'Ei doe dit niet puur voor de centen'
Ik doe niemand kwaad en ik verdien m'n geld'
Raymond de Vries: van 'geflopt' atleet tot succesvol makelaar
Het leven van Raymond de
Vries wordt met de dag
hectischer. Atleten en
wedstrijd-organisatoren
verdringen zich rond de
Nederlandse manager,
evenals ex-vrouwen die hun
alimentatie opeisen. Van zijn
privéleven heeft hij naar eigen
zeggen een puinhoop
gemaakt, maar zijn zakenleven
als atletenmakelaar verloopt
daarentegen zeer fortuinlijk.
Het verhaal van een
buitenbeentje dat pas na zijn
sportieve carrière succes
begon te oogsten.
door Jaap Visser
Met dank aan Larry Heidebrecht, de
exploitant van goudmijn Ben
Johnson. Heidebrecht regelde in
1977 een beurs voor hoogspringer
De Vries aan het New Mexico Junior
College.
"Via-via-via was ik met hem in contact
gekomen, en omdat ik oprecht had gelo
gen over mijn prestaties kon ik in New
Mexico terecht. Ik had me een beetje ver
gist in de feet en inches", bekent De
Vries, die met een sprong van 2 meter 17
nog altijd een derde plaats inneemt op de
Nederlandse ranglijst aller tijden. "Hoe
dan ook, Larry werd mijn leraar en we
zijn goed bevriend geraakt. Daar heb ik
nu nog plezier van".
Deal gesloten
Zo kreeg De Vries begin dit jaar een te
lefoontje van Heidebrecht met het ver
zoek of hij zich wilde mengen in de moei
zame onderhandelingen met Joe Doug
las, de zaakwaarnemer van Carl Lewis.
Doel van die onderhandelingen: een
reeks van drie dikbetaalde sprintduels
tussen de twee snelste mannen ter we
reld.
De Vries: "Niemand kon met Douglas
praten, ik dus wel. Ik heb eerst rustig
naar hem geluisterd en vervolgens zaken
gedaan. Het probleem was dat Johnson
en Lewis allebei meer geld wilden heb
ben dan de ander, al was het maar een
halve dollar. Uiteindelijk heb ik de deal
kunnen afsluiten op een half miljoen dol
lar voor beiden voor drie wedstrijden.
Eén in Japan en twee in Europa".
Maar dat loopfestijn ging niet door om
dat Johnson tijdens een indoorwedstrijd
in Japan een ernstige spierblessure op
liep. De Vries: "Toen ik dat hoorde werd
ik dus even niet goed, want in één klap
verloor ik een fortuin. Voor mij zat aan
die deal 150.000 dollar vast. Dat is even
slikken hoor, als je zo'n bedrag aan je
neus voorbij ziet gaan. Gelukkig is
Johnson weer zo ver hersteld dat hij nog
één van die wedstrijden kan lopen, op 14
augustus, ergens in Italië. Als het een
beetje meezit word ik daar toöh nog zo'n
30.000 dollar wijzer van".
Met andere woorden, atletenmakelaar
De Vries heeft de wind in de zeilen. "Ik
begin er aardig in te komen. Nog niet zo
lang geleden sjouwde ik lege flessen naar
de supermarkt. Om dat statiegeld zit ik
nu niet meer te springen. Maar vergis je
niet in de onkosten die ik heb. Er zijn da
gen dat ik voor meer dan duizend dollar
zit te bellen. Hoe beter het gaat, hoe ho
ger de telefoonrekeningen. Op dit mo
ment gaat het zo goed met me dat ik er
moeiteloos drie gezinnen van kan onder
houden".
Kijkje nemen
Raymond de Vries (35) begon zijn
sportieve loopbaan bij de Apeldoornse
voetbalvereniging AGOW, "Ik kon een
aardig balletje trappen, maar voelde me
niet zo thuis bij de club. We hadden een
soort sergeant als trainer, vreselijk, dat
geschreeuw van die man. Het leek wel
militaire dienst. Naast ons voetbalveld
lag het atletiekterrein, en daar ben ik
maar eens een kijkje gaan nemen".
