'Wat mij betreft ga ik door tot 2015'
Joop van der Horst heeft onderwerpen genoeg voor zijn wekelijkse taalrubriek
ZATERDAG 25 JUNI 1988
PAGINA 29
Met een kladblok binnen
handbereik signaleert Joop
van der Horst opvallende
woorden of uitdrukkingen. In
de rubriek Onze Taal, die elke
zaterdag in deze kant
verschijnt, doet hij verslag van
zijn bevindingen. "Ik vind het te
eenvoudig alles in
woordenboeken op te zoeken.
Ik doe liever zelf een
observatie die iets nieuws
oplevert".
door Bart Jungmann
Voor zijn rubriek put Van der Horst
zelden uit dialecten. "Dat vind ik meer
iets voor kranten in de provincie", zegt
hij. "Daar wordt nog echt een eigen dia
lect gehandhaafd. In de Randstad loopt
dat toch veel meer in elkaar over. Soms
doe ik het weieens. Deze week schrijf ik
bijvoorbeeld over een broodje shoarma.
Het is me al een paar keer opgevallen dat
ze in Leiden sjaroma zeggen. Natuurlijk,
misschien zeggen ze dat in Amsterdam
ook wel, maar dan toch niet met die
prachtig rollende r".
Joop van der Horst is een geboren en
getogen Leidenaar. "Ik kom uit een echt
middenstandsmilieu en mijn ouders
leerden me al snel de klemtonen goed te
leggen bij woorden als Haarlemmer
straat en Hoge Rijndijk. Elke Leidenaar
zegt immers Hoge Rijn dijk in plaats van
Hoge Rijn dijk. Daar werd thuis streng
op gelet".
Leids lijkt opvallend veel op Rotter
dams, beaamt Van der Horst. "Maar dat
is ook niet zo gek. Geografisch gezien ligt
Leiden precies tussen Amsterdam en
Roterdam. Alleen: naar het noorden toe
was de Haarlemmermeer een grote bar
rière. Daarom was Leiden puur op het
zuiden gericht. Nee, Den Haag is daarbij
weer een verhaal apart. Niet voor niets
wordt er altijd gezegd dat Den Haag ei
genlijk geen stad is".
"Katwijks is weer een heel ander ge
val. Maar dat geldt eigenlijk voor die hele
strook kustplaatsen, ook voor Scheve-
ningen bijvoorbeeld. Die steden zijn taal
kundig gezien veel meer verwant aan het
Fries. En Katwijks is inderdaad wel iets
heel bijzonders met die Surinaamse w.
Een van de weinige dialecten waarvan
een speciaal woordenboek is versche-
Over Algemeen Beschaafd Neder
lands: "Dat is iets onzinnigs, het gekke
fabeltje dat ze in Haarlem het beste Ne
derlands spreken. Noord-Holland was in
de vijftiende eeuw gewoon de rijkste
provincie, dat is alles".
Bay rut
Zo tolerant als Joop van der Horst is
ten aanzien van de taalvernieuwing, zo
gedecideerd keert hij zich tegen vereen-
vouding van de spelling. "Onze spelling
zit eigenlijk heel goed in elkaar. Daar
moet je niet in rommelen. Aanpassing
kost de samenleving miljoenen".
Hij moet een beetje lachen om een ini
tiatief van de Taalunie, waarbij in samen
werking met de Vlamingen wordt ge
werkt aan een uniforme spelling. "Het
lijkt zo mooi, maar neem alleen al het
woordje cultuur. De Belgen willen dat
met een k schrijven omdat het anders zo
Frans lijkt. De Nederlanders willen het
met een c schrijven omdat het anders zo
Duits lijkt".
Weer wel te spreken is Van der Horst
over de nieuwe wijze waarop buitenland
se landen en namen worden vertaald. Op
voorstel van het ANP heten Beiroet en
Cambodja sinds een half jaar Bayrut en
Kampuchea. Die nieuwe vertaling is op
veel weerstand gestuit en ook niet alle
kranten volgen het ANP.
