Monument voor een levensstijl De onvermijdelijke ondergang van de westerse democratieën Architecten strijden om de eer 'Links' verzet werd na oorlog met de nek aangekeken Beeldende kunst is 'in', De Stijl is 'in', «Gerrit Rietveld is 'in'. De meubelmaker uit Utrecht is een wereldberoemdheid geworden. Voor zijn eenvoudige, bijna abstract belijnde stoelen wordën thans •op veilingen honderdduizenden guldens per stuk worden betaald. Zijn even strak- ^ke architectuurontwerpen zijn doel ge- worden van 'bedevaarten' van bewonde raars. Rietveld ls honderd jaar geleden geboren en dat maakt hem meer dan ooit middelpunt van een hele serie activitei ten. De nadruk op die activiteiten ligt voor een deel op het zogeheten Rietveld- Schröderhuis aan de Prins Hendrikstaat J in Utrecht. Onlangs is op een feestelijke bijeenkomst het eerste" exemplaar gepre senteerd van 'Het Rietveld Schroder *Huis', een prachtig vormgegeven boek met magnifieke foto's van Paul Overy, Lenneke Büller, Frank den Oudsten èn Bertus Mulder. Dat gebeurde vanzelf sprekend in het huis zelf, waar zich de fa milies van Truus Schroder en Gerrit Rietveld hadden verzameld om te horen 1 hoe tevreden de makers, de uitgever en de Rietveld Schroder Stichting zijn over deze uitgave. Al die mensen konden slechts met moeite in de ruimte van het documenta- l tiecentrum worden gepropt. Immers, dat 1 documentatiecentrum is van dezelfde 1 schaal als het huis zelf; en dat is klein. Kleiner in werkelijkheid nog dan het op foto's lijkt, en van binnen zo petieterig en J weinig luxe, dat men daaraan niet kan af- zien waarom dit pandje weggedrukt tussen een onaantrekkelijk rijtje huizen r uit het begin van deze eeuw en het mas- sieve talud van de snelweg rond Utrecht als enig Nederlands bouwwerk op de wereldmonumentenlijst staat; samen met de piramide van Cheops en de Boro- budur. Het Centraal Museum, waaraan het huis vorig jaar is overgedragen, koestert het dan ook niet voor niets als zijn meest prestigieuze 'museumstuk'. Het Centraal Museum zal in de loop van dit jaar een tentoonstelling en ,een '"publicatie wijden aan het archief van Gerrit Rietveld. De verwachtingen zijn hoog gespannen; er zouden tot nu toe on bekende en hoogst verrassende gege vens uit naar voren komen. Surprises, die ook niet te vinden zijn in het boek dat zojuist is verschenen. Want dat moet gezegd worden: deze nieuwe uitgave voegt niet echt veel toe aan wat al bekend was over Rietveld, Truus Schroder en hun intensieve sa menwerking die onder meer tot dit huis heeft geleid. Daar staat tegenover, dat het voor het eerst is, dat al die gegevens over de ontstaansgeschiedenis, de bewo ning en de restauratie nu bijeen zijn ge bracht in één uitgave, en in dat opzicht is het toch een aanwinst. Waar ligt dat eigenlijk aan, die wereld wijde aandacht voor een huis waarvan de ontwerper zelf heeft gezegd dat het niet voor de eeuwigheid was gebouwd ("de levensduur van een huis is vijftig jaar"); dié het wilde slopen toen het uitzicht in grijpend werd verstoord door de aanleg van de snelweg rond de stad; die als ont werper eigenlijk zelfs helemaal niet zo gelukkig was met de op het bewonings- gemak gerichte toevoegingen van Truus Schroder (dat tastte immers de sobere lij nen en vlakken maar aan). De eerste aanzet tot de 'heiligverkla ring' van het huis is gegeven door Theo van Doesburg, de onvermoeibare strij der voor 'de idealen van 'De Stijl'. In tal van artikelen noemde hij het huis het meest ideale en eigenlijk enige voor beeld van de realisering van de avantgar- distische