'Een goochelaar kan niet toveren'
Amerikaan wil liever geld dan vrije tijd
Trucendoos is in de loop der jaren niet wezenlijk veranderd
Competitie en vermeende onmisbaarheid leiden tot zeer korte vakanties
ZATERDAG 23 JULI 1988
EXTRA
PAGINA 2.5
Ruim 150 goochelaars streden
om de eerste plaats en een
dikke zestig handelaars in
goocheltrucs vochten om de
aandacht van de bezoeker.
Het Haagse Congresgebouw
gaf de afgelopen week
onderdak aan het
Wereldcongres voor de
Goochelkunst. Goochelaars
praatten er over de geheime
genoegens van het goochelen.
"Je moet een relatie aangaan
met de toeschouwers om ze
vervolgens te kunnen
belazeren. Dat is heel gek".
door Bart Jungmann
Met veel geraas dondert een groot
aanwijsbord van de muur. Iedereen
schrikt ervan en vermoedt opzet in
dit gezelschap van goochelaars.
"Een goochelaar kan veel, maar hij
kan niet toveren", lanceert één van
hen een duidelijk voorgebakken
grap.
En inderdaad, de controleerbare wet van
de zwaartekracht blijkt in dit geval van
toepassing. Maar wat er verder deze dag
binnen de muren van het Haagse Con
gresgebouw aan onverwachts gebeurt, is
voornamelijk een kwestie van zinsbe
goocheling. Op het Wereldcongres voor
de Goochelkunst, dat de afgelopen week
in Den Haag werd gehouden, schiet de
logica van de leek tekort. Zoveel leken
zijn er trouwens niet aanwezig. De vele
honderden, die alleen voor een dagkaart
al 150 gulden moeten neerleggen, zijn
vrijwel allemaal zelf goochelaar.
Op het podium van de Congreszaal
doen The Liedl's uit Oostenrijk een gooi
naar de Grote Prijs van het concours
(ooit gewonnen door Fred Kaps en Ri
chard Ross). Verkleed als katten toveren
meneer en mevrouw Liedl elkaar bij
toerbeurt uit kisten en proberen op die
manier 150 concurrenten de loef af te ste
ken.
Zeepbel
In de foyer zijn ruim zestig verkopers
van goocheltrucs in de weer om de aan
dacht te trekken. Een lid van de Franse
Academie de Magie blaast een zeepbel
uit zijn sigaar en laat die vervolgens een
paar keer op zijn dijbeen stuiteren. Bij
Howard Hale's Magicland verdringen de
klanten zich voor een onnavolgbare
kaartentruc en in Magic Shop Victoria
wordt met een pen over een blouse ge
streken. Door dezelfde beweging in om
gekeerde richting te maken, verdwijnt
de streep weer. It's quick, it's funny, it's
cheap, herhaalt de verkoper bij elke pen-
nestreek. Voor het luttele bedrag van vijf
gulden wordt deze truc van de hand ge
daan.
Tezelfdertijd laat John Knip van John
Knip's Visible Hand Magie een tafeltje
door de gang zeilen. Onzichtbare wieltjes
I en afstandsbediening zijn in dit geval het
I geheim van de smid. "Zo kun je heel leuk
en snel van de ene truc naar de andere
overgaan", spreekt hij wervend tot een
buitenlandse klant. Maar deze gooche
laar loopt kennelijk liever naar zijn vol
gende truc en bespaart zichzelf daarmee
600 gulden.
Toch is John Kuip allerminst ontevre
den op deze tweede dag van het goochel-
congres. "Ik heb al goede zaken gedaan",
zegt Knip, één van de weinige Neder
landse standhouders. Door een andere
goochelaar wordt hij omschreven als 'de
man van de plofjes'. Hijzelf spreekt van
special effects en is daarvoor onder meer
opgenomen in de stal van Joop van den
Ende.
John Knip, die vroeger zelf nog gere
geld optrad ("maar tegenwoordig zijn
het allemaal shows voor bedrijven"), is
daarmee verzekerd van een aardige bo
terham. Het beleg verdient hij met zijn
zicht, maar naar mijn mening gaat het
nog niet ver genoeg. De oude trucjes heb
ben nog steeds veel succes. De sociale
functie van het goochelen, de trucs die
voor kennissen worden getoond, dat
remt naar mijn mening af'.
