OEKEN Faldbakkens 'Glahn': een oude vertelling herhaald Ontroerende dierenverhalen bekroond Geen woord te veel bij Vervoort Marie Stahlie opnieuw van onhollandse allure Biografische schets Adriaan Roland Holst Slachtoffers van de koude oorlog DONDERDAG 9 JUNI 1988 De hoofdpersoon van 'Het tekort', de nieuwe roman van Hans Ver voort, is een man van middelbare leeftijd wiens huwelijk is stukgelo pen. Teruggeworpen op zichzelf laat hij het verleden als een film aan zich voorbij gaan, hopend dat het ooit weer goed zal komen tus sen hem en zijn ex, maar wetend dat lijmpogingen vergeefs zullen zijn. Of zoals Vervoort de essentie van de breuk in zijn sublieme eerste re gel al samenvat: "Marina was een vrouw om oud mee te worden, maar ik was niet van plan oud te worden". In de tijd dat de hoofdpersoon net van zijn vrouw af is, wordt hij ook op een andere manier met zijn verleden geconfronteerd. Hij wordt tijdelijk overgeplaatst naar Macom, het Amsterdamse bedrijf waar hij zijn carrière als markton derzoeker is begonnen. Zijn vroegere compagnons blij ken in een aantal opzichten veran derd te zijn. Vooral Robin, die slor dig is geworden in zijn werk en peppillen nodig heeft om op de been te blijven. Aanvankelijk heeft de hoofdpersoon het niet eens door dat zijn oude vriend een wandelen de medicijnkast is geworden, tot dat een collega het hem vertelt. Zijn reactie: "Ik was geïmpo neerd, in Tilburg had je dat niet. Zo, zo, was dat Robins nieuwe kick. Het kon erger". De hoofdpersoon reageert meestal op die manier. Ironisch. Hoewel laconiek eigenlijk een be ter woord is. Hij is iemand die in z'n werk op gaat, maar tegelijkertijd altijd een buitenstaander blijft, die met gepaste ironie het reilen en zei len om hem heen gadeslaat. Zoals Vervoort dat zelf ook doet. Niet voor niets heet de hoofdpersoon Hans van Wort. Nadat hij al een tijdje heeft ge kampeerd in een vrijgezellenflat lijkt het geluk Van Wort toch weer toe te lachen: hij wordt verliefd. Het avontuur is echter van korte duur. "Sommige mensen waren geschikt voor geluk, en ik hoorde er niet bij", schrijft Vervoort. Toch eindigt het boek niet in mi neur. Wat heb ik eigenlijk te verlie zen, denkt de hoofdpersoon. 'Ik had alles al achter de rug wat men nastreeft, alles verloren wat van be lang is en alles meegemaakt wat ik zou willen meemaken. En het kon me eigenlijk niet veel schelen wat er verder gebeurde". Verschillende critici hebben het werk van Vervoort bejubeld. Wie 'Het tekort' leest, begrijpt waarom: Vervoort behoort' tot de weinige Nederlandse schrijvers die echt kunnen schrijven. De toon die hij aanslaat - dat onnadrukkelijke, geen woord te veel, die aangename ironie - zou je zelfs uniek kunnen noemen. WIM BRANDS Het zou mij niet verbazen als met de vertaling, onlangs, van Knut Faldbakkens 'Glahn' in Nederland niet alleen het werk van deze he dendaagse Noorse auteur wat meer aandacht krijgt, maar er tegelijk ook een opleving van de belang stelling voor Knut Hamsun ont staat. Faldbakkens roman is name lijk een nieuwe versie van Hams- uns 'Pan' en het (her-)lezen van bei de romans is een enerverende be zigheid: lectuur die een honger naar meer veroorzaakt. Laat ik beginnen met het oorspron kelijke boek. 'Pan', voor het eerste gepubliceerd in 1984, behoort tot Knut Hamsuns vroegere en inte ressantere werk. Hamsun heeft te vergeefs geprobeerd om in Ameri ka aan de slag te komen en terugge keerd in Noorwegen was hij een ander mens: de afkeer van het Amerikaanse materialisme had hem een nieuwe waardering voor eenvoud van het Noorse platteland opgeleverd (veel later zou de No belprijswinnaar zich overigens ver liezen in reactionaire boerenro mans). Glahn, de hoofdpersoon uit 'Pan'- 'Uit de papieren van luite nant Thomas Glahn' luidt de on dertitel - heeft zich dan ook terug getrokken in de