Ik heb opnieuw leren drummen'
'Kwaliteit wint
het toch wel van
eendagsvliegen'
'Afrika was altijd al een droom'
Krachtpatser Max Weinberg staat vierkant achter The Boss
Style Council verrast met
wéér een afwijkend geluid
'Union': opmerkelijk platendebuut van Toni Childs
Max Weinberg was 5 jaar oud
toen hij besloot drummer te
worden. "Ik hoorde de intro van
van D. J. Fontana op 'Hounddog'
van Elvis en wist meteen: dat wil
ik ook doen". Die stoutmoedige
jongensdroom veranderde later in
een andere: "Ik hoefde niet meer
zo nodig de beste drummer op
aarde te worden, als ik maar in 's
werelds beste band kon spelen".
Ook die hartewens is voor de
inmiddels 37-jarige krachtpatser
uit New Jersey in vervulling
gegaan, want hij maakt alweer
jaren deel uit van Bruce
Springsteens E Street Band.
door Louis du Moulin
Mighty Max gaf aanvankelijk nooit
interviews, maar sinds het verschij
nen van zijn boek 'The Big Beat'
(over zijn roeping, en verder vraag
gesprekken met beroemde colle
ga's) ruim drie jaar geleden is hij af
en toe best daartoe bereid.
Zoals onlangs in Hilton Rotterdam, de
pleisterplaats voor de hele begeleidings
groep van The Boss, die overigens zelf
tijdens de 'Kuipdagen' met zangeres Pat-
ti Scialfa in Amsterdam logeerde. Van
Max Weinberg zul je niet snel een kwaad
woord over zijn maatje Springsteen ho
ren. Van de links en rechts gespuide kri
tiek op het gebrek aan evenwicht in de
huidige 'Tunnel Of Love Express'-show
wil de gebrilde slagwerker dan ook niet
veel weten.
"De omschakeling van sporthallen
naar stadions als hier in Rotterdam heeft
inderdaad enige moeite gekost. Maar ik
denk dat we inmiddels hebben aange
toond dat we in deze show overal goed
tot ons recht komen. Dat is precies wat
Bruce voor ogen heeft gehad. Iedereen
gaat er altijd maar van uit dat hij alleen
nog maar het grote werk wil doen. Zelf
denkt hij daarjuist heel anders over. Hij
is net zo klein als ieder ander begonnen
en wil gewoon voeling houden met die
basis".
Na deze toch weer grootscheepse esca
pade zal er volgens Max Weinberg onge
twijfeld opnieuw een periode van bezin
ning volgen. Over de uitkomst daarvan
durft hij slechts een voorspelling te
doen: "Als Bruce dat wil blijft de E
Street Band bij elkaar. Ja, inclusief Nils
Lofgren, van wie jij wellicht de indruk
heeft dat hij op deze toernee minder aan
zijn trekken komt dan op de vorige. Ver
geet niet, hij is net als Patti pas kort bij de
band. Voor hem zijn er zoveel andere
nieuwe ervaringen, die veel belangrijker
zijn dan een paar solootjes".
Waar Max Weinberg ook op doelt is dat
E Street Band-lid zijn staat voor een ma
nier van leven, in dienst van De Baas.
"Het komt er op neer datje in principe al
tijd voor hem klaar staat. Wil hij ineens
iets opnemen of gaan toeren, dan moet
dat kunnen. Sta je met hem op het podi
um, dan moet je hem volgen. Hij moet
daar blind op kunnen vertrouwen. En
omdat hij dat ook kan, heeft hij ook zo
veel vrijheid. Soms worden er tijdens de
show nog nummers omgezet. Een enkel
seintje is daarvoor voldoende".
Die volledige overgave heeft iedereen,
omdat Springsteen en zijn muziek een
ongekende uitstraling hebben, meent
Max Weinberg. "Daar waar anderen al
lerlei speciale effecten nodig hebben,
heeft hij aan zichzelf genoeg. Ik heb Mi
chael Jackson in een sporthal gezien en
dat vond ik heel mooi, maar ik denk niet
dat ik in een stadion net zo onder de in
druk zou zijn geweest. Je mist dan een
deel van zijn performance en je zult mer
ken dat zijn muziek niet eenzelfde power
heeft als die van Springsteen".
