'Werknemer moet genieten van functie'
Ouders en zonen
h
Denkwijzer
Bedrijfspsycholoog: arbeidsomstandigheden vaak oorzaak ziekteverzuim
Onze taal
ZATERDAG 9 JULI 1988
EXTRA
PAGINA 25
Bedrijfspsycholoog Grosfeld: Ontslagwao, er speelt van alles door de hoofden van de laagstbetaalden"
DOOR JOOP VAN DER HORST
Zo vrij als een vogeltje, zo krom als een
hoepel Dat zijn zo van die uitdrukkingen
Geen mens vraagt zich af hoe vrij vogel
tjes zijn. Zijn alle vadervogeltjes al zo ge
ëmancipeerd dat ze meedoen met broe
den? Of komt alles nog s»eds neer op de
vrouwtjes7 Zijn alle vogeltjes wel zo vrij7
En dan die hoepels. Is een hoepel met
een deuk minder krom of juist krommer
dan een zuiver ronde hoepel? Niemand
denkt aan zulke dingen. Vogeltjes zijn
heel erg vrij en hoepels zijn zo krom als
een hoepel. Vandaar dat we met zo'n uit
drukking bedoelen heel erg vrij, volko
men vrij; en: erg krom.
Origineel zijn we niet. Bij vrij kiezen we
steevast het vogeltje, bij krom altijd weer
die hoepel. Toch zijn er best andere ver
gelijkingen mogelijk. Zo vrij als een vis, zo
vrij als een konijn, zo vrij als een vrijge
zel? Of zo krom als een eikel, zo krom als
een peer, zo krom als een bal? Dit is alle
maal kansloos. Dat komt doordat we in
onze taal nu eenmaal de geijkte vergelij
king hebben met vogeltjes en hoepels.
De vergelijking is een stukje van onze
laai.
Honderden van zulke vaste vergelijkin
gen zijn er. In de meeste gevallen is de
vergelijking duidelijk, ledereen die wei
eens geprobeerd heeft een levende pa
ling vast te pakken, begrijpt waarom we
zeggen- zo glas als een aal Ook begrij
pelijk zijn: zo plat als een dubbeltje, zo
stijf als een plank, zo mager als een lat. zo
kaal als een biljartbal, zo lek als een
mandje, zo rood als een biet en zo slap
als een vaatdoek. Omdat vissen nooit
naar de dokter gaan. zeggen we: zo ge
zond als een vis.
Meer uitleg is er nodig bij: zo zacht als
een eitje, zo zacht als boter en zo wit als
een doek. Het moet namelijk wel een
zacht eitje zijn. zachte boter en een witte
doek. Voor hardgekookte eieren gaat de
vergelijking niet op. Net als voor roombo
ter uit de koelkast en voor rode handdoe
ken.
Nog moeilijker wordt het bij zo ziek als
een hond. Zijn honden ziekelijker dan an
dere dieren7 Of zouden ze ernstiger ziek
zijn? En hoe moeten we de uitdrukking
verklaren: zo dronken als een tor7
Uiteindelijk komen we bij de totaal on
begrijpelijke uitdrukkingen: zo fris als een
hoentje, zo schor als een kikker, zo doof
als een kwartel, zo klaar als een klontje.
Zijn kwartels werkelijk zo doof? Zijn klont
jes heus het summum van klaarheid?
Voor sommige van deze uitdrukkingen is
er wel een historische verklaring te vin
den, maar een gewoon mens heeft daar
geen weet van. En zo hoort het ook. Juist
hun ongerijmdheid bewijst dat ze spijker-
vast onderdeel zijn van onze taal.
De aanleiding om hierover te schrijven
is voor mij een van de allernieuwste uit
drukkingen van dit soort, die meteen in
ongerijmdheid alle vorige in de schaduw
stelt: zo lesbisch als een deur. Bestaat
deze wel echt? Toen ik haar (jawel, het
verwijst naar uitdrukking, en dat is een
vrouwelijk woord), toen ik haar dus voor
het eerst hoorde, dacht ik aan een toeval
lige vergelijking. Maar ik heb de proef op
de som genomen. Ik heb naderhand aan
verschillende mensen gevraagd om aan
te vullen: zo lesbisch alsEen van mijn
proefpersonen aarzelde tussen deur en
kanon, maar de overige acht zeiden
meteen:als een deur. De enige deur
in vergelijkingen die ik ken is: zo link als
een looien deur. Dit is op zichzelf al onbe
grijpelijk. maar wat lesbisch met een deur
te maken heeft ontgaat me geheel.