Van der Horst zegt echter: "Een heel
verstandig voorstel, en de enige oplos
sing die werkbaar is. Er is nu een actieco
mité tegen opgericht, maar die mensen
weten niet zo goed waarover ze het heb
ben. Je hebt in de hele wereld misschien
wel honderd miljoen plaatsnamen die
om wat voor reden dan ook plotseling in
het nieuws kunnen komen. En wat is dan
het meest logisch die namen te schrijven
zoals die mensen dat zelf het liefst heb
ben?"
"Er zijn een paar uitzonderingen: Keu
len en Parijs bijvoorbeeld, waarvan de
vertaling zo is ingeburgerd datje die niet
moet veranderen. Maar voor Kuwayt zijn
misschien wel acht verschillende manie
ren van spellen denkbaar. In de tran
scriptie (dat is de vertaling van woorden
uit een ander alfabet, zoals het Arabisch,
red.) moeten wij Nederlanders ons aan
passen aan wat het land zelf voorstelt".
"Ik juich het van harte toe dat het ANP
daarmee nu is gekomen. Bij de overheid
zijn ze er ook wel mee bezig, maar dat
duurt al eeuwen en heeft nog niets opge
leverd. Dat sommige kranten aan een ei
gen vertaling vasthouden snap ik niet zo
goed. Een principiële eigenwijzigheid
waardoor de chaos alleen maar groter is
geworden. Als je streeft naar één lijn is
dit een heel bruikbare lijn. En met een
wereld die steeds kleiner wordt is een ei
gen vertaling ook niet langer houdbaar.
Ik vind dat ook een kwestie van fatsoen.
Voor een Turk is het toch heel kwetsend
als wij per se een eigen schrijfwijze blij
ven aanhouden".
Stof genoeg
Aan de hand van een genummerd ar
chiefkan Joop van der Horst in één oog
opslag vaststellen al 87 stukjes over taal
te hebben geschreven. En wat hem be
treft gaat dat in de honderden lopen. "Ik
heb stof genoeg, eerder meer dan min
der. Je wordt ook steeds handiger in het
bedenken van onderwerpen, je wordt
steeds alerter. Bovendien heb ik er nog
altijd veel aardigheid in".
"Ik denk ook dat het belang niet moet
worden onderschat. Stel dat er in de af
gelopen honderd jaar consequent een
taalrubriek in de krant was verschenen,
dan zou dat een schat aan informatie
hebben opgeleverd. Neem het gebruik
van het woord hun in een zin als hun heb
ben dat gedaan. Het is wetenschappelijk
gezien heel interessant om te achterha
len waar dat vandaan komt en hoe lang
dat al zo wordt gebruikt".
"In boeken wordt zoiets steevast ver
beterd. Onlangs zijn de dagboeken van
Anne Frank verschenen, zoals ze die zelf
heeft opgeschreven. Daarin komt het
woord hun ook in die betekenis voor.
Haar vader heeft dat destijds verbeterd.
In een taalrubriek zou zoiets al lang ge
signaleerd kunnen zijn. Wat mij betreft
gaat de rubriek Onze Taal door tot pak
weg 2015. Zo ver weg is dat niet eens,
maar taalkundig kan er dan een hoop
veranderd zijn".
Joop van der Horst gaat nooit de
deur uit zonder eerst een kladblokje
bij zich te hebben gestoken. Dat kan
altijd van pas komen als er snel wat
moet worden genoteerd. Bijvoor
beeld een bepaald woord in de
krant. Of een gekke uitdrukking die
op radio of tv wordt gebruikt. Of iets
dat hem opvalt in een gesprek.
Dingetjes die mischien bruikbaar
zijn", zoals Joop van der Horst, schrijver
van de rubriek Onze Taal, ze noemt.
"Meestal laat ik die aantekeningen een
tijdje liggen. Ik praat erover met mensen
in mijn omgeving. Met mijn kinderen of
met mijn buurman die ook neerlandicus
is. Het moet als het ware even rijpen".
