'Daum de belangrijkste na Multatulf
Ik kwam veel Roodkapjes met blauwe hoedjes tegen'
Shining: Een Australische kerstgedachte
DONDERDAG 23 JUNI 1988
PAGINA 21
Voorstelling: Sydney Oance Company mei
Shining. Choreografie: Graeme Murphy.
Muziek' Karol Szymanovski. Gezien op 22
juni in het Muziektheater te Amsterdam, al
waar nog vanavond en morgenavond.
AMSTERDAM - In een inter
view vertelden de samenstellers
van het Holland Festival-pro
gramma dat de Sydney Dance
Company uitgenodigd was niet
zozeer uit artistieke overwegin
gen als wel uit een behoefte aan
een brede, publieksvriendelijke
voorstelling. 'Het volk' had blijk
baar weinig zin in het Austra
lisch ballet, want de Stopera was
slechts voor de helft gevuld. In
Nederland kun je blijkbaar beter
je nek uitsteken met een gewaag
dere programmering: voor Mi
chael Clark en La La La Human
Steps, die men wel anti-balletten
vindt maken, waren de kaartjes
binnen mum van tijd uitver
kocht.
De Australiërs staan onder lei
ding van choreograaf Graeme
Murphy. Toen Jiri Kylian in 1986
door Australië trok, raakte hij
onder de indruk van Murphy's
werk en nodigde hij hem uit in
Nederland een ballet te maken:
Song of the Night ging septem
ber vorig jaar bij het Nederlands
Dans Theater in première en
werd verdeeld ontvangen. Dat
Kylian wel wat in Murphy zag is,
zeker na het zien van de avond
vullende produktie Shining, niet
verwonderlijk. Beide choreogra
fen hebben een voorliefde voor
inventieve en ingenieuze bewe
gingsconstructies en van een ly
risch en dynamische stijl zijn
beiden niet gespeend.
Shining is een op de muziek
van Karol Szymanovski gepolijst
muziekballet: is de muziek rustig
en verstild dan danst er een duo
en als het orkest (op band) uit
pakt en danst het ensemble.
Murphy's trouw aan het verloop
van de muziek levert zowel bere-
saaie als juweeltjes van beelden
en bewegingsfrases op, maar
briljant wordt het nergens. In het
groepswerk vormt hij prachtige
lijnen en ruimtelijke patronen
die doen denken aan George Ba-
lanchine. alleen verknalt Murp
hy dat door al te veelvuldig ge
bruik te maken van het van voet
balwedstrijden en popconcerten
bekende wave effect, waarbij in
dit geval de dansers steeds na el
kaar dezelfde beweging inzetten
en zo de ruimte al golvend in be
slag nemen. Zo'n sterk theatraal
effect verliest echter aan zeg
gingskracht bij herhaling. Het
krijgt iets goedkoops en als anti
climax overstemt het de zeldza
mere mooie plaatjes.
Murphy lijkt zich te verliezen
in de detaillering van de muziek
in het verlangen iets moois en ly
risch te creëren, iets groots en
meeslepends. Shining is zeker
onderhoudend en kundig ge
maakt, maar tegen een overdosis
'schoonheid' is geen menselijke
geest bestand. Shining is dan
ook op z'n best in het tweede ge
deelte: het duet Pre-Dawn.
Hierin weet hij wel een bepaalde
spanning en gedoseerde lyriek te
brengen, waarschijnlijk omdat
de muziek om verstilling en stilte
vraagt. En net als in Song of the
Night maakt Murphy een duet
voor mannen die elkaar, als bij
een man-vrouw duet gebruike
lijk, zorgvuldig 'liften'. Dat werkt
en de werking wordt nog eens
versterkt door de zeer synchrone
uitvoering van de twee dansers.