Ziekteverzuim. Vrijwel alle
bedrijven hebben ermee te
maken. Dikwijls is het een
gevolg van de
organisatiestructuur die bij veel
bedrijven verkeerd in elkaar
steekt. Dat is de conclusie van
drs. J.A.M. Grosfeld in zijn
proefschrift 'De
voorspelbaarheid van
individuele verzuimduur'.
Grosfeld is ervan overtuigd dat
het kabinet op de verkeerde
weg is door 400 miljoen gulden
beschikbaar te stellen om het
ziekteverzuim in te dammen.
Hij meent dat het verschijnsel
beter kan worden
teruggedrongen door de
werkomstandigheden van de
laagstbetaalden te verbeteren.
"Iemand die met tegenzin naar
zijn werk gaat meldt zich
eerder ziek dan iemand die
meent belangrijk te zijn".
door Pieter Ploeg
Mensen die iets betekenen in een be
drijf, gelukkig zijn met hun functie
en voor de baas onmisbaar zijn, heb
ben lol in hun werk. Ze zijn minder
vaak ziek. Ongeschoolde arbeiders
die dag-in dag-uit met tegenzin naar
de zaak gaan, hebben veel eerder
problemen.
Die zijn ongelukkig in hun arbeidssi
tuatie. Ze melden zich ziek, ook al is
daarvoor geen medische indicatie. En
dat allemaal als gevolg van onze Ziekte
wet. De werknemer bepaalt zelf öf en
wanneer hij ziek is. Een arts komt er niet
meer aan te pas.
De in het Brabantse Halsteren woon
achtige bedrijfspsychololoog drs. J.A.M.
Grosfeld (53) is onlangs aan de Katholie
ke Universiteit in Nijmegen gepromo
veerd op het proefschrift 'De voorspel
baarheid van individuele verzuimduur'
waarin hij opmerkelijke conclusies trekt
over de gevolgen van de Ziektewet. Een
wet overigens, waarmee Nederland zich
onderscheidt van alle omringende lan
den.
Veilig bedje
"Amerika is een varhaal apart", zegt
Grosfeld, "als je daar ziek bent, heb je
vaak ook geen inkomsten. In Nederland
is het systeem van de sociale zekerheid
een veilig bedje voor iedereen die werkt.
Daarin zit 'm het verschil met het buiten
land. Het controlerende apparaat komt
hier pas in werking als de werknemer
zichzelf heeft ziek gemeld. In Duitsland
en België kan men zich alleen ziek mel
den als de huisarts daarvoor een schrifte
lijke verklaring heeft afgegeven. In de
buurlanden wordt bij ziekte ook inko
men ingehouden", weet de psycholoog,
die sinds 1982 aan het onderzoek heeft
gewerkt.
Grosfeld lijkt een man die zelf 'nooit 'n
dag' ziek is, maar is tegelijkertijd vol be
grip over de door hem aangetoonde fei
ten dat ongeschoolden en laagstbetaal
den zich dikwijls ziek melden. "Ploegen
dienst", zegt hij, "is één van de belang
rijkste bevorderaars van ziekteverzuim.
Iemand die altijd 's nachts moet werken
en bijna nooit gezellig thuis kan zijn,
krijgt op een gegeven ogenblik ruzie met
zijn vrouw. Die durft immers niet alleen
thuis te blijven. Zo'n situatie leidt uitein
delijk vaak tot een ziekmelding. Louter
en alleen omdat er op het werk iets niet
klopt. Werkgevers moeten meer bereid
zijn daaraan iets te veranderen. In Neder
land wordt nu geen enkele prikkel gege
ven om functies zó te creëren dat ze ook
aan menselijke weibevindingen kunnen
voldoen".
"Het ligt niet aan ons Ziektewet-sys
teem. Dat zit best goed in elkaar, al zou
het hier en daar aangepast kunnen wor
den. Maar het tij kan alleen gekeerd wor
den door preventie. Werkgevers en on
dernemingsraden zouden zich eens wat
meer moeten verdiepen in de werkom
standigheden van ontevreden arbeiders.