The Boss ("op toernees zien we elkaar
vrijwel alleen tijdens het optreden") is
voor Max Weinberg zo goed als heilig.
"Maar wat wil je, vanaf mijn 23ste jaar
ben ik helemaal door hem gevormd. Ik
heb als het ware opnieuw leren drum
men. Om maar te helpen zijn muziek
•goed tot zijn recht te laten komen. Die
fascinatie heb ik bij anderen nooit zo ge
kend. Eenzelfde inspiratiebron zal ik ook
niet meer tegenkomen, vermoed ik".
Die bekentenis kan Max Weinberg on
derschrijven met zijn huidige actieradi
us. Wilde hij zich in het verleden nog wel
eens laten verleiden tot een gastrol (on
der meer bij Gary 'U.S.' Bonds en Ian
Hunter), na de wereldreis in het kader
van 'Born In The USA' hield hij zich vrij
wel permanent gedeisd.
"Ik denk dat ik totaan deze toernee
niet meer dan veertien dagen heb ge
speeld. De studiodagen voor 'Tunnel Of
Love' dan even daargelaten, maar dat is
sessiewerk en dat tel ik nooit. Na dik
twee jaar rust begonnen we voor deze
toer weer te repeteren en het ging me lek
ker! Zoiets kan natuurlijk alleen als je
toch goed onderlegd bent. Die investe
ring heb ik tussen pakweg 1979 totaan de
Born In the USA'-tour gedaan. Speelde
ik voor mezelf vier tot vijf uur per dag.
Met als gevolg ook nog een handblessu
re, waarvoor ik geopereerd moest wor
den".
Aan het doseren van zijn inspanningen
komt Mighty Max ("die bijnaam gaf Bru
ce me, omdat hij me zo krachtig vond")
achter zijn relatief sobere kit niet toe. "Je
moet iedere keer weer vier uur lang alles
geven. Ik dan nog meer dan de anderen,
omdat in Bruce z'n muziek de beat nu
eenmaal heel belangijk is. Twee avonden
achter elkaar spelen is dan ook echt wel
het maximum. Daarna doen al mijn bot
ten pijn, ben ik volkomen leeg, kun je me
afvoeren".
Niettemin hecht Max Weinberg even
zeer aan de kunst van het weglaten. "Dat
vertel ik op de lezingen die ik in mijn
vrije tijd in toenemende mate geef. Waar
om kies je juist voor stilte in plaats van er
op los te meppen? Dat is ook de les die ik
zelf heb kunnen trekken uit 'The Big
Beat'. Alle grote drummers weten dat het
hun voornaamste taak is om de muziek
te dienen. Charlie Watts en Ringo Starr
waren daar meesters in. Het grote pu
bliek heeft ze onderschat, maar de echte
kenners zullen hun waarde voor respec
tievelijk The Stones en The Beatles on
middellijk erkennen. Met hen voel ik me
meer verwant dan met iemand als Keith
Moon, die binnen The Who toch altijd
een soort solist was".
Max Weinberg: "Ik hoefde niet zo nodig de beste drummer op aarde te
worden, als ik maar in 's werelds beste band kon spelen(fotoGPDi
Paul Weller en Mick Talbot, twee
leden van de Britse popformatie
The Style Council, brachten
vorige week een kort bezoek aan
Nederland. Het tweetal staat weer
volop in de belangstelling na het
verschijnen van de vierde
langspeelplaat met de
veelzeggende titel 'Confessions
of a Popgroup'. De bekentenissen
van de groep schuilen niet alleen
in de teksten van de songs, maar
zeker ook in de verrassende
stijlen die op de plaat worden
gehanteerd. Het album verschilt
weer enorm van de eerdere
platen die The Style Council tot nu
toe heeft gemaakt.
door Frederike Contant
Ook in de tijd dat Weller nog deel
uitmaakte van The Jam zorgde hij
keer op keer voor verrassingen.
