i Parijs was even het centrum van de wereld
JAAR
LATER
1968: de oorlog van Podlaski
'i?
J Rokend decor voor historische vredesonderhandelingen tussen Amerika en Vietnam
ZATERDAG 28 MEI 1988
Als een symbolische 17de breedte
graad de kunstmatige grens tus
sen de beide Vietnams - zo
scheidde in de meidagen v
de Seine de partijen in de 'vredes-
stad' Parijs, die dat door de gelijktij
dige 'academische furie' in het
Quartier Latin overigens al lang niet
meer was.
door Reinier van de Loo
De partijen die deelnamen aan de his
torische Vietnam-conferentie: de Noord-
vietnamezen ten zuiden van de rivier, de
Amerikanen ten noorden ervan. De iro
nie der geschiedenis, want het 'Ameri
kaanse' Saigon en Ho Tsji Minhs Hanoi
lagen in de wrede Vietnamese werkelijk
heid omgekeerd ten opzichte van elkaar.
Speciaal staaltje van Franse verfijning
bij dit vredesdecorum: de VS-delegatie
van Averell Harriman in het imposante
Crillon aan de Place de la Concorde en de
Hanoi-missie van Xuan Thuy in het
stamhotel van de Franse rugbybond,
Lutetia in Montparnasse, zaten op de me
ter nauwkeurig even ver van het confe
rentiecentrum in het vroegere Hotel Ma
jestic aan de Avenue Kleber (waar ooit de
Gestapo nog zijn hoofdkwartier had).
Geen toeval
Dat Frankrijk het toneel was van dit
eerste vredesgesprek was geen toeval.
Wel dat Parijs zelf op dat moment door
de studentenopstand het aanzien had
van een slagveld. Toen Washington en
Hanoi, nadat ze 17 voorgestelde confe
rentie-oorden (waaronder zelfs het Vati-
caan) hadden afgewezen, ten slotte voor
het Parijse 'compromis' kozen, wisten
zij, evenmin trouwens als de daardoor in
majesteitelijke toorn ontbrande presi
dent De Gaulle, dat de academische
vlam van Daniel Cohn-Bendit en de zij
nen zo verschroeiend in de Parijse pan
zou slaan.
Toch ging de lang voor onmogelijk ge
houden ontmoeting tussen Harriman en
de twee hoofden kleinere Thuy door. "Ze
geven elkaar de hand", schreeuwde een
enthousiaste Amerikaanse radio-repor
ter in zijn microfoon terwijl 2000 journa
listen getuige waren van de aanvang van
het vredesgesprek. Die verbazing teken
de de uitzonderlijkheid van de confron
tatie na zoveel jaren verbitterde oorlog
beter dan de oeverloze woordenbrij die
de onderhandelaars in de daarop volgen
de weken over elkaar uitstortten.
De Gaulle, premier Pompidou en mi
nister van buitenlandse zaken Couve de
Murville hadden die handdruk nooit wil
len missen: welk een schande zou een af
gelasting zijn geweest als die louter op
rekening zou komen van de revolutionai
ren rond de 'Boui Mich' (de Boulevard
Saint Michel was het actiecentrum van
de tegen De Gaulle, diens idee van lands
bestuur en feitelijk tegen de hele samen
leving te hoop lopende 'intelligentsia').
Frankrijk claimde immers een histori
sche plaats in dit vredestreffen. Zoals
trouwens ook de studenten duidelijk
'partij' waren in het Vietnam-conflict:
het bezette Odeon, alle muren in het van
opstand rokende Quartier Latin, ze wa
ren volgekalkt met leuzen voor Mao Ze-
dong (die 20 jaar geleden nog Mao Tse-
toeng heette), 'Vadertje' Ho (Tsji Minh),
de Vietcong, maar tegen de Amerikaans-
Zuidvietnamese kongsi.
Leedvermaak
Het einde van Frankrijks koloniale im
perium in Azië door de nederlaag van
zijn leger tegen de legendarische Noord-
vietnamese generaal Giap bij Dien Biën
Phu (1954) betekende in feite het begin
van de betrokkenheid van de Amerika
nen bij wat later de smerigste oorlog na
'40-'45 zou worden. Enig leedvermaak
moet de voor historische hoogtepunten
gevoelige De Gaulle zeker hebben gehad
toen 'zijn' Parijs werd uitgekozen voor
de conferentie die uiteindelijk ook de
Amerikaanse afgang zou inluiden.
Het was in die dagen trouwens geen
geheim dat Frankrijk meer anti-Ameri
kaans dan anti-Hanoi was. De oude di
plomatieke rot Harriman, die eerder zijn
sporen voor de Amerikaanse politiek al
had verdiend bij het Moskouse kernstop-
verdrag van 1963, kende die gaullistische
Amerikanenhaat maar al te goed.