Iemand die vijf dagen per week aan de
lopende band staat en pauze moet ne
men als de zaak een uurtje niet functio
neert, kan bijna niet gelukkig zijn met
zijn baan. Ook zó iemand moet weten dat
hij of zij onmisbaar is".
Maat vol
"De meeste ellende ontstaat als een
werknemer voor geschreven werk moet
verrichten. Als zo'n persoon helemaal
niets zelf mag bepalen en uitsluitend
moet doen wat hem gezegd wordt, is de
maat op een gegeven ogenblik vol. En
volgt een ziekmelding. Het is immers een
kwestie van één telefoontje. Ziek of niet.
De huisarts hoeft toch niet te komen. In
functies waarbij je zelf initiatieven kunt
nemen en ook je eigen tijd kunt indelen
is veel minder sprake van ziekmeldin
gen. Die mensen zijn over het algemeen
veel gelukkiger op hun werk".
"Als een directeur of een hoge functio
naris van een bedrijf eens een keer ziek is
wordt er toch ook niet een uitzendbu
reau gebeld om de functie tijdelijk over
te nemen? Dat gebeurt bij zo'n lopende
band-werker wel. En dat geeft hem de in
druk dat hij helemaal niet belangrijk is in
het bedrijf. Als hij het niet doet, doet ie
mand anders het wel. En de ontevreden
werknemer die zich heeft ziek gemeld
kan doen wat hij wil als hij thuis. Knutse
len, een dagje uit gaan, noem maar op.
Zijn huisarts weet niet eens dat de per
soon in kwestie zich heeft ziek gemeld".
Volgens Grosfeld hapert er ook het een
en ander aan de volstrekte scheiding tus
sen behandeling en controle. De be
drijfspsycholoog: "Als iemand inder
daad ziek is geweest en de behandelend
arts is van oordeel dat de betrokkene wel
weer kan gaan werken, moet eerst ook de
controleur van het Gemeentelijke Admi
nistratie Kantoor (GAK) zijn oordeel ge
ven. De ziekmelding is een subjectieve
beslissing van iemand die vaak helemaal
niet ziek is, maar zich ongelukkig voelt
op z'n werk".
Van het kabinet heeft Grosfeld het
aanbod gekregen één miljoen gulden te
besteden aan het verbeteren van werksi
tuaties in produktiebedrijven. Boven
dien kreeg hij een topambtenaar van het
ministerie van economische zaken op
bezoek die met de bedrijfspsycholoog
van gedachten wilde wisselen over de
conclusies in het proefschrift.
Stijging
Het is ook niet niets wat hij beweert in
'De voorspelbaarheid van individuele
verzuimduur'. Ondanks het feit dat er
sinds 1980 sprake is van een daling van
het ziekteverzuim, verwacht Grosfeld
een forse stijging, die ons land zich maat
schappelijk noch financieel kan veroor
loven.
Hij legt uit wat er scheef zit: "Het hoge
percentage ziekteverzuim van 10 a 11 is
inderdaad gedaald tot 7,5 a 8, maar dat
komt niet doordat de mensen gezonder
zijn geworden. Het zijn de ziekmeldin
gen die dat percentage bepalen, en niet
de tijdsduur van het verzuim. Mensen
zijn tegenwoordig langer ziek. Ze heb
ben kennelijk meer tijd nodig om de
werksituatie, waarmee ze niet gelukkig
zijn, uit hun hoofd te zetten en weer te
gaan werken".
"Bovendien is er de laatste jaren een
nieuw verschijnsel bij gekomen. In tij
den van economische achteruitgang
heerst er altijd angst voor werkverlies.
Ontslag, wao, er speelt van alles door de
De beroemde Amerikaanse schrijver
Mark Twain, die van Tom Sawyer en
Huckleberry Finn, schijnt ooit eens ge
zegd te hebben: "Toen ik veertien was
wisten mijn ouders niks. Toen ik 21 was,
was ik verbaasd over wat de oudjes de
laatste zeven jaar bijgeleerd hadden".
