Een museum geboren uit verdriet Utrecht op schilderijen Gedurfd duo Uitgekiend ritme Geen mijlpaal Jubileumboek 50-jarig Kröller-Müller Museum Aandacht erbij JAZZ Ken Vos KUNST "MJUMU ua JULI J ARNHEM - Op één van de eerste pagina's van 'Kröller-Müller', het nieuwe boek dat het museum op de Hoge Veluwe ter gelegen heid van zijn 50-jarig be staan uitgaf, staat een foto van het beroemde echtpaar t. uit 1937. Hij met een hoge hoed, een zwaluwstaart en een horlogeketting over zijn vest. Daarnaast mevrouw Kröller, een kleine vrouw in een zwarte jas met bont kraagje en een zwarte lange j jurk. Het is moeilijk voor te stellen dat dit, wat antiek aandoend echtpaar, in nau- welijks meer dan twintig I jaar een uitzonderlijke ver- zameling moderne kunst bijeen bracht in een tijd dat de Nederlandse, maar ook buitenlandse musea, daar J nauwelijks oog voor had den. Achthonderd schilde- 'l rijen, 275 beelden, 5000 te- keningen en 500 stuks kunstnijverheid kocht me- vrouw Kröller, met al bijna vanaf de eerste aankoop de achterliggende gedachte dat de collectie openbaar zou moeten worden. door Henk Meutgeert Het nieuwe boek, dat in zekere zin de opvolger is van de twee boe ken die conservator Ellen Joosten in 1965 en 1977 (toen samen met twee andere stafleden) schrééf. Het is er ook één in een rij. "Ook dit boek zal, naar ik hoop, over niet al te lange tijd aan een opvolger toe zijn", schrijft directeur R. Oxenaar in zijn voorwoord. In het verleden is al meer dan eens geschreven over Helene Kröl ler als persoon. Was het nu wel of niet een wat lastige tante, moest het personeel op de Hoge Veluwe achter de struiken duiken wanneer mevrouw per paard of auto langs kwam en moest een aantal boeren verhuizen omdat het echtpaar "geen mensen op zijn landgoed wilde zien?" In het nieuwe boek, kundig en klassiek vormgegeven door de huisontwerper van het mu seum Pieter Brattinga, wordt daar op nauwelijks ingegaan. Wel geeft het een weer verder vervolmaakt beeld van de manier waarop de col lectie tot stand kwam door mideel van veel citaten uit brieven en pu blicaties van Helene Kröller, haar adviseur H.P. Bremmer en ande- Adviseur Helene Müller trouwde in 1888 met Anton Kröller, die een jaar la ter hoofd werd van de Rotterdamse firma Müller en Co.. Het bedrijf groeide in de daaropvolgende jaren uit tot een ware multinational, die zich ondermeer bezighield met mijnbouw en scheepvaart. Het hoofdkantoor van de firma ver huisde in 1900 naar het 'Lange Voorhout 3 in Den Haag, het gezin ging in Scheveningen wonen. In een pand naast het kantoor werd De Helling: 'Hop' (31 januari en 1 februari 1988. HH 001, alleen op cd). Je moet maar durven; een cd in eigen beheer uitbrengen en dan nog als percussie duo. De helling timmert al enkele jaren aan de weg en bestaat uit twee jonge, zelfbewuste slagwerkers, Hans Hasebos en Bart van Hels- dingen. Een dergelijke bezetting schrikt de oppervlakkig geïnte resseerde natuurlijk af, maar op deze cd is voor een percussie plaat bijna een overvloed aan melodisch materiaal te horen, waarbij de vibrafoon van Hase bos en de steel drum van Van Helsdingen telkens voor het the matisch exposé zorgen. Trou- 1 wens, gaandeweg wordt duide lijk dat trommels en ander per- cussief materiaal even goed een belangrijk aandeel hebben in de melodische balans. Er wordt heel precies gespeeld door beide heren, die het klaar spelen door ritmische afwisse ling en speelse thema's de aan dacht een uur lang vast te hou den. Niet alles op de cd zou je meteen in verband