Een lust voor het oog maar ook
hier geldt: virtuoos wordt het
nergens. Ondanks de ingenieuze
vocabulaire van Murphy, on
danks de glimpakjes en de zwie
pende jurken, de jacquetten van
de heren of het zonnegloren-
oranje licht tegen de blauwe he
mel. Shining is als een willekeu
rig aflevering van Hill Street
Blues: het zit knap en hecht
doortimmerd in elkaar maar we
kijken er vooral graag naar om
dat we de moderne vorm al ken
nen en dus lui achterover kun
nen hangen.
Nee, Shining is meer iets voor
de kerst dan voor het zomerse
Holland Festival.
INGRID
VAN FRANKENHUYZEN
Sydney Dance Company met Sh ining van Graeme Murphy
Claudine Chavannes-Mazel promoveert op handschrift uit UB
LEIDEN Het handschrift dat
Claudine Chavannes-Mazel tot on
derwerp heeft gekozen maakt deel
uit van de beroemde Vossiuscol-
lectie van de Leidse Universiteits
bibliotheek. Chavannes:"Het is
rond 1332 in opdracht van een
Franse koningin gemaakt. We heb
ben hier te maken met een verta
ling van het 'Speculum Historiale',
een uitgebreide encyclopedische
wereldgeschiedenis, waarin wordt
verteld over de stenen tafelen van
Mozes, maar ook over de krijgsver
richtingen van Alexander de Gro
te. Jazeker, zowel het oude als het
nieuwe testament worden als bron
van geschiedenis gebruikt. In die
tijd maakte men nog niet zoveel on
derscheid tussen dingen die men
moest geloven en dingen die con
troleerbaar waren. Maar naast de
verhalen over de wonderen, staat
er natuurlijk toch een hoop historie
in de bijbel".
Ontdekkingen
"De uitvoering van het hand
schrift is zeer luxueus. Er staan
weinig of geen afkortingen in. In
handschriften die niet voor ko
ninklijk gebruik waren bestemd,
had men de neiging vlugger afkor
tingen te gebruiken. Maar je kunt
zien dat die koningin hier iets
moois van heeft willen laten ma
ken. Zij wilde meer kennis, meer
eruditie aan het Franse hof bren
gen. Zo rond de dertiende eeuw
komt er verandering in de opvat
ting dat prinsen en edellieden al
leen maar hoeven te kunnen vech
ten. Men begon in de gaten te krij
gen dat ook kennis een zekere
macht kon geven, dat die kennis
niet alleen maar was voorbehou
den aan de geestelijken, die Latijn
konden lezen. Vandaar die verta
ling".
De Franse wetenschappers heb
ben nooit iets met dit handschrift
gedaan. Is dat niet vreemd, het
heeft toch eens deel uitgemaakt
van hun cultuur? "Men had in de
Nationale Bibliotheek in Parijs ook
acht boeken van dit handschrift en
dacht dat het in Leiden ging om
een kopie ervan. En in kopieën is
men minder geïnteresseerd. Bo
vendien betrof het hier een Franse
tekst die niet in Frankrijk was en
dat kon natuurlijk nooit wat zijn",
zegt de promovenda met enige iro
nie in haar stem. "Maar 'ons' hand
schrift was wel degelijk interes
sant. Na bestudering van de tekst
zag ik dat er enorm veel in was ge
corrigeerd. Slechte gedeelten van
de vertaling waren op het perka
ment weggekrabd en vervangen
door betere. Dat duidt erop, dat ie
mand de tekst na het kopiëren nog
eens aandachtig heeft doorgelezen.
Zoiets kwam niet veel voor in die
tijd".
"Bovendien ontdekte ik- dat de
relatie tussen tekst en miniaturen
buitengewoon sterk was. Meestal
ging de maker van deze miniaturen
bij vertalingen af op de miniaturen
in het origineel. Die tekende hij
klakkeloos over. Het begrip 'pla
giaat' kende men toen niet. Dat is
pas later gekomen, toen de kunste
naar 'origineel' moest zijn, iets
waar men toen hartelijk om zou
hebben moeten lachen".
