Amerikaanse proftennis is wanhoop nabij 'Het bestuur respecteert mijn waarde' Gros bijt in de eerste week van Roland Garros al letterlijk in het stof Eusebio vervult tegenwoordig ambassadeursrol voor Benfica ZATERDAG 21 MEI 1988 Terwijl Europa de ene na de andere wereldtopper naar voren schuift, slaagt Amerika er maar niet in nieuwe vedetten klaar te stomen. De nationale bond (USTA) heeft daarom eindelijk de noodklok geluid. Onder voorzitterschap van Arthur Ashe is een uit tal van tenniscoryfeeën bestaande commissie geformeerd, die een ambitieus 'rampenplan' op tafel heeft gelegd. Naar Europees model gaan scouts in alle uithoeken en geledingen van het land op zoek naar potentiële opvolgers van McEnroe en Connors, die in speciale centra worden ondergebracht. Hoe een zieke tennisgrootmacht weer tracht op te krabbelen. Voor Amerikaanse tennissers is Rol and Garros een telkens terugkerend Waterloo. Elk jaar melden zich tus sen de twintig en dertig profspelers uit de Verenigde Staten aan de poor ten van het Parijse tenniscomplex om deel te nemen aan de open Fran se kampioenschappen, maar het gros bijt traditioneel tijdens de eer ste week al letterlijk in het stof. door Jeroen te Nuijl De laatste VS-vertegenwoordiger die zich aan de Avenue de la Porte d'Auteuil de sterkste toonde, was Tony Trabert in 1955. Maar niet alleen op Roland Garros, waar het Amerikaanse legertje vanaf maandag weer kan proberen de frustra ties van zich af te slaan, duurt de crisis bij de ooit toonaangevende tennisnatie na drukkelijk voort. Ook de overheersende rol in het totale circuit is Amerika al lang kwijt geraakt aan Europa. Typerend voorbeeld: van alle in Amerika geboren tennissers die in de jaren tachtig de prof- status aannamen, bereikte tot dusverre nog niemand een Grand Slam-finale. John McEnroe zorgde vier jaar geleden' voor de meest recente successen door zo wel op Wimbledon als Flushing Meadow te winnen en op Roland Garros een ge denkwaardige eindstrijd uit te vechten met Ivan Lendl, die in vijf sets zegevier de. Er is overigens nog wel Amerikaans ta lent dat tegen de verdrukking in komt bovendrijven. Belangrijkste exponent is André Agassi, een net achttienjarig bluf- gozertje uit Las Vegas. Met drie toernooi zeges tot dusverre de meest succesvolle tennisser dit .seizoen, staat hij op het punt de mondiale top-tien binnen te dringen. Toch blijft het een vreemde zaak. Een blik op de wereldranglijst zou de indruk kunnen wekken dat de situatie in de Ver enigde Staten niet zo zorgwekkend is. Bijna een kwart van de beste honderd spelers heeft een Amerikaans paspoort, terwijl de vertegenwoordiging in de top- vijftig (dertien man) ook behoorlijk is te noemen. Echter, Curren en Kriek zijn van oorsprong Zuidafrikanen, van kleur loze types als Gilbert, Mayotte, Pate, Teltscher, Goldie, Krickstein en Annaco- ne hoeven geen wonderen te worden ver wacht, en het fameuze span Connors/Mc Enroe heeft de kar nu al lang genoeg ge trokken. Ziek Nee, het Amerikaanse proftennis is goed ziek. De eerste duidelijke sympto men dienden zich in 1985 reeds aan, toen het land met het grootste tennispoten- tieel voor het eerst naast alle vier de Grand-Slamtitels greep. Zelfs op Flus hing Meadow bleek de toestand van de patiënt sterk achteruit te gaan. In 1986 zat er geen enkele Amerikaan bij de laatste vier en dat was in zestien jaar niet voorgekomen. De halve finales werden volkomen beheerst door de Tsjechoslo- waken: Lendl-en Mecir bij de mannen, Sukova en Navratilova bij de vrouwen. In dat jaar zakte de VS-afvaardiging ook in de reguliere toernooireeks naar een historisch dieptepunt. Met welgeteld tien overwinningen was de oogst bedroe- vender dan ooit, waarbij McEnroe, we gens babysit-activiteiten slechts zes maanden actief, er nog drie voor zijn re kening nam en Gilbert vier. Afgelopen seizoen ging het al niet veel beter: twaalf toernooizeges, met Mayotte (vijf hoofd prijzen) als koploper. Bovendien kreeg Amerika in de Davis Cup een gevoelige