Tekenend daarvoor was misschien wel
het moment waarop de toen nog zeer
prille UN-verslaggever in het Ameri
kaanse perscentrum plots hoofdonder
handelaar Harriman aan zijn typetafel
zag aanschuiven, terwijl voorin de zaal
de tv aanstond met daarop premier (later
president) Pompidou, die hel en verdoe
menis afriep over de een paar kilometer
verderop betogende studenten. Vroeg
Harriman doodleuk: "Wie is dat
Liefde voor de Amerikanen was uiter
aard ook de Noordvietnamezen vreemd.
Een fraai staaltje van de Hanoise haatge
voelens gaf hun delegatielid Nguyen
Van Sau weg. Een lange zondag geduldig
wachten in Lutetia had me de primeur
opgeleverd van het allereerste westerse
dagblad-interview met een afgevaardig
de van Ho Tsji Minh.
Verbitterde opmerkingen kwamen er
uit Van Sau's mond, zoals: "De Amerika
nen moeten helemaal geen tegenpresta
ties vragen voor het stopzetten van hun
bombardementen op Hanoi. Het enige
voordeel dat ze mogen verwachten is dat
wij dan ophouden hun vliegtuigen neer
te schieten".
Gecontroleerd
En even later, op mijn vraag of hij
voorkeur had voor een opvolger van pre
sident Lyndon B. Johnson, die, de oorlog
moe, net had aangekondigd dat hij zich
niet herkiesbaar zou stellen, zei hij zon
der een seconde bedenktijd: "Alle raven
zijn zwart...".
In die hete meimaand van '68 was Pa
rijs even het centrum van de wereld met
Parijs mei '68 was niet alleen het op hol geslagen thuishonk
van rebellerende arbeiders en studenten, het diende ook als
rokend decor voor een historische vredesconferentie tussen
Amerika en Vietnam. Het Noordvietnamese delegatielid
Nguyen Van Sau had destijds bepaald een vooruitziende
blik toen hij opmerkte: "De Amerikanen moeten helemaal
geen tegenprestaties vragen voor het stopzetten van hun
bombardementen op Hanoi. Het enige voordeel dat ze
mogen verwachten is dat wij dan ophouden hun vliegtuigen
neer te schieten". Verslaggever Reinier van de Loo was
destijds ter plaatse en blikt terug op die woelige dagen.
Aansluitend het verhaal van een Amerikaanse Vietnam-
veteraan. De laatste aflevering van een vierdelige
artikelenserie over een jaar waarin alles op z'n kop kwam te
staan.
Hotel Majestic aan de Avenue Kleber in Parijs, waar de onderhandelingen
werden gehouden. Inzet hiernaast: de Noordvietnamese delegatie onder lei
ding van Xuan Thuy (derde van links) geconfronteerd met de Amerikanen
Cyrus Vance en Averell Harriman (tweede en derde van rechts).
binnen z'n muren gelijktijdig 'Vietnam'
en de nationale opstand tegen de geves
tigde orde van toen. Voor een verslagge
ver die in z'n eentje moest 'concurreren'
tegen bijvoorbeeld -een 40 man sterk
Amerikaans Associated Press-team, was
het om ga-ga te worden.
's Avonds moet je natuurlijk naar de
barricaden rond de Sorbonne. Je wordt
er door de grimmigste mobiele eenheid
ter wereld en dat is de Franse oproer
politie op vuile handen gecontroleerd
(en als die niet onberispelijk waren was
dat meteen 'bewijs' voor je collaboratie
met de stenen gooiende revolutionairen).
Een taxi doet er, tussen de stakende en
demonstrerende menigten door lave
rend, drie uur over om je naar de andere
kant van de stad te brengen waar Ameri
kanen en Vietnamezen eveneens wereld
nieuws maken. In je hotel valt het licht
uit door een staking bij het energiebe
drijf. Bij de PTT werken ze ook niet
meer, zodat je bij kaarslicht geschreven
artikel niet eens naar Nederland kan
worden doorgebeld.
Nu, twintig jaar later, besef je wat toen
nog niet echt tot je doordrong: 1968, Pa
rijs, dat was een mijlpaal. "De verbeel
ding aan de macht", riepen de studenten
en korte tijd later ook 10 miljoen sympa
thiserende Franse stakers.
Een mijlpaal? Verbeelding aan de
macht? Wat is het verschil tussen De
Gaulle in mei 1968 en een gaullistische^)
presidentskandidaat Chirac in mei 1988?