Blauwe hoedjes
"In een handschrift kwamen de
miniaturen nogal eens op de ver
keerde plek te staan. Door slordig
heid of omdat de miniaturist de
aanwijzingen van de vertaler niet
goed begreep. In dit handschrift
zul je zoiets niet aantreffen. De mi
niaturist heeft de tekst met aan
dacht gelezen. Hij heeft zelfs de
fouten die de kopiist heeft gemaakt
'in beeld gebracht".
Ter illustratie laat de kunsthisto
rica een reproduktie zien van een
van de miniaturen. Het is een tafe
reel waarop Alexander zich met
zijn paard midden in een veldslag
bevindt. Chavannes-Mazel: "Het
paard van Alexander is, zo wil de
geschiedenis, in het strijdgewoel
dodelijk gewond geraakt. Alexan
der heeft het dier aan zijn staart het
slagveld afgesleept. De vertaler
van die geschiedenis heeft echter
moeite gehad met de Latijnse
naamvallen en een aantal dingen
met elkaar verwisseld. Zo is het in
de Franse tekst niet Alexanders
paard dat wordt getroffen, maar
Alexander zélf. En op het plaatje
zie je dan dat Alexander de staart
Eregeld Mapanje
ROTTERDAM (ANP) - Het Ere
geld van Poetry International, de
jaarlijkse prijs voor politiek onder
drukte dichters, is gisteren in Rot
terdam toegekend aan de 44-jarige
Jack Mapanje uit de Afrikaanse
staat Malawi. Mapanje, docent En
gels aan de universiteit van Mala
wi, werd op 23 september vorig jaar
gearresteerd en zit sindsdien zon
der vorm van proces gevangen.
In 1981 werd in Engeland de
dichtbundel 'Of Chameleons and
Gods' uitgegeven, die in Malawi is
verboden. Volgens de jury van
Poetry International geven de ge
dichten van Mapanje de alledaagse
werkelijkheid weer en worden zij
mogelijk als bedreigend voor een
bestaande orde ervaren. Een twee
de bundel van Mapanje zou nog dit
jaar in Zimbabwé worden uitgege
ven. Volgens de geruchten die de
jury hebben bereikt worden de ge
dichten als subversief beschouwd.
Mapanjes gezin zou ook in moei
lijkheden verkeren.
Binnen de universiteit is in de laatste decennia een strenge schei
ding tussen de verschillende disciplines ontstaan. Een taalkundi
ge die een oud handschrift onderzoekt, zal de miniaturen waar
mee dit handschrift is verrijkt niet snel betrekken in zijn studie.
Dat laat hij liever over aan de kunsthistoricus.
Kunsthistorica Claudine Chavannes-Mazel is over haar 'vakgren-
zen' heengestapt. Zij onderzocht de eerste acht boeken van het
handschrift van de 'Miroir Historial', een Franse vertaling van
een omvangrijke encyclopedische wereldgeschiedenis, die in de
dertiende eeuw werd gemaakt door een dominicaan. Dit hand
schrift, dat met 280 kleurige miniaturen is verlucht, bevindt zich
in de kluis van de Universiteitsbibliotheek te Leiden. Door aan
dachtige bestudering van de tekst, iets dat eigenlijk behoort tot
het werk van taalkundigen, kwam zij tot frappante ontdekkingen
over de miniaturen. Zij legde haar bevindingen neer in haar
proefschrift 'The Miroir historial of Jean II le Bon, the Leiden ma
nuscript and its related copies', waarmee zij vandaag aan de Leid
se universiteit is gepromoveerd in de letteren.
door
Cees van Hoore
van zijn paard vastgrijpt en zo van
het slagveld wordt weggesleept".
"Om dit soort 'vergissingen' te
kunnen uitleggen, gebruik ik altijd
het verhaal van Roodkapje. Men
sen die dat verhaal kennen, zullen
het illustreren met een meisje met
een rood kapje op. Als daar dan in
eens een meisje met een blauw
hoedje op loopt, ga je denken: hier
is iets mis. In andere handschriften
kwam ik veel Roodkapjes met
blauwe hoedjes tegen, in dit hand
schrift niet één. De miniaturist
heeft dus zeer goed op de tekst ge
let".
