Monument voor een levensstijl
De onvermijdelijke ondergang
van de westerse democratieën
Architecten strijden om de eer
'Links' verzet werd na oorlog met de nek aangekeken
Beeldende kunst is 'in', De Stijl is 'in',
«Gerrit Rietveld is 'in'. De meubelmaker
uit Utrecht is een wereldberoemdheid
geworden. Voor zijn eenvoudige, bijna
abstract belijnde stoelen wordën thans
•op veilingen honderdduizenden guldens
per stuk worden betaald. Zijn even strak-
^ke architectuurontwerpen zijn doel ge-
worden van 'bedevaarten' van bewonde
raars. Rietveld ls honderd jaar geleden
geboren en dat maakt hem meer dan ooit
middelpunt van een hele serie activitei
ten.
De nadruk op die activiteiten ligt voor
een deel op het zogeheten Rietveld-
Schröderhuis aan de Prins Hendrikstaat
J in Utrecht. Onlangs is op een feestelijke
bijeenkomst het eerste" exemplaar gepre
senteerd van 'Het Rietveld Schroder
*Huis', een prachtig vormgegeven boek
met magnifieke foto's van Paul Overy,
Lenneke Büller, Frank den Oudsten èn
Bertus Mulder. Dat gebeurde vanzelf
sprekend in het huis zelf, waar zich de fa
milies van Truus Schroder en Gerrit
Rietveld hadden verzameld om te horen
1 hoe tevreden de makers, de uitgever en
de Rietveld Schroder Stichting zijn over
deze uitgave.
Al die mensen konden slechts met
moeite in de ruimte van het documenta-
l tiecentrum worden gepropt. Immers, dat
1 documentatiecentrum is van dezelfde
1 schaal als het huis zelf; en dat is klein.
Kleiner in werkelijkheid nog dan het op
foto's lijkt, en van binnen zo petieterig en
J weinig luxe, dat men daaraan niet kan af-
zien waarom dit pandje weggedrukt
tussen een onaantrekkelijk rijtje huizen
r uit het begin van deze eeuw en het mas-
sieve talud van de snelweg rond Utrecht
als enig Nederlands bouwwerk op de
wereldmonumentenlijst staat; samen
met de piramide van Cheops en de Boro-
budur. Het Centraal Museum, waaraan
het huis vorig jaar is overgedragen,
koestert het dan ook niet voor niets als
zijn meest prestigieuze 'museumstuk'.
Het Centraal Museum zal in de loop
van dit jaar een tentoonstelling en ,een
'"publicatie wijden aan het archief van
Gerrit Rietveld. De verwachtingen zijn
hoog gespannen; er zouden tot nu toe on
bekende en hoogst verrassende gege
vens uit naar voren komen. Surprises,
die ook niet te vinden zijn in het boek dat
zojuist is verschenen.
Want dat moet gezegd worden: deze
nieuwe uitgave voegt niet echt veel toe
aan wat al bekend was over Rietveld,
Truus Schroder en hun intensieve sa
menwerking die onder meer tot dit huis
heeft geleid. Daar staat tegenover, dat
het voor het eerst is, dat al die gegevens
over de ontstaansgeschiedenis, de bewo
ning en de restauratie nu bijeen zijn ge
bracht in één uitgave, en in dat opzicht is
het toch een aanwinst.
Waar ligt dat eigenlijk aan, die wereld
wijde aandacht voor een huis waarvan de
ontwerper zelf heeft gezegd dat het niet
voor de eeuwigheid was gebouwd ("de
levensduur van een huis is vijftig jaar");
dié het wilde slopen toen het uitzicht in
grijpend werd verstoord door de aanleg
van de snelweg rond de stad; die als ont
werper eigenlijk zelfs helemaal niet zo
gelukkig was met de op het bewonings-
gemak gerichte toevoegingen van Truus
Schroder (dat tastte immers de sobere lij
nen en vlakken maar aan).