En wie vermoedde toen in Hotel Majestic
dat het nimmer tot een echte Vietna-
mees-Amerikaanse vrede zou komen,
maar dat grote mogendheid Amerika,
beschaamd en vernederd, jaren later zijn
machtige leger letterlijk uit het platge
brande Vietnam moest laten jagen door
de 'gooks', de kleine Vietcong-vechtjas-
sen iri hun Zwarte Pyjama's, en de onver
zettelijke Noordvietnamezen.
Amerika's 'Dien Bien Phu' werd pijn
lijker dan het Franse.
Ron Podlaski was 18 jaar toen hij
in dienst ging. Dat had hij te
danken aan een rechter. Die zei:
"Waarom ga je niet een paar jaar
bij de landmacht of zo? Zoals het
nu gaat loopt het mis met je". Want
Podlaski was een probleemgeval
aan het worden. "Ik was een hard
jongetje uit een harde wijk,
Brooklyn in New York. Niet naar
school gaan, van huis weglopen,
vechten, wanordelijk gedrag, de
verkeerde vrienden. Het waren
allemaal geen grote misdaden,
maar ik was op de verkeerde
weg".
door Henk Dam
En dus ging hij in dienst om een man
te worden. De stevig gebouwde, snel
gebekte Podlaski deed geen half
werk. Hij ging bij het elite-corps met
de groene baretten, The Special For
ces. "Dat waren de echte harde jon
gens. Daar wilde ik bij, want ik wilde
me bewijzen. Ik wilde bewijzen dat ik
een vent was".
Actie, dat was wat Podlaski (nu 39)
wilde. En dus gaf hij zich in 1968 na
een jaartje training als vrijwilliger op
voor 'Vietnam, afdeling SOG, Special
Operations Group'.
Waarom ging hij naar Vietnam? Pa
triottisme? "Ach, welnee. Ik was niet
conservatief of iets dergelijks. Ik was
a-politiek. Ik had wel zoiets in me als:
ik ga de Amerikaanse waarden tegen
de dreiging van het communisme ver
dedigen. Maar diep ging dat allemaal
niet".
Veel doden
Er was geen afdeling die zulk ge
vaarlijk werk deed als de SOG. Ner
gens vielen ook zo veel doden. "Wat
wij deden was op patrouille gaan in
vijandelijk gebied. We gingen naar
Laos, Cambodja. Daar probeerden we
schuilplaatsen van de Viet-Cong te
vinden, hun routes naar Vietnam. We
zochten ook naar Amerikaanse pilo
ten die waren neergestort".
Het waren buitengewoon riskante
operaties, zo riskant dat ze alleen op
basis van vrijwilligheid werden uitge
voerd. "We moesten zo dicht bij de
vijand zien te komen als mogelijk
was, twee, drie meter soms. We moes
ten foto's maken, gevangenen zien te
maken die ons aan inlichtingen kon
den helpen, dat soort dingen".
Steeds werd er geopereerd in
Amerikaanse soldaat werpt handgranaat naar een Noordvietnamese
stelling in het dorp Xom Suoi: "We moesten zo dicht bij de vijand zien te
komen als mogelijk was, twee, drie meter soms".
groepjes van zes man. Het was nor
maal als niet de hele groep terug
kwam. "De normale manier om een
missie te beëindigen was rennend.
Wij werden steeds per helicopter ge
dropt, en vanaf het moment dat dat
gebeurde werd er jacht op ons ge
maakt. We hadden allerlei technieken
om achtervolgers af te schudden,
maar vroeger of later zaten ze je toch
dicht op de hielen. Dan blies je in het
oerwoud een paar bomen op. Je gaf
met gekleurde rook aan waar je zat, en
dan was het wachten op de helikop
ter. Die kon niet landen, dus dan ging
er een touw naar beneden. Hangend
aan dat touw ontkwam je dan".
Heeft hij zelf mensen gedood? Pod
laski: "Ja. De eerste keer kan ik me
nog goed herinneren. We moesten op
vijandelijk grondgebied gevangenen
maken, maar er kwamen meer men
sen opdagen dan we dachten. Nu had
den we speciaal voor dit soort geval
len een hinderlaag voorbereid. Dus
toen die groep er aankwam bliezen we
de hele boel op. Ik denk dat er wel 60
man om het leven kwamen. Terwijl
we wegrenden hoorden we ze
schreeuwen. Je hoorde letterlijk hun
doodsschreeuw. Voelde ik me schul
dig? Nee. Ik dacht: het is zij of ik. Als
ze je pakken ben je er geweest. Van
mijn team werden er bij die missie
ook drie gepakt. Drie overleefden
het".
Doodsbenauwd
Waarom nam hij steeds weer die
krankzinnige risico's? Was hij niet
bang? Podlaski: "Natuurlijk was ik
bang. Ik was doodsbenauwd. Maar je
ging toch. Want wij waren de SOG, de
tough guys. Je zweepte elkaar ook op.
