'Een filosoof ziet wat voor de hand ligt' t-M Telefoonseks Denkwijzer Onze taal Ad Hoogendijk bespreekt levensproblemen in filosofische praktijk eu. Ad Hoogendijk: "Filosofen zijn de dom ui. DOOR JOOP VAN DER HORST Spreekwoorden hoor je tegenwoordig min der dan vroeger. De mensen kennen ze niet meer. Of het waar is weet ik niet maar het wordt gezegd. Zelf heb ik te weinig