Zo rond het begin van de puberteit be
gint tussen ouders en hun zonen vaak een
proces van vervreemding of zelfs verwij
dering op te treden, dat op latere leeftijd
soms wel, maar soms ook niet in toenade
ring kan omslaan. De verwijdering be
gint vaak heel geleidelijk, zodat ouder
noch kind lange tijd in de gaten hebben
wat er precies gebeurt. Langzamerhand
wordt het aantal aanrakingen tussen ou
ders en hun zoon minder. Gaven ze el
kaar vroeger nog een kus of een liefko
zend gebaar bij het opstaan of slapen
gaan, het naar school gaan of gewoon
spontaan tussendoor, in de puberteitsja
ren verdwijnt die intimiteit. Vooral, he
laas, tussen vaders en zonen.
Tot ongeveer zijn tiende jaar is het niet
ongewoon voor een jongen en zijn ouders
om hand in hand of met een arm om el
kaar op straat te lopen. Daarna gebeurt
zoiets alleen nog met dochters. Zonen lo
pen los als het gezin met elkaar bood
schappen doet. Ook in andere opzichten
wordt de intimiteit minder. Kon vader of
moeder vroeger aan het bed van hun
zoon, op dat dierbare moment voor het
slapen gaan, over alles en nog wat vertel
len - inclusief hun eigen leven of kinder
tijd nu zijn die momenten er vaak niet
meer, niet 's avonds, en evenmin overdag.
Er zijn mensen, vooral ook ouders, die be
weren dat dit komt omdat jongens - als ze
pubers en adolescenten worden - daar
m inder behoefte aan beginnen te krijgen.
Dat is tot op zekere hoogte waar, maar
het is maar een heel klein gedeelte van de
waarheid. Jongens verschillen niet van
meisjes in hun behoefte aan intimiteit en
menselijke warmte, evenmin als mannen
in dit opzicht veel van vrouwen verschil
len. Alleen wordt het ze veel moeilijker ge
maakt om die behoefte op een directe en
gezonde manier te bevredigen.
Een vriend vertelde mij ooit dat het
pijnlijkste moment in zijn leven op zijn
trouwdag plaatsvond. Toen na de huwe
lijksinzegening de familie bruid en brui
degom kwam feliciteren, werd hij door
zijn vader spontaan gekust. De volgende
persoon in de rij was zijn schoonvader.
In de roes van zijn geluk als bruidegom
wilde hij ook deze een kus geven. De
schoonvader, absoluut niet gewend aan
zulk intiem contact met een andere man,
draaide beschaamd zijn hoofd weg en
ontweek de kus. Hoewel mijn vriend heel
goed besefte dat geremdheid de oorzaak
was van dat gedrag, voelde hij zich er
toch diep door gekrenkt. Een gevoel
waarvan de sporen jaren later nog merk
baar waren. Tal van jongere en oudere
mannen hebben met hun vaders, schoon
vaders of andere mannen, tot wie ze zich
aangetrokken voelden, zulke of soortge
lijke pijnlijke ervaringen opgedaan. De
basis daarvoor wordt vaak gelegd in de
wijze waarop jongens worden opgevoed,
thuis, op school, en door de massamedia.
John Bowlby, de grondlegger van het
psychologische onderzoek naar hechting
en gehechtheid tussen ouders en hun kin
deren, schreef onlangs dat naar zijn me
ning jongens, veel meer dan meisjes, als
puber en adolescent het risico lopen emo
tioneel verwaarloosd te worden. Veel van
de typische 'opgeschoten jongens'-proble-
men zoals asociaal gedrag, kleine en niet
zo kleine criminaliteit, vandalisme, ver
keersongelukken, alcohol- en drugmis
bruik en zelfmoord vinden volgens hem
daarin een goede voedingsbodem. Die bo
dem wordt heel vaak al gelegd bij de ge
boorte, of zelfs nog daarvóór. Het begint
al met de toon waarop de dokter of de
vroedvrouw "het is een jongen" of "het is
een meisje" uitroepen. En het krijgt een
vervolg in de kleur van de kleertjes en de
soort kadootjes voor de pasgeborene.
hoofden van de laagstbetaalden. De
zwakkeren zijn altijd wao-kandidaten.
Daarbij heeft ook de vergrijzing van de
4,5 miljoen werkers, onze beroepsbevol
king, invloed op het
verzuimpercentage".