Daarover zegt hij nu: "Ik weet dat
sommige mensen het niet kunnen
waarderen dat ik iedere keer met
iets nieuws kom, maar ik streef daar
juist naar".
"Het is geen kunst om een formule te
vinden waarmee je snel commercieel
succes hebt en waarmee je fans aan je
bindt. Het voortborduren op zo'n formu
le is eigenlijk nog simpeler. Dat wil ik
dus duidelijk niet. Het is juist de kunst
om te blijven verbazen en zeker om jezelf
steeds verder te ontwikkelen. Ik wil niet
op safe spelen. Dat doen al genoeg pop
muzikanten. Natuurlijk maak ik het me
zelf daar best moeilijk mee. Steeds als
het publiek aan je gewend is, gooien wij
het met The Style Council weer over,een
andere boeg".
Het album 'Confessions of a Pop
group' laat Weller en Talbot van diverse
kanten zien. Vooral kant 1 is heel bijzon
der. 'Castle' en 'Gardener of Eden' zijn
bijna klassieke stukken, .compleet met
harp en viool, en grotendeels instrumen
taal. Talbot verklaart deze keuze: "Dit al
bum laat horen dat wij eigenlijk een
beetje schizofreen zijn. We kunnen heel
ingetogen zijn, maar ook heel uitbundig
en strijdlustig. Muzikanten zijn vaak
heel gevoelig voor stemmingen, en dat
komt bij ons heel erg in de muziek naar
Geen keurslijf
De wat klasiekere stukken op het
laatste album van The Style Council
klinken echte popmuziekfanaten mis
schien wat vreemd in de oren. Paul heeft
daar begrip voor. "Dat komt omdat er de
laatste jaren een trend is ontstaan dat
popmuziek aan bepaalde structuren
moet voldoen. Het moet disco, rock of
funk zijn. Wij laten ons niet in een keurs
lijf stoppen. We zijn een popgroep en ma
ken muziek die we zelf mooi vinden. Ik
weiger me aan te passen aan trends die
misschien commercieel wel succesvol
zijn maar die artistiek niets inhouden.
Wij zijn muzikanten in hart en nieren en
willen langer meegaan dan een paar hit
parades. Ik besef heel goed dat die instel
ling voor een groot aantal platenmaat
schappijen onverteerbaar is, maar ik blijf
erbij dat kwaliteit het op de lange duur
toch wint van eendagsvliegen".
Paul Weller vertrok in 1982 uit de suc
cesvolle Britse popgroep The Jam. "Ik
wilde gewoon iets anders. Meer mijn ei-
Paul Weller en Mick Talbot: "Wij willen langer mee dan een paar hitpa
rades". IfotoGPDl
gen ideeën over muziek kwijt kunnen in
een andere groep". Samen met Mick Tal
bot (ex-Dexys Midnight Runners) richtte
hij The Style Council op. Het duo werd in
het begin meestal bijgestaan door drum
mer Steve White en een wisselend aantal
gastmuzikanten. Later werd Dee C. Lee
aan de band verbonden en maakte ook
basgitariste Camelle Hinds haar rentree
bij Paul Weller. Net als destijds bij The
Jam, kende ook The Style Council een
langzame start. Pas de derde lp 'Our Fa
vorite Shop' met daarop de single 'Walls
come tumbling down' werd enthousiast
onthaald. Net als in The Jam zijn de tek
sten van Paul Weller vaak zeer maat
schappij-kritisch. Een keuze die hij be
wust heeft gemaakt.
"Ik vind het belangrijk dat muziek
twee functies heeft. Ten eerste moet het
emoties losmaken en ten tweede moetje
proberen ook iets te zeggen met je tek
sten. Muziek is dè manier om mensen,
vooral jongeren, te bereiken. Een bood
schap overbrengen is belangrijk. Dat
hoeft niet altijd in de vorm van een echt
strijdlied, maar dat kan ook op een wat
lossere, vrolijke manier".
