'Er is in al die jaren niets veranderd' Stedelijk Gymnasium 150 jaar, maar onstond al in de dertiende eeuw Het Stedelijk Gymnasium aan de Leidse Fruinlaan bestaat 150 jaar. Maar de basis werd al gelegd in de tweede helft van de dertiende eeuw met de oprichting van de zogeheten stadsschool ten behoeve van kinderen uit de hofhouding van graaf Floris de Vijfde. Hoe dan ook, anno 1988 beleeft het Stedelijk een bloeiperiode. "Er is een record-inschrijving voor de brugklassen. "Heel opvallend, hoe dat komt snappen we zelf niet helemaal. Misschien omdat het gymnasium de naam heeft een 'leerschool'te zijn". Portret van een jarige. door Paul de Tombe De geschiedenis herhaalt zich ook in de onderwijswereld. Particuliere scholen, brugklassen, trage reacties van overheden met de daaraan ver bonden onzekerheden voor leraren, alsmede ordeloos gedrag van leer lingen, het zijn geen verschijnselen van de laatste jaren. Ze blijken van alle tijden te zijn. "Bekende kwajongensstreken vind je al in de vijftiende eeuw", zegt A.M. Coe- bergh van den Braak, auteur van het ge denkboek Meer dan zes eeuwen Leids Gymnasium. "Twee leerlingen die appel tjes hadden gestolen werden in die tijd niet bestraft door het gerecht, maar moesten elkaar in de school afrossen on der het toeziend oog van de rector. Die had in die jaren de rechtspraak over de leerlingen'. "En een ander dwaas geval uit die eeuw betreft een jongetje dat een steen naar een mede-leerling had gegooid en hem daarbij had verwond. De dader loopt weg, verstopt zich in de Pieters kerk en wordt daaruit gehaald door de rector, die 'm over straat meesleurt naar school. De jongen spartelt luidkeels te gen en trekt daarmee de aandacht van buitenstaanders die zich ermee gaan be moeien. Ze proberen de knaap te ontzet ten, maar de rector slaat de schoolpoort dicht. Er volgt een schoppartij tegen de poort, en ten slotte wordt de jongen door die buitenstaanders 'ter vuiste' meege- Authentiek Het zijn twee authentieke verhalen uit het gedenkboek dat het 150-jarig jubi-, leum van-het Stedelijk Gymnasium his torisch omlijst. Schrijver Coebergh van den Braak, zelf rector van de school van 1968 tot 1984, stelt glimlachend vast dat er in al die jaren niets is veranderd en verhaalt met smaak over de aardigste leerlingenstunt die hij zich uit zijn tijd kan herinneren. "Tijdens een lunchpau ze waren alle leraren bijeen in de docen tenkamér. Die werd gebarricadeerd door de leerlingen die de leraren twee uur lang opgesloten hielden. Tot grote hilariteit van sommigen en tot grote woede van anderen die zelfs via het balkon probeer den te ontsnappen". Uno Sumus Animo. Wij zijn één van geest, is de toepasselijke naam van de leerlingenvereniging van het Stedelijk die ook al tachtig jaar bestaat. Een jubile um dat- samenvalt met de vijftigste ver jaardag van het schoolgebouw aan de Fruinlaan, het tiende lustrum van de ver eniging Vrienden van het Leids Gymna sium en natuurlijk het 150-jarig bestaan van de school in de huidige vorm. Ter ge legenheid van al die lustra wordt binnen kort een groot aantal activiteiten georga niseerd. Dé meest in het oog springende onder delen: de tentoonstelling 'Leiden leert Latijn' in de expositieruimte van het ge meentelijk archief, van woensdag 1 tot en met vrijdag 24 juni, en de uitgave van het gedenkboek Meer dan zes eeuwen Leids Gymnasium, dat oud-rector Coe bergh van den Braak schreef uit per soonlijke interesse en om een leemte oji te vullen. 'Tn mijn tijd als rector was ik geïntri geerd door de archieven van curatoren (de vroegere scholarchen, een in 1591 in het leven geroepen college van school- voogden - red.) die in een kast in mijn ka mer lagen. Er was maar heel weinig aan geschiedschrijving over het gymnasium. De twee artikelen die door L. Knappert waren gepubliceerd in het Leidse jaar boek bleken bovendien gedateerd. Daar om heb ik besloten de hele geschiedenis te beschrijven nadat ik met de vut was gegaan", aldus Coebergh. Hofhouding Hij deed vier jaar over de gedetailleer de geschiedschrijving van de school, die in de volksmond nog altijd elitair heet te