Werkwijze
Claudine Chavannes bevond
zich met haar studie op onbetreden
terrein. Nog nooit eerder had ie
mand iets met dit handschrift ge
daan. Over de methode die zij bij
het bestuderen ervan heeft gehan
teerd: "Bij de bestudering van ou
de handschriften is het gebruike
lijk dat men óf de miniaturen be
kijkt óf de tekst. Zelden beide tege
lijk. Ik heb dat nu eens wél gedaan
en dat heeft hele interessante din
gen opgeleverd. Ik geloof dan ook
dat deze werkwijze erg nuttig is en
toekomst heeft".
Gerard Termorshuizen promoveert op Indische schrijver
Zo'n oud boek in handen te heb
ben, een boek waarin zich mis
schien nog de vingerafdrukken be
vinden van lang gestorven prinsen,
dat moet toch iets romantisch heb
ben? Chavannes-Mazel: "Dat heeft
wel iets, ja. Maar het is niet alleen
romantisch maar ook erg nuttig. Je
moet als kunsthistoricus niet al
leen de microfiches van de minia
turen bekijken en deze aan de hand
daarvan bestuderen, maar vooral
de boeken zelf. Doe je dat niet. dan
kun je behoorlijk worden misleid.
Er is eens een slepende discussie
geweest over het feit of een bepaal
de illustratie in een handschrift nu
wel of niet naderhand was tussen
gevoegd. De kunsthistorici zeiden:
die illustratie is - kijk maar naar de
stijl - gemaakt door die en die kun
stenaar en die werkte niet in die
tijd. Dat concludeerden ze na mi
crofiches van de afbeelding te heb
ben bestudeerd. Toen ik eens in het
handschrift zelf ging kijken, zag ik
dat er op de achterkant van de illu
stratie een bloemetje stond gete
kend, een bloemetje dat om de zo
veel pagina's ook voorkwam in de
rest van het boek. En dan ook nog
een keer in dezelfde stijl getekend
en met dezelfde kleurschakerin
gen. Toen was de zaak natuurlijk
gauw opgelost. Het is dus niet al
leen maar de 'romantiek' die mij er
toe aanzet een handschrift zelf in
mijn handen te houden, nee, het
contact met dat handschrift is van
wezenlijk belang voor de studie er
van. En die handschriften kunnen
daar best tegen. Dat perkament is Claudine Chavannes-Mazel: 'Je moet als kunsthistoricus niet alleen de microfiches van miniaturen bekijken.
onverwoestbaar". maar vooral ook de haiidschriften waarin ze voorkomen'. (foto Wim Dijkman)
Maurits. Op de vraag waarom hij
voor dit pseudoniem koos zei
Daum: "O, dat is heel toevallig. Het
had-net zo goed Piet of Paul kun
nen zijn. Het ging mij om het pseu
doniem". Pas in 1893 kwam men er
achter dat Daum achter het pseu
doniem schuil ging.
Het eerste boek dat van Daum in
1885 werd uitgegeven was Uit de
suiker in de tabak (1883 als feuille
ton). Dat was de eerste naturalisti
sche roman in de Nederlandse lite
ratuur. In literair-historisch op
zicht behoort dit boek volgens Ter
morshuizen tot de hoogtepunten
van zijn romanwerk. Literair ge
zien is Ups en downs in het Indi
sche leven (1892, 8e dr. 1988) heel
sterk. Ook H. van Brakel, ing.
B.O.W. (1888) en Aboe Bakar (1894)
zijn bijzonder.
Daums boeken spelen zich voor
namelijk af in de Europese maat
schappij in Indie. Inlanders spelen
alleen een rol voorzover ze een rela
tie hadden met de Europeanen. De
romans spelen zich af op plantages,
suikerfabrieken, in het ambtena-
renmilieu in Batavia. Er zijn be
paalde thema's die steeds terugke
ren. "Je ziet als rode draad de jacht
op fortuin, het materialisme. En
dat klopt met de realiteit. Men ging
naar Indie om geld te verdienen.