Als hoogspringer bleek De Vries rede
lijk uit de voeten te kunnen. Zeker nadat
hij op de televisie Dick Fosbury zijn be
roemde 'flop' (ruggelings over de lat
red.) had zien introduceren. "Dat was tij
dens de Spelen van '68 in Mexico. Ik dus
meteen die Fosbury-flop uitproberen in
een wedstrijd. Verbeter ik mijn persoon
lijk record met 15 centimeter, van 1 me
ter 55 naar 1 meter 70. Een week later
sprong ik 1 meter 85. Opeens stond mijn
foto in de krant, en dat was me als voet
baller nog nooit overkomen. Dat voetbal
len kon me voortaan gestolen worden".
Van een echte doorbraak is het in het
geval van De Vries echter nooit geko
men. "Dat was mijn eigen schuld", be
seft hij, "want ik deed er niets aan. Ik heb
nooit voor een meter getraind. Toch heb
ik alles bij elkaar vijf Nederlandse titels
vergaard. In '85 heb ik nog een plak ge
haald op het NK-indoor, brons".
Goud en zilver delft De Vries, nu hij
zijn spikes aan de wilgen heeft gehan
gen. Zijn 'lopersstal' raakt steeds voller
en dat levert hem onderhand aardige
winstpercentages op. Zijn paradepaard
je is Billy Konchellah, de Keniase we
reldkampioen op de 800 meter.
Loopwonder
Een merkwaardig fenomeen, dit naar
de Verenigde Staten uitgeweken lid van
de Masaï-stam. Konchella is tuberculose
patiënt, lijdt bovendien aan astmatische
bronchitis en loopt op de atletiekbaan
dus bijna letterlijk de longen uit zijn lijf.
Waar hij de lucht vandaan haalt weet nie-
Raymond de Vries: "Als ze mij in plaats van Michels naar Duitsland had
den gestuurd was Nederland óók Europees kampioen geworden", (foto gpd>
mand, maar de 26-jarige student is in
staat de 800 meter van de start tot de fi
nish voluit sprintend af te leggen. De
Vries leerde het loopwonder Konchella
in de Verenigde Staten kennen.
"Hij had niemand die zijn zaakjes re
gelde", kan hij zich herinneren. "Of het
niets voor mij was om voor hem en nog
wat andere Kenianen een paar wedstrijd
jes te regelen. Dat leek me wel geinig, en
voordat ik er erg in had, zat ik tot over
mijn oren in de atletiek-business".
Raymond de Vries is behalve van Kon
chella ook zaakwaarnemer van de we
reldkampioen op de 10.000 meter Paul
Kipkoech, de steeple-lopers Peter Koech
en Julius Korir, allen uit Kenia, en de Ja-
maicaanse sprintster Merlene Ottey.
"Bovendien rommel ik wat voor Robin
van Helden, Edine van Heezik, Erik de
Bruin en Jeroen van der Meer. Het is niet
te geloven, maar de atleten staan werke
lijk in de rij. Het is makkelijker ze te krij
gen dan ze kwijt te raken".
Sinds de WK van vorig jaar in Rome,
waar hij als manager met afstand de
meest succesvolle Nederlander was, telt
De Vries volledig mee in de internationa
le atletiekwereld. "Ik word geaccepteerd
en ga me steeds meer thuis voelen in het
wereldje, al moet ik toegeven dat het
thuis niet altijd even leuk is. Er wordt
enorm gerommeld, ik zie echt de meest
vreemde dingen gebeuren, zaken die he
lemaal niet kunnen. De Internationale
Atletiek Federatie zou de boel strakker
moeten regelen. Er wordt nu over ge
dacht om aan managers licenties te ver
strekken. Prima, want lui die de boel be
lazeren moeten aangepakt kunnen wor
den. De IAAF moet de mogelijkheid heb
ben managers te schorsen die over de
schreef gaan".
Belofte gebroken
Maar of het daadwerkelijk zo ver komt,
waagt De Vries te betwijfelen. "Tot nog
toe heb ik ervaren dat er werkelijk niets
geregeld kan worden. De organisatoren
van de Grand Prix-wedstrijden zijn dit
jaar weer eens met elkaar om de tafel
gaan zitten om een maximumbedrag af
te spreken dat aan atleten wordt betaald.
Nog geen week nadat de heren elkaar
plechtig hadden beloofd dat ze Ben
Johnson en Carl Lewis niet meer dan
25.000 dollar zouden bieden werd die be
lofte al gebroken".