brengen met meer traditionele vormen van jazz en dus swing, maar ik denk dat er niemand is die een heel uur lang naar swing-vierkwarten wil luisteren. Zo is te merken dat De Helling op de hoogte is van de rol van slagwerk in bijvoorbeeld de zogenaamde serieuze muziek en de Caraïbische populaire mu ziek. Een goed opgenomen pro- duktie, zeer de moeite waard. Chris McGregor Brotherhood of Breath: 'Country Cooking' (Januari) 1988. cd: Venture CD- VE 17, lp: VE 17) Toen McGregor in 1965 voor goed uit Zuidafrika wegtrok met zijn multi-raciale kleine band, de Blue Notes, om muzikale en soci ale redenen, was hier nauwelijks iets bekend van het Zuidafri- kaanse muziekleven. De Blue Notes brachten het publiek in Europa voor het eerst in contact met de kwela, een ver smelting van zwarte Amerikaan se muziek met plaatselijke tradi ties. Sindsdien heeft de pianist altijd vastgehouden aan typisch waard, maar je moetje aandacht er wel bij houden. 'Basic Blythe' is een soort co meback voor Blythe, die na wat mindere, maar commercieel be paalde albums, weer zijn oude vuur teruggevonden heeft. Ou dere composities naast nieuwe, voorzien van een groepje strij kers, die gelukkig niet inge huurd zijn om de prachtige toon van Blythe van een suikerlaagje te voorzien. Beide platen zijn zeer goed opgenomen. Wynton Marsalis Quartet: 'Live at Blues Alley' (19 en 20 decem ber) 1986. CBS 461109-2 (cd), 461109-1 (lp). In de media is trompettist Mar salis verreweg de zichtbaarste van alle 'nieuwe conservatieven', de technisch goed onderlegde jonge jazzmusici, die de jaren zestig nog eens dunnetjes, maar wel verantwoord overdoen. Mar salis is ook opvallend, omdat hij zich daar terdege van bewust is en weet dat hij nog in muzikale ontwikkeling is. De laatste lp's van hem waren altijd onderhou dend, met soms aardige muzika le vondsten (Black Codes from the Underground'). Zoals bij populaire artiesten onvermijdelijk lijkt, was het vol gens zijn platenmaatschappij tijd voor een 'live' produktie, meteen maar op een dubbel cd met bijna twee uur speeltijd. Het betreft club-opnamen van rede lijke tot goede kwaliteit, waarop de scheiding van de instrumen ten niet altijd even helder is. Het geluidsbeeld wordt gedomi neerd door de leider en drummer Jeff 'Tain' Watts, de meest tot de verbeelding sprekende leden van het kwartet. De andere twee, Marcus Roberts op piano en Ro bert Hurst op bas, hebben nog te weinig een eigen gezicht. Het is al met al een erg lang uit gevallen produktie geworden, waarop van de herkenningsthe ma's 'Juan' en 'Knozz-Moe-King' meerdere versies te horen zijn, die meteen een aardig beeld ge ven van de creatieve mogelijkhe den van het kwartet. Hier en daar kan de luisteraar genieten van fraaie hoogstandjes ('Delfeayo's Dilemma', 'Chambers of Tain', 'Skain's Domain'), maar ik geloof niet dat het een bijzondere mijl paal in Marsalis' carrière zal blij ken te zijn. de grote stadsuitbreiding van 1664, de uitbreiding van de architekt Mo- reelse. De schilders wilden toen snel de bestaande situatie vastleg gen. Elkanders werk naschilderen ge beurde meer. Er zijn reeksen schil derijen gemaakt van de afdanking der waardgelders door Prins Mau- rits. Dat evenement had plaats in 1618. Het is amusant te zien wat de verschillen zijn tussen de schilde rijen; de een maakt een wat ruime re Neude, de tweede versmalt het plein juist. De reden van het grote aantal van deze werken is bekend: ze werden in opdracht van prins en zijn partij gemaakt als pure propa ganda. Ook