opperste eenvoud. Vanuit een jachthut in een bos aan de Noorse kust, levend van de vo gels en de vissen die hij weet te ver schalken, beziet hij het element warmee hij zich langzamerhand to taal verbonden voelt: de natuur. Dat gevoel van verbondenheid blijft niet lang ongerept. Glahn raakt in de ban van het grillige meidsje Edvarda, dochter van we duwnaar Mack, een handelaar uit het nabije dorp. Glahns obsessie voor het meisje leidt tot niets: uit eindelijk vlucht hij, teleurgesteld en verbitterd, naar de tropen waar hij een eind aan zijn leven maakt. De verhouding Glahn-Edvarda is een prachtig voorbeeld van asyn chrone verliefdheid en de vernieti gende uitwerking daarvan. Niet al leen Glahn wordt erdoor in het on geluk gestort. Tijdens het verblijf in de jachthut begint hij letterlijk van ellende omwille van Edvarda's houding een relatie met Eva, de maitresse van Mack. Deze mooie en eenvoudige jonge vrouw had Glahn gelukkig kunnen maken en zijn band met de natuur kunnen herstellen. Maar de luitenant wijst haar trouw en toewijding in laatste instantie af en is zelfs indirect schuldig aan haar dood. De handeling doet nogal melodra matisch en romantisch aan, maar deze indruk is niet terecht. Glahns gevecht met de wispelturige Ed varda is tegelijkertijd een strijd te gen de maatschappij die hij de rug wil toekeren.- Het sterkst wordt de ze houding voelbaar op de feestjes van de plattelandsnotabelen uit het middennegentiende-eeuwse Noor wegen, met hun strikte sociale co des. De figuren die in dit milieu een rol spelen worden scherp en zon der meedogen door Hamsun neer gezet. Juist deze passages staan in een groot contrast met zijn impressio nistische natuurbeschrijvingen. Fraai is vervolgens de manier waarmee Hamsun de relatie die de 'wildogige' Glahn een plaatseijke sage dromen, een sage waarin de heldin zich aan de luitenant open baart als bestond zij werkelijk. Overigens is het slot van 'Pan' zwak. Het relaas van Glahns trope- neide wordt niet vanuit diens aan tekeningen, maar vanuit een me desoldaat beschreien, iemand die niet van zijn ongelukkige liefde op de hoogte is. Hamsun heeft dit op het laatste moment toegevoegd, maar het procédé werkt niet. Faldbakken Knut Faldbakken heeft in 1985 een nieuwe versie van 'Pan' gemaakt en hij haalde zijn titel uit Hamsuns ondertitel: 'Glahn'. Er is vrij veel van Faldbakken in het Neder lands vertaald, de respons in de kri tiek was tot nu toe echter omge keerd evenredig. Niet helemaal on begrijpelijk: Faldbakken is een vrij realistische auteur die een voor keur heeft voor moderne relatie drama's en aanverwant materiaal. Met 'Glahn' vind ik dat we het oor deel over Faldbakken moeten her zien, want zijn bewerking van 'Pan is zeer de moeite waard. Zijn hedendaagse Glahn is geobse deerd door het boek van Hamsun. En sinds het optreden van roman personages als Don Quichotte en Madame B ovary weten we dat het met zo'n fixatie slecht afloopt. Zo ook deze Glahn. hij doodt zichzelf, net als zijn literaire voorbeeld dat deed. Het lijkt erop alsof Faldbakken een schaakpartij naspeelt. Het grootste verschil met 'Pan' ligt in de ver plaatsing van het decor van het ne- gentiende-eeuwse platteland naar Oslo onze jaren tachtig. Het pa troon van de zetten en tegenzetten is gelijk, de veranderingen zijn ver oorzaakt door de aanpassing aan een andere omgeving met andere sociale codes. Ook hier is de drijvende kracht achter het verhaal de asynchrone dochter van Mack, alleen is de toe gewijde Eva nu Macks echtgenote, waarmee het schaakspel alleen nog maar compacter wordt. Als doch ter van een rijke zakenman kan Ed varda een ander, onafhankelijker leven leiden dan haar negentiende- eeuwse naamgenote, maar dat maakt voor de handeling weinig uit, net zo min als het feit dat Glahn nu een moderne randfiguur is, een werkloze