"Ik zal een voorbeeld geven. Bij vol
tooid deelwoorden ligt de klemtoon nor
maal gesproken niet op de eerste letter
greep. Je zegt: gegéten en gefopt. Maar
stel nu datje iemand op 1 april hebt beet
genomen, dan zegje heel triomfantelijk:
gefopt. De klemtoon ligt dan opeens op
de eerste lettergreep".
"Zo is het me ook al een paar keer op
gevallen dat kinderen tegen elkaar zei
den: gefeliciteerd in plaats van gefelici-
téérd. Dat soort dingetjes noteer ik, en
dan vraag ik bijvoorbeeld mijn dochter,
die in de brugklas zit, of dat bij haar ook
zo is. Op een gegeven moment is de tijd
dan rijp om daarover een stukje te schrij-
Zo zal hij daarom ook nooit in bestraf
fende zin over taalvernieuwing (voor te
genstanders: taalvervuiling) schrijven.
Ook al zal hij zelf de vocabulaire van de
turbo-taal niet in de mond nemen. "Ik
ben nogal conservatief in mijn taalge
bruik, maar dat is een particuliere opvat
ting. Die vernieuwing houd je toch niet
tegen. Dat is net zoiets als je opwinden
omdat de zon niet schijnt. Daarentegen
vind ik goed schrijfonderwijs wel van be
lang. Goed schrijven moetje leren, dat is
geen kwestie van talent".
Joop van der Horst wil kortom louter
signaleren en allesbehalve een taalpurist
zijn. Over de vermeende invloed van En
gels op het Nederlands zegt hij: "Samen
met een collega ben ik dat eens nagegaan
aan de hand van verschillende jaargan
gen woordenboeken. Drie procent van
de nieuwe woorden bleek ontleend te
zijn aan het Engels. Dat is te verwaarlo
zen dus. Echt nieuwe woorden komen
gewoon voort uit het Nederlands, zoals
straatverbod of voordeurdeler"Politiek,
reclame, sport, radio en tv noemt hij ove
rigens als voornaamste bronnen van de
eigentijdse woordenschat.
Le Pen
Voor zover er wel woorden aan een an
dere taal zijn ontleend, heeft Van der
Horst er niets op tegen. "Zoiets is toch al
leen maar toe te juichen, net zoals de
komst van Turken en Marokkanen naar
Nederland. Echt, ik ben een groot voor
stander van een verenigd Europa, ook in
taalkundig opzicht. Het zogenaamd zui
ver houden van de Nederlandse taal, dat
vind ik een hoogst betwistbaar doel. Er
zit een heel obscuur kantje aan en dat
wordt te weinig onderkend. Je zit dan
toch in de hoek van Le Pen en Glimmer-
"Dat taaipurisme is trouwens beslist
niet typisch Nederlands. In Engelse
kranten wordt wekelijks geschreven
over de kwalijke invloed van het Ameri
kaans. En in Frankrijk heb je zelfs een
wet op het Franglais, op de verengelsing
van de Franse taal. In ambtelijke stuk
ken is dat uit den boze. De Duitsers zijn
misschien iets minder puristisch, maar
daar is de invloed van het Engels ook
minder groot".
In het Europa van Van der Horst ver
dragen de talen elkaar net zo als de dia
lecten in de afzonderlijke landen dat
doen. Niet voor niets geeft hij de volgen
de definitie op de vraag: is het Neder
lands een dialect van het DuitsEen volk
met een eigen leger heeft ook een eigen
taal.
Sjaroma
"Je kunt wat dat betreft alleen maar
uitgaan van de landsgrenzen. Het ver
schil tussen dialect en een taal is niet zo
groot. De Nederlanders in Enschede en
de Duitsers in Hannover kunnen, als ze
hun eigen dialect spreken, elkaar bij
voorbeeld uitstekend verstaan. Het ver
schil tussen het Ru'irgebied en Beieren
is veel groter. Zo verhielden Noord-Hol
land en Utrecht zich vroeger tot elkaar
als buitenlanden, en dat is toch ook al
lang een gepasseerd station".
juichen dat dat recenseren gebeurt. Het
hoort er beslist bij en het bepaalt boven
dien een beetje de kwaliteit van een
krant".