Frederik Hendrik heeft als opvolger van Maurits nog lang van deze afbeelding, die natuurlijk ook op prenten verspreid werd, ge bruik gemaakt. Als bijzonderheid van deze expo sitie - en van het boek natuurlijk - kan nog gemeld worden, dat er een verrukkelijke afdeling fantasie is. Verdedigingswerken en kerken van de stad Utrecht kun je in de meest vreemde omgevingen tegen komen, in een Italiaans landschap bijvoorbeeld, of zelfs aan zee. Soms maakt de schilder er een heus raad sel van; Pieter Jan van Liender le verde in 1760 een stel wandschilde ringen met kerktorens die zijn sa mengesteld uit delen van diverse Utrechtse torens. Beneden een stukje Dom, daarop een stukje Ja- kobi-toren, kenners van de stad Utrecht kunnen heel wat vinden wanneer ze met enige nauwgezet heid op zoek gaan. Topstukken zijn er ook. Bijvoor beeld het schilderij van Ruysdael, die overigens ook zijn fantasie de vrije loop heeft gelaten. Kwaliteit is er in alle denkbare gradaties, klungelig wordt het nooit. Ook dat maakt deze expositie zo waardevol. Jos de Meyere heeft de stad Utrecht - het kan zonder enige te- rughoudenheid worden gezegd - een grote dienst bewezen. i De expositie 'Utrecht op schilderij en' loopt tot en met 26 september; de openingstijden zijn dinsdag tot en met zaterdag van 10.00 tot 17.00 uur, zon dag van 13.00 tot 17.00 uur, maandags gesloten. Het boek 'Utrecht op schilderijen' is verschenen bij uitgeverij Kwadraat, de prijs ervan is 125 gul den. UTRECHT - De expositie 'Utrecht op schilderijen' is uniek. Letterlijk uniek, want een zo grote en veel omvattende tentoonstelling met betrekking tot de topografie, het 'uiterlijk' van één enkele stad is niet eerder gehouden. De tentoonstelling in het Cen traal Museum omvat honderd schilderijen. Dat is ongeveer een derde van het aantal dat is afge beeld in het gelijknamige boek, dat verschenen is bij de opening van de expositie. Schrijver van het boek en maker van de expositie is Jos de Meyere, conservator van af deling schilderijen van het Cen traal Museum. door Wim Henk Bakker De expositie begint met een plat tegrond, die niet alleen de oudste van Utrecht is, maar van heel Ne derland. Het schilderij is door Evert van Schaeyck in 1541 ge maakt en klopt topografisch uitste kend, alleen ben je als beschouwer geneigd je hoofd erg scheef te hou den, omdat het Noorden niet bo ven ligt. Het boek en de expositie tonen ook de ontdekkingen. Een voor beeld is het Gezicht op de stad Utrecht, dat omstreeks 1665 is ge maakt door Joost Cornelisz Droochsloot. Tot nog toe werd dit panorama als een werk van een anoniem Utrechts meester be schouwd. Dan zijn er tal van 'nieuwe' schil derijen te zien, werken dus, die als ontdekkingen van Jos de Meyere beschouwd kunnen worden. Als voorbeeld daarvan kunnen de schilderijen van de zeventiende- eeuwse schilder Willem van Drie- lenburg genoemd worden. Het is ook goed om te constate ren, dat de tentoonstelling niet al leen voor volwassenen, maar ook voor kinderen zeer aantrekkelijk is. Er zijn zoveel echte 'plaatjes' te zien, die zoveel te vertellen heb ben, dat ze er uren kunnen door brengen. Er is geen catalogus, maar wel een overzichtelijke en uitvoerige beschrijving. Bij elk schilderij hangt een tekst die meer is dan alleen een opsomming is van de zakelijke gegevens. Wat voor de expositie geldt is ook van toepassing op het boek. Er staat weliswaar zeer veel weten schappelijks in, maar het is tege- lijktertijd vlot en plezierig lees baar, veel voorkennis is er niet voor nodig. Jos