outcast uit vrije wil. Het behoort bij de sfeer van de grote stad dat Faldbakkens Glahn niet af en toe met passerend herderinnetje slaapt, zoals bij Hamsun, maar met een heroïnehoertje. Deze keer zijn de aantekeningen door de luitenant niet uit vrije wil vervaardigd, maar op instigatie van een (stotterende) psychiater die Glahn in zijn kliniek onder behan deling heeft, een andere aanvaard bare wijziging. Omdat de maatschappelijke codes zijn veranderd, is het ook niet zo vreemd dat Faldbakken een homo seksuele spanning tussen Mack en Glahn suggereert, al heeft hij hier voor zijn enige duidelijke ingreep in Hamsuns verhaal moeten ma ken: in de nieuwe versie kennen Glahn en Mack elkaar uit hun mili taire dienstperiode. Over het grootste verschil tussen Hamsun en Faldbakken zou je bij na heenlezen: het feit dat de twin- tigste-eeuwse Glahn passages uit 'Pan' gebruikt als een bijbel, dat de werkelijkheid in het 'oude boek' voor hem reëler is dan die van de moderne stad om hem heen en hierdoor niet tot liefde in staat is. Toch is ook hiervoor een aankno pingspunt in het origineel te vin den, namelijk in Hamsuns verwer king van de sage. Het verschil tus sen de twee auteurs is dat de oud ste zijn toevlucht neemt tot droom en de jongste volstaat met litera tuur. Door zijn ingreep verschuift Fald bakken het thema van de onaange paste man en diens ongelukkige liefde naar een ander niveau: de waanzin waarin literatuur werkelij ker wordt dan leven. Faldbakken doet dit spannend, smaakvol en vanuit een grote waardering voor zijn literaire voorbeeld. En, de ma nier waarop hij allerlei personages en details uit het origineel in de nieuwe versie wist over te zetten is ronduit knap omdat zij nergens storen, tot en met het stotteren van de psychiater toe. De Nederlandse vertaler heeft voor de 'Pan'-passage niet de meest re cente vertaling uit 1976 gebruikt, Knut Faldbakken. maar één uit 1904 met de bijbeho rende spelling en stijl. Prijzenwaar- dig dat er over het vertaalprobleem is nagedacht, alleen ben ik het on eens met het resultaat van dit denkwerk. 'Pan' lijkt nu voor Ne derlandse lezers veel te oudbak ken, soms bijna oudbollig. Dit is des te hinderlijk omdat Fald bakkens versie uiteraard tegelijk een interpretatie van zijn voor beeld is. Ook letterlijke zin, bij voorbeeld via de psychiater, die niet zo'n hoge dunk van 'Pan' heeft en zelfs een aantal boeiende op merkingen over de betekenis van het boek ten beste geeft: 'Het hele verhaal is natuurlijk vreselijk over trokken en op de spits gedreven. Typisch romantische literatuur uit de vorige eeuw.' Belangrijker is na tuurlijk de manier waarop Glahn zelf het boek als een bijbel gebruikt en er in verzinkt. Eén ding valt mij tegen van Fald bakken: kennelijk heeft hij geen kritiek gehad op Hamsuns slot, want ook hierin volgt hij de oude meester trouw. Waardoor wij op onze beurt het einde van 'Glahn' minder geslaagd vinden. AUGUST HANS DEN BOEF Knut Faldbakken, Glahn, vertaling Paula Stevens, uitgeverij Conserve 37.50. Maria Stahlie debuteerde een jaar geleden met 'Unisono'. Een opge wekte en lichtvoetige roman, die sterk de aandacht trok door de on bekommerde structuur ervan, de vele woordspelingen en flarden popsongs, en - in zijn algemeen heid - "een aanstekelijke mafheid die tot uiting komt in tal van melige grappen en opmerkingen tussen haakjes" (Vrij Nederland). Zelf meldde ik met aandrang graag meer van de schrijfster in deze trant te willen lezen. Stahlie's tweede boek is nu uit, een bundel met zeven verhalen on der de mooie titel "Verleden hemel toekomst". Een geslaagd debuut laten volgen door een tweede, kwa litatief gelijkwaardig of nog beter werk is geen sinecure. Maar al te vaak valt dat de aanvankelijk zo en thousiaste lezer tegen: de toon van weleer is niet getroffen, de verras sing is eraf of