zijn. Het wordt fel bestreden door de hui dige generatie leraren en leerlingen, en ook Coebergh van den Braak'weerlegt die gedachte. Voor een goed begrip volgt hij eerst het spoor terug via de Latijnse school en de Triviale school, naar de stadsschool of Grote School die aan de basis van hét Stedelijk Gymnasium, stond. Het eerste bericht daarover dateert van 1324 en be treft een mededeling van graaf Willem III dat hij meester Andries als rector van de school haalt om hem als secretaris toe te voegen aan de hofhouding van zijn pasgetrouwde dochter Margaretha. "Eerdere berichtgeving ontbreekt, maar aangenomen mag worden dat de school in de tweede helft van de dertien de eeuw is ontstaan", duikt Coebergh ver terug in de historie. "Waarschijnlijk met als eerste leerlingen kinderen uit de hof houding van graaf Floris de Vijfde, die in 1254 in Leiden was geboren en was opge leid door pastoor Gerard van Leiden van de Pieterskerk, waar de school eeuwen lang in de buurt heeft gestaan". "Een gevolg van het feit dat er bij het vierde concilie van Lateranen in 1215 was besloten dat iedere parochiekerk een eigen school moest hebben. Het pa- tronaatsrecht van de Pieterskerk berust te bij de graven van Holland die de bedie r Oud-rector Coebergh i den Braak bij het Stedelijk Gymnasium aan de Fruinlaan in Leiden: "Er werd vroeger enorm veel met lijfstraffen gewerkt" (foto Wim Dijkmar nende pastoor ter benoeming mochten voordragen aan de bisschop van Utrecht. Of de school nu is voortgekomen uit het onderwijs dat die pastoor aan de jonge Floris V heeft gegeven, of onder invloed van het concilie door de graaf is opge richt, dat is niet bekend. Zeker is wel dat de graven het toezicht hadden op de school en het recht hadden om school gelden te innen en de schoolmeesters te benoemen. Dat recht werd in 1356, na enig geharrewar, definitief geschonken aan de stad Leiden en vanaf die tijd is de school stadsschool". Om niet "En ik heb nergens gevonden dat de stadsschool of Grote School alleen werd bezocht door kinderen van de meest ge goede ouders", zo weerspreekt Coebergh de veronderstelling dat de school altijd elitair zou zijn geweest. "Integendeel. In de tijd vóór de Reformatie hadden adel lijke families vermoedelijk een particu liere onderwijzer en waren de leerlingen kinderen van de gemiddelde burgers. 'Armen' moesten bovendien 'om niet' op school worden toegelaten. Met de uit drukkelijke bepaling dat zij evenveel aandacht moesten krijgen als de ande ren. Ook na de Reformatie, in de periode van 1574 tot 1660, blijkt vijftig procent van de leerlingen van de Triviale school af te gaan na de eerste klas, waarvoor het lesgeld dan drie stuivers per kwartaal be draagt. Na 1660, wanneer de naam 'La tijnse school' wordt gebruikt, zie je enor me verschuivingen in het lesgeld en dan mag je een periode lang aannemen dat het om kinderen van gegoede ouders gaat". "Maar ook dat is niet met feiten te sta ven", voegt hij er onmiddellijk aan toe. "Vanaf 1716 zijn wel de namen van alle leerlingen die op school kwamen be waard gebleven voordien ging het daarbij om toevallige gegevens en dan kom je bijvoorbeeld de Van Swietens uit Zoeterwoude tegen maar ik ben er niet aan toegekomen uit te zoeken wat die na men qua afkomst zeggen. Vanaf 1800 vind je in het lerarenkorps en tussen de leerlingen mensen die op wetenschappe lijk gebied het nodige aanzien hebben gekregen (Robert Jan Fruin, Abraham Kuyper en hele series hoogleraren - red.), maar ook dan kun je over de welstand van de leerlingen geen uitspraak doen". "Misschien alleen vanaf 1815 als de school, in 1838 Stedelijk Gymnasium ge worden, echt bedoeld is als opleiding tot een universitaire studie. Het gevolg is dat het aantal leerlingen dan terugloopt, daarna weer groeit en ten slotte redelijk stabiel blijft tot diep in deze eeuw. Er zijn dan veel leerlingen uit de wat meer ont wikkelde milieus die aan de opleiding beginnen, maar of ze die ook afmaken is vers twee", aldus Coebergh die de draad weer oppakt in de jaren vijftig van deze Gemêleerd "Met name mijn voorgangster me vrouw Smit, rectrix