opvattingen uit die tijd. Niet schoonheid was de maatstaf, maar nut tigheid; het was de definitieve afreke ning met de opvattingen over kunst, die eeuwenlang de maat der dingen waren geweest: "Laten we onszelf verfrissen met dingen die geen Kunst zijn", schreef Van Doesburg een paar jaar na het ge reedkomen van het Rietveld Schröder- huis, "de badkamer, de wc, de badkuip, de fiets, de auto. Kunst, waarvan nie mand het nut kent, staat het levèn in de weg. Terwille van de vooruitgang moe ten we de Kunst vernietigen. Iedere po ging de Kunst te .vernieuwen (futurisme, kubisme, expressionisme) is mislukt. Laten we er geen tijd meer aan verspillen en ons liever bezig houden met het scheppen van een manier van leven die past in deze moderne tijd". Duidelijker kan het niet: het Rietveld Schröderhuis (Rietveld was zelf lid van De Stijl) was niet gebouwd als een kunst werk, maar als een omgeving voor een ei gentijdse 'life-style'. Een stijl van leven, die Truus Schroder in praktijk bracht hoewel ze zich met de opvattingen van De Stijl in het geheel niet verwant voelde en er zich niet in wilde verdiepen ook, zoals ze vertelt in een serie gesprekken die ze in 1982 voerde met Lenneke Büller en Frank den Oudsten en waarvan een samenvatting in het boek is opgenomen. Men zou het huis dus kunnen beschou wen als een 'monument voor een levens- stijl' en achteraf is het dat ook gewor den. Maar van dergelijke principiële uit gangspunten waren noch Rietveld noch Truus Schroder zich tijdens het ontwer pen bewust. Mevrouw Schroder wilde gewoon een eenvoudig, sober huis heb ben, dat zo was ingericht dat het de ver anderende gezinsomstandigheden (het opgroeien van de kinderen) kon verwer ken. En dat heeft Gerrit Rietveld tot de nodige concessies gedwongen. Nu was dat in de praktijk niet zo'n groot pro bleem: Rietveld werkte niet met on veranderbare bouwtekeningen, maar meer vanuit het handmatige ontwerp.'In het documentatiecentrum staat een on ooglijke maquette van het huis en die was het vertrekpunt; voor de rest werd al bouwend de definitieve vorm gekozen. Problemen werden ter plekke opgelost. Het uiteindelijke huis lijkt dan ook niet meer cjp de maquette. Overigens leidde die wijze van werken tot merkwaardige voorvallen. De bou wers hadden weinig vertrouwen in Riet- veld als bouwmeester: ze moesten wer ken met ongewone bouwtekeningen (die in feite meer schetsen waren) en ze von den het hele ontwerp zo extravagant, dat ze het niet zagen zitten. En dus haalden ze geintjes uit of bedachten eigen oplos singen voor bouwkundige problemen. Zo kon het gebeuren dat de bouwvak kers de kozijnen van de ramen op z'n kop in de muur zetten en er dan Rietveld bij riepen om te kijken of hij zijn eigen teke ningen wel kon lezen. Hetgeen hij overi gens ,kon. De gesprekken met mevrouw Schro der vormen een substantieel deel van het boek. Ze maken duidelijk hoe zij zich manifesteerde als een zelfbewuste vrouw die soberheid, licht, lucht en ruimte letterlijk èn figuurlijk de absolute voorwaarden vond voor een geestelijk en lichamelijk gezond leven. Daaraan hield ze vast, ook al werd haar huis door de doorsnee-Utrechters beschouwd als de giller van de stad: "Het was niet zo leuk voor de kinderen. Op een dag kwam mijn dochter Hanneke uit school thuis, hele maal overstuur en huilend. Ik vroeg wat er aan de hand was en toen zei ze: 'Ik heb gelogen. Ze vroegen of ik in dat krank zinnige huis woonde en toen heb ik ge zegd dat ik daar niet woonde". Een 'krankzinnig huis' dat een wereld- monument werd; het kan verkeren. HANS LUTZ Het Rietveld Schroder Huis; Paul Overy, Lenneke Büller. Frank den Oudsten en Bertus Mulder; uitgeverij De Haan; f49.50. "De democratische landen schuwen in toenemende mate de confrontatie. In de vorige eeuw vóór de welvaartsmaat schappij waren ze imperialistisch. Nu willen ze alleen nog m(aar van hun wel vaart genieten en schuwen ze het ge vecht. Jalta, Helsinki, de hele détentepo- litiek komt er op neer dat we voortdu rend tegemoetkomen aan de wensen van de Sovjetunie. We houden niet op de illu sie te koesteren dat we een punt van sta biliteit kunnen bereiken door compro missen te sluiten. En telkens zeggen de Russen: ja, oké, en ze gaan rustig ver der". De Franse schrijver/filosoof Jean- Frangois Revel ziet de toekomst voor Eu ropa somber in. In zijn boek 'Waarom de democratieën sterven' beschreef hij be- gin jaren '80 de ondergang van het Wes pen? omdat het niet bereid is zichzelf te verdedigen tegen een Sovjetunie die-öh,-"' 'verbiddellijk streeft naar de wereldheer schappij. De Russische leiders künnen volgens hem ook niet anders. "Dé men sen hebben daar een moeilijk leven en zijn verveeld. Ze denken alleen aan weg gaan, aan het kopen van blue-jeans en dergelijke. De leiders weten dat deze on rust niet zal verdwijnen zolang er een an der systeem bestaat". Een Russische overheersing, het klint wel erg somber nu er een doorbraak lijkt te zijn bereikt met het INF-akkoord, en Gorbatsjov zo ongeveer tot vredesapos tel is uitgeroepen. Maar Revel is dan ook .ëen tegendraadse denker. Samen met 14 .andere wetenschappers, schrijvers en' kunstenaars komt hij aan het woord in de uitstekende bundel interviews 'zodra men de duivel castreert' van NRC-jour- nalist Fred Backus. Backus maakt inter views zoals het hoort: hij weet x hij praat en elk vraaggesprek biedt t intrigerend kijkje in de denkwereld a de geïnterviewde. Dat zijn zonder uitzondering i die werkelijk iets te vertellen hebben. Onderling lopen ze zeer uiteen: Susan Sontag, computergrootheden als Wei- zenbaum; Dijkstra, Papert en Hofstad ter, de psychologen Frijda en Groen, we tenschappers als Chargaff en Zijderveld. Eén ding hebben ze echter gemeen: ze zijn 'dissidenten'. Ze weigeren mee te huilen met de wolven in het bosn weige ren om simpelweg^de gangbare menin gen te onderschrijven. Naast vooruitgang, techologie en cul tuurkritiek) is de Oost-Westverhouding een van de thema's van de bundel. Het anti-Amerikanisme en de sorhs bijna blinde pro-Russische houding in het Westen worden daarbij genadeloos op de korrel genomen. Susan Sontag, ooit pro minent critica van de VS: "Ik denk dat We een verschrikkelijke vergissing heb ben gemaakt door het Sovjet-imperialis- me te onderschatten. Je kunt niet meer over communisme praten in de zin van: dit land heeft dit probleem en dat land dat probleem, en laten we ze het voordeel van de twijfel gunnen. Het wordt steeds duidelijker dat het communisme een succesvol fascisme is. Het is fascisme dat wérkt, terwijl het fascisme zelf uiteinde lijk niet functioneert maar altijd faalt ongetwijfeld steunen de Amerikanen afschuwelijke regimes, maar Amerika heeft geen neiging tot tirannie. Amerika reageert veel meer uit angst. Ik haat de regering Reagan, het is de ergste rege ring sinds Nixon. Reagan vertegenwoor digt een extreem reactionair kapitalis tisch belang en hij is heel dom. Maar Amerika...hoe zal ik het zeggen...is meer dan Reagan". Én de Russische dissident Brodsky over zijn aankomst in Wenen: "Toen ik die volle etalages zag, realiseerde ik me een hele simpele waarheid die niemand schijnt