het veelbelovende ta lent blijkt domweg geen talent. In feite verwacht de lezer dezelfde verrukking van die eerste, unieke leeservaring - en dat is per definitie een onmogelijkheid. Ongetwijfeld is ook Maria Stahlie op de hoogte van deze drei ging. Met haar verhalenbundel heeft ze dan ook gekozen, heel ver standig, voor een behoedzame, vei lige weg: die van bestendiging. Haar vertellingen missen ietwat het sprankelende, maffe van haar eersteling maar bevestigen defini tief haar schrijftalent. De conces sies die ze heeft gedaan, liggen in een strakkere verhaalstructuur en vooral een minder uitbundige hu mor - wellicht ook een gevolg van het genre: een kort verhaal dient meer in toom te worden gehouden dan een roman waarin men zich nogal eens kan uitleven. Tegelijkertijd is veel van de mon tere, persoonlijke toon behouden gebleven. De taal die de schrijfster hanteert, is - hoewel ogenschijnlijk pretentieloos - strak en zorgvuldig, de dialogen zijn waarachtig én ver makelijk, de verhalen zelf avon tuurlijk en origineel. Ik ben er, kortom, buitengewoon van gechar meerd. Ongeveer drie jaar geleden schreef Els Pelgrom het hartverwarmende boek 'De Olifantsberg' waarin een groep dieren op zoek gaat naar de olifanten van de legendarische le geraanvoerder Hannibal. Ooit trok deze man uit Carthago met zijn grijze en witte olifanten over de bergen richting Rome. Volgens overlevering zullen de olifanten eens terugkomen, en de dieren rus ten een expeditie uit om dit te on derzoeken. Aan de andere kant van de berg ontmoeten zij de circusoli fant Hannibal. Els Pelgrom heeft een vervolg geschreven met de paradoxale titel 'Het onbegonnen feest'. De dieren van de Olifantsberg krijgen een krant in hun bezit. Het artikel kun nen zij niet lezen, maar op een grote foto staat hun vriend Hannibal, die uit een trein valt of springt. De filosofische Pad overtuigt zijn vrienden ervan dat Hannibal uit de trein is gesprongen, op weg naar de Olifantsberg. De dieren be sluiten een groot feest te organise ren en zijn daar iedere dag druk mee in de weer. Naarmate de tijd verstrijkt vervliegt de hoop op de terugkeer van Hannibal. De kracht van het verhaal schuilt in de beschrijving van de verschil lende karakters - onvergetelijke persoonlijkheden met sterk men selijke trekjes - en van de manier waarop de dieren met elkaar om gaan. Ieder dier, zoals de wat zeur derige reumatische kat, de zenuw achtige witte kip en de gewichtig doende eekhoorn zonder staart, heeft zijn eigenaardigheden, maar ook zijn krachten. We beleven het verhaal voor het grootste deel mee vanuit de Marter. Hij is een wat eenzelvig dier, die een speciale plaats inneemt binnen de vriendenkring. Het liefst is hij bij Pad, die weinig meer doet dan denken in zijn bed. Voor Zeugster heeft Marter een grote bewonde ring. Zij vangt zielige dieren op en verzorgt ze. 'Het onbegonnen feest' doet heel erg denken aan 'De wind in de wil gen' van Kenneth Grahame, een klassiek jeugdboek. De vergelij king ligt natuurlijk enigszins voor de hand, omdat beide boeken over dieren gaan, maar Els Pelgrom is erin geslaagd haar verhaal dezelfde warme sfeer mee te geven. De grif feljury heeft 'Het onbegonnen feest' dit jaar bekroond met een Zilveren Griffel die in oktober tij dens de Kinderboekenweek zal worden uitgereikt. De Gouden Griffel gaat naar Toon Tellegen voor het boek 'Toen niemand iets te doen had'. Tellegen heeft vijf dichtbundels voor vol wassenen op zijn naam staan en de buteerde in 1984 als kinderboeken schrijver met 'Er ging geen dag voorbij'. Een bundel vol korte, ab surde dierenverhalen met in de hoofdrol de mier en de eenkhoorn. Dieren met menselijke trekjes die filosoferen over de zin van het le ven, feest vieren, lijden aan Welt- schemerz of beklemd worden door onberedeneerbare angsten. 