De tussenhandel is toch voordeliger
Zwarte en grijze confectiebedrijfjes nestelen zich in het Londense East End
ZATERDAG 25 JUNI 1988
EXTRA
PAGINA 2f
De meeste confectie-ateliers zijn overvolslecht geventileerd en brandgevaarlijk. Stuklonen zijn eerder regel dan uitzondering, en ze worden bij voorkeur
zwart uitbetaald. (toto-s Nicole Lucasi
Made in Taiwan, Made in
Singapore, Made in South
Korea. Aan die etiketjes in
jassen, broeken, t-shirts en
rokken waren we zo
langzamerhand gewend
geraakt. In de jaren zestig en
zeventig legde de westerse
confectie-industrie het af tegen
de Derde Wereld, waar veel
goedkoper kon worden
geproduceerd. Inmiddels zijn
de omstandigheden
veranderd. De grote
warenhuizen, die het
leeuwedeel van de verkoop
van kleding voor hun rekening
nemen, willen snel op
veranderingen in de mode
kunnen inspringen. Azië is
daarvoor iets te ver. Dus
worden via tussenhandelaren
kleine, veelal illegaal werkende
ateliers dicht bij huis
ingeschakeld. Hoe in een
bedrijfje in het Londense East
End 486 colberts voor C&A
Holland in elkaar worden
gezet.
door Nicole Lucas
Op het eerste gezicht is het een ver
laten fabriek. Maar wie even stilstaat
ziet achter de ramen iets bewegen en
hoort heel zachtjes Turkse muziek.
Het vier verdiepingen tellende ge
bouw blijkt evenzo vele confectie-
ateliers te herbergen.
Op de begane grond zwaait een Vietna
mees de scepter, op de andere verdiepin
gen hebben Turken het voor het zeggen.
Helemaal boven heeft een jonge vrouw
het heft in handen. Het is er overvol en
benauwd. Achterin staat een grote tafel
waar stof wordt gesneden. Links staan
naaimachines, 15 in totaal, voornamelijk
bediend door Turkse mannen en vrou
wen en een enkele Bengaal. Rechts staan
vier mannen achter strijkplanken: de
stoom maakt in combinatie met de
overal ronddwarrelende pluisjes, afkom"
stig van de gesneden stof, het ademhalen
moeilijk.
Een vrouw van een jaar of dertig doet
de afwerking. Met een schaar knipt ze te
lange draadjes af en gaat vervolgens met
een soort stofzuigertje over de kleding
om de laatste ongerechtigheden te ver
wijderen. In totaal werken er zo'n dertig
mensen, die voornamelijk korte jasjes en
blazers maken. Ze zijn bestemd voor
'grote warenhuizen in het centrum van
Londen', aldus de bedrijfsleidster. Na
men wil ze niet noemen.
Een verdieping lager is de eigenaar
minder terughoudend: de rokken die
daar worden gemaakt zijn bestemd voor
onder meer C&A, British Home Stores,
Chelsea Girl, Richard Shops, kortom:
vrijwel alle kledingzaken die ook in Ox
ford Street te vinden zijn. Op de soort
kleding na biedt deze fabriek ongeveer
dezelfde aanblik. Naaimachines, strijk
planken, snijtafels en rekken. En ook
weer: vol en benauwd.
Veranderingen
In de Londense wijk Hackney biedt de
confectie velen een middel van bestaan.
Dat doet ze al sinds het begin van deze
eeuw. De laatste decennia hebben zich
echter belangrijke veranderingen voor
gedaan in de structuur van deze indus
trie. Twintig jaar geleden domineerden
grote bedrijven als Simpsons, Polikoffs
en Home Bros het toneel. Toenemende
concurrentie deed sommige van hen be
sluiten de produktie naar de Derde We
reld te verplaatsen. Mede daardoor daal
de de werkgelegenheid in de Britse con
fectie-industrie van 320,000 in 1974 naar
minder dan 200.000 beginjaren '80.
Vooral in Zuid- en Zuidoost-Azië wer
den in zogenaamde vrijhandelszones op
grote schaal ateliers opgezet. Westerse
bedrijven werden daar veelal met open
armen ontvangen. Het idee was (en is)
dat deze vorm van industrie een eerste
aanzet zou kunnen zijn voor een indus
trialisatieproces, dat een eind kan maken
aan armoede en onderontwikkeling. De
etiketjes 'M^de in Taiwan' en 'Made in
Hongkong' sierden steeds vaker jassen,
rokken, t-shirts en broeken.
"Inmiddels is de situatie echter aan het
veranderen", stelt de econome Swasti
Mitter, als wetenschappelijk medewer
ker verbonden aan de Universiteit van
Brighton en al vele jaren bezig met on
derzoek naar de ontwikkelingen in de
confectie-industrie. Belangrijk is, aldus
Mitter, je daarbij te realiseren dat in
Groot-Brittannië de kledingverkoop ge
concentreerd is in handen van slechts
enkele zaken, zoals Marks Spencers,
Debenhams en C&A.