te begrijpen. Hoe fantastisch zou den onze vrouwen er uitzien in al die din gen die hier zo absurd liggen opgetast. Dat is wat men van ons heeft gestolen: de kleine dingen die het leven opfleuren. Politieke misdaad of politieke vrijheid: het zal iedereen worst wezen. Maar als je geen dingen hebt, geen stof... We zijn be roofd. Verscheidene generaties van 200 miljoen mensen zijn eenvoudigweg be roofd, Dat is de werkelijke misdaad van deze eeuw". Zowel Brodsky als Revel zien in het economisch falen van de Sovjetunie de hoofdoorzaak van haar expansiedrang. En het .Westen stelt daar weinig anders tegenover dan apathie en dodelijke ver moeidheid. De van oorsprong Roemeen se schrijver Cioran stelt dat de mensen in het Westen 'geen energie meer hebben'. "Ze willen alleen nog privé-geluk, toeris me en dergelijke. Ze hebben geen zin Het Rietveld-Schröderhuis: als enig Nederlands bouwwerk op de wereldmonumentenlijst. Competitie zit de mens in het bloed. Het streven naar het beste van het beste en onderlinge naijver brengen velen tot gro te prestaties. Niet alleen in de sport- of zakenwereld, maar .ook in de architec tuur heeft het competitie-element op gang gemaakt om de prestaties op te drij ven. In een tijd waarin de allure van grote steden wordt gepropageerd als middel voor bijna alle (economische) kwalen, worden architectuur-prijsvragen gezien als de manier om aan het beste talent te komen dat voorhanden is. Zo hoopt iede re organisator van een prijsvraag nog eens de architect te ontdekken die 'het mooiste gebouw van de wereld' kan ma ken. Aan de andere kant gebruiken archi tecten een prijsvraag om in de publiciteit te komen en nieuwe denkbeelden te pro pageren. Natuurlijk bestaat ook altijd de hoop en de kans dat hun ontwerp het winnende wordt. In een tijd waarin op drachten niet voor het opscheppen lig gen kunnen maar weinig architecten zich permitteren nooit aan prijsvragen mee te doen. De komende jaren wordt een hausse van architectuurprijsvragen verwacht. Naast toekomstverwachtingen is er ook een verleden. Architectuurprijsvragen bestaan namelijk al sinds mensenheuge nis. Al in 448 vóór Christus werd in Athe- Ligt voor het Westen dan de Russische overheersing in het verschiet? Ja, zeggen Cioran, Brodsky, Sontag, de schrijver Io- nesco ('het blanke ras wil zelfmoord, ik kan het niet anders zien'). Revël is iets voorzichtiger: "De kaart van de wereld overziende zou ik zeggen: het commu nisme wint". 1 Mocht dat gebeuren, dan heeft Brods ky in elk geval een schrale, bijna cyni sche troost: "De Russische overheid biedt datgene wat door mensen over de hele wereld het meest wordt begeerd: status quo. Mensen willen geen risico's nemen. De regering biedt hun stabiliteit. En ach, in het Westen is het eigenlijk het zelfde. Mensen accepteren democratie met de daarbij behorende verantwoorde lijkheden met veel tegenzin. Ze zijn lie ver onderworpen en ruilen de vrije wil graag in voor stabiliteit Heus, of je het wilt geloven of niet: de mensen in Rus land zijn gelukkig met de status quo. Ze zijn erdoor verveeld, maar ze vinden het toch prettig". SJAAK SMAKMAN Het Amsterdamse architectenbureau Alberts presenteerde in 1983 een plan voor een reusachtig gebouw als afsluiting voor de as Louvre-La Défen- se in Parijs. Niet Alberts maar de Deen Von Spreckelsen werd winnaar van de prijsvraag met zijn plan voor een tweede reusachtige Are de Triomphe. ne een prijsvraag uitgeschreven voor de Akropolis, en in 1420 was de koepel van de kathedraal van Florence het onder werp van een prijsvraag. Ondanks