De eerste aanzet tot de 'heiligverkla
ring' van het huis is gegeven door Theo
van Doesburg, de onvermoeibare strij
der voor 'de idealen van 'De Stijl'. In tal
van artikelen noemde hij het huis het
meest ideale en eigenlijk enige voor
beeld van de realisering van de avantgar-
distische opvattingen uit die tijd. Niet
schoonheid was de maatstaf, maar nut
tigheid; het was de definitieve afreke
ning met de opvattingen over kunst, die
eeuwenlang de maat der dingen waren
geweest: "Laten we onszelf verfrissen
met dingen die geen Kunst zijn", schreef
Van Doesburg een paar jaar na het ge
reedkomen van het Rietveld Schröder-
huis, "de badkamer, de wc, de badkuip,
de fiets, de auto. Kunst, waarvan nie
mand het nut kent, staat het levèn in de
weg. Terwille van de vooruitgang moe
ten we de Kunst vernietigen. Iedere po
ging de Kunst te .vernieuwen (futurisme,
kubisme, expressionisme) is mislukt.
Laten we er geen tijd meer aan verspillen
en ons liever bezig houden met het
scheppen van een manier van leven die
past in deze moderne tijd".
Duidelijker kan het niet: het Rietveld
Schröderhuis (Rietveld was zelf lid van
De Stijl) was niet gebouwd als een kunst
werk, maar als een omgeving voor een ei
gentijdse 'life-style'. Een stijl van leven,
die Truus Schroder in praktijk bracht
hoewel ze zich met de opvattingen van
De Stijl in het geheel niet verwant voelde
en er zich niet in wilde verdiepen ook,
zoals ze vertelt in een serie gesprekken
die ze in 1982 voerde met Lenneke Büller
en Frank den Oudsten en waarvan een
samenvatting in het boek is opgenomen.
Men zou het huis dus kunnen beschou
wen als een 'monument voor een levens-
stijl' en achteraf is het dat ook gewor
den. Maar van dergelijke principiële uit
gangspunten waren noch Rietveld noch
Truus Schroder zich tijdens het ontwer
pen bewust. Mevrouw Schroder wilde
gewoon een eenvoudig, sober huis heb
ben, dat zo was ingericht dat het de ver
anderende gezinsomstandigheden (het
opgroeien van de kinderen) kon verwer
ken. En dat heeft Gerrit Rietveld tot de
nodige concessies gedwongen. Nu was
dat in de praktijk niet zo'n groot pro
bleem: Rietveld werkte niet met on
veranderbare bouwtekeningen, maar
meer vanuit het handmatige ontwerp.'In
het documentatiecentrum staat een on
ooglijke maquette van het huis en die
was het vertrekpunt; voor de rest werd al
bouwend de definitieve vorm gekozen.
Problemen werden ter plekke opgelost.
Het uiteindelijke huis lijkt dan ook niet
meer cjp de maquette.
Overigens leidde die wijze van werken
tot merkwaardige voorvallen. De bou
wers hadden weinig vertrouwen in Riet-
veld als bouwmeester: ze moesten wer
ken met ongewone bouwtekeningen (die
in feite meer schetsen waren) en ze von
den het hele ontwerp zo extravagant, dat
ze het niet zagen zitten. En dus haalden
ze geintjes uit of bedachten eigen oplos
singen voor bouwkundige problemen.
Zo kon het gebeuren dat de bouwvak
kers de kozijnen van de ramen op z'n kop
in de muur zetten en er dan Rietveld bij
riepen om te kijken of hij zijn eigen teke
ningen wel kon lezen. Hetgeen hij overi
gens ,kon.
De gesprekken met mevrouw Schro
der vormen een substantieel deel van het
boek. Ze maken duidelijk hoe zij zich
manifesteerde als een zelfbewuste
vrouw die soberheid, licht, lucht en
ruimte letterlijk èn figuurlijk de absolute
voorwaarden vond voor een geestelijk en
lichamelijk gezond leven. Daaraan hield
ze vast, ook al werd haar huis door de
doorsnee-Utrechters beschouwd als de
giller van de stad: "Het was niet zo leuk
voor de kinderen. Op een dag kwam mijn
dochter Hanneke uit school thuis, hele
maal overstuur en huilend. Ik vroeg wat
er aan de hand was en toen zei ze: 'Ik heb
gelogen. Ze vroegen of ik in dat krank
zinnige huis woonde en toen heb ik ge
zegd dat ik daar niet woonde".
Een 'krankzinnig huis' dat een wereld-
monument werd; het kan verkeren.