"Goochelen is daarmee nog steeds een
beetje negentiende eeuws vermaak, en
dat verdriet mij. Als een goochelaar bij
voorbeeld sigaretten schijnbaar uit de
lucht plukt, heet dat nog altijd Droom
van een roker. Maar tegenwoordig wil ie
dereen juist van het roken af, dat is de
droom van een roker. Dus zou je een op
treden moeten maken waarbij de goo
chelaar tegen zijn zin steeds maar siga
retten in zijn handen krijgt".
Eddy Schuyer is volgens hem een goo
chelaar die niet met zijn tijd is meege
gaan. "Hij viel vroeger op doordat hij in
een waanzinnig tempo werkte, maar hij
heeft zijn programma te weinig aange
past". Eric Eswin, voorzitter van de In
ternationale Vereniging van Gooche
laars is het met Schooneberg eens. "Ed
dy is een beetje blijven stilstaan".
De indruk van oubolligheid, die de
goochelkunst in Nederland wellicht par
ten speelt, wordt volgens Schooneberg
krachtig bestreden tijdens het goochel-
congres. In het Museon, dat vlak bij het
Haags Gemeentemuseum is gevestigd,
worden mogelijkheden en geschiedenis
van goochelen onder de loep genomen,
en öp de Scheveningse boulevard wer
den de afgelopen week op straat goochel
kunsten vertoond.
Eddy Schuyer (75), omringd door vrouw en dochters: "Goochelen staat of
valt met de presentatie". <f0to pr>
handeltje, waarin duidelijk de techni
sche ontwikkelingen in het goochelvak
naar voren komen. "Ik zeg altijd: laat je
fantasie werken. Droom ergens van,
want in principe is alles te maken". Die
woorden ontkracht hij zelf enigszins
door te verwijzen naar een bordje in zijn
stand, waarop staat What's new? Weinig
dus. Knip: "Eigenlijk komt het toch
steeds weer op hetzelfde neer".
Artiest
Eddy Schuyer van Jacqueline, Eddy
Compagny deelt die mening. "Verdwij
nen, verschijnen, van kleur verwisselen,
dat zijn zo van die basisprincipes in de
goochelkunst". En als iemand dat kan
weten, dan is het Eddy Schuyer. Deze
Rotterdamse goochelaar is 75 jaar oud,
en de laatste zestig jaar van zijn leven in
de weer met illusie en magie. Nog altijd
trekt hij met vrouw en dochters door Eu
ropa om zijn kunsten te vertonen.
Op de iets eerder gestelde vraag of hij
zelf ook goochelaar is, antwoordde
Schuyer met enige verontwaardiging in
zijn stem: "Meneer, ik ben artiest". Voor
de uitleg maakt hij een vergelijking met
champagne. "Je kunt champagne uit de
fles drinken, maar je kunt het ook drin
ken uit mooie glazen tijdens een heerlijk
diner. Dan smaakt die champagne heel
anders. Zo is het met goochelen ook. De
ingrediënten zijn dezelfde. Het gaat om
de samenstelling, om de presentatie".
Met andere woorden: een goochelaar
is nog geen artiest. Het onderscheid
blijkt onder meer tijdens zo'n markt voor
goocheltrucs, legt Schuyer uit. "Het zijn
de amateurs die je hier dingen ziet ko
pen, professionals schaffen zich op deze
markt alleen maar hulpmiddelen voor
hun optredens aan". Dat geldt ook voor
de familie Schuyer. Jacqueline, Eddy
Compagny stellen zelf hun programma
Schuyer ritst zijn schoudertas open en
haalt een zakje tevoorschijn dat hij even
daarvoor heeft aangeschaft. Er zitten
drie kneedbare balletjes in. De verslag
gever moet er twee in zijn hand nemen
en Fijn knijpen. Schuyer pakt zelf het
derde balletje, laat dat onder zijn hand
palm verdwijnen en, inderdaad, dat bal
letje heeft zich op onzichtbare wijze bij
de twee andere gevoegd. Schuyer: "Een
oude truc, maar deze balletjes zijn van
speciaal materiaal, daardoor is-ie wat an
ders geworden".
Geheimzinniger
De Rotterdammer heeft het goochel
vak dus wel zien veranderen in die zestig
jaar. "Vroeger was het veel geheimzinni
ger. Het publiek is wijzer geworden en
daardoor is de presentatie anders gewor
den. Je had toen ook veel meer variété en
optredens in grote zalen. Ik heb zelf bij
voorbeeld nog in bioscopen gewerkt tij
dens pauzes. En in de jaren vijftig en zes
tig had ik wel vierhonderd voorstellin
gen per jaar. Dat is er nu niet meer bij. De
bedrijven en de personeelsverenigingen
vragen nu. Lee Towers en Anita Meyer
voor hun feesten".
"We hopen allemaal dat de tijden van
vroeger weer terugkomen. Maar als ik
eerlijk ben, en ik ben een ouderwetse
man met moderne opvattingen, dan zeg
ik: dat gebeurt niet. De mensen in Neder-
"En zo heeft iedere goochelaar zijn ei
gen methode om publiek te trekken",
vertelt Schooneberg. "Al twee eeuwen
lang heb je een quasi-occulte stroming in
de goochelkunst". Schooneberg noemt
in dat verband de namen van David Ber-
glas en Uri Geiler. Over de laatste: "Je
kunt je afvragen hoe je daarmee moet
omspringen. Moet je onthullen dat het
een gewone goochelaar is of moetje hem
gewoon zijn gang laten gaan? Persoon
lijk respecteer ik Gelier, maar ik vind ei
genlijk dat het niet kan. Van mij mag in
principe alles, zolang je anderen er geen
kwaad mee doet. De grens ligt zo'n beetje
bij quasi-medische ingrepen en zoge
naamde boodschappen van overlede-
Persoonlijkheid
Het komt allemaal neer op het ontwik
kelen van een eigen theaterpersoonlijk
heid, aldus gaat Schooneberg verder.
'Tedere beginnende goochelaar heeft zo
zijn voorbeeld, maar uiteindelijk leer je
gebruik te maken van je eigen gebre
ken".
Schooneberg poseert zelf als een wat
bedremmelde goochelaar. "Dan kom ik
op en dan zeg ik: mijn naam is Schoone
berg met dubbel o. Die Schoonebergen
zijn dus de goochelaars, al sinds het
rampjaar 1672". Zelf vindt hij die ope
ning minder sterk dan de introductie van
een Engelse goochelaar: I've been suffe
ring very long for my magic. Now it's
your turn.
Van,lijden lijkt bij Eddy Schuyer geen
sprake te zijn. Met het enthousiasme van
een leraar die een leerling probeert te
winnen voor zijn vak, neemt hij de ver
slaggever op sleeptouw langs de diverse
stands. De Belgische handelaar Tonny
van Rhee roept op zijn verzoek geestdrif
tig tjieng-tjieng bij een truc die lijkt op
het spel 'balletje-balletje', en een werk
nemer van Magic Shop Victoria herhaalt
routineus het nummer met de kneedbare
balletjes. "Zie je het verschil?", vraagt
Schuyer. "Goochelen staat of valt met de
presentatie".
Vindt Eddy Schuyer het na zestig jaar
eigenlijk niet eens welletjes? Hij is even
sprakeloos. Die gedachte is kennelijk
nooit bij hem opgekomen. "Als ik zou
stoppen ga ik dood", zegt hij.
land komen eenvoudigweg hun deur
niet meer uit. Gelukkig is dat in het bui
tenland wel anders. In Duitsland heb je
nog die echte variété-theaters en in
Frankrijk staan ze nog in de rij voor een
goochelaar. Maar hier werk je op kleine
schaal, het is allemaal table magic ge-
wprden. Werken met kleine voorwerpen.
Voor grote illusienummers is geen ruim
te meer". Daarom zijn Jacqueline, Eddy
Compagny zelden in Nederland aan te
treffen, aldus Schuyer. "Dat is niet inte
ressant meer".
De goochelaars in Den Haag vormen
een bont gezelschap en in dat kleurrijke,
internationale geheel valt Kees Schoone
berg op als een gewone man. Schoone
berg is vrijetijdsgoochelaar en betrok
ken bij de organisatie van het Wereld
congres voor de Goochelkunst. Slechts
één jaar heeft hij, werkloos en op zoek
naar een baan, met goochelen zijn geld
verdiend. Daarna kwam Schooneberg
als verslaggever terecht bij het Vrije
Volk, maakte vervolgens programma's
voor de VARA en is nu betrokken bij de
opleiding van omroeppersoneel.