Je wilde niet dat iemand je een lafaard
of zo noemde. Je moet niet vergeten
dat wij een soort elite waren. Bij ons
vielen de meeste doden, dus je was
echt iemand. Als wij in basiskampen
zaten liepen we rond zonder insignes.
We hadden geen rang, geen naam. Ie
dereen wilde weten: wie zijn die ke
rels? Dat was macht".
Al in Vietnam begon Podlaski ge-
leidelijkaan anders over de oorlog te
denken. "Eerst was het alleen maar
een kwestie van spanning, van op
jacht gaan. Op communisten jagen.
Maar wat je je eerst niet realiseerde,
en later wel, was dat communisten
ook luiers dragen, en rokken, en heel
oud zijn".
"Ik had nog niet zozeer een moreel
oordeel over de oorlog, mijn laatste
maanden in Vietnam. Maar ik dacht
wel steeds meer: de mensen hier mo
gen ons niet. Wat doen we hier eigen
lijk? En dus dacht ik: ik wil hier niet
omkomen. Dat is het niet waard".
"Maar je wilde ook niet afgaan te
genover je maten, dus daarom ging je.
Ik had getekend voor een jaar in Viet
nam, en ik ben elf maanden op mis
sies geweest, van april 1968 tot maart
1969. Alleen de laatste maand, toen
kon ik niet meer. Maar ik hoefde ook
niet. Ze zeiden: vermoeidheid, en ont
sloegen me eervol".
Weer terug in de VS kreeg Polaski
de schok van zijn leven. "We kwamen
aan in Seattle. Toen we uit het vlieg
tuig kwamen werden we begroet door
anti-oorlogsdemonstranten. Ze
zwaaiden met borden en ze jouwden
ons uit. Wfj wisten helemaal niet dat
er thuis zoveel mensen tegen de oor
log waren. Dat had niemand on? ooit
verteld. Ik stond echt paf'.
Kwaad
Voelde hij zich in z'n eer aangetast?
Podlaski: "Nee. helemaal niet. Ik
dacht alleen: ik moet ervoor zorgen
dat ze niet ons, de veteranen, verwij
ten gaan maken. Dit is geen oorlog
van de veteranen, maar van de Ameri
kaanse regering. En zo kwam ik zeifin
de anti-oorlogsbeweging. Ik begon te
lezen over Vietnam en Cambodja, de
manier waarop die landen steeds be
lazerd waren, hoeveel doden er wel
niet waren gevallen. Dat maakte me
kwader en kwader. Toen ben ik ook
lezingen gaan geven".'
Hij is nu vice-voorzitter van de
stichting Vietnam Veteranen van
Amerika, een organisatie die onder
meer Vietnamese wezen helpt. Dat is
een dagtaak, en hij is nog steeds dag
in dag uit bezig met de oorlog in Viet
nam. Podlaski: "Nee, ik voel geen per
soonlijke schuld. Het was de schuld
van Amerika, en niet van mij persoon
lijk. Toen ik daar was, was het een
kwestie van overleven. Ik zit bij de ve
teranen-organisatie omdat ik denk
dat we iets te zeggen hebben. Ik heb
communisten gedood, dus ik heb het
recht om iets over onze betrokken
heid by Vietnam te zeggen. En ik vind
dat we er niets te zoeken hadden. Dat
is een les, want ook nu heb je weer si
tuaties waarbij de Amerikaanse rege
ring geheime dingen doet, illegale
dingen doet, omdat de nationale vei
ligheid in het geding zou zijn. Wij ve
teranen kunnen daartegen waarschu
wen. Dat is onze macht".
Maar blijkt uit zyn constante be
trokkenheid bij Vietnam ook niet, dat
hij nog niet alles verwerkt heeft? Pod
laski: "Nachtmerries of zo? Nee, daar
heb ik nooit last van gehad. Vlak na
terugkomst uit Vietnam heb ik wel
een tijd gehad dat ik erg tegen het
establishment was. Lange haren, veel
on the road, een hoop marihuana ro
ken, een open huwelijk, dat soort din
gen. Het was een soort zelfmishande-
ling, het resultaat van oorlogs-stress.
Tenminste, dat denk ik. Maar voor de
rest heb ik me altyd over de oorlog
uitgesproken, en zo raak je er ook van
af. Een hoop mannen hebben alles
binnengehouden, en die hebben de
problemen. Dat zyn de jongens die
ook nu nog een bloedhekel hebben
aan Vietnamezen en aan communis
ten, die hun haat meenemen naar het
graf. Ik vind: als je dat doet ben je een
echte verliezer. Dan heb je je oorlog
pas goed verloren".