HANS LUTZ
Het Rietveld Schroder Huis; Paul Overy,
Lenneke Büller. Frank den Oudsten en Bertus
Mulder; uitgeverij De Haan; f49.50.
"De democratische landen schuwen in
toenemende mate de confrontatie. In de
vorige eeuw vóór de welvaartsmaat
schappij waren ze imperialistisch. Nu
willen ze alleen nog m(aar van hun wel
vaart genieten en schuwen ze het ge
vecht. Jalta, Helsinki, de hele détentepo-
litiek komt er op neer dat we voortdu
rend tegemoetkomen aan de wensen van
de Sovjetunie. We houden niet op de illu
sie te koesteren dat we een punt van sta
biliteit kunnen bereiken door compro
missen te sluiten. En telkens zeggen de
Russen: ja, oké, en ze gaan rustig ver
der".
De Franse schrijver/filosoof Jean-
Frangois Revel ziet de toekomst voor Eu
ropa somber in. In zijn boek 'Waarom de
democratieën sterven' beschreef hij be-
gin jaren '80 de ondergang van het Wes
pen? omdat het niet bereid is zichzelf te
verdedigen tegen een Sovjetunie die-öh,-"'
'verbiddellijk streeft naar de wereldheer
schappij. De Russische leiders künnen
volgens hem ook niet anders. "Dé men
sen hebben daar een moeilijk leven en
zijn verveeld. Ze denken alleen aan weg
gaan, aan het kopen van blue-jeans en
dergelijke. De leiders weten dat deze on
rust niet zal verdwijnen zolang er een an
der systeem bestaat".
Een Russische overheersing, het klint
wel erg somber nu er een doorbraak lijkt
te zijn bereikt met het INF-akkoord, en
Gorbatsjov zo ongeveer tot vredesapos
tel is uitgeroepen. Maar Revel is dan ook
.ëen tegendraadse denker. Samen met 14
.andere wetenschappers, schrijvers en'
kunstenaars komt hij aan het woord in
de uitstekende bundel interviews 'zodra
men de duivel castreert' van NRC-jour-
nalist Fred Backus. Backus maakt inter
views zoals het hoort: hij weet x
hij praat en elk vraaggesprek biedt t
intrigerend kijkje in de denkwereld a
de geïnterviewde.
Dat zijn zonder uitzondering i
die werkelijk iets te vertellen hebben.
Onderling lopen ze zeer uiteen: Susan
Sontag, computergrootheden als Wei-
zenbaum; Dijkstra, Papert en Hofstad
ter, de psychologen Frijda en Groen, we
tenschappers als Chargaff en Zijderveld.
Eén ding hebben ze echter gemeen: ze
zijn 'dissidenten'. Ze weigeren mee te
huilen met de wolven in het bosn weige
ren om simpelweg^de gangbare menin
gen te onderschrijven.
Naast vooruitgang, techologie en cul
tuurkritiek) is de Oost-Westverhouding
een van de thema's van de bundel. Het
anti-Amerikanisme en de sorhs bijna
blinde pro-Russische houding in het
Westen worden daarbij genadeloos op de
korrel genomen. Susan Sontag, ooit pro
minent critica van de VS: "Ik denk dat
We een verschrikkelijke vergissing heb
ben gemaakt door het Sovjet-imperialis-
me te onderschatten. Je kunt niet meer
over communisme praten in de zin van:
dit land heeft dit probleem en dat land
dat probleem, en laten we ze het voordeel
van de twijfel gunnen. Het wordt steeds
duidelijker dat het communisme een
succesvol fascisme is. Het is fascisme dat
wérkt, terwijl het fascisme zelf uiteinde
lijk niet functioneert maar altijd faalt
ongetwijfeld steunen de Amerikanen
afschuwelijke regimes, maar Amerika
heeft geen neiging tot tirannie. Amerika
reageert veel meer uit angst. Ik haat de
regering Reagan, het is de ergste rege
ring sinds Nixon. Reagan vertegenwoor
digt een extreem reactionair kapitalis
tisch belang en hij is heel dom. Maar
Amerika...hoe zal ik het zeggen...is meer
dan Reagan".