Relatie
Goochelen is voor hem altijd een hob
by gebleven. "Omdat het zoveel facetten
heeft. Eerst heb je het bedenken, daarna
het in elkaar knutselen, vervolgens de
uitwerking en uiteindelijk de vertoning.
Je moet een relatie aangaan met het pu
bliek om ze te kunnen belazeren. Dat is
toch heel gek".
Schooneberg is een produkt van de
Duitse school en dat betekende destijds
uitvoerige conferences en trucs als het
fijnstampen van een horloge dat vervol
gens weer intact uit een kistje te voor
schijn kwam.
Volgens Kees Schooneberg heeft ieder
land zijn eigen goochelcultuur. "De En
gelsen bijvoorbeeld zijn vaak komisch.
Tommy Cooper is natuurlijk een goed
voorbeeld. Een andere goochelaar uit
Engeland eindigde zijn optreden met
een kaarttruc. Dan moest er bijvoorbeeld
hartenaas volgen, maar op de kaart die
hij liet zien stond fooled. Een Fransman
zei daarover: als wij zoiets zouden willen
doen hebben we er een hele zin voor no
dig". Schooneberg noemt verder Japan
en China als speciale goochellanden.
"De Chinezen hebben zelfs uitgebreide
opleidingen voor goochelaars".
Bepalend voor het goochelen in Ne
derland was decennia lang Henk Ver-
meyden, de man die onder andere Fred
Kaps onder zijn hoede had. Ook eerder
knap dan grappig, meent Schooneberg.
"Al had Kaps op het laatst een mooi
nummer waarin een bepaald attribuut
steeds terugkeerde, en daar deed-ie dan
voor de grap heel gei'rriteerd over".
Richard Ross, één van de bekendste
goochelaars in Nederland en artistiek di
recteur van het goochelconcours, komt
ook uit die school van Vermeyden. Maar
Ross is inmiddels een andere weg inge
slagen en werkt net als zijn jeugdige col
lega's Dick Koorwinder en Tonny Won
der noodgedwongen op kleinere schaal
(waar Schuyer van table magic spreekt,
heeft Schooneberg het over close up).
Kortom, het goochelen verandert.
Schooneberg: "Vooral in technisch op-
Richard Ross in gezelschap van de Japanse goochelaar Princess Tenko,
durende de afgelopen week de opvallendste verschijning in Den Haag.
Tien vakantiedagen per jaar is voor
de werkende Amerikaan een hoogst
normale zaak. Op de eerste plaats
worden vrije dagen eerder als een
gunst van de werkgever dan als recht
van de werknemer gezien, op de
tweede plaats kiest men liever voor
geld, en op de derde plaats toont men
gaarne z'n onmisbaarheid door niet
of nauwelijks op vakantie te gaan.
Men dompelt zich dan ook niet in
zelfbeklag.
door Henk Dam
Ray Spinosa (49) uit Vienna, een
stadje in de buurt van Washington,
heeft de eerste twee weken van juli
gebruikt om zijn keuken op te knap
pen. Die verbouwing heeft hem, be
halve ettelijke duizenden dollars,
ook zijn hele vakantie gekost.
Want Spinosa, afdelingshoofd bij een
Amerikaanse computergigant, heeft niet
meer dan twee weken vakantie per jaar.
Dat werknemers in een land als Neder
land, atv-dagen meegerekend, al gauw
aan zeven weken komen, maakt hem niet
jaloers. "Dat heb je nu eenmaal in deca
dent Europa", lacht hij.
Gunst
Dat Spinosa maar zo weinig vakantie
dagen heeft, is niet bijzonder. In Ameri
ka is het de norm. Gemiddeld genomen
hebben Amerikaanse werknemers niet
meer dan 12 betaalde vakantiedagen, in
de praktijk iets meer dan twee weken
dus. En die dagen krijgen ze niet zomaar.
I Vakantiedagen verdien je door lang bij
J een en hetzelfde bedrijf te werken. Cij-
j fers van het Amerikaanse ministerie van
arbeid laten zien dat je gemiddeld zo'n
I drie jaar ergens in dienst moet zijn om
aan die tien dagen te komen.