klap te verwerken. Na nederlagen tegen achtereenvolgens Paraguay en West- duitsland degradeerde de 28-voudige ti telhouder voor het eerst uit de wereld- groep. De (wan)prestaties van de Amerikanen worden met argusogen gevolgd door de grote sponsors. Televisiestations als NBC (Wimbledon en Parijs) en CBS (Flushing Meadow) schuiven enorme be dragen aan uitzendrechten over tafel. Daar zou wel eens een abrupt einde aan kunnen komen, want hun kijkerspu bliek zit niet te wachten op een stel droge Zweden of Tsjechen. Zo deed de dode lijk saaie Parijse finale van vorig jaar tus sen Lendl en Wilander heel wat weer in slaap sukkelende ontbijters naar de af standsbediening grijpen. Orde op zaken De Amerikaanse tennisbond daarente gen werd eindelijk wèl wakker geschud. De 106 jaar oude USTA had zich nooit zo bekommerd om toptennis en gebruikte zijn budget (tegenwoordig zo'n 36 mil joen dollar) liever voor de recreatie- en amateursporters. Maar onder leiding van voorzitter Gordon Jorgensen is het roer dan toch omgegaan. De nieuwe sterke man wil spoedig orde op zaken stellen en ondervindt daarbij steun van een specia le commissie bestaande uit vele (ex-)top- spelers en trainers. Arthur Ashe om ringd door onder meer Stan Smith, Brian Gottfried, Jack Kramer, Tim Mayotte en Billie Jean King heeft de leiding over het enorme reddingsproject. Hun belangrijkste taak is het opsporen en motiveren van jeugdig talent. Begaaf de junioren worden vervolgens onderge bracht in honderd over het land versprei de trainingscentra. De besten gaan weer over naar vier tot zes regionale institu ten, waar gespecialiseerd wordt gewerkt aan techniek, voeding en psychologie om in het slopende circuit te overleven. Wie er dan nog bovenuit steekt wordt op genomen in een uit zo'n vijftig spelers bestaand nationaal team, gesponsord door de' USTA en het hele jaar door pro fessioneel begeleid. "Maar", zo voegt Ashe er aan toe, "ze moeten wel blijven studeren en hun op leiding afmaken. We willen niet de ver antwoordelijkheid dragen voor een ge neratie analfabeten die in het profcircuit John McEnroe: "Er is talent genoeg". worden geschopt zonder daarvoor klaar te zijn". Om dat tegen te gaan heeft de USTA ook besloten de nationale rang lijst en kampioenschappen in de leeftijd van 12 tot 14 jaar te schrappen. Competi tie in een dergelijk vroeg stadium legt te veel druk op jong talent en is slecht voor hun ontwikkeling, zo luidt de verklaring. Flauwekul, meent Jimmy Connors. "Kinderen hebben houvast nodig. Ze moeten kunnen zien of ze vorderingen maken. Ranglijsten zijn juist een prima middel om jonge spelers mentaal te ster ken. Er wordt te veel voor hen nage dacht, dat remt hun ontwikkeling. In mijn tijd leerden we gewoon tennissen op straat". Elitair Het grote probleem daarbij is evenwel dat tennis in de VS nog altijd een elitaire en voornamelijk blanke aangelegenheid is en de USTA nu juist onder etnische minderheden spelers wil gaan werven. "Een echte kerel tennist niet in zwarte ogen", weet Ashe, de enige kleurling die ooit de top bereikte. En wie wel het racket ter hand neemt moet na verloop van tijd vaak verstek laten gaan wegens geldgebrek. Want wie in de VS het ge bruikelijke jeugdprogramma afwerkt, met alle toernooien, moet rekenen op een kostenpost van zo'n 35.000 dollar. Om talent uit alle milieus een kans te ge ven, wil de USTA dergelijke bedragen aanzienlijk drukken, of zelfs geheel voor eigen rekening nemen. Ook John McEnroe heeft in dat op zicht al zijn medewerking toegezegd. Na diens carrière, die zeker in het najaar van 1990 zal worden beëindigd zoals hij heeft verklaard, gaat hij een tennisschool be ginnen zonder winstbejag. "Want talent is er genoeg. Als ik naar een basketbal wedstrijd kijk denk ik: goh, wat zouden die jongens op een tennisbaan niet alle maal kunnen?". Maar de weg is nog lang, vol obstakels en er zijn veel fouten gemaakt. "Het is al lemaal de schuld van de coaches en de ouders", vindt oud-topper Jack