Én de Russische dissident Brodsky
over zijn aankomst in Wenen: "Toen ik
die volle etalages zag, realiseerde ik me
een hele simpele waarheid die niemand
schijnt te begrijpen. Hoe fantastisch zou
den onze vrouwen er uitzien in al die din
gen die hier zo absurd liggen opgetast.
Dat is wat men van ons heeft gestolen: de
kleine dingen die het leven opfleuren.
Politieke misdaad of politieke vrijheid:
het zal iedereen worst wezen. Maar als je
geen dingen hebt, geen stof... We zijn be
roofd. Verscheidene generaties van 200
miljoen mensen zijn eenvoudigweg be
roofd, Dat is de werkelijke misdaad van
deze eeuw".
Zowel Brodsky als Revel zien in het
economisch falen van de Sovjetunie de
hoofdoorzaak van haar expansiedrang.
En het .Westen stelt daar weinig anders
tegenover dan apathie en dodelijke ver
moeidheid. De van oorsprong Roemeen
se schrijver Cioran stelt dat de mensen in
het Westen 'geen energie meer hebben'.
"Ze willen alleen nog privé-geluk, toeris
me en dergelijke. Ze hebben geen zin
Het Rietveld-Schröderhuis: als enig Nederlands bouwwerk op de wereldmonumentenlijst.
Competitie zit de mens in het bloed. Het
streven naar het beste van het beste en
onderlinge naijver brengen velen tot gro
te prestaties. Niet alleen in de sport- of
zakenwereld, maar .ook in de architec
tuur heeft het competitie-element op
gang gemaakt om de prestaties op te drij
ven. In een tijd waarin de allure van grote
steden wordt gepropageerd als middel
voor bijna alle (economische) kwalen,
worden architectuur-prijsvragen gezien
als de manier om aan het beste talent te
komen dat voorhanden is. Zo hoopt iede
re organisator van een prijsvraag nog
eens de architect te ontdekken die 'het
mooiste gebouw van de wereld' kan ma
ken.
Aan de andere kant gebruiken archi
tecten een prijsvraag om in de publiciteit
te komen en nieuwe denkbeelden te pro
pageren. Natuurlijk bestaat ook altijd de
hoop en de kans dat hun ontwerp het
winnende wordt. In een tijd waarin op
drachten niet voor het opscheppen lig
gen kunnen maar weinig architecten
zich permitteren nooit aan prijsvragen
mee te doen.
De komende jaren wordt een hausse
van architectuurprijsvragen verwacht.
Naast toekomstverwachtingen is er ook
een verleden. Architectuurprijsvragen
bestaan namelijk al sinds mensenheuge
nis. Al in 448 vóór Christus werd in Athe-
Ligt voor het Westen dan de Russische
overheersing in het verschiet? Ja, zeggen
Cioran, Brodsky, Sontag, de schrijver Io-
nesco ('het blanke ras wil zelfmoord, ik
kan het niet anders zien'). Revël is iets
voorzichtiger: "De kaart van de wereld
overziende zou ik zeggen: het commu
nisme wint". 1
Mocht dat gebeuren, dan heeft Brods
ky in elk geval een schrale, bijna cyni
sche troost: "De Russische overheid
biedt datgene wat door mensen over de
hele wereld het meest wordt begeerd:
status quo. Mensen willen geen risico's
nemen. De regering biedt hun stabiliteit.
En ach, in het Westen is het eigenlijk het
zelfde. Mensen accepteren democratie
met de daarbij behorende verantwoorde
lijkheden met veel tegenzin. Ze zijn lie
ver onderworpen en ruilen de vrije wil
graag in voor stabiliteit Heus, of je het
wilt geloven of niet: de mensen in Rus
land zijn gelukkig met de status quo. Ze
zijn erdoor verveeld, maar ze vinden het
toch prettig".
SJAAK SMAKMAN
Het Amsterdamse architectenbureau Alberts presenteerde in 1983 een
plan voor een reusachtig gebouw als afsluiting voor de as Louvre-La Défen-
se in Parijs. Niet Alberts maar de Deen Von Spreckelsen werd winnaar van
de prijsvraag met zijn plan voor een tweede reusachtige Are de Triomphe.
ne een prijsvraag uitgeschreven voor de
Akropolis, en in 1420 was de koepel van
de kathedraal van Florence het onder
werp van een prijsvraag.
