisch werd aangedreven: door aandrijving van een getand kwadrant een vierde tand wiel) kon het brugdek geopend en ge sloten worden. In geval van storingen kon de brug ook met de hand bediend worden. Aan de noordzijde, de kant van de Nieuwe Beestenmarkt, is voor de dich te doorstroomopening een brugwach tershuisje gebouwd, geheel in de trant van de brug. Ook hier is baksteen, ge combineerd met graniet, toegepast. De ingang bevindt zich op de brug en is bij liefhebbers van een harinkje welbe kend. Aan de beide zijkanten van het huisje zijn gedenkstenen ingemetseld: een afbeelding van de Blauwe Poort met hetj' jaartal 1670, en een andere van de Leidse sleutels en een leeuw. De haringverkoop maakt wel duide lijk dat het alweer een tijdje geleden is dat de brug voor het laatst werd ge opend. Ook de beweegbare hekken, waarmee de brug aan beide zijden kon worden afgesloten, zijn inmiddels ver dwenen. De oorspronkelijke lantaarns zijn rond 1933 door de huidige vervan gen. In 1980 werd het beweegbare gedeel te van de brug vastgezet, maar het rol- bascule-mechanisme is nog steeds aan wezig. De Blauwpoortsbrug is in geslo ten toestand een onmisbare schakel in het drukke Leidse verkeer en niemand zit er op te wachten dat hij weer ge opend wordt. BIANCA VAN DEN BERG De Blauwpoortsbrug anno 1988.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1988 | | pagina 17