van 1958 tot 1968, heeft zich ingespannen om leerlingen uit milieus die daaraan helemaal niet dach ten op deze school te krijgen. Via inten sief contact met hoofden van lagere scholen. Het is haar ook gelukt. Uit een later onderzoek bleek het percentage leerlingen uit de minder bemiddelde milieus met vijftien procent te zijn geste gen. Ze waren nog veruit in de minder heid, maar toch was er sprake van een duidelijke verbetering". Heden ten dage bestaat het leerlingen bestand uit een gemêleerd gezelschap. "Je komt er echt van alles tegen", ver kondigt eindexamen-kandidaat Juriaan Lahr als één van de 860 leerlingen van het Stedelijk Gymnasium. "Ook pun kers, ja, al zijn die in de minderheid". Zijn vader herinnert zich uit zijn tijd (de jaren vijftig) vooral de hechte ge meenschap. "Een groep van rond de 250 leerlingen, van ouders met veelal een studie-achtergrond. Wil je dat onder elite verstaan, dan klopt dat beeld wel". Twee andere zonen Lahr, die in de vroege jaren tachtig de school aan de Fruinlaan be zochten, beamen de visie van Juriaan met de woorden dat het ook in die tijd al ging om een bonte verzameling. De echte trek naar het Stedelijk Gym nasium is van recente datum en komt ei genlijk onverwacht. Na de invoering van de mammoetwet in 1968 immers leek het schooltype in z'n bestaansrecht te wor den bedreigd. Het aantal lesuren werd te ruggebracht van 36 tot 30 uur, het aantal verplichte eindexamenvakken werd ver minderd van elf tot zeven vakken naar keuze. Latijn en Grieks zijn sindsdien al leen nog voor de alfa's allebei verplicht en de andere vakken werden gelijkge schakeld aan het atheneum. Deson danks, of misschien wel juist daardoor, groeien de zelfstandige gymnasia als kool, met Leiden als een van de koplo pers. Diploma-inflatie "Door de grotere bereikbaarheid en door de diploma-inflatie", vermoedt de familie Lahr. "Omdat je met het mavo- of zelfs havo-diploma tegenwoordig nog maar weinig kunt doen word je op lagere scholen sneller gestimuleerd om naar het gymnasium te gaan. Als je er eenmaal op zit merk je soms nog wel dat er tegen je wordt opgekeken door anderen, die je als 'stuud' betitelen. Maar het zijn echt niet allemaal brave jongetjes en meisjes. Ook op het gym is tegenwoordig sprake van meer kleine criminaliteit, en de hechte onderlinge band wordt door de grootte van de school ook wel wat min der". Ondanks de groei blijft die relatief ech ter klein, in vergelijking met scholenge meenschappen. Als voorzitter van de Vereniging van Vrienden van het Leids Gymnasium, waarin oud-leerlingen, ou ders en leraren zijn gebundeld die cultu rele schoolactiviteiten sponsoren, ver klaart professor dr. Blom uit dat laatste gegeven de nieuwe aantrekkingskracht van het Stedelijk Gymnasium. "In de samenleving is een groep men sen die de ontwikkeling in het onderwijs betreurt. Die vindt dat er sprake is van nivellering en verlies van kwaliteit. De monster-scholengemeenschappen zijn voor die mensen niet aantrekkelijk. Een schooltype als het gymnasium (kleiner, met een intellectueel topniveau en een homogeen karakter) wordt dan attrac tief. Zeker in een universiteitsstad als Leiden met een cultureel klimaat waarin plaats is voor zo'n hoogwaardige intel lectuele opleiding". Klachten "En dat is de school toch eigenlijk al tijd wel geweest", betoogt Blom. "De La tijnse school was al voor de elite. Niet de maatschappelijke elite, maar. de intellec tuele elite. Door de tijden heen heeft de school vrijwel altijd het karakter gehad van de hoogste opleiding voor de leef tijdsgroep waar het om ging". In optocht trekken de leerlingen en leraren op 8 januari 1938 uit het school gebouw aan de Doezastraat naar de nieuwe behuizing aan de Fruinlaan. (archieffoto) Terug naar de geschiedenis en naar drs. Coebergh van den Braak. De stads school van zes eeuwen geleden was voor zeven- tot veertienjarigen, zegt hij. "Ei genlijk was de schoolopleiding zesjarig, fnaar er waren nog twee klassen vooraf, waar de kinderen de eerste beginselen leerden van lezen, spellen en van latijn, dat in die tijd in de diplomatie de interna