Ondanks alle trammelant eromheen
zijn er door de jaren heen steeds meer
prijsvragen uitgeschreven. Vooral in de
twintigste eeuw is er een sterke toename
te bespeuren van de georganiseerde
wedijver tussen architecten om een zo
goed en zo spectaculair mogelijk ge
bouw te krijgen.
Het boek 'Architecten als rivalen' gaat
over zulkeprijsvragen onder architec
ten. Vijftien beroemde (en beruchte)
prijsvragen uit de laatste 200 jaar komen
aan bod. Van het Witte Huis in Washing
ton tot de Eiffeltoren in Parijs en van het
Operagebouw in Sydney tot de 'Stopera'
in Amsterdam.
Niet alleen de winnende ontwerpen
worden belicht, maar ook die van de
minder gelukkigen, de beslissingen van
de jury geanalyseerd, de architectoni
sche prestaties verklaard en afgezet te
gen de tijd waarin werd gebouwd. De au
teurs, Hilde de Haan en Ids Haagsma,
gaan uiteraard ook in op de intriges, de
roddel en achterklap waarmee prijsvra
gen onverbrekelijk verbonden lijken.
Dat laatste maakt het boek, samen met
de fraaie illustraties, voor velen lekker
leesbaar.
Het kiezen van vijftien min of meer be
langrijke prijsvragen is natuurlijk altijd
arbitrair. Een belangrijke rol speelde
daarbij de vraag of er voldoende materi
aal van anderen dan alleen de prijswin
naars kon worden achterhaald. Jammer
is daarom dat zoveel recentelijk georga
niseerde prijsvragen beperkt zijn geble
ven tot het stadhuis van Amsterdam en
het overbekende Centre Pompidou.
Juist uit de afgelopen jaren, zo blijkt
wel uit de inleidende beschouwing, moet
veel en fraai presentatiemateriaal be
schikbaar zijn dat men niet allemaal als
bekend mag veronderstellen bij het gro
te publiek. Misschien noopt dit de au
teurs nog eens tot een volgende zoek
tocht naar wat zij zelf 'de schatkamers
van de architectuur' noemen.
JAN RIJSDAM
Hilde de Haan en Ids Haagsma: 'Architecten als
Van verzetsstrijder tot staatsgevaarlijk
burger. Het klinkt raar, maar vóór veel
progressieve krachten was het waar. In
de jaren '40-'45 vochten ze samen met
'rechts' voor een vrij Nederland, de jaren
daarop werden ze met de neus aangeke
ken, bij sollicitaties geweerd, door vrien
den verstoten, de BVD vaak nabij. Illu
sies gingen verloren, maar'veel idealen
bleven. Sommigen zijn tot op de dag van
vandaag actief in vredesbewegingen, an
ti-fascistische organisaties en politieke
partijen.
Dit komt naar voren uit het boek 'Van
verzetsstrijder tot staatsgevaarlijk bur
ger'. De 'solidaire' journalisten Lingen
en' Slooff spraken met 17 progressieve
oud-strijders en oud-strijdsters uit sabo-
tageploegen, illegale redacties, koeriers
diensten en andere groepen. Mensen die
al voordat Hitier Nederland binnenviel
in Spanje het fascisme probeerden tegen
te houden en als 'dank' pas in 1963 hun
Nederlanderschap terugkregen. Mensen
die al een actiecomité hadden opgericht
wanneer ze een dakpan scheef zagen lig
gen, zoals een hunner het uitdrukt: veel
communisten, enkele linkse socialisten
en wat progressieve partijlozen.
Veel feiten zijn schokkend, maar ma
ken duidelijk dat de titel ruim genomen
moet worden. De behandeling na 1945
hing niet altijd samen met hun politieke
stellingname tijdens de oorlog, maar
meer met hun latere (linkse) opstelling.
Het verzet, dat tot Dolle Dinsdag niet
meer dan 20.000 zielen telde, heeft nooit
op één lijn gezeten. De mannen aan de
basis merkten dat nooit zo duidelijk,
maar de töp voerde steeds ideologischer
discussies en er was sprake van secties.