de Meyere is er in geslaagd de vraag te beantwoorden waarom er in de tweede helft van de zeven tiende eeuw zoveel panorama's ge maakt zijn. Dat hangt naar zijn me ning samen met de plannen voor Bart vaii Helsdingen. Zuidafrikaanse vormen, over zichtelijke en eenvoudige melo dische opbouw en duidelijk rit mische continuïteit. In 1970 begon McGregor te werken met een groot orkest dat hij The Brotherhood of Breath noemde. Een van de belangrijk ste platen van de laatste twintig jaar is ongetwijfeld die van de Brotherhood opgenomen in het jaar van oprichting (op RCA). Improvisatorisch minder specta culair, maar met een minstens zo uitgekiende ritmiek van in el kaar wevende riffs, is 'Country Cooking'. Vanaf het eerste nummer is duidelijk waarom McGregor niet van concept is veranderd voor zijn grote band. Ritmisch is het album zo aanstekelijk, dat delen van de anatomie ongewild in be weging komen. De goede opna me laat de ritmesectie, waarin bassist Ernest Mothle een hoofd rol speelt, goed contrasteren met de blazers die voor de voortgang een minstens zo belangrijke rol spelen. Opvallend solowerk van onder meer tromboniste Annie Whitehead, Robert Juritz (tenor sax) en de trompettisten (Harry Beckett, David Defries en Clau de Deppa). Een belangrijke plaat voor wie in Afrikaanse invloeden geïnteresseerd is. Tim Berne: 'Sanctified Dreams' (13-15 oktober 1987. Cd: Columbia/CBS CK 44073, lp: FC 44073). Arthur Blythe: 'Basic Blythe' (1987 of 1988. Cd: Colum- bia/CBS CK 40884, lp: FC 40884). Berne en Blythe zijn namen die snel bij je opkomen, als er ge sproken wordt over de altsaxo foon. Berne maakte razendsnelle ontwikkeling door en behoort, ongeveer vijftien jaar nadat hij begon te spelen - wij zijn inmid dels al een tiental platen verder - tot de belangrijkste musici in New York. Blythe is eigenlijk een laatbloeier, die na jarenlang in de anonimiteit gebleven te zijn, zich in de jaren zeventig zag ingehaald als een van de belang rijke nieuwe vertegenwoordi gers van de nieuwe jazz. Berne's plaat, met een bezet ting van andere relatief jonge New Yorkers, is een soort rap portage van wat hij aan variëteit kan opdienen en een soort men gelmoes van allerlei invloeden van funk tot gecomponeerde muziek, die in een akoestische jazz-jasje wordt gestoken. Van begin tot eind het beluisteren ter Behrens en de Belg Henry van der Velde, die uiteindelijk het als voorlopig bedoelde museum op de Veluwe zal bouwen. Het idee om als kunstkopers en opdrachtgevers op te treden voor een groot aantal kunstenaars is waarschijnlijk mede ontstaan na een bezoek van de Kröllers aan de Duitse industrieel Karl Enst Ost- haus, begin 1911. Hij liet in Hagen een aantal huizen door bekende ar chitecten ontwerpen en verleende opdrachten aan bijvoorbeeld de Nederlandse kunstnijveren Lau- weriks en Eissenloeffel. De relatie tussen mevrouw Kröl ler en haar adviseur Bremmer blijft ook na de publicatie van dit nieuwe boek hier en daar nog wat mistig. Beiden spreken uiterst vriendelij ke en waarderend over elkaar. Wie de uiteindeljke keus voor een kunstwerk maakte, blijft wat on duidelijk. "Als de achterwacht be weerde: Mevrouw Kröller doet niets zonder Bremmer, ja, dan was dat zoo en ik wist, dat het juist mijn beste deugd was, hem te volgen en niet eigenwijs te zijn. Ik heb hem nooit op een vergissing betrapt", schreef Helene Kröller over zijn ad viezen. "De verzameling is door Mevrouw Kröller gemaakt, wie ik steeds het genoegen gehad heb te mogen adviseren. Meer dan dat ik adviseur