tionale voertaal was. Rekenwerk was er bijna niet bij. Een eerste klacht van de ouders betrof dan ook dat er zo weinig werd gedaan aan het 'legghen mit pen ningen', de beginselen van goed rekenen en boekhouden". "Een later gedateerde klacht gold het ontbreken van het onderwijs in de Fran se taal, op dat tijdstip belangrijk voor het handelsverkeer. Ouders gaven daardoor steeds meer de voorkeur aan particuliere of bij-scholen, hetgeen ten koste ging van de stadsschool. En die stadsschool had als twee belangrijkste taken het vór men van ontwikkelde mannen die voor kerkelijke en maatschappelijke functies onmisbaar waren, en verzorgde ook de zang bij de liturgische diensten in de na bijgelegen Pieterskerk". "Dat laatste stond totaan de Reforma tie in de instructies voor de rectoren op de eerste plaats. Bovendien was een bloeiende school belangrijk voor de in komsten uit schoolgelden, waarmee be kwame schoolmeesters konden worden aangetrokken. Vaftdaar dat de Leidse overheid in de veertiende, vijftiende en zestiende eeuw herhaaldelijk in verorde ningen boetes stelde op het sturen van kinderen naar particuliere scholen. Men sen die dat toch deden moesten ook het volle lesgeld van de stadsschool beta len". In de loop van de zeventiende en acht tiende eeuw verschoof de aanvangsleef- tijd op de Latijnse school van zeven naar elf jaar omdat er toen al voldoende Hol landse en Franse scholen waren om het lager onderwijs te verzorgen. Aangezien het latijn in snel tempo zijn functie in de wetenschappelijke wereld had verloren en er nieuwe schooltypen waren ont staan, liep het aantal leerlingen op de La tijnse school schrikbarend terug. Het dieptepunt werd bereikt rond 1800. Verval "Omdat het inwonertal van Leiden toen een dieptepunt bereikte. Door dé grote armoe, de Franse revolutie en de troebelen van de Bataafse republiek. Rond 1800 is alleen de rector over, met twintig leerlingen", kijkt Coebergh terug op die periode van verval. "Maar het al lerbelangrijkste was misschien wel dat het mogelijk was de universiteit vanaf de oprichting in 1575 binnen te wandelen, zonder dat de Latijnse school of later het Gymnasium was afgemaakt. Zo staat Rembrandt van Rijn in 1620 als inge schrevene te boek, toen hij 14 jaar oud was, zonder dat het duidelijk is dat hij op de Latijnse school is geweest, laat staan het diploma heeft gehaald". "Vanaf 1815 moest er wel een toela tingsexamen worden gedaan, maar dat was een schertsvertoning. Dat werd af genomen door één hoogleraar, die bo vendien behoefte had aan studenten als gevolg van de concurrentie tussen de universiteiten onderling. Ik heb gevallen gevonden waarin alle leerlingen van de vijfde klas van het gymnasium waren ge slaagd voor het toelatingsexamen van de universiteit, ook de vier die niet bevor derd waren. Gevolg was dat de school daarna geen zesde klas meer had. Dat speelde in de vorige eeuw om de haver klap. Pas na 1876 verdween dat beeld. Daarna moest je het eindexamendiplo ma gymnasium (c.q het staatsexamendi ploma) hebben voor een universitaire studie". Uit het midden van de vorige eeuw da teert een briefje dat melding maakt van een merkwaardige streek van een leer ling. In het schoolgebouw aan (toen nog) de Lokhorststraat was een wandluis aan getroffen. "Een timmerman van de ge meente en twee werklieden onderzoch ten de school van boven naar beneden. De riaden van tafels zijn uitgeschrapt, de plafondstroken afgenömen, maar ner gens werd een spoor van het ongedierte aangetroffen. Conclusie: het dier moet door een jongetje zijn meegenomen. En inderdaad, eronder staat met potlood ge schreven dat de wandluis is meege bracht en aan de muur is geplakt door een van de leerlingen die van school af wilde. Later is deze jongen als soldaat naar Nederlands-Indié vertrokken". 