Kramer. "De jeugd leert de verkeerde techniek en wordt door de ouders opgejut om te pres teren". Wat dat eerste betreft is iedereen het er wel over eens: gravel is de beste baan- soort om de basisprincipes te leren. Maar juist die traditie mist Amerika, en Ashe wil dat veranderen. Alle junioren- en uni versiteitskampioenschappen hebben plaats op verharde, snelle pistes; een stuk asfalt, lijnen erop en klaar. Alleen in Charleston en Boston worden tegen woordig nog 'ouderwetse' Grand Prix- Jimmy Connors: "In mijn tijd leerden we gewoon tennissen op straat". toernooien op het rode gemalen bak steen georganiseerd. Jimmy Arias en Aaron Krickstein wa ren de enigen die zich jaren geleden tot geduchte gravelspecialisten leken te gaan ontwikkelen. Het duo behoorde op zeer jeugdige leeftijd al tot de top-tien, maar net zo snel als ze waren opgebloeid werden de 'eeuwige beloften' door bles sures en ander leed teruggeworpen. Agassi Hun leermeester was de even bejubel de als verguisde Nick Bollettieri, toeval lig ook de coach van de nieuwste Amerikaanse tennishoop, André Agassi. Geboren op 29 april 1970 in Las Vegas, het uiterlijk van een rockzanger door op vallend geblondeerd lang haar, maar zeer gelovig en bijbelvast. Een typisch 'produkt' ook van de Bollettieri-school, waar hij sinds zijn dertiende is onderge bracht: matige opslag, doorsnee back hand, zwakke volley, maar een verwoes tende fore-hand. Zelfs Lendl slaat niet zo hard als Agas si, weten de .insiders. Bovendien be schikt deze zoon van een bokser - Mike Agassi betrad de ring voor Iran tijdens de Olympische Spelen van '48 en '52 over een bewonderenswaardige vechtlust. Wellicht ook omdat hij zich nog altijd André Agassi werd vier jaar oud toen zijn vader, destijds racketbespanner tij dens een toernooi, Connors vroeg een paar ballen te slaan met de jarige André. De vedette had zelfs een paar vriendelij ke woorden over voor zijn kleine spar ringpartner: "Wanneer je op een leeftijd bent gekomen dat je me kunt verslaan is het tijd om afscheid te nemen". Nu, in 1988, heeft die zin een extra di mensie gekregen. Agassi, vorig jaar al winnaar in Itaparica, finalist in Seoul en bij de beste vier in Stratton Mountain door onder meer Pat Cash te verslaan, lijkt klaar voor de sprong naar de wereld top, terwijl Connors, o ironie, geplaagd wordt door een voetblessure en wellicht oneervol moet stoppen. Op de computerlijst van begin deze maand staat Agassi vijftiende, maar daarbij is de overwinning in New York, tijdens het Toernooi der Kampioenen, nog niet meegerekend. Het betekende, na hoofdprijzen in Memphis en Charles ton, zijn derde seizoenzege waarmee hij momenteel de meest succesvolle prof tennisser is. De tijd zal leren of André Agassi ook de nieuwe ster wordt waar tennissend Amerika al zo lang op hoopt. Het Benfica dat woensdag in de finale van de Europacup I aantreedt tegen PSV is, net als z'n vroegere sterspeler Eusebio, Uit een diep dal gekropen. Beide fenomenen kunnen nog steeds niet los van elkaar worden gezien. "Maar als ik dertig jaar'later zou zijn geboren zou Benfica mij nooit hebben kunnen betalen". De maestro blikt terug op zijn mooie jaren. door Gerrit Jan Hoek Als de competitiewedstrijd Benfica-Aca- demica al twintig minuten aan de gang is, gaat er plotseling een bewonderend gemurmel op onder de journalisten in de veredelde broeikas, die dienst doet als perskooi van het Estadio da Luz in Lissa bon. De wedstrijd geeft daartoe geen enkele aanleiding, want de in rouwzwart uitge doste studenten uit Coimbra en een op halve sterkte opererend Benfica verve len stierlijk. De oorzaak van het gefluis ter is de komst van Eusebio. Al spoedig begint het hoofd van de voormalige Ben- fica-vedette verdacht te knikkebollen. Af en toe, als hij uit zijn siësta ontwaakt, rea geert hij vertwijfeld op de povere ver richtingen van de Benfica-spelers, tot groot vermaak van de pers. In de rust blijkt zijn hoofd nauwelijks te staan naar een gesprek. "Bel maandag maar naar