alle trammelant eromheen zijn er door de jaren heen steeds meer prijsvragen uitgeschreven. Vooral in de twintigste eeuw is er een sterke toename te bespeuren van de georganiseerde wedijver tussen architecten om een zo goed en zo spectaculair mogelijk ge bouw te krijgen. Het boek 'Architecten als rivalen' gaat over zulkeprijsvragen onder architec ten. Vijftien beroemde (en beruchte) prijsvragen uit de laatste 200 jaar komen aan bod. Van het Witte Huis in Washing ton tot de Eiffeltoren in Parijs en van het Operagebouw in Sydney tot de 'Stopera' in Amsterdam. Niet alleen de winnende ontwerpen worden belicht, maar ook die van de minder gelukkigen, de beslissingen van de jury geanalyseerd, de architectoni sche prestaties verklaard en afgezet te gen de tijd waarin werd gebouwd. De au teurs, Hilde de Haan en Ids Haagsma, gaan uiteraard ook in op de intriges, de roddel en achterklap waarmee prijsvra gen onverbrekelijk verbonden lijken. Dat laatste maakt het boek, samen met de fraaie illustraties, voor velen lekker leesbaar. Het kiezen van vijftien min of meer be langrijke prijsvragen is natuurlijk altijd arbitrair. Een belangrijke rol speelde daarbij de vraag of er voldoende materi aal van anderen dan alleen de prijswin naars kon worden achterhaald. Jammer is daarom dat zoveel recentelijk georga niseerde prijsvragen beperkt zijn geble ven tot het stadhuis van Amsterdam en het overbekende Centre Pompidou. Juist uit de afgelopen jaren, zo blijkt wel uit de inleidende beschouwing, moet veel en fraai presentatiemateriaal be schikbaar zijn dat men niet allemaal als bekend mag veronderstellen bij het gro te publiek. Misschien noopt dit de au teurs nog eens tot een volgende zoek tocht naar wat zij zelf 'de schatkamers van de architectuur' noemen. JAN RIJSDAM Hilde de Haan en Ids Haagsma: 'Architecten als Van verzetsstrijder tot staatsgevaarlijk burger. Het klinkt raar, maar vóór veel progressieve krachten was het waar. In de jaren '40-'45 vochten ze samen met 'rechts' voor een vrij Nederland, de jaren daarop werden ze met de neus aangeke ken, bij sollicitaties geweerd, door vrien den verstoten, de BVD vaak nabij. Illu sies gingen verloren, maar'veel idealen bleven. Sommigen zijn tot op de dag van vandaag actief in vredesbewegingen, an ti-fascistische organisaties en politieke partijen. Dit komt naar voren uit het boek 'Van verzetsstrijder tot staatsgevaarlijk bur ger'. De 'solidaire' journalisten Lingen en' Slooff spraken met 17 progressieve oud-strijders en oud-strijdsters uit sabo- tageploegen, illegale redacties, koeriers diensten en andere groepen. Mensen die al voordat Hitier Nederland binnenviel in Spanje het fascisme probeerden tegen te houden en als 'dank' pas in 1963 hun Nederlanderschap terugkregen. Mensen die al een actiecomité hadden opgericht wanneer ze een dakpan scheef zagen lig gen, zoals een hunner het uitdrukt: veel communisten, enkele linkse socialisten en wat progressieve partijlozen. Veel feiten zijn schokkend, maar ma ken duidelijk dat de titel ruim genomen moet worden. De behandeling na 1945 hing niet altijd samen met hun politieke stellingname tijdens de oorlog, maar meer met hun latere (linkse) opstelling. Het verzet, dat tot Dolle Dinsdag niet meer dan 20.000 zielen telde, heeft nooit op één lijn gezeten. De mannen aan de basis merkten dat nooit zo duidelijk, maar de töp voerde steeds ideologischer discussies en er was sprake van secties. Er was een linkersectie, met de Raad van Verzet en illegale bladen als Vrij Neder land, het Parool, De Waarheid, de Vrije