Wie ergens een jaar heeft gewerkt,
heeft gemiddeld 8 dagen verdiend. Zo
loopt de reeks op. Een tienjarig dienst
verband levert gemiddeld 15 dagen op,
en 20 jaar voor dezelfde baas ploeteren 20
dagen. Want anders dan in ons land, waar
het aantal vakantiedagen deel uitmaakt
van cao's en er bovendien sprake is van
een verplicht minimum, worden betaal
de vakantiedagen in de VS gezien als een
gunst die werkgevers al dan niet kunnen
verlenen.
Dat levert frappant grote verschillen
tussen Europa en Amerika op. Tegen
over het gemiddelde aantal vakantie
dagen in de VS (12 dus) staan gemiddel
den van 30 dagen in Westduitsland, 25 in
Frankrijk, 29 in Italië, 25 in Engeland en
zelfs (dank zij de atv) 36,5 in ons land, al
dus cijfers uit 1987 van het Amerikaanse
ministerie van arbeid.
Vanwaar die verschillen? Een belang
rijke reden is dat de vakbonden en de
overheid in de VS, kapitalistisch land dat
het nu eenmaal is, minder te vertellen
hebben dan in Europa. Amerikaanse
werknemers treden veel minder als col
lectief op, en kunnen dus ook minder
makkelijk van alles afdwingen. Daar
komt bij dat Amerikaanse werknemers
liever meer geld dart meer vrije dagen
zien. Dat bleek in de jaren vijftig en zes
tig toen er sprake was van grote econo
mische groei, toen het bedrijfsleven gou
den zaken deed en er dus ook wat extra's
voor de werknemers kon worden ge
daan.
Als er gekozen mocht worden tussen
extra salaris of extra dagen waarbij 2
procent loonsverhoging kan worden ge
lijkgesteld aan één week vakantie dan
koos de meerderheid voor dollars. Daar
om ging het gemiddelde aantal vakantie
dagen slechts omhoog van 5 in 1948 tot
dus 12 nu, een groei van niets vergeleken
met Europa.
Gevaarlijk
Een zelfs die geringe groei werd aan
het eind van de jaren '50 nog als gevaar
lijk gezien. De vermaarde historicus Ar
thur Schlesinger schreef in 1957 dat de te
verwachten toename van de vrije tijd "de
meest gevaarlijke bedreiging is waarmee
de Amerikaanse samenleving wordt ge
confronteerd".
En romanschrijver Harvey Swados
schreef rond diezelfde tijd: "Het pro
bleem wat 200 miljoen van ons met hun
almaar toenemende vrije tijd moeten
doen is zó verschrikkelijk in zijn om
vang, dat het angstaanjagend is".
De keus van de Amerikaanse werkne
mers voor geld in plaats van vrije tijd
zorgde ervoor dat ze, gemiddeld geno
men, de afgelopen decennia meer ver
dienden dan hun Europese collega's. Die
hogere levensstandaard heeft de pil al
tijd behoorlijk verguld. Volgens cijfers
van de OESO verdiende een Amerikaan
se arbeider in 1986 gemiddeld 20.497 dol
lar per jaar. Een dito Fransman kwam op
12.732 en een Italiaan op 12.362 dollar.
Het Amerikaanse cijfer was hoger dan
dat in alle Europese landen, met uitzon
dering van Zwitserland.
Maar dat is sinds kort veranderd. Door
de grote koersdaling van de dollar zijn de
verschillen van twee jaar geleden nu
goeddeels rechtgetrokken. Het beeld is
dus nu: Amerikanen werken harder dan
Europeanen maar krijgen er niet méér
voor. Om met John D. Owen te spreken,
een hoogleraar economie aan de Wayne
State universiteit in Detroit: "Hoe meer
je hierover leest, hoe liever je wilt emi
greren. Vroeger hadden wij de levens
standaard en Europa de vrije tijd. Nu
heeft Europa dat allebei".
Daar komt dan nog bij dat een groei
end aantal Amerikanen, vooral degenen
die werkzaam zijn op een middelbaar of
hoger beroepsniveau, juist de laatste ja
ren meer en meer tijd besteden aan hun
werk, en minder aan vrijetijdsbesteding.