geweest ben behoeft u niet te vermelden, ik vind dat hier mee mij genoeg recht voor mijn aandeel in de tot stand koming van de verzameling wedervaart", schreef Bremmer op zijn beurt in 1938 op de vraag of zijn portret en een korte levensbeschrijving mochten worden opgenomen in de museumcatalogus. Hij was ook niet aanwezig bij de opening van het museum in 1938. "Met mijn ge zondheidstoestand durf ik het niet aan. Op zoo'n uur waarop zich zoo alles concentreert waaraan voor mij herinneringen van jaren ver bonden zijn ben ik bang mijzelf psychisch niet in de macht te heb ben. Ik hoop dat U veronder stelt dat ik op dien tijd in gedachte daar ook zal zijn. Ik zal dan de her innering tevens beleven van een samenwerken van jaren die voor ons beide hun beteekenis gehad hebben", schreef hij in juli van het openingsjaar aan mevrouw Kröl ler. Inkomen Bremmer en Kröller hebben in de tijd dat ze samenwerkten aan de collectie intensief met elkaar opge trokken op hun inkoopreisjes. Ze ker in de periode tussen 1910 en 1920 waren grote hoeveelheden geld beschikbaar voor de aanko pen. Zo werd er bijvoorbeeld op 13 en 14 april 1912 tijdens een verblijf in Parijs voor 60.000 gulden aan kunst gekocht. De Berceuse en De Olijfgaard van Van Gogh en haven gezichten van Seurat en Signac werden verworven. In het nieuwe boek komt naar voren dat niet alleen Bremmer, maar ook architect Van der Velde, die tot zijn dood in 1957 als advi seur betrokken bleef bij het Rijks museum, invloed heeft gehad op het verzamelbeleid. De sterke ver tegenwoordiging van het neo-im- pressionisme (Van der Velde had zelf ook in deze trant geschilderd) is een gevolg van zijn aanbevelin gen. Maar ook de heer Kröller zelf stelde zich achter de plannen en aankopen van zijn vrouw. Hij schreef in 1932: "Zoo was dan in den loop der jaren bij ons de ge dachte gerijpt, een deel van ons in komen, dat in zoo grote mate onze behoeften overschreed, aan te wen den voor een ideëel doel: het scheppen van een blijvend monu ment, waar natuur en kunst veree- nigd zouden zijn. Aan de uit voering van dit plan hebben mijne vrouw en ik jaren gearbeid en het voltooien daarvan ons tot leven staak gesteld". Hoewel mevrouw Kröller een voor haar tijd bijna revolutionair verzamelbeleid heeft gevoerd, heeft zij de stap naar de abstracte kunst nooit willen zetten. Ze zag in de ontwikking van de beeldende kunst in het eind van de vorige en het begin van de twintigste eeuw een ontwikkeling van realisme naar idealisme. Het abstracte neo- plasticisme van Mondriaan na 1920 wees ze bijvoorbeeld af, omdat het te decoratief en niet meer verbon den met de natuur zou zijn. Maar ook de expressionisten ontbreken in de collectie. Museumdirecteur R. Oxenaar stelt in de nieuwe pu blicatie, dat mevrouw Kröller blijk baar van mening is geweest dat met Van Gogh blijkbaar "het emo tionele hart" aan de collectie was gegeven, "en wat men expressio nistisch normt, was daarmee opti maal gekrakteriseerd". Kleinood De geschiedenis van het muse um is verder bekend. In 1938 ging het als voorlopig museum open. De Kröllers hadden kennelijk toch nog de hoop dat het echte museum nog eens gebouwd zou worden. In de jaren zestig volgde de nieuw bouw van architect Quist en daar mee lijkt het museum zijn defini tieve vorm te hebben gekregen. "Laat dit kleinood, tussen twee oorlogen ontstaan, als kleinood vooral niet verdwijnen. De uitbrei dingen hier werden nog met res pect, behoedzaam geconcipieerd, maar wie zal straks de oeverloze drang tot