Katheder en Christofoor. Er was een middensectie, met het Nationaal Comité van Verzet, het Nationaal Steunfonds, het Studentenverzet en de Persoonsbe- wijzencentrale. En er was een rechter- sectie, met de Landelijke Knokploegen, de landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers en de groep rond het ille gale blad Trouw. Al tijdens de oorlog zaten 'links' en 'rechts' elkaar in de haren over de toe komst van Nederland. Links wilde na de bevrijding een grondige vernieuwing en vond dat het verzet moest helpen de rich ting te bepalen. Volgens rechts was dat zijn taak niet en wilde het Nederlandse volk helemaal geen verandering. De regering in Londen had het wel over een verandering, maar bedoelde daarmee vooral een beperking van de de mocratie. Geen politieke partijen meer en weinig werk voor het parlement. Ook meenden ministers in 1943 al dat linkse verzetsstrijders een gevaar zouden kun- pen worden voor de openbare orde. 'Wanneer komt de rode uitbarsting, wat gaan wij daartegen doen, welke reacties zijn te verwachten van het weldenkend deel?', vroeg koningin Wilhelmina zich in het laatste oorlogsjaar af. De jonge, maar niet altijd e| mannen in het boek klampten zich vast aan hoop op een betere toekomst zonder oorlog. De partijloze socialist Feiko Munniksma meldt dat hij anders de drie jaar strafkamp nooit had overleefd. En een Leidse oud-strijder, onder de schuil naam Bos opgevoerd, zegt: 'Ik wilde een samenleving waarin je niet meer op een schaamteloze manier kon worden uitge buit, zoals voor de oorlog. Er zou in elk geval werk moéten zijn, tegen een goede beloning'. Zijn eerste tegenslag kwam al meteen bij terugkomst uit Buchenwald. De Lei- denaar had van de Amerikanen een ge voerd jasje gekregen en onderaan de vliegtuigtrap deden zwarthandelaren er onmiddellijk een bod op, in het bijzijn van officieren. Bos zei: "Ik ga de zieken uitladen die naar Nederland zijn geko men om te sterven". Toen dropen de he ren af. Andere teleurstellingen volgden kort daarop. Een topnian van Fokker, in Buchenwald door Bos verzorgd, beloof de zijn verzorger 'een Groenoordhal vol dingen'. "Maar na de oorlog kennen ze je niet meer. Of je een melaatse bent". De 17 in het boek opgevoerde progres sieven wijten veel, zo niet alles aan de ka pitalistische samenleving die vóór de oorlog de premier in staat stelde op de uitkering te korten als je weigerde voor Duitsland te werken en die de industrie de gelegenheid bood miljoenen te ver dienen aan Hitiers oorlog. Een samenle ving waarin de kleintjes het moesten ont gelden en grote collaborateurs vrijuit gingen. Het militairë bewind in het jaar na de oorlog was volgens de 17 ingesteld om al le veranderingen tegen te houden, zaken weg te werken en in de doofpot te stop pen. De Amsterdammer Neijssel bijvoor beeld arresteerde bunkerbouwers. Als hij ze de volgende dag vrij zag lopen, pakte hij ze opnieuw. Een officier van de Binnenlandse Strijdkrachten hield hem tegen. Aanhouden was zijn zaak, zo kreeg Neijssel te horen. En als de officier iemand vrijliet had hij daar zijn redenen Parool-journalist Cobie Frank wilde nauwkeurig beschrijven hoe hoogge plaatste Nederlanders collaboreerden, maar kreeg de kans niet. Invloedrijke mensen belden zijn directeur, adverteer ders dreigden opdrachten in te trekken en Frank werd verscheidene malen op ministeries ontboden. Kon hij in de binnenhuisarchitectuur nog een goede boterham verdienen, veel anderen stootten doorlopend hun neus. De Groningse Emmelkamp vond pas een fatsoenlijke baan na 25 jaren van wei geringen