Er was een linkersectie, met de Raad van
Verzet en illegale bladen als Vrij Neder
land, het Parool, De Waarheid, de Vrije
Katheder en Christofoor. Er was een
middensectie, met het Nationaal Comité
van Verzet, het Nationaal Steunfonds,
het Studentenverzet en de Persoonsbe-
wijzencentrale. En er was een rechter-
sectie, met de Landelijke Knokploegen,
de landelijke Organisatie voor Hulp aan
Onderduikers en de groep rond het ille
gale blad Trouw.
Al tijdens de oorlog zaten 'links' en
'rechts' elkaar in de haren over de toe
komst van Nederland. Links wilde na de
bevrijding een grondige vernieuwing en
vond dat het verzet moest helpen de rich
ting te bepalen. Volgens rechts was dat
zijn taak niet en wilde het Nederlandse
volk helemaal geen verandering.
De regering in Londen had het wel
over een verandering, maar bedoelde
daarmee vooral een beperking van de de
mocratie. Geen politieke partijen meer
en weinig werk voor het parlement. Ook
meenden ministers in 1943 al dat linkse
verzetsstrijders een gevaar zouden kun-
pen worden voor de openbare orde.
'Wanneer komt de rode uitbarsting, wat
gaan wij daartegen doen, welke reacties
zijn te verwachten van het weldenkend
deel?', vroeg koningin Wilhelmina zich
in het laatste oorlogsjaar af.
De jonge, maar niet altijd e|
mannen in het boek klampten zich vast
aan hoop op een betere toekomst zonder
oorlog. De partijloze socialist Feiko
Munniksma meldt dat hij anders de drie
jaar strafkamp nooit had overleefd. En
een Leidse oud-strijder, onder de schuil
naam Bos opgevoerd, zegt: 'Ik wilde een
samenleving waarin je niet meer op een
schaamteloze manier kon worden uitge
buit, zoals voor de oorlog. Er zou in elk
geval werk moéten zijn, tegen een goede
beloning'.
Zijn eerste tegenslag kwam al meteen
bij terugkomst uit Buchenwald. De Lei-
denaar had van de Amerikanen een ge
voerd jasje gekregen en onderaan de
vliegtuigtrap deden zwarthandelaren er
onmiddellijk een bod op, in het bijzijn
van officieren. Bos zei: "Ik ga de zieken
uitladen die naar Nederland zijn geko
men om te sterven". Toen dropen de he
ren af. Andere teleurstellingen volgden
kort daarop. Een topnian van Fokker, in
Buchenwald door Bos verzorgd, beloof
de zijn verzorger 'een Groenoordhal vol
dingen'. "Maar na de oorlog kennen ze je
niet meer. Of je een melaatse bent".
De 17 in het boek opgevoerde progres
sieven wijten veel, zo niet alles aan de ka
pitalistische samenleving die vóór de
oorlog de premier in staat stelde op de
uitkering te korten als je weigerde voor
Duitsland te werken en die de industrie
de gelegenheid bood miljoenen te ver
dienen aan Hitiers oorlog. Een samenle
ving waarin de kleintjes het moesten ont
gelden en grote collaborateurs vrijuit
gingen.
Het militairë bewind in het jaar na de
oorlog was volgens de 17 ingesteld om al
le veranderingen tegen te houden, zaken
weg te werken en in de doofpot te stop
pen. De Amsterdammer Neijssel bijvoor
beeld arresteerde bunkerbouwers. Als
hij ze de volgende dag vrij zag lopen,
pakte hij ze opnieuw. Een officier van de
Binnenlandse Strijdkrachten hield hem
tegen. Aanhouden was zijn zaak, zo
kreeg Neijssel te horen. En als de officier
iemand vrijliet had hij daar zijn redenen
Parool-journalist Cobie Frank wilde
nauwkeurig beschrijven hoe hoogge
plaatste Nederlanders collaboreerden,
maar kreeg de kans niet. Invloedrijke
mensen belden zijn directeur, adverteer
ders dreigden opdrachten in te trekken
en Frank werd verscheidene malen op
ministeries ontboden.
Kon hij in de binnenhuisarchitectuur
nog een goede boterham verdienen, veel
anderen stootten doorlopend hun neus.