'Dolerend' Coebergh van den Braak is bij zijn ge schiedschrijving op meer van zulke merkwaardigheden gestuit. Uit die serie nog een paar voorbeelden. "Kan een le raar in de zestiende, zeventiende en acht tiende eeuw om de een of andere reden niet meer mee, dan behoudt hij zijn wed de tot zijn pensioen. De nieuwe die wordt benoemd deelt alleen mee in het school geld en moet op z'n wedde wachten tot zijn voorganger doodgaat". "Verder werden conrector Petrius Bloccius en zijn rector Jan Sareye in 1561 ontslagen omdat ze 'dolerend' werden bevonden: te reformatorisch gezind. Van de hand van die Bloccius is ook een wel levendheidsboekje voor scholieren, met regels hoe ze zich moesten gedragen op school en in hun toekomstige leven. In de trant van: als je een vrouw kiest, kies dan een deugdzame zodat je trouw en. eendracht op je huwelijkskussen vindt. Ook heel fraai is deze: Eer je leraar. Als de leraar ooit naar de roede grijpt dan moet je bedenken dat hij dat uit liefde doet. Slaan doet wel pijn, maar bedenk dat het de duivel uitdrijft". "Er is in het verleden op de school trouwens heel wat afgerost", schetst Coebergh het beeld van vroeger tijden, aan de hand van een uitspraak van rector Theodorus Schrevelius (1625-1642). "Hoe dikwfjls heb ik niet gezien dat rug gen en met name de meest vlezige delen werden ontbloot, en met roeden werden geslagen tot ze er blauw van zagen. En niet alleen van kinderen maar ook van bijna volwassenen en van armen en aan zienlijken". Coebergh: "Er werd enorm veel met lijfstraffen gewerkt. Er waren allerlei re gels voor wat de leraren mochten en niet mochten met de roede en de plak (een steel met daaraan een houten ronding). Niet op het hoofd slaan en vooral niet in drift slaan, 'want in drift slaan verhardt, zowel de een als de ander'. Bij de restau ratie van de Latijnse school is in de beer put ook onder meer een kapotgeslagen plak gevonden". Weerstand "In de zeventiende en achttiende eeuw kwam daar steeds meer weerstand tegen en na 1785 zijn die straffen ook uit den boze", zegt Coeberg. "De rector van die dagen gaat tekeer tegen alle straffen die voordien werden gehanteerd. Er waren niet alleen lijfstraffen, maar ook geldboe tes voor te laat komen en spijbelen, schrijfstraffen en berispingsstraffen. De eerste drie vond hij maar onzin". "Aardig was ook het prijzensysteem dat werd gehanteerd. Al vanaf 1586 werd een som geld beschikbaar gesteld om de beste leerlingen bij het examen prijzen toe te kennen. Die prijzen bestonden uit boeken, geleverd door Louys Elsevier. Dat systeem is tot 1904 op het Gymnasi um blijven bestaan en gek genoeg in 1930 weer ingevoerd. Tot 1931, want de rector was tegen dat besluit van de curatoren". De in 1838 tot Stedelijk Gymnasium omgevormde Latijnse school, voordien eeuwenlang gevestigd in de Lokhorst- straat, was in bovengenoemde jaren ge huisvest aan de Doezastraat. Het gebouw dat daar als onderkomen had gediend vanaf 1883, werd in 1938 verruild voor het huidige domicilie. Na de moeilijke overgangsperiode van Latijnse school tot Stedelijk Gymnasium (met grote or deproblemen, interne verdeeldheid in het docentenkorps en een kwestie rond een controversiële wiskundeleraar), kwam het gymnasium in de Fruinlaan tot bloei. Het leerlingenaantal steeg er tot de 860 van nu. Die vieren binnenkort vier lustra, in re naissancestijl. Op een school die floreert. "Met ingang van volgend schooljaar zou den we het grootste gym van Nederland kunnen zijn", zegt Marieke Bonk, lerares Frans en en met Jaap Toorenaar (leraar klassieke talen) lid van de lustrumcom missie. "Dat hangt af van het aantal schoolverlaters en het aantal leerlingen dat slaagt. Er is een record-inschrijving voor de brugklassen. Heel opvallend, hoe dat komt snappen we zelf niet hele maal. Misschien omdat het gymnasium de naam heeft een 'leerschool' te zijn. Het zou ook te maken kunnen hebben met de opvallend goede sfeer. Iedereen heeft op onze school hetzelfde pakketje, waar door het verschil tussen de leerlingen minder groot is. Ze vormen een eenheid en dragen dat uit". Hoewel. "De mooiste stunt die ik ooit heb meegemaakt", zegt een van de zonen Lahr, "was dat we vanaf de balustrade stuivers naar beneden gooiden tussen de 'bruggers' die over elkaar heen bleven krioelen". De geschiedenis blijft zich ook in het onderwijs constant herhalen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1988 | | pagina 33