'Toen niemand iets te doen fjad' zet deze toon voort, maar met veel meer diepgang en spanning. Elk verhaaltje van nog geen twee blad zijden wekt bij de lezer een menge ling op van lachlust, ontroering en verwondering. De dromerige ver halen gaan over feesten vieren, rei zen, met elkaar een gezellig praatje maken of gewoon over niks en te gelijk van alles. Want dat is de kracht van dit boek: Tellegen jong Twee voorproefjes: 'Tot hier en verder niet', zei de eekhoorn tegen zichzelf. Hij trok een streep in het zand langs de oe ver van de rivier en bleef aan één kant van de streep staan. Dan weet ik tenminste waar ik aan toe ben, dacht hij.... Of dit fragment, waarin de eek hoorn zich opeens verdrietig voelt: Waarom, dacht hij, word ik nu opeens verdrietig? 'Ik weet het', fluisterde een stem in zijn oor. De eekhoorn zag niemand en vermoed de dat er ook niemand was. Het lijkt wel mijn eigen stem, dacht hij. Hij luisterde. 'Het komt omdat brkstgkr', zei de stem. 'Wat?', vroeg de eekhoorn 'Brkstpr' Iedere poging om een samenvat ting van deze bundel te geven is ei genlijk onmogelijk, er zou te veel verloren gaan. Tot slot: de tekenin gen van Mance Post raken de kern van de verhalen beter dan de illu straties van Jan Jutte bij de eerste bundel. 'Toen niemand iets te doen had' is voor lezers vanaf 10 jaar. SELMA NIEWOLD Maandag 23 mei was het honderd jaar geleden dat de dichter A. Ro land Holst werd geboren. Het feit is wel niet helemaal onopgemerkt ge bleven, maar men kan nu ook niet bepaald beweren dat er grootse fes tiviteiten ter herdenking op touw werden gezet. De papieren van de man die tien tallen jaren lang als de Prins der Nederlandse letteren werd ge doodverfd staan niet meer zo hoog genoteerd. Bij de jongere genera ties vindt hij weinig of geen weer klank en zelfs de ouderen lijken vermoeid te zijn geraakt door zijn elysische jargon, zijn profetische toon die soms tot gebral doorslaat. Toch zal ieder die zich in zijn werk verdiept erkennen dat het een aan tal grandioze gedichten bevat die tot de beste Nederlandse poëzie van deze eeuw behoren. Net iets te laat voor de 23e mei, maar toch duidelijk bedoeld als bij drage tot het herdenken van de honderdste geboortedag ver scheen afgelopen zaterdag het boek 'Adriaan Roland Holst' door Jan van der Vegt. Deze literator is al vele jaren bezig met een studie over de dichter. In 1974 verscheen van zijn hand 'De brekende spie gel', handelend over de ontwikke lingen, samenhangen en achter gronden in Hoists werk. De bedoe ling is dat Van der Vegt ooit een grote Holstbiografie voltooien zal. Zover is het nog niet, maar thans .hebben we dan de beschikking over een voorbereiding erop, in de vorm van deze biografische schets. Mythe Wie het boek gaat lezen moet zich maar schrap zetten, want er blijft van de ook door de dichter zorgvuldig opgebouwde mythe over rijkdom, buitenlandse stu dies, distinctie, enorm succes bij vrouwen en dergelijke maar weinig over. Nu was het geleidelijk goed deels wel bekend geworden dat het allemaal zo'n vaart niet liep, maar wanneer men het in beknopt be stek op een rij gepresenteerd krijgt werkt het ontluisterend. Wie aan A. Roland Holst als per soon denkt, ziet onwillekeurig een dandy-achtige man voor zich. ge bruind, eeuwig poserend in rare kamerjassen en met een wandel stok, in een houding die op effect berekend is. Oxford, dubbele naam, nooit hoeven werken blijk baar, dus rijkdom, veel buitenland se reizen, roem, prijzen, scharen mooie vrouwen, held in oorlogs tijd, op het laatst huisvriend van Beatrix en Claus, kortom Prins der Dichters. Na lezing van het boekje van Van der Vegt weet men beter (als men het nog niet wist): de dubbele naam is zo'n bijgetrokken moe- dersnaam uit de vorige eeuw, in dit geval zelfs van een grootmoeder, het studeren in Oxford was liefheb beren zonder enig concreet