En ander thema is het huwelijks
motief. Er worden veel relaties in
en buiten het huwelijk geschreven,
het concubinaat, vooral in Num
mer Elf (1893)".
Termorshuizens belangstelling
voor Daum werd voornamelijk ge
wekt door zijn vriend Rob Nieu-
wenhuys (Groot kenner en promo
tor van de Indische letteren). Inte
ressant is de receptie van Daum
door de eeuw heen. Na zijn dood in
1898 werd hij vergeten. Pas in de ja
ren dertig werd hij door het boek
van Gerard Brom 'Java in onze
kunst' herondekt. E. du Perron
zorgde voor de herdruk van Goena-
goena (1889) in 1936 bij de Wereld
bibliotheek. Rob Nieuwenhuys
zorgde voor de verdere opleving na
1945 van Daums werk. Termors
huizen droeg zijn proefschrift dan
ook aan de bijna 80-jarige Nieu
wenhuys op. Nieuwenhuys bekeek
Daum vooral als romancier. Ter-
morshuizen lette zowel op de
mens, de journalist en de roman
cier. Daum had als journalist zijn
pen geslepen! De journalist keek
de romancier op de vingers.
In de komende winter zal Ter
morshuizen een grote bloemlezing
samenstellen uit Daums journalis
tieke werk, waarbij ook zijn positie
als literair criticus uitgebreid aan
de orde komt. Daum schreef onder
meer de eerste diepgravende es
says over de grote Franse naturalis
tische schrijver Emile Zola, in De
Locomotief.
Termorshuizens proefschrift
heeft een schat aan nieuwe feiten
opgeleverd, vooral omdat hij
Daum van zoveel mogelijk kanten
heeft bekeken. "Daum was een ui
terst beminnelijke man, maar tege
lijkertijd wars van alle aanstellerij.
Als journalist liet hij zich weinig uit
over zijn land- en rasgenoten, maar
in de romans juist wel omdat hij
onder het pseudoniem Maurits
schreef. Hij stelde vooral de aan
stellerij, de grootdoenerij, het ma
terialistisch gedrag van de Europe
anen aan de kaak. Daum kon voor
treffelijk praten en discussiëren.
Hij kon mensen helpen en van ad
vies dienen".
Dat Termorshuizen ook over an
dere dingen zijn mening heeft dan
over Daum moge blijken uit twee
stellingen bij zijn proefschrift:
"Pijprokers lopen een verhoogd ri
sico op hyperventilatie" en "Vrou
wen betalen maatschapelijk succes
niet zelden met een verlies aan so
ciale vaardigheden".
Gerard Termorshuizens in
drukwekkende proefschrift ver
schijnt in een handelseditie bij
Nijgh Van Ditmar en kost
69,50. De boeken van Daum zijn
verkrijgbaar in de edities van
Thomas en Eras, Querido (als Sa
lamander) en Nijgh Van Dit
mar. Daum is één keer in het Ma
leis en één keer in het Engels ver
taald.
LEIDEN De Sassenheimer Gerard Termorshuizen (53)
mag zich sinds vanmiddag doctor in de letteren noemen.
Hij promoveerde aan de Leidse universiteit op een zeer lij
vig (650 blz.) en leesbaar proefschrift over de Nederlands-
Indische schrijver en journalist P.A. Daum (1850-1898).
Termorshuizen bleek tijdens het interview een even onver
moeibaar en enthousiast verteller als de door hem bewon
derde Daum.
De literaire biografie is in Neder
landtin tegenstelling tot Engeland)
niet in een sterke traditie gewor
teld. Piere H. Dubois schreef een
biografie over Marcellus Emants,
Wam de Moor over J. van Ouds
hoorn, Fréderic Bastet over Cou
perus en nu dus Termorshuizen
over Daum. Termorshuizen werkte
meer dan tien jaar aan het boek, dat
chronologisch in vier hoofdstuk
ken is opgebouwd.