Competitie
Een enquête van Harris leerde onlangs
dat de tijd die Amerikanen gemiddeld
besteden aan 'werk' (dat wil in dit geval
zeggen: werk voor de baas, plus reistijd,
plus huishoudelijk werk) is toegenomen
van 40,6 uur per week in 1973 tot 46,8 uur
per week in 1987. Tegelijkertijd is het
aantal uren dat aan vrijetijdsbesteding
(relaxen, tv kijken, sport, hobby's, uit
gaan, visite) wordt verbrast, gedaald van
26,2 uur per week in 1973 tot 16,6 uur in
1987; een afname met 37 procent.
Men kan hierin voor een deel Ameri
kaans arbeids-ethos zien. In een uitgave
van Editorial Research Reports werd on
langs professor Bernard Mergen van de
George Washington universiteit in Was
hington, een socioloog, als volgt geci
teerd: "Veel Amerikanen begrijpen maar
niet dat je ook dingen puur voor je ple
zier kunt doen".
Maar de stijging van het aantal
werkuren wordt ook veroorzaakt door
toegenomen competitie op het werk, met
name bij hogergeplaatste functionaris
sen. De betere opleiding van het volk in
zijn algemeenheid, en de overgang van
een industriële naar een service-gerichte
economie heeft de druk op de witte-
boordwerkers sterk verhoogd.
Wat dat betreft is er een interessant on
derzoek dat in 1985 is gedaan door de
Amerikaanse 'head-hunter' (een bedrijf
dat passende functionarissen zoekt voor
belangrijke leidinggevende functies)
Kom/Ferry International. Dat bedrijf en
quêteerde 1362 managers. Van hen gaf er
zegge en schrijve één toe dat hij 40 uur of
minder per week werkte. Maar viervijfde
deel zei 45 tot 60 uur te werken, en 10 pro
cent meer dan 60 uur per week. Een an
der onderzoek, onder de topleiders van
Amerika's 500 grootste bedrijven, wees
uit dat 60 procent van hen meer dan 60
uur per week werkt.
Mee naar huis
En dat geldt niet alleen voor de boven-
bazen. Er zijn legio Amerikanen op de ni
veaus daaronder die niet alleen lange da
gen op kantoor maken, maar ook nog
eens werk mee naar huis nemen en er
desnoods een deel van hun weekeinde
voor opofferen. Met een dergelijke in
stelling hoeft het geen verwondering te
wekken dat Amerika's managers ook
niet tuk op vakantie zijn. De gemiddelde
door Kom/Ferry geënquêteerde 'execu
tive' nam 14 dagen per jaar op, en eender
de 10 dagen of minder.
Dat komt omdat je, als manager in een
Amerikaans bedrijf, je onmisbaarheid
kunt aantonen door weinig of zelfs hele
maal geen vakantie te nemen. Het staat
goed. Je kunt erover opscheppen, en je
zet natuurlijk tegelijkertijd de mensen
om je heen je onder druk om hetzelfde te
doen.
In Europa is dat totaal anders. Het EG-
onderzoek 'Europeanen en hun vakan
ties' van 1987 laat zien dat juist de hogere
beroepsgroepen het vaakst en het langst
op vakantie gaan. Lange vakanties wor
den in de EG-landen als een statussym
bool gezien. Dat is het verschil.
Het geringe aantal vakantiedagen van
de Amerikanen heeft ertoe geleid dat de
'grote zomervakantie', waarin men min
stens twee weken weggaat, in de VS niet
langer de norm is. Een onderzoek van de
Marriott hotelgroep toonde vorig jaar
aan dat steeds meer mensen hun vakan
tiedagen aan korte tripjes opmaken,
door rond de weekeinden één of twee da
gen op te nemen.
Zijn de Amerikaanse werknemers dus
te beklagen? Drie jaar geleden stond er
in de Monthly Labor Review, een uitgave
van het Amerikaanse ministerie van ar
beid, een artikel waaruit blijkt dat maar 8
procent van de Amerikanen bereid is in
komen in te leveren voor meer vrije tijd.
Tweederde is tevreden over het aantal
gemaakte arbeidsuren, 27 procent zou
wel meer willen werken.
Nee, de Amerikaanse werknemers zijn
dus niet te beklagen. Ze hebben het alle
maal aan zichzelf te wijten. Ze vinden
werk leuk. Of ze vinden geld leuk. Of,
waarschijnlijker nog, allebei.