de club voor een afspraak", luidt het weinig hoopgevende antwoord. Maar maandag en ook dinsdag loopt de afspraak door uiteenlopende redenen, variërend van een niet startende auto, problemen met zijn dochter tot een be zoek aan het ziekenhuis aan toe, op niets uit. Eusebio da Silva Ferreira lijkt met net zoveel behendigheid de pers te om zeilen als hij vroeger langs zijn tegen standers dribbelde. Centen kwijt Eusebio is het geven van interviews een beetje beu. Hij wordt er ziek van om voor de zoveelste keer het verhaal te ver tellen over de Nederlandse pater Henri que die hem als schelpenvisser in Mo zambique heeft ontdekt, of vergelijkin gen te trekken met Pelé. En waag het niet vragen te stellen over de bezittingen in Mozambique die hij na de Anjerrevo lutie in 1974 heeft verloren toen het nieu we bewind daar na de onafhankelijkheid zijn drie flats, zijn landgoed en zijn bui tenhuis naastte, waardoor hij in één klap al zijn spaarcenten kwijt was. Dan slaat hij in één klap dicht. Zijn voorliefde voor vrouwen is als on derwerp al helemaal taboe. Maar als Eu sebio na vier dagen van schijn- en kapbe- wegingen na de training er eindelijk voor gaat zitten, blijkt hij toch de aimabele fi guur te zijn zoals die in alle interviews wordt afgeschilderd. Bovendien iemand die vijf kwartier bijna onafgebroken praat over zijn rijke carrière, gelardeerd met anekdotes en over zijn nieuwe rol bij Benfica. Eusebio, begin dit jaar 46 geworden, is al lange tijd gekluisterd aan het instituut Benfica. Met Coluna, Torres en Simoes was Eusebio de exponent van het grote Benfica, dat in het begin van de jaren '60 triomfen vierde. Iedere rechtgeaarde voetballiefhebber van boven de vijfen dertig zal nu nog likkebaarden bij de her innering aan de beste EC-finale uit de historie. Dat was in 1962, toen Benfica in Amsterdam dank zij twee doelpunten van Eusebio het befaamde Real Madrid van Di Stefano en Gento ondanks een 'hattrick' van Puskas met 5-3 aftroefde. Eusebio glundert bij de gedachte aan zijn eerste Europa Cup. "Voor mij was dat de eerste grote beker. Want het jaar daarvoor, toen Benfica met 3-2 van Bar celona won, was ik er nog niet bij. Ik had dat jaar net mijn debuut gemaakt. Dat was in een groot toernooi in Parijs waar aan ook Anderlecht en Santos meede den. Ik moest invallen voor Coluna die angina had. In de finale moesten we te gen het Santos van Pelé spelen. Ik viel na de rust in, toen we met 4-0 achter ston Eusebio tegen het praktisch onverslaanbare Ajax in 1972: "Ik heb altijd mijn herinneringen nog". (f„lo anp> den. Ik scoorde drie doelpunten, maar Santos won uiteindelijk nog met 6-3". "Maar alleen al het spelen tegen Pelé was een belevenis. Sindsdien ben ik niet meer uit de basis weggeweest. Die finale tegen Real Madrid zal ik niet gauw verge ten. We kwamen al snel achter met 2-0 door doelpunten van Puskas. Toen we met veel moeite hadden gelijkgemaakt scoorde Puskas wéér. Maar in de eind sprint hadden wij toch de langste adem. Toch was dat niet de mooiste wedstrijd uit mijn carrière. Dat was de 5-1 tegen Real Madrid in Lissabon in 1965. Mis schien net zo gedenkwaardig als die 5-3 op het WK in 1966 tegen Noord-Korea". Minder prettige herinneringen be waart Eusebio aan zijn confrontaties met Nederlandse clubs. "Vooral die wedstrij den tegen Ajax zullen me altijd bijblij ven. We wonnen toen uit, ja, die wed strijd in de sneeuw, met 1-3. Sommige spelers dachten dat we er toen al waren. Mario Coluna en ik we waren de spe lers met de meeste ervaring hebben na die eerste wedstrijd de ploeg al gewaar schuwd tegen onderschatting en te groot optimisme. Cruijff was toen al een speler die in zijn eentje een wedstrijd kon be slissen. We verloren hier met 1-3 en ook de beslissingswedstrijd in Parijs. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat als Benfi ca Ajax hier had uitgeschakeld, wij in de finale van AC Milan gewonnen zouden hebben. Maar we hebben er veel van ge leerd". Het tegendeel bleek echter waar toen Benfica in maart 1975 in de kwartfinales van de Europacup voor bekerwinnaars op PSV stuitte. Eusebio duikt diep in zijn geheugen: "Dat was mijn laatste jaar bij Benfica. We hebben PSV toen ook een beetje onderschat. Want in Neder land gaven Ajax en Feyenoord de toon aan, en PSV was toen net als Porto bij ons op afstand de derde club. In Holland hadden we 0-0 gespeeld en dachten het hier wel te klaren. Hoewel PSV toen in de spits een enorm gevaarlijke lange vent had staan, Edström. Een paar minu ten voor tijd stond het nog 1-1 toen een van die tweeling hoe heette hij ook al weer? Willy van de Kerkhof, ja die was het er nog een in schoot. Ik zie het nog voor me. Een enorme teleurstelling, maar we hebben toen te onbesuisd ge speeld, te weinig met oris hoofd". Afsluiting Die uitschakeling door PSV vormde de trieste afsluiting van de actieve loop baan van Eusebio bij Benfica. Een af scheid zonder geur of kleur. Tijdens zijn gloriedagen hadden de grote clubs van Europa en Zuid-Amerika bij Benfica in de rij gestaan om de 'Parel van Mozambi que' te contracteren. In 1965 had een Bra ziliaanse club, Vasco da Gama, het voor die tijd onwaarschijnlijke bedrag van 1,6 miljoen gulden voor Eusebio geboden. Twee jaar daarna had het Argentijnse Boca Juniors maar liefst 800.000 dollar voor hem over. Juventus overtrof alle ge gadigden met een bod van 2,5 miljoen gulden. Maar alle pretendenten kregen in die tijd hetzelfde antwoord van het Benficabestuur te horen: Eusebio was min of meer nationaal bezit en dus onbe taalbaar en niet te koop. Maar op 33-jarige leeftijd was de marktwaarde van het voormalige Natio nale Bezit drastisch gedevalueerd. Ook al omdat Eusebio als gevolg van vier ge compliceerde knie-operaties geen schim meer was van de speler die ooit was uit geroepen tot Europees voetballer van het Jaar in 1967. Eusebio had niets liever gedaan dan stoppen. Maar zijn penibele financiële situatie dwong hem nog een paar jaar door te spelen. Beira Mar was wel iets anders dan Benfica, maar de es- cudos telden. Maar zelfs Eusebio in zqn nadagen kon niet verhinderen dat zijn nieuwe club roemloos naar de tweede di visie degradeerde. Ook de blauwe maan dag bij Uniao de Tornar, dat ook zijn maatje Simoes onder contract had staan, bleek geen overweldigend succes. Wellicht de grootste vernedering on derging Eusebio toen hij na een proef- wedstrijd bij het onaanzienlijke Deporti- vo de Chaves te horen kreeg, dat er op zijn diensten geen prijs werd gesteld. In de VS en in Mexico, waar hij voor Mon terrey uitkwam, kon hij nog wat dollars meepakken. Maar een schijntje vergele ken bij de bedragen die andere vedetten incasseerden. Terwijl Pelé voor een drie jarig contract bij New York Cosmos 5 miljoen dollar ontving moest Eusebio zich bij Toronto Metros Croatia tevreden stellen met duizend dollar per gespeelde wedstrijd. Geen wrok Maar Eusebio is te edelmoedig om in wrok om te zien. "Als ik dertig jaar later zou zijn geboren zou Benfica mij nooit hebben kunnen betalen. Toen verdiende ik 10.000 gulden per jaar. Tegenwoordig verdienen spelers een fortuin. Maar ver geleken met mijn generatie is er veel minder kwaliteit. Tegenwoordig kan je de echte sterren op de vingers van één hand tellen. Maar ik heb toch altijd mijn herinneringen nog". Na zijn Amerikaanse avontuur werd Eusebio in 1981 een beetje uit medelij den weer door Benfica binnengehaald als jeugdtrainer. De Zweed Erikson be noemde hem later tot hulptrainer. Onder de huidige trainer Toni maakt Eusebio deel uit van de technische staf. "Daar naast treed ik naar buiten als een soort ambassadeur van Benfica. Laatst ben ik nog in Japan geweest voor een wedstrijd met de oude glorie. Daar deden ook Krol en Rep nog mee. Dit bestuur respecteert mijn waarde. Benfica en ik vormen een soort twee-eenheid. Als men over Benfi ca spreekt, spreekt men over Eusebio en andersom ook. Daar wint Benfica mee en ik ook".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1988 | | pagina 29