De Groningse Emmelkamp vond pas
een fatsoenlijke baan na 25 jaren van wei
geringen en abrupt afgebroken dienst
verbanden. Drie jaar later, in 1973, werd
hij afgekeurd op psychische gronden.
Heel af en toe kregen de oud-verzets
strijders te horen waar de moeilijkheden
lagen. Zo weigerde Philips in 1946 de
progressieve verzetsstrijder Annema
met de schriftelijke mededeling dat
'communistische arbeiders aanleidingen
kunnen geven tot wrijvingen'. Herman
Blekman zag naar zijn zeggen tijdens een
sollicitatie onder een vloeiblad een brief
van de BVD liggen. Boodschap: 'Her
man Blekman mag niet worden aange-
De Amsterdammer Hazenberg, die in
1947 al werd afgekeurd, kreeg geen be
wijs van goed gedrag omdat hij tijdens
de oorlog beboet was voor het innen van
een vaste voedselkaart. Hij had het voed
sel nodig gehad voor onderduikers. Hij
kreeg alsnog zijn bewijs van goed gedrag
toen hij dreigde een boekje open te doen
over het oorlogsverleden van de Amster
damse politie. Hazenberg kon zelfs een
NSB-er van een arbeidsplaats afhouden.
Behalve de problemen bij het vinden
van een baan, was er ook de miskenning.
In de Koude Oorlogsjaren ontkenden ve
len dat communisten een belangrijke rol
in het verzet hadden gespeeld en de be
roemde februari-staking van 1941 op po
ten hadden gezet. Keer op keer werd er
op gewezen dat de CPN het niet-aan-
valspact van Stalin en Hitler had verde
digd, zolang Stalin zich daaraan hield.
Ook werd de communisten verweten dat
ze koloniale heersers als Frankrijk en
Engeland tot 1 juni 1941 over een kam
hadden geschoren met Hitler-Duitsland
en dat CPN-leider Paul de Groot in het
eerste oorlogsjaar had gevraagd 'om een
correcte houding tegen de bezetters'.
Een jaar na de bevrijding maakte de
Zoeterwoudse deken D. Bont het com
munistische verzet zwart met de ver
dachtmaking dat het niet voor het vader
land had gevochten, maar zich alleen
maar onder de rode vlag had geschaard.
Als de roden daarbij vielen 'verdienden
ze het Judasloon'. Hun stakingen be
dreigden de welvaart en hun methoden
waren Germaanse methoden, zo zei de
hoge katholiek. Het bleef niet bij derge
lijke beschimpingen: in 1951 publiceer
de de regering-Drees een lijst vol rode ge
varen. Ambtenaren die lid waren van de
genoemde organisaties konden worden
ontslagen.
De Russische inval in Hongarije in
1956 maakte het er niet makkelijker op.
De communisten moesten hun gebou
wen verdedigen tegen woedende volks
massa's, werden afgeranseld en zagen
vriendschappen in scherven vallen. Rui
ten gingen aan diggelen; autobanden
moesten eraan geloven.
Pijnlijk werd net toen de CPN'ers uit
het linkse verzet ook in eigen kring bui
ten de boot vielen. Sommigen wilden
niet geloven dat Tito een fascist was en
dat joodse artsen Stalin om het leven
hadden gebracht. Anderen moesten het
ontgelden in het partij-schotschrift 'De
CPN in de oorlog'. Volgens schrijver
Marcus Bakker hadden ze meegedaan
aan 'Brits-Duits imperialistische machi
naties tegen de Sovjetunie'.
Voor Leidenaar Bos kwam daar nog
bij dat hij teleurgesteld raakte in 'Het
Oosten'. Hij las over kampen in de Sov
jetunie en zag het een en ander tijdens
reizen in het Oostblok. De gevoelens die
hij toen kreeg verwoordde de Zuidafri-
kaanse bisschop Tutu enkele jaren gele
den: we moeten naar de slachtoffers kij
ken en niet naar de mensen die het sys
teem in stand houden. Bos: "Je kunt het
ene regime aanvallen en het andere ver
dedigen, maar ze maken zich allemaal
schuldig aan dezelfde praktijken. Dat is
toch erg? Daar hebben we dan 1940-1945
voor gehad".
PAUL VAN DER KOOIJ