"Als je een beetje handig bent kun je
'ziek' zijn zonder dat er een haan naar
kraait. Het systeem laat dat allemaal toe.
Het hangt gewoon af van het moment
waarop je je ziek meldt. De eerste dag im
mers wordt nooit gecontroleerd. Dus
voor een weekeinde kun je altijd een
'vrije dag' extra opnemen. Wederom is
dat een gevolg van het systeem dat tal
van negatieve, maar ook positieve kan
ten heeft. De regering kan dan wel vier
honderd miljoen beschikbaar stellen om
het verzuim terug te dringen, maar ik
geef je op een briefje dat uitvoering van
die plannen geen zoden aan de dijk zet".
"Het is prachtig dat het kabinet Lub
bers zich druk maakt over deze kwestie,
maar men zal toch voor een andere aan
pak moeten kiezen. De top van het be
drijfsleven moet open staan voor veran
deringen. Zolang niet iedere werknemer
bij een bedrijf tevreden is met zijn func
tie en daarvan iedere dag geniet, is het
misbruik niet uit te bannen".
Onderzoek
Grosfeld, die in de jaren zestig adjunct-
directeur personeelszaken was bij
Vroom Dreesman, baarde in 1976 op
zien toen hij als directeur van de Stich
tingen Instituut Psychologisch Onder
zoek en het Nederlands Instituut voor
Beroepskeuzebegeleiding in Rotterdam
terugtrad om een functie te aanvaarden
als universitair onderzoeker bij de Vak-
In een studie naar niet minder dan 110
culturen vond de psycholoog Barry dat
maar liefst 87 procent van de onder
vraagde volwassenen (mannen en vrou
wen) aangaven te verwachten dat jonge
tjes in vergelijking met meisjes'meer in
het leven zouden (moeten) bereiken en
dat ze zelfstandiger zouden (moeten)
zijn. De verschillende verwachtingen ten
aanzien van jongens en meisjes spelen
een sterke rol in de manier waarop man
nen naar baby's kijken. Wanneer een wil
lekeurige groep mannen een videoband
te zien krijgt van een anderhalf jaar oud
kind en hun verteld wordt dat het kind
een meisje is, dan zijn ze geneigd de baby
als passief, aanhalig en teer te beschrij
ven. Wanneer dezelfde opnamen aan een
andere willekeurige groep mannen
wordt getoond, maar hun wordt gezegd
dat het een jongetje is, dan beschrijven ze
de baby vaker als actief, alert en agres
sief. Dit geeft precies het verschil weer in
de verwachtingen die vaders ten aanzien
van zoons of dochters hebben. Uit inter
views met een grote groep vaders blijkt
dat ze van dochters verwachten (hopen)
dat ze kwetsbaar, mooi en lief zijn. Van
zoons daarentegen verwachten ze dat ze
zelfverzekerd, sterk, zelfstandig, en als
als het even kan, sportief zijn.
groep Arbeids- en Organisatiepsycholo
gie aan de Katholieke Universiteit in
Nijmegen.
Twee jaar daarna volgde zijn benoe
ming tot wetenschappelijk hoofdmede
werker aan de Katholieke Universiteit
Brabant in Tilburg. In deze functie
maakte hij een ontwerp voor het onder
zoek dat hij onlangs in Nijmegen be
kroond zag. In het dagelijks leven do
ceert Grosfeld tegenwoordig organisa
tiepsychologie aan de Universiteit Bra
bant. Bovendien begeleidt hij stage en
onderzoek van doctoraal-studenten in de
psychologie in Nijmegen en Tilburg.
Hoewel hij de voorspelbaarheid van
het ziekteverzuim vooral door preventie
denkt te kunnen aanpakken, is hij ook
van mening dat een bonus-malus sys
teem effect kan hebben op de instelling
van werknemers om zich al dan niet bij
het minste of geringste hoestbuitje ziek
te melden. Daarbij zou het aantal ziek
meldingen in een bepaalde periode van
invloed moeten zijn op de te betalen pre-
"Maar ziekte is niet te meten. En zo
lang we daarmee moeten leven en wer
ken, zal de oorzaak van zeker zestig pro
cent van de ziekmeldingen nooit achter
haald worden. Omstandigheden die lei
den tot dat ziekteverzuim, zijn echter wel
te meten. Dus daar moet iets aan gedaan
worden. De werkomstandigheden. Daar
ligt meestal de oorzaak van een ziekmel
ding. Organisatiestructuren kunnen ze
ker een bijdrage leveren aan een betere
sfeer op het werk. Het zou wat soepeler
moeten verlopen in de hiërarchie van be
drijven die kampen met een hoog ziekte-
Onthullend in dit opzicht is het onder
zoek van de psycholoog Rubin en zijn me
dewerkers. Daaruit blijkt dat de manier
waarop vaders hun baby's zien volledig
wordt bepaald door hun verwachtingen.