resul taat, de rijkdom kwam van een le venslange toelage van papa Holst, die assuradeur was. Zonder diens geld waren de bouw van huizen in Laren en Bergen en de buitenland se verblijven onmogelijk geweest. De vrouwen brachten meer pro blemen dan geluk, de gezondheid van de dichter was slecht, al zou hij 88 worden, en vooral de geestelijke toestand was nogal labiel. Van jongsaf leed hij aan depressies die hem op hoge leeftijd zelfs tot tijde lijke opname in een inrichting noopten. Hij was op den duur ver slaafd aan allerlei medicamenten. Menselijk, maar ook wel desillu- sionerend. Het doet niets af aan de grootheid van zijn beste gedichten en het maakt zijn leven voor de bio graaf in elk geval beslist niet min der interessant. Alleen: van het poëtische sprookje blijft niet veel Groothartig Van der Vegt heeft zijn boekje in vijf hoofdstukken verdeeld. In de eerste twee, 'Het begin' en 'Leerja ren' wordt Hoists leven beschreven vanaf zijn geboorte tot aan zijn ves tiging, op 9 november 1918 in Ber gen aan Zee. Hij werd in Amsterdam geboren als oudste zoon in een gegoed bur gergezin van makelaars, touwsla gers en assuradeurs. Op een gege ven moment verhuisde het gezin naar het Gooi, waar Jany, zoals zijn roepnaam was, in 1906 eindexa men hbs deed. Er waren drie zonen in het gezin en men moet de ruime opvattingen van de beslist niet kunstzinnige va der prijzen die zijn oudste alle kan sen gegeven heeft om zich als let terkundige te kunnen ontplooien. De studie in Oxford, die mislukte, het verblijf te Lausanne het le venslange jaargeld, de ruime va kantietoelagen, ze zijn allemaal van een zeldzaam voorkomende groot hartigheid. Vanaf het verschijnen van de bundel Voorbij de wegen in 1920 was Hoists faam als dichter geves tigd. De drie laatste hoofdstukken heten 'Dichter te Bergen I', 'In Bal lingschap' en 'Dichter te Bergen II'. 'In Ballingschap' behandelt de oorlogsjaren, maar ook Hoists be zoek aan Zuid-Afrika van 16 juli 1946 tot 21 maart 1947, een 'uit de hand gelopen vakantie', die de dichter erg op de zenuwen werkte en die hij vooral op het laatst als een ballingschap had ervaren. Dit hoofdstuk geeft ook veel informa tie over Hoists verhoudingen met onder andere het animeermeisje Mies Peters en de actrice Asta Lee. In 'Dichter te Bergen II' worden de laatste jaren van de dichter ge schetst, de vereenzaming, de ach teruitgang. 'Meer dan door zijn werk bestaat Roland Holst voort in de herinne ringen aan zijn leven, en dat had natuurlijk andersom moeten zijn', schrijft Jan van der Vegt op de eer ste bladzij. Aan het slot vraagt hij zich af 'Was zijn leven belangrijker dan zijn werk?' Dit voorproefje doet verlangend naar de uitvoerige biografie uit zien, alleen is te hopen dat Van der Vegt zijn definitieve tekst stilis tisch nog eens grondig zal bekij ken. HANS WARREN Prom, f 19,50 Kwaliteitsverschil tussen de ze ven verhalen onderling is er nau welijks, al heb ik er zelf natuurlijk wel favorieten tussen zitten. Het ti telverhaal bijvoorbeeld, waarin Martha Luther op de veerboot naar Engeland een vroegere hartsvrien din ontmoet, die alleen met haar zoontje reist. Na een vrolijke her eniging gaat vriendin Edith 'even' naar de wc; het gaat wel erg lang duren eer ze terugkomt... Ook "Het houtblok van boom dikte" is fraai. Hierin leven we. al thans ik wel, innig mee met Mirjam Metzlar, die met haar man en negen maanden oude zoontje in Parijs woont. Mirjam kampt niet alleen met eenzaamheid, maar ook met de kleine Robbie, haar enige ge sprekspartner, maar niet iemand die veel zinnigs terugzegt. Dat laatste aspect leidt tot ernsti ge complicaties, waarin zowel de taal (of het gebrek daaraan) als nijlpaarden een beangstigende rol gaan spelen. "Zestien maanden oud was haar zoon nu al, en nog steeds had hij het verlossende woord niet gesproken. Zestien