"Die grootwinkelbedrijven zijn sinds
de oliecrisis steeds voorzichtiger gewor
den met hun inkoopbeleid. Ze proberen
voorraden zo klein mogelijk te houden
en slechts kleine hoeveelheden tegelijk
te bestellen". Bovendien verandert sinds
de jaren zeventig de mode steeds sneller.
Dat betekent dat het bestellen van 10.000
maxi-jurken in Taiwan een groot risico
met zich meebrengt. Tegen de tijd dat die
zijn gearriveerd heeft Engeland zich mis
schien wel weer massaal tot 'mini' be
keerd. Mitter: "Grootwinkelbedrijven
willen op korte termijn kleine hoeveel
heden kunnen bestellen. Maar dat kan al
leen als de aanvoerlijnen niet te lang zijn.
De producenten moeten dus niet te ver
"van huis zitten".
Dat betekent overigens niet dat de ont
wikkelingslanden volstrekt uit het zicht
zijn verdwenen. Barney Shuster, be
stuurder van de National Union of Tai
lors and Garment Workers (NUTGW):
"Bepaalde minder modegevoelige pro-
dukten worden nog steeds in Zuid- en
Zuidoost Azië besteld. Bovendien fun
geert de Derde Wereld vooral als een
soort stok achter de deur. Er wordt dan
aan bedrijven hier gevraagd: kan het niet
voor die prijs, dan bestellen we het toch
ergens anders". Uitvoeren zullen ze dat
dreigement overigens maar zelden: de
'nieuwe' ateliers in Hackney produceren
snel en bijna net zo goedkoop als fabrie
ken in Bangkok of Manila.
Inmiddels staan bij de stadsdeelraad
van Hackney weer een kleine honderd
confectiefabrieken geregistreerd waar
gemiddeld dertig tot veertig mensen
werken. Het werkelijke aantal fabrieken
en fabriekjes ligt veel hoger: wie door de
wijk loopt zal er weinig moeite mee heb
ben dat te constateren. Heel veel bedrij
ven en bedrijfjes werken echter in de
grijze en zwarte sector van de economie.
De terugkeer van deze verloren gewaan
de industrie komt in de officiële statistie
ken dan ook nauwelijks tot uiting.
De organisatie van de confectie in
Hackney heeft nu de vorm van een pyra-
mide. Een warenhuis, bijvoorbeeld Mo-
thercare, bestelt 1000 jurken bij een tus
senpersoon. Die speelt de opdracht door
aan een fabrikant. De z.g. 'middle man'
bepaalt de prijs en levertijd, en levert
meestal de stof aan.
"We worden vaak sterk onder druk ge
zet door de opdrachtgever. Dan is er af
gesproken dat we over twee weken zul
len leveren en dan willen ze het ineens
drie dagen eerder. Je kunt dat weigeren,
maar dan loop je het risico dat je geen
nieuwe opdrachten meer krijgt", vertelt
de Turkse eigenaar van een bedrijfje dat
gevestigd is boven een bakkerij. Ook de
prijzen zijn een voortdurende bron van
zorg. "Meestal is het maar net genoeg om
de kosten te dekken". Maar alweer geldt:
take it or leave it. Op de vraag of het niet
winstgevender zou zijn de groothandela
ren over te slaan en rechtstreeks aan de
detailhandel te leveren, volgt echter een
pertinent nee: "We hebben de tussenper
soon nodig. Hij heeft de contacten, wij
niet".
Brand
Een Engelse organisatie is nagegaan
waar het geld blijft dat de consument
voor zijn kleding betaalt. Van een rok die
in de winkel 60 gulden kost gaat onge
veer de helft naar het warenhuis. Stof,
garen, rits en knopen kosten 15 gulden,
de tussenhandelaar maakt een winst van
5 gulden en het bedrijfje waar de rok
wordt gemaakt krijgt tien gulden. Daar
van moeten dan machines, elektriciteit,
lonen etcetera worden betaald. "Dat be
tekent dat fabrikanten alles zullen doen
om de kosten te drukken, anders blijft er
nauwelijks iets voor ze over", aldus Mit
ter.
Een rondgang door een aantal confec
tie-ateliers en gesprekken met arbeiders
en arbeidsters maken snel duidelijk hoe
dat gebeurt. Veel bedrijfjes verkeren in
een afschuwelijke staat. Ze zijn overvol,
slecht verlicht en geventileerd. In de om
geving van Brick Lane, waar de kleinste
ateliers sweatshopszijn gevestigd, zijn
al herhaalde malen doden gevallen door
dat brand uitbrak en de vluchtwegen wa
ren geblokkeerd door stapels kleding.
Bovendien bleken blusapparaten te ont
breken. Sommige fabrikanten verande
ren elk half jaar hun naam om de belas
ting te ontduiken, of ze verhuizen om de
paar maanden.
De lonen zijn extreem laag stuklo
nen zijn eerder regel dan uitzondering
en worden veelal zwart uitbetaald. "De
bazen maken gebruik van de moeilijke
positie waarin veel mensen verkeren".