en abrupt afgebroken dienst verbanden. Drie jaar later, in 1973, werd hij afgekeurd op psychische gronden. Heel af en toe kregen de oud-verzets strijders te horen waar de moeilijkheden lagen. Zo weigerde Philips in 1946 de progressieve verzetsstrijder Annema met de schriftelijke mededeling dat 'communistische arbeiders aanleidingen kunnen geven tot wrijvingen'. Herman Blekman zag naar zijn zeggen tijdens een sollicitatie onder een vloeiblad een brief van de BVD liggen. Boodschap: 'Her man Blekman mag niet worden aange- De Amsterdammer Hazenberg, die in 1947 al werd afgekeurd, kreeg geen be wijs van goed gedrag omdat hij tijdens de oorlog beboet was voor het innen van een vaste voedselkaart. Hij had het voed sel nodig gehad voor onderduikers. Hij kreeg alsnog zijn bewijs van goed gedrag toen hij dreigde een boekje open te doen over het oorlogsverleden van de Amster damse politie. Hazenberg kon zelfs een NSB-er van een arbeidsplaats afhouden. Behalve de problemen bij het vinden van een baan, was er ook de miskenning. In de Koude Oorlogsjaren ontkenden ve len dat communisten een belangrijke rol in het verzet hadden gespeeld en de be roemde februari-staking van 1941 op po ten hadden gezet. Keer op keer werd er op gewezen dat de CPN het niet-aan- valspact van Stalin en Hitler had verde digd, zolang Stalin zich daaraan hield. Ook werd de communisten verweten dat ze koloniale heersers als Frankrijk en Engeland tot 1 juni 1941 over een kam hadden geschoren met Hitler-Duitsland en dat CPN-leider Paul de Groot in het eerste oorlogsjaar had gevraagd 'om een correcte houding tegen de bezetters'. Een jaar na de bevrijding maakte de Zoeterwoudse deken D. Bont het com munistische verzet zwart met de ver dachtmaking dat het niet voor het vader land had gevochten, maar zich alleen maar onder de rode vlag had geschaard. Als de roden daarbij vielen 'verdienden ze het Judasloon'. Hun stakingen be dreigden de welvaart en hun methoden waren Germaanse methoden, zo zei de hoge katholiek. Het bleef niet bij derge lijke beschimpingen: in 1951 publiceer de de regering-Drees een lijst vol rode ge varen. Ambtenaren die lid waren van de genoemde organisaties konden worden ontslagen. De Russische inval in Hongarije in 1956 maakte het er niet makkelijker op. De communisten moesten hun gebou wen verdedigen tegen woedende volks massa's, werden afgeranseld en zagen vriendschappen in scherven vallen. Rui ten gingen aan diggelen; autobanden moesten eraan geloven. Pijnlijk werd net toen de CPN'ers uit het linkse verzet ook in eigen kring bui ten de boot vielen. Sommigen wilden niet geloven dat Tito een fascist was en dat joodse artsen Stalin om het leven hadden gebracht. Anderen moesten het ontgelden in het partij-schotschrift 'De CPN in de oorlog'. Volgens schrijver Marcus Bakker hadden ze meegedaan aan 'Brits-Duits imperialistische machi naties tegen de Sovjetunie'. Voor Leidenaar Bos kwam daar nog bij dat hij teleurgesteld raakte in 'Het Oosten'. Hij las over kampen in de Sov jetunie en zag het een en ander tijdens reizen in het Oostblok. De gevoelens die hij toen kreeg verwoordde de Zuidafri- kaanse bisschop Tutu enkele jaren gele den: we moeten naar de slachtoffers kij ken en niet naar de mensen die het sys teem in stand houden. Bos: "Je kunt het ene regime aanvallen en het andere ver dedigen, maar ze maken zich allemaal schuldig aan dezelfde praktijken. Dat is toch erg? Daar hebben we dan 1940-1945 voor gehad". PAUL VAN DER KOOIJ

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1988 | | pagina 17