Niet alleen schieten de kranten vol
gens hem tekort, aan de andere kant
staan de meeste taalwetenschappers ook
bepaald niet te dringen om hun kennis te
delen. "Driekwart van de taalkundigen
is niet geïnteresseerd in popularisering.
De anderen zijn dat misschien wel, maar
niet iedereen kan dat. Ik wil mezelf zeker
niet op de borst slaan, maar hoeveel taai-
columnisten verkijken zich niet op de
belasting van het regelmatig moeten
schrijven van zo'n stukje".
"Alle mislukte pogingen bewijzen dat.
De rubriek in de NRC van Camille Ha-
mans is een goed voorbeeld. Hij weet
veel van taal, maar ik vind zijn rubriek
van een saaiheid, dodelijk gewoon.
J.G.A. Thijs, die in Trouw schrijft, is
geen wetenschapper, maar een redac
teur. Hij kan goed schrijven, maar het
ontbreekt hem weer aan vakkennis".
"Daarnaast zijn er een hoop taalrubrie
ken voortijdig gestrand. Hans Heester
mans van het Woordenboek (zo wordt het
Leidse Instituut voor Nederlandse Lexi
cologie genoemd, red.) is na een paar we
ken al gestopt met een column in De
Volkskrant".
Daarvoor in de plaats schrijft Hugo
Brandt Corstius nu zijn Battus-rubriek
over taalkundige variaties. Van der
Horst: "Dat vind ik dus niks. Ik snap het
ook niet". Zo zijn er meer hoog geachte
columnisten die hij zonder veel omhaal
van woorden terzijde schuift. J.L.
Heldring signaleert eens in de maand
foute zinsconstructies in NRC Handels
blad. Het is aan Joop van der Horst niet
besteed. "Dat vind ik zo flauw. Die lees
ik al lang niet meer".
Manifesteren
Zo begrijpelijk mogelijk en zo leesbaar
mogelijk, dat zijn de twee doelen waar
naar Joop van der Horst met de rubriek
Onze Taal streeft. Popularisering dus.
Hoeveel taalcolumnisten verkijken zich niet op de belasting van het regelmatig moeten schrijven van zo'n stukje".
Joop van der Horst: "Je moet de mensen zien mee te krijgen in plaats van ze de les te lezen".
"Ik vind dat je je moet manifesteren bui
ten de eigen kring van vakmensen. Je
vak moet immers een achterban hebben.
Dat vind ik ook het goede van de rubriek
Denkwijzer van René Diekstra. Hij gunt
de lezers een kijkje in de keuken van de
psychologie".
"De universiteit is een dure zaak en de
mensen hebben het recht te weten wat
daar gebeurt. Ook in politieke zin is het
van belang dat je je manifesteert, dat je
niet alleen in je eigen kringetje wordt ge
waardeerd. Een beetje bekendheid kan
bijvoorbeeld goed van pas komen bij be
zuinigingen. Neem de Slavische talen in
Leiden. Dank zij een bekende persoon
lijkheid als Karei van het Reve is die vak
groep toch min of meer gered".
Joop van der Horst vindt het leuk voor
het Leidsch/Alphens Dagblad te schrij
ven. "Het aardige is dat je aan de ene
kant een groep lezers hebt voor wie taal
wetenschap iets onmetelijks ver is. Men
sen met een geringe schoolopleiding, die
moet je zien te bereiken. Dat is voor mij
een beetje de sport. Of dat lukt weet ik
met. Uit de reacties blijkt het niet, maar
dat is niet zo gek. Het zijn niet de mensen
van wie je direct een reactie verwacht.
Die komt toch eerder van iemand met
een hogere opleiding".
"Aan de andere kant heb je lezers, en
die groep is misschien wel omvangrijker
dan wordt aangenomen, die een groot
besef van taal hebben. Ik merk dat ik ook
zeer gespecialiseerde lezers heb. Mejuf
frouw De Graaf, die vroeger bij het Woorr
denboek heeft gewerkt, schrijft me om
de paar weken. En dan heb je Kruys-
kamp, de samensteller van Van Daele.