uitbreiding die nu in de museumwereld, zelfs in New York, is ontstaan, beheersen?", zegt Hammacher, van 1948 tot 1963 di recteur, in zijn bijdrage aan het ju bileumboek. Het was Hammacher ook die in de jaren vijftig en zestig koos voor de beeldhouwkunst en tekeningen van beeldhouwers als nieuwe rich ting voor de uitbreiding van de col lectie. In 1953 ging de beeldenzaal open en de beeldentuin volgde in 1963. Oxenaar zette het beleid voor met als laatste bijdrage dit jaar de opening van het beeldenbos, waar meer dan 30 kunstenaars tijdelijk exposeren. Ligt de opening van deze uitbrei ding nog in de lijn van het beleid van mevrouw Kröller, zo vraagt conservator Marianne Brouwer zich in haar bijdrage in het boek af. Het echtpaar zag park en museum als een twee-eenheid van natuur en cultuur, maar de moderne beelden tuin is een na-oologse uitvinding. Er zijn geen plattegronden te vin den waarop de twee-eenheid is uit gewerkt. Er resten slechts enkele monumenten, zoals een liggend beeld van een gewei van Radecker en de Steynbank van Van der Vel de, die werden geplaatst in een ter rein dat toen slechts een grote zandvlakte was. Wanneer de plaat sen waar deze monumenten wer den neergezet met elkaar in ver band worden gebracht, ontstaat toch de indruk van een soort park. Verwend "Het geld van haar man had ze als verwende vrouw evengoed aan modehuizen of speeltafels kunnen verkwisten", schreef de auteur A. den Doolaard in 1975 in een jubile umboek over het park de Hoge Ve luwe. Mevrouw Kröller deed het niet en gaf door die keus de aanzet tot een uniek en intiem museum, befaamd om-zijn belichting, en een even bijzondere beeldenverzame ling, waarin veel grote namen uit deze eeuw een plaats hebben ge vonden. Op 18 juli 1921 is Helene Kröller op Sint Hubertus en schrijft een persoonlijke en lange brief aan haar zoon Bob, geciteerd in het nieuwe jubileumboek. Daarin ver telt ze over haar museumplannen en over haar verzameling. "Dit mu seum is uit verdriet geboren! Als een dankbare bloem is het er uit opgebloeid en dit verdriet heet He lene. Dit verdriet heeft gemaakt, dat ik mij losrukte, zoo niet van al les, zoo toch van veel, waar ik tot nog toe voor had geleefd. Ik was nu eenmaal zoo geaard, dat ik iets hebben moest, wat ik de moeite waard vond, om voor te leven." Kröller-Müller. Jubileumboek ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van Rijksmuseum Kröller- Müller. Bijdragen van R. Oxenaar, A. Hammacher, Johannes van der Wolk, Toos van Kooten, Jaap Bremer, Marianne Brouwer. Uitge ver: Joh. Enschedé en Zonen. Illu straties in kleur en zwart/wit. Prijs: 49,50 gulden. Utrecht op schilderijen. De eerste uitbreiding van Utrecht zorgde voor een hausse in panorama's. (foto GrD) later het privémuseum van de Kröllers ingericht. In de jaren twin tig ging het slechter met het con cern, hetgeen zijn weerslag had op de collectie van Helene Kröller en de museumplannen. Bremmer wordt in 1907 adviseur van mevrouw Kröller, nadat zij, haar man en haar dochter een cur sus beeldende kunst bij hem heb ben gevolgd. In 1932 zal de verbin tenis eindigen, geldgebrek noopt de familie de adviseur te ontslaan. Andere verbintenissen tussen kun stenaars zullen volgen. Berlage zal in dienst van de Kröllers treden (hij ontwerpt het jachtslot Hubertus op de Veluwe), evenals de beeldend kunstenaar Bart van der Leek, de architecten Mies van der Rohe, Pe- Het echtpaar Kröller-Müller in 1937. (foto gpu) i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1988 | | pagina 27