maanden was te lang voor Mirjam. Zij geloofde in de alleenheerschap pij van de taal. van woorden. Zon der gemeenschappelijke taal geen verstandhouding. Echt contact met een Fin of een kat was volgens haar uitgesloten. Iemand die je niet begreep kon je niet vertrouwen" (p. 113). Ook de laatste twee verhalen vind ik prachtig; hoe verschillend ook van onderwerp, beide behan delen en beheersen het leven van meisjes die 'klein' willen blijven, de volwassenheid weigeren (wat misschien ook geldt, in de verte, voor Mirjam's kleine Robbie in bo venvermeld verhaal). Vooral "Verstand van denken" is ijzersterk: over de tien jaar oude Maud Labeur die, in navolging van de door haarzelf geschapen detecti ve Xavier, heimelijke speurtochten onderneemt door de nieuwbouw wijk waar haar moeder zo ongeluk kig is, maar waar zij zelf zoveel wonderlijke en interessante ont dekkingen doet. In "De haarbos van de heilige" vertelt de ik-figuur, een voormalig kloosterlinge de mystieke ervarin gen die ze heeft opgedaan met de novice Thérèse, die zo prachtig kan tekenen... De overige drie verhalen zijn nauwelijks minder, al is de zeven tienjarige Walter van Asten wat ste reotiep en de afloop van zijn "ob sessie" wat sentimenteel en voor spelbaar. Maar alter ego Woody al len maakt veel goedHoni soit qui mal y pense" en "Een roeping" lij ken autobiografischer, zijn (vooral het eerstgenoemde) wat zwaarder aangezet en missen iets van de stra lende pret die Stahlie's werk zo kenmerkt en die bijzondere, onna volgbare charme verleent. Maar dat is kritiek in de marge en een kwestie van oerhollandse muggen zifterij en somberte der recensent. Als geheel is "Verleden hemel toekomst" een voortreffelijke bun del verhalen, waarin - bij nader in zien - Maria Stahlie haar talent niet alleen heeft bestendigd, maar zelfs heeft verdiept. In alle positieve be tekenissen is het een boek vol allu re en - onhollands - zomerse litera tuur van de eerste orde. Maria Stahlie weet net dat eigenzinnige en speelse aan te brengen dat - ge combineerd met liefde en aandacht voor de taal - haar werk tot heuse li teratuur maakt: heerlijk om te le zen en toch met diepgang. ROB VOOREN. 'Verleden hemel toekomst', Maria Stahlie. Uitg. Bert Bakker Ook de koude oorlog kan dodelijk zijn. Jon Michelet draagt die me ning uit in zijn bittere thriller 'De gordel van Onon'. Hij laat zijn 'held' het verhaal vertellen. Maar kapitein Tom Jansen is helemaal geen held. Ook geen angsthaas, want er is een zekere moed voor no dig om met wat dubieuze vrachtjes langs de grenzen van de wet te va ren in een oude schuit. Maar veel meer dan een menswaardig be staan verlangt de man eigenlijk niet. En dan komt die figuur met zijn even kleurrijke bemanning in de oude bak ineens midden tussen de geheimen die NAVO en Russen op het ijs van Spitsbergen hebben op geslagen. Hij wordt vermorzeld door de krachten die hij in zijn on wetendheid heeft losgemaakt. De ex-zeeman Jon Michelet compo neerde het enerverende verhaal in korte, bijna bijtende zinnen. Het werd een sterke thriller Stuart Woods had wat meer ef fecten nodig om zijn thriller 'Onder de waterspiegel' sfeer mee te ge ven. Een journalist die als het ware wordt gedwongen een onaangena me klus uit te voeren, stuit op een mysterieus verhaal van een ver dwenen familie. Dat boeit hem veel meer. Op zijn speurtocht komt hij allerlei vreemde zaken tegen. Oc culte verschijnselen, onverklaar bare zaken en griezelaspecten dui ken op tussen 'gewone' schietpar tijen, brandstichting en moord. Ui teraard raakt in zo'n allegaartje de logica af en toe zoek, maar men ver veelt er zich niet bij. Daarvoor ver telt Stuart Woods te levendig. KOOS POST 27,50) en 'Onder de door Stuart Woods, verschenen bij De Boekerij 27,50).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1988 | | pagina 23