Een strijker in een Bengaals- confectie-
atelier constateert het bitter. "Er werken
hier heel veel buitenlanders. Een aantal
daarvan is hier illegaal en kan dus geen
vuist maken". Zelf kan hij dat, hoewel
met verblijfs- en werkvergunning, eigen
lijk ook niet. "Officieel werk ik van half
acht tot half vijf. Maar meestal wordt het
half zeven en moet ik zaterdags ook op
draven. Weigeren kan niet, want dan lig
je eruit". En dat is een weinig aanlokke
lijk perspectief in een wijk waar de werk
loosheid ruim twintig procent bedraagt,
en dat terwijl er voortdurend op uitkerin
gen wordt gekort.
Migranten
De confectie-industrie in Hackney is
vooral een migrantenindustrie. De mees
te ateliers worden bevolkt door Turken,
Grieks-Cyprioten, Vietnamezen en Ben
galen. Shuster verklaart dat vooral uit
het feit dat het opzetten van een confec-
tie-atelier een vrij eenvoudige zaak is
het vergt maar weinig investering en
dat veel migranten al beschikken over de
vaardigheden die in deze industrietak
nodig zijn.
Mitter vindt dat te simpel: "Het heeft
natuurlijk ook alles te maken met racis
me. Migranten blijven in de confectie
hangen omdat ze zich veiliger voelen on
der elkaar. In blanke ondernemingen
zijn ze al gauw het mikpunt van peste
rijen en vervelende opmerkingen".
Vooral vrouwen zijn, vaak indirect, de
dupe van discriminatie, benadrukt Mit
ter. "Het komt vaak voor dat mensen, die
in een nieuwe omgeving niet worden ge
accepteerd, heel strikt gaan vasthouden
aan de gewoontes en gebruiken uit hun
geboorteland. Dat is wat je bijvoorbeeld
ziet gebeuren onder de Bengalen, waar
van er velen zeer fanatieke moslems zijn
geworden. Dat betekent onder andere
dat mannen weigeren hun vrouw bui
tenshuis te laten werken".
Thuiswerk is dan ook voor veel Ben
gaalse vrouwen de enige bron van werk
gelegenheid. Mitter: "Voorde werkgever
zijn zij ideaal. Ze worden alleen inge
schakeld en dus betaald als dat echt
nodig is. De opdrachtgever heeft boven
dien minder ruimte nodig en bespaart
dus op kosten voor huur, elektriciteit,
enzovoort".
Naar het aantal thuiswerksters valt
slechts te gissen. De stadsdeelraad van
Hackney noemt een getal van 10.000,
maar sluit niet uit dat het er veel meer
zijn.
Organisatie
In het kleine rommelige kantoor van
de NUTGW wordt op grote witte vellen
de ledenstand bijgehouden. Erg positief
ziet de ontwikkeling er niet uit. De vak
bond heeft door heel het land nog maar
6000 leden. Shuster, verantwoordelijk
voor de vakbondsactiviteiten in het
grootste deel van Londen, ziet zich ge
plaatst voor een haast onmogelijke opga
ve. "Het organiseren van die kleine be
drijfjes is bijna niet te doen. Ze verdwij
nen om de haverklap en heel veel werk
nemers spreken slecht Engels. Dat
maakt simpelweg met elkaar praten al
bijna tot een onmogelijke opgave".
Hij zoekt de oplossing dan ook vooral
in beperking van de import om de con
currentie van de confectie-industrie el
ders te beperken. Volgens Mitter zit de
vakbond daarmee echter volstrekt op
het verkeerde spoor. "Het zal hooguit be
tekenen dat de warenhuizen hogere prij
zen kunnen vragen voor hun waar, en het
verschil in hun eigen zak steken". Im
portbeperking, stelt Mitter nadrukkelijk,
verandert niets aan het feit dat er hier
een groot aanbod van arbeidskrachten is
die bereid zijn tegen slechte voorwaar
den te werken. Een duidelijker inzicht in
het waarom van de ontwikkelingen in de
confectie-industrie zijn volgens haar een
eerste vereiste: "Anders kom je met op
lossingen die in feite geen oplossingen
zijn".
Het laatste atelier dat ik bezoek be
vindt zich in een groot pand dat twintig
jaar geleden eén confectie-fabriek bevat
te. In de verschillende ruimten zitten nu
ongeveer twintig bedrijven. Shuster is er
ongeveer anderhalfjaar geleden voor het
laatst geweest. Sinds die tijd is ongeveer
de helft van de bedrijven van eigenaar en
naam verwisseld.
Vertrouwd
Helemaal boven is een Turks atelier
gevestigd dat inmiddels een vertrouwde
aanblik biedt. Ook het verhaal van de ei
genaar is bekend: smalle marges, hard
werken, de druk van de tussenhandela
ren. Hij toont een stapel papieren waarin
de opdrachten staan gespecificeerd.
Daaronder ook een order voor 486 col
berts, bestemd voor 'C&A Holland'.
Confectie-bedrijfjes in de Londense wijk Hackney: de terugkeer van deze verloren gewaande industrie komt in de
officiële statistieken nauwelijks tot uiting.
De confectie-industrie in Londen is vooral een migrantenindustrie. De
meeste ateliers worden bevolkt door Turken, Grieks-Cyprioten, Vietname
zen en Bengalen.