Termorshuizen zit al bijna een
drietal decennia in de letteren. Na
een kantoorloopbaan op jeugdige
leeftijd werd hij onderwijzer, haal
de het avondgymnasium, was le
raar en studeerde daarnaast Neder
lands en geschiedenis aan de uni
versiteit van Amsterdam. In 1969
Gerard Termorshuizen: lijvig proefschrift over Daum werd hij docent aan de universiteit
(foto Henk Bouwman) van Jakarta in Indonesië. Sinds
door
Emiel Fangmann
1975 werkt hij als wetenschappe
lijk medewerker op het Koninklijk
Instituut voor Taal-, Land- en Vol
kenkunde van de Leidse universi
teit met als specialiteit de koloniale
literatuur.
"Na Multatuli de belangrijkste
schrijver uit de negentiende eeuw
als we het tenminste hebben over
de vroegere koloniën" karakteri
seert Termorshuizen Daum. Voor
zijn proefschrift heeft Termorshui
zen heel veel archiefonderzoek ge
daan. O.a. in het gemeente-archief
van Den Haag, het krantendepót
van de Koninklijke Bibliotheek en
in Jakarta. Daarnaast analyseerde
de promovendus de literaire ro
mans van Daum. Deze onderzoe
kingen vergden een paar jaar. Ter
morshuizen over het waarom van
dit proefschrift: "Ik heb willen la
ten zien dat het bijzondere van
Daum voortkomt uit het feit dat hij
een Indisch journalist was. Het le
ven en het werk, de journalist en de
romancier en dat voortdurend in
relatie tot de tijd waarin hij leefde".
In 1879 kwam Daum naar Indie.
Over de structuur van het proef
schrift wil Termorshuizen het vol
gende kwijt: "Ik heb van begin al
aan met het probleem geworsteld:
hoe kan ik èn Daum in zijn dage
lijkse doen, in zijn denken, in zijn
sociale contacten èn de journalist
èn de romancier gescheiden hou
den en tegelijkertijd er voor zorgen
dat ze bijeen blijven, omdat het alle
aspecten van een grote persoon
lijkheid zijn". Mensen die het boek
inmiddels gelezen hebben, zeggen
dat het 'als een trein leest'. Daum
werkte in Indië voor drie periodie
ken. Bij de Locomotief kwam hij
eerst te werken in Semarang (1879-
1882), van het Indisch Vaderland in
Semarang werd hij eigenaar en
hoofdredacteur (1883-1885), deze
krant werd opgeheven na een pers-
delict. Tenslotte werd Daum op
richter en hoofdredacteur per 1 de
cember 1885 van het B ataviaasch
Nieuwsblad (1885-1898). Dit blad
groeide uit tot de meest gelezen
krant van Nederlands-Indie.
Hoe verklaart Termorshuizen de
nuchtere en sceptische toon van
Daums roman-werk? "Daum was
Indisch journalist. De Indische
journalistiek was veel heftiger, di
recter en levendiger dan de Neder
landse. In Indië bestonden geen
burgerrechten. Er werd over de
Nederlanders aldaar in Nederland
beslist. Na 1877 ging het in toene
mende mate slechter in Indië. De
Europeanen konden eigenlijk ner
gens terecht met hun klachten. De
pers werd toen automatisch de be
langrijkste spreekbuis van de Eu
ropese gemeenschappen in Indië.
Heel belangrijk voor een Indische
krant was een feuilleton. De men
sen hadden immers weinig vertier.
Het mooiste voor een krant was te
komen met een nog niet eerder ge
publiceerd werk".
Daum wilde een goed feuilleton
en besloot dat zelf, ondanks het feit
dat hij de krant al helemaal vol
schreef, te maken. Hij koos voor
zijn feuilletons het pseudoniem
Foto van P.A. Daum. waarschijnlijk i
•cm Koene &'Co in Batavia. Daum wt
1890 gemaakt in hel ateliei
begin veertig.