"Saamhorigheid onder atleten? Laat
me niet lachen. De 400-meter lopers zou
den ooit gaan staken in Keulen omdat ze
vonden dat ze te weinig geld kregen, 's
Avonds, op een hotelkamer, hadden ze
besloten er een soort protestwandeling
van te maken, en ze hadden elkaar ont
roerd de hand geschud. Maar toen het
startschot klonk ging er één als een speer
vandoor en de rest er woedend achter
aan. Wie dat was? Innocent Egbunike, en
die ligt er nu dus wel uit bij die andere
jongens".
Een bron van ergernis voor De Vries is
de houding van sommige van zijn colle
ga's. "Die vinden zichzelf namelijk be
langrijker dan hun atleten. 'Die en die lo
pen voor mij', hoor je ze dan zeggen, ge
lul natuurlijk. Ik zeg altijd: ik werk voor
die en die. Zo ligt het toch? Ik voel mij
zelf helemaal niet belangrijk. Trainers
hebben daar ook vaak last van, van zelf
overschatting. Dat geldt trouwens voor
alle takken van sport. Zo'n Michels, de
gevierde man in Nederland, maar hij laat
de eerste wedstrijd van het EK wel Van
Basten aan de kant. Als ze mij in plaats
van Michels naar Duitsland hadden ge
stuurd was Nederland óók Europees
kampioen geworden".
"Als manager hoef je geen buitenge
wone talenten te hebben. Als je goed
konten kunt likken, een beetje aardig
kunt glimlachen en een beetje Engels
praat kom je een heel eind en kun je een
aardige stuiver verdienen. Hoeveel? De
percentages liggen wel zo ongeveer vast.
Ik krijg tien procent van het startgeld dat
mijn atleten opstrijken, tussen de vijf
tien en twintig procent van een schoe
nencontract, en ongeveer hetzelfde per
centage van alle commerciële overeen
komsten".
Babbeltje
De Vries opereert zowel vanuit de Ver
enigde Staten, waar hij een woning heeft
in El Paso, als vanuit Nederland. Met de
Hagenaar Paul Wernert runt hij Heritage
Sport Nederland, een bureau dat zaken
doet met het Bulgaarse ministerie van
sport. De Vries: "Een hartstikke interes
sante onderneming. Allemaal het gevolg
van een simpel babbeltje met iemand
van de Bulgaarse atletiekbond. Ik vroeg
die man waarom zij hun zaken niet eens
wat commerciëler gingen aanpakken.
Van het een kwam het ander, en tijdens
de WK in Rome heb ik met de Bulgaarse
onderminister van sport zitten onder
handelen. Nu regelen Paul en ik contrac
ten voor allerlei Bulgaarse sporters en
bonden. Nee, niks geen lokale perestroj
ka. Wat dacht je van pure geldzucht?".
De drijfveer van iedere manager? De
Vries: "Niet van allemaal. Natuurlijk, ik
zou ook best rijk willen worden, maar ik
doe dit niet puur voor de centen. Ik vind
het gewoon leuk om een beetje met atle
ten op te trekken en van wedstrijd naar
wedstrijd te reizen. Bovendien, ik ben
bang dat ik nergens anders geschikt voor
ben".
Vervolg van pagina 15
Door het toegenomen handelskapitalis
me in de steden groeide de groep mensen
die niet meer in hun levensonderhoud
konden voorzien. Hét aanvankelijk klei
ne aantal minstrelen en troubadours
breidde zich dan ook snel uit tot een le
ger straatartiesten dat zich deels kunsten
vertonend, deels bedelend en plunde
rend in leven hield. Omdat steeds meer
vorsten en edelen muzikanten in dienst
namen konden de besten aan dat lot ont
snappen de anderen werden uitgesto
tenen, paria's.
De wetgeving tegen het 'rondtrekken
de volk' werd steeds strenger, waardoor
de tijden voor de echte straatartiesten
steeds moeilijker werden. En aan het be
gin van deze eeuw dreigde de straatcul
tuur zelfs volledig te verdwijnen. Niet al
leen als gevolg van de strenge regelge
ving, maar vooral ook door de toename
van het verkeer.
Met de komst van de promenades, de
overdekte winkelcentra (waarin ze 's
winters terecht kunnen), de woonerven
en de nieuwe mentaliteit van de jaren
zestig bloeide de straatkunst weer op.
Als zeer directe en concrete vorm van
amusement de persoonlijke tegenhan
ger van de massacultuur verwierf het
andermaal een eigen plaats in de maat
schappij. Nu is het verbod om zonder
vergunning op straat te musiceren in een
aantal steden opgeheven elders wordt
het oogluikend toegestaan en in een
toenemend aantal plaatsen worden een
maal per jaar zelfs officiële straatfesti
vals gehouden. In Leiden bestaat boven
dien een stichting (De Gouden Pet) die
zich ten doel stelt 'cultuuruitingen op of
aan de openbare weg te stimuleren en te
bewaken als een groot erfgoed'.
Vluchten
Het is een wel heel groot verschil met
de situatie van de jaren dertig en veertig,
stelt Cor Snelders (71) vast. Morgen is hij
jurylid bij het straatmuziekconcours De
Gouden Pet, ter afsluiting van de Leidse
Lakenfeesten. Van 1934 tot 1952 was hij
zelf straatmuzikant in Amsterdam. Sa
men met een broer en een vriend vormde
hij de groep 'De Schavuiten' en hij herin
nert zich nog scherp dat hij heel vaak
moest vluchten voor agenten. "Want in
die jaren was het absoluut niet gepermit
teerd. Dat we het toch deden kwam om
dat er geen werk was. Je ging noodge
dwongen de straat om op geld te verdie-
Dat lukte Snelders en zijn maten heel
best. "Omdat wij over prima stemmen-
materiaal beschikten en er altijd leuk uit
zagen. Natuurlijk was het even wennen
om je hand op te houden, maar dat leerde
ik snel. Op 'n gegeven moment was ik
echt de beste manser van Nederland. Ik
begon altijd bij de achterste mensen die
stonden te luisteren om ze de tijd niet te
geven om weg te gaan, en werkte dan
naar voren toe. Zo manste ik niet alleen
in Nederland, maar ook elders, want ook
in die jaren al gingen we vaak op reis om
ergens te 'pieren', zoals muziek maken
op straat wordt genoemd. Naar Brussel,
naar Frankrijk, naar de Balkanlanden.
Daar was overigens niet veel meer te ver
dienen dan eten en drinken, maar vlak na
de oorlog was er wel veel te halen in Bel
gië. De Amerikaanse soldaten die van de
verschillende fronten kwamen verza
melden zich daar en die gaven zonder te
kijken wat ze gaven. Soms -hadden we
dan wel tweeduizend gulden per avond".
Hoewel hij later wel in die wereld te
recht kon is het van een echt professione
le zangcarrière nooit gekomen voor Cor
Snelders ("ik kon op straat meer verdie
nen'). Hij begon in 1952 een koffiehuis in
Amsterdam en woont nu boven het kof
fiehuis van zijn dochter in de Leidse Jan-
vossensteeg.
Hij kan de straatmuzikanten van toen
en nu als geen ander vergelijken. En die
vergelijking valt geregeld uit in het voor
deel van de huidige generatie. "Ik sta er
soms versteld van wat ze tegenwoordig
kunnen", zegt hij. "En er zijn er tegen
woordig ook meer dan vroeger. Omdat
het nu wordt getolereerd en omdat er
toch sprake is van een zekere neergang
die mensen dwingt er op straat wat bij te
verdienen. Hoewel het nu toch anders is:
vroeger was het bittere noodzaak, nu
kunnen ze altijd nog naar sociale zaken".
Dat kan wel zijn, maar Jan Timmers
weigert dat. De 27-jarige Leidenaar ver
dient zijn geld liever in het Vondelpark
in Amsterdam en op het Plein in Den
Haag als Chappi Chappo, een clown die
smartlappen ten gehore brengt. "Wat ik
doe kun je vergelijken met wat Doris
deed. Af en toe een monoloog, een beetje
acrobatiek, een goocheltruc, een smart
lap, een chanson", zegt hij.
Hoewel hij een hbo-opleiding maat
schappelijk werk heeft afgemaakt, heeft
hij bewust gekozen voor een bestaan op
straat. "Omdat het heel moeilijk is een
baan te vinden in de sociale sector en
omdat dit werk veel leuker is. Het heeft
een speciale attractie, de spanning of je
mensen kunt laten stilstaan. De zeker
heid van een vaste baan is niks voor mij.
Ik wil de vrijheid, en binnen die vrijheid
kan ik mijn brood best verdienen. Als ik
een goede dag heb pak ik in Amsterdam
of Den Haag zo'n 150 tot 200 gulden".
Het is genoeg om niet afhankelijk te
zijn van uitkerende instanties, zoals hij
zegt. "Maar ik doe het niet alleen voor het
geld, ik doe het ook voor de kick en de
spanning. Als je een vast groepje om je
heen hebt dat gemamuseerd blijft kijken
en luisteren, dan vind ik dat prachtig".
Schouwburgen
Chappi Chappo brengt een program
ma van drie kwartier, met een vaste kern.
A cappela zingt hij liedjes als 'De liefdes
geschiedenis van twee oude mensen',
'Aan de oever van de snelle Vliet', 'Aan
de muur van het oude kerkhof, 'La Vie
en rose' en 'Parle moi d'amour'. Om de
maand vernieuwt hij zijn repertoire ge
deeltelijk. Zijn grootste wens: ooit nog
eens een toernee maken langs schouw
burgen. Erin, wel te verstaan.
"Maar ik weet niet of dat voor mij is
weggelegd. Anderen hebben het wel ge
haald, zoals Brigitte Kaandorp met wie
ik nog duetten heb gezongen in het Von
delpark. Maar ik werk er niet hard ge
noeg aan, denk ik, en eigenlijk vind ik
het wel best zo. Ik vind dit al grappig ge
noeg, ik doe er niemand kwaad mee en ik
verdien mijn geld".
Beter dan zeven jaar geleden, al is de
concurrentie inmiddels groter gewor
den. "Toen ik begon lag het straattheater
er een beetje uit, nu zie je het steeds meer
terugkomen. Hoe dat komt weet ik niet,
ik merk het gewoon. Ook aan de straat
festivals die meer en meer worden geor
ganiseerd. Die hebben een gunstig ef
fect: het publiek waardeert het meer en
daardoor komen er waarschijnlijk meer
muzikanten".
Studenten spelen handig in op die
nieuwe trend. 'Investeer in cultuur, geef
gul!', hebben Frits Graveland (student
sterrenkunde in Amsterdam) en Enno
Dasselaar (afgestudeerd geluidstechni
cus) op een stuk karton gekalkt. Ze heb
ben het ter hoogte van de Hartebrugkerk
op de Haarlemmerstraat gezet en bren
gen erachter hun bluesliedjes ten geho
re. Begeleid door een gitaar en een basgi
taar met een speciale constructie: een
houten kist waarin de accu voor de ver
sterker is ingebouwd.
Volle tank
Zij staan er puur voor de lol. "En om
geld te verdienen voor de vakantie. In elk
geval om de tank te kunnen volgooien.
Wanneer die leeg is stappen we uit en
spelen we verder. Zoals het nu gaat staan
we al aan de grens, maar we willen Euro
pa door op kosten van het publiek". Nee,
voor hun vak zouden ze het niet willen
doen. "Misschien wel als we geen andere
vooruitzichten zouden hebben, want het
is een lekker vrij leven. Maar de studie
geven we er niet voor op".
Het is voor hen maar goed dat ze er op
een andere dag staan dan Herman the
German. Die houdt bepaald niet van dat
soort concurrentie en heeft zo zijn eigen
manier om de strijd om een mooie plek te
beslechten. "Als ik ergens sta en ze ko
men vlak naast me staan word ik echt
wild", zegt hij. "En dat gebeurt tegen
woordig nogal eens, nu iedereen maar
langs de straat gaat staan. Dan gaat mijn
versterker voluit open en blaas ik ze weg.
En als dat niet afdoende is, dan wil ik er
ook nog weieens op rammen. Wat dat be
treft heb ik een heel slechte naam, maar
daar ben ik trots op. Ik duld niemand
naast me".
Scribe, een in Leiden wonende Engelsman: folders van Amnesty Interna
tional.
Frits Graveland (rechts) en Enno Dasselaar: op kosten van het publiek
Europa door. (foto.s Loek Zuyderduin