Die wil mij nog weieens de les lezen op
etymologisch gebied (het opsporen van
herkomst, oorsprong en geschiedenis
van woorden, red.). Althans, dat vindt
hij. Ik denk er zelf wel wat anders over.
En verder de oude professor Zaalberg,
bekend schrijver van ingezonden brie
ven". Die reacties vormen voor Van der
Horst vaak weer stof voor een nieuwe ru
briek. Hij spoortzijn lezers vaak aan sug
gesties of informatie op te sturen.
Spreekwoord
Met zijn eigen observaties, en de reac
ties daarop, hoopt Van der Horst deze
twee zo uiteenlopende groepen lezers te
interesseren voor zijn taalrubriek. Hij zal
niet zo gauw boekenkastwijsheden
spuien. "Dat is me te eenvoudig. Hierbo
ven staan genoeg woordenboeken. Ik
kan het allemaal zo opzoeken. Het zou
bijvoorbeeld heel gemakkelijk zijn een
oud spreekwoord te nemen en dat ver
volgens te verklaren. Een enkele keer
moet het weieens door tijdgebrek, maar
ik doe liever zelf een observatie die iets
nieuws oplevert. Ik vind het juist leuk
om ook voor collega's iets nieuws te
brengen. Zo'n Zaalberg moet ook verrast
worden".
Joop van der Horst zal in zijn rubriek
nooit een schoolmeesterachtig toontje
aanslaan. "Dat werkt niet. Je moet de
mensen zien mee te krijgen in plaats van
ze de les te lezen. Als ik een fout tegen
kom vraag ik me liever af waar die fout
vandaan komt dan dat ik een vermanend
vingertje hef'.
Toegankelijk
Sinds november 1987 schrijft Joop van
der Horst, die onder meer als taalweten
schapper werkzaam is aan de Universi
teit van Amsterdam, iedere zaterdag zo'n
stukje voor deze krant. Het zijn toegan
kelijke stukjes waarin hij op een speelse
manier taalkundige verschijnselen on
der de loep neemt. In het orgaan van het
genootschap Onze Taal (toevallig dezelf
de naam) wordt de rubriek van Van der
Horst deze maand geprezen: 'De stukjes
zijn kort, informatief en prettig om te le
zen'. Het lijkt Joop van der Horst te type
ren dat hij deze complimenten zonder
een spoor van valse bescheidenheid
wegwuift. Grateloos is zijn kernachtige
oordeel over deze lofzang.
Het taalgenootschap heeft in zijn blad
de afgelopen maanden een aantal taalco
lumnisten de revue laten passeren. Een
klus die snel geklaard is, want het aan
bod is beperkt. Van der Horst: "Voor zo
ver ik kan nagaan hebben op dit moment
nog twee dagbladen een taalrubriek die
regelmatig verschijnt: NRC Handelsblad
en Trouw".
De andere kranten doen zichzelf daar
mee ernstig tekort, vermoedt Joop van
der Horst. De interesse voor zo'n rubriek
is aanzienlijk, zo is althans zijn eigen er
varing. "Ik krijg veel ingezonden brieven
waarvan de schrijvers vrijwel zonder uit
zondering positief geïnteresseerd zijn.
Een enkeling schrijft een scheldbrief'.
"Dat andere kranten op dit gebied
niets hebben is des te merkwaardiger als
je ziet dat elk dagblad wel een kookru-
briek of een weerrubriek heeft. En zo'n
weerrubriek stelt informatief toch wei
nig voor. Het is alleen maar leuk om te le
zen, over de koudste dag van de eeuw en
dat soort dingen. Ik doe dat zelf ook met
plezier".
"Maar ik ben ervan overtuigd dat voor
een taalrubriek bijvoorbeeld een groter
publiek bestaat dan voor literaire recen
sies. Begrijp me goed, ik vind het toe te