Vaders die naar hun baby-dochterjes kij
ken "zien" ze als onhandiger, minder op
lettend, zachter, fijner gebouwd en min
der sterk dan vaders die naar hun baby
zoontjes kijken. Omgekeerd is het zo dat
vaders, die naar hun zoontjes kijken, ze
"zien" als handiger, oplettender, taaier,
grover gebouwd, steviger en harder dan
vaders die naar hun dochtertjes kijken.
In welke mate klopt die zienswijze met
de werkelijkheid? In het onderzoek van
Rubin klopt die van geen kanten. Want
het geboortegewicht, de lengte en de re
flexsnelheid van alle baby (jongens en
meisjes) waren precies hetzelfde. Ver
wachtingen worden tot zichzelf vervul
lende profetieën wanneer ouders en an
dere volwassenen, onderwijzers en lera
ren, jongens op een andere manier gaan
behandelen dan meisjes. Ouders zijn ten
opzichte van hun zoons minder bescher
mend dan ten opzichte van hun dochters,
daarmee impliciet de boodschap gevend
dat ze er beter aan doen zichzelf zoveel
mogelijk te redden. De compimenten die
ze aan hun zoons geven hebben vooral be
trekking op kracht, lengte en prestatie
eerder dan op uiterlijk en manieren.
Uit onderzoek blijkt dat moeders en
peuter- zowel als kleuterschoolpersoneel
meer agressie van jongens'dan van meis
jes accepteren. Vaders blijken opscheppe
rij (borstrammerij), agressie (het geven
van een grote bek aan anderen en grove
of vieze taal) en competitiedrang meer te
accepteren van zonen dan van dochters.
Verder blijken ouders gedrag zoals laat
op straat rondzwerven, alcoholgebruik
en seksuele activiteit gemakkelijker van
puberende zoons dan van dito dochters te
accepteren. Bovendien dringen veel ou
ders er minder bij zoons dan dochters op
aan te vertellen 'wat ze gisteravond of
vannacht hebben uitgevreten'. Onder het
motto 'die jongen gaat toch wel zijn eigen
gang' laten ze die jongen ook inderdaad
vaak zijn gang gaan.
Het erge is dat veel jongens dat ook
gaan doen als ze zich eenzaam, verdrie
tig, depressief, bang en minderwaardig
voelen. Ze praten daar veel minder over
met anderen, maar drukken dat des te
meer uit in stoer, agressief of destructief
gedrag. In vergelijking met meisjes be
gaan jongens als tieners 5 maal zo veel
ongelukkken in het xierkeer onder invloed
van alcohol, zijn 6 maar zo vaak dron
ken, zijn 10 maal zo vaak betrokken bij
vernieling, brandstichting, relletjes en
sportgeweld en maken 3 tot 4 maal zo
vaak zelf een einde aan hun leven. Een
van de meest belangrijke oorzaken daar
van is waarschijnlijk het waanidee zo
wel bij ouders, andere volwassenen en
zelfs bij politici - dat jongens van nature
agressiever zijn dan meisjes en dat je ze
daarom meer uitlaatkleppen voor hun
agressie moet geven, bijvoorbeeld via
sport, spel en eventueel indirect via ge
welddadige films in de bioscoop of huis
kamer. Maar het bezig zijn met agressie
maakt een mens niet minder agressief,
hoogstens méér.
Laten we Mark Twain nog een keer
aan het woord: "Hetzelfde gesteente dat
met tederheid bewerkt een diamant
wordt, wordt met geweld tot puin gesla
gen".
door René Diekstra
hoogleraar psychologie te Leiden
*"In functies waarbij je zelf initiatieven kunt nemen voelen mensen zich veel
gelukkiger".