Overstag
Hoewel The Style Council inmiddels
in Engeland een razend populaire band
is, net als indertijd The Jam, wil het in
andere Europese landen niet zo lukken.
Mick Talbot: "We verkopen wel platen in
Frankrijk en Italië, maar in Holland blijft
de gigantische doorbraak inderdaad een
beetje achter. We hebben hele goede
hoop dat Europa en zeker Holland over
stag gaat na deze laatste langspeelplaat.
We willen in het najaar ook een groot
concert geven in het Rotterdamse Ahoy.
Daar hebben we al eens eerder gespeeld
en het is een prachtige accommodatie. Ik
weet dat er vaak gezegd wordt dat onze
muziek 'te Engels' zou zijn voor de rest
van Europa. Bullshit! Ik geloof daar niet
in. Hoe kan muziek nu 'te Engels' zijn.
Dan zouden reggae- en Afrikaanse pla
ten toch ook niet verkopen? Goede mu
ziek is niet aan een land gebonden. Mu
ziek is een taal die iedereen verstaat".
Juist nu het tijdperk van de singer-
songwriter enigszins leek te zijn
weggeëbd, verraste de
Amerikaanse platenindustrie
onlangs met twee opmerkelijke
debuut-lp's: die van Tracy
Chapman (inmiddels hoog in de
hitparade) en het album 'Union'
van Toni Childs. Onlangs was ze
even in Nederland, en legde uit
wat haar drijfveren zijn.
door Peter Bruyn
"De wereld wordt almaar kleiner en
kleiner. In de westerse cultuur is
voor mij gewoon niet genoeg meer
te vinden. Daarom zoek ik nu in
Indonesië. In Mexico. In Afrika.
Zelfs jullie hier in Holland hebben
muzikale wortels die voor mij van
meer waarde zijn dan de bekende
commerciële formules van de pop
muziek".
Ze zegt het op een toon alsof het een
compliment betreft. Toni Childs. Dertig
jaar is ze. Haar platenmaatschappij om
schrijft de melange van afro, gospel en
rock op haar opmerkelijke debuutalbum
'Union' als worldmusic, een etiket waar
ze zelf niet zo blij mee is. Logisch, want
na alle cross-over experimenten van
Paul Simon, Talking Heads en anderen
(foto Lex van Rossen/GPD) klinkt de term 'worldmusic' een beetje te
veel als een trucje. En de muziek van To
ni is meer; althans, wil meer zijn:
In een tijd dat de popmuziekmarkt
wordt beheerst door veteranen en ano
nieme eendagsvliegen, is 'Union' een bij
zonder debuut. Want het komt nog maar
zelden voor dat een muzikant maar liefst
tweeëneenhalf jaar rustig aan een eerste
lp kan werken, zoals Toni dat deed. Bij
gestaan door (de van het duo David
David bekende) David Ricketts nam ze
het album op in Malibu, Hollywood,
Swaziland, Londen en Parijs. Routiniers
die hun sporen verdienden bij Peter Ga
briel (gitarist David Rhodes), Talking
Heads (gitarist Alex Muir) en Joni Mit
chell (percussionist Alex Acuna) spelen
"Ze hadden blijkbaar vertrouwen in
me," zegt Toni glimlachend en schenkt
zichzelf behoedzaam een glas prikloos
mineraalwater in. In de Amsterdamse
hotelkamer heeft ze meer van een Schoe-
vers-secretaresse dan van de uitdagend
opgemaakte en met bontgekleurde siera
den behangen Toni Childs die op de pla
tenhoes geportretteerd is. "Die sieraden
komen uit Swaziland," glimlacht ze. "En
die foto....ach, zo zie je maar wat voor ver
beeldingskracht er van een plaatje kan
uitgaan".
Ze vertelt hoe ze in Los Angeles jaren
lang met wisselende muzikanten in de
slag ging, zonder dat het echt klikte. Tot
dat ze in 1981 met een Keniaanse zanger
samenwerkte. "Ik voelde dat dat mijn
richting was. Daarom ben ik toen naar
Londen verhuisd. Londen is een knoop
punt van culturen en op dat moment was
er in die stad ook een andere muzikale re
volutie gaande: de opkomst van synthe
sizers en drummachines. Je kon opeens
alles zelf spelen".
Als Toni na vier jaar terugkeert naar
Los Angeles, krijgt ze het felbegeerde
platencontract en werkt ze samen met
Ricketts de ideeën uit waarop ze al die
tijd gebroed heeft. "Nee, ik was nog nooit
in Afrika geweest," zegt ze. "Maar het
was eigenlijk altijd een droom van me.
Vanaf mijn kindertijd. Die woestenij met
al die exotische dieren kende ik uit Tar-
zan-films".
Indonesië
"In Los Angeles maakte ik een ga
melan-concert mee. What the hell is that?
dacht ik. Ik was er helemaal van onder
steboven en wilde zien wat ik er zelf mee
kon doen. Hoe ik het kon integreren in
mijn eigen muziek. En dan ga je het
spoor terug volgen. Zo'n instrument le
ren beheersen is in een paar jaar niet mo
gelijk, maar je kunt proberen de mentali
teit, de atmosfeer van waaruit het be
speeld wordt te pakken te krijgen. En
dan heeft het geen zin om naar een ga
melan-speler in Los Angeles te stappen.
Dan moet je naar Indonesië. Die sfeer
proeven. Luisteren. Kijken".
"Daarom willen David en ik ook graag
met een draagbare studio naar Afrika,
om daar ter plekke te schrijven en basis
tracks op te nemen. Maar daar moet ik nu
eigenlijk niet over praten, dat zijn nog
hele vage toekomstplannen".
Toni heeft gelijk. Want 'Union' is voor
alsnog een puur westerse pop-lp waarop
geen gamelan of Afrikaans instrument te
horen is. Alleen een groep vocalisten uit
Swaziland en een serie knappe arrange
menten die haar muziek net als bij
voorbeeld die van Peter Gabriël een
vaag exotische klank geven.
"Ik zou die instrumentaties zelf eigen
lijk nog soberder willen. Maar dat is een
kwestie van ervaring krijgen. Het is de
kunst om aan te voelen met hoe weinig
geluid je een ruimte kunt vullen. Hoe
weinig instrumenten er nodig zijn om
het beeld te verklanken datje voor ogen
hebt. Weet je, toen ik in Swaziland was
zag ik daar allerlei muziekinstrumenten
die gemaakt waren van westers afval.
Ook een soort strijkinstrument dat was
gebouwd van een oud benzineblik. Als je
dat gebruikt moet je het niet wegprop-
pen tussen de synthesizers en gitaren
Het heeft veel meer kracht als je het al
léén hoort. Dynamiek bereik je pas door
dingen weg te laten".
Dromerig
Toni's teksten zijn net als de muziek
dromerig van sfeer, maar hebben vrijwel
steeds een opvallend 'hart-onder-de-
riem' einde. "Ik ben blij datje dat zo op
vat, want de meeste mensen lezen er iets
depressiefs in," reageert de zangeres op
eens uitbundig. "In de teksten zie je hoe
de wereld zich in mij reflecteert. Als ik
het in 'Tin Drum' heb over the fight that's
in my head, dan bedoel ik al die indruk
ken die de hele dag op je af komen en de
worsteling om daarmee om te gaan.
Denk maar aan de tv-beelden die ge
kleurd worden door de commentaren die
je erbij hoort. Alsof die mening de waar
heid over die beelden zegt, zodat je er zelf
niet meer over hoeft na te denken. Maar
de dingen zitten nooit zo simpel in el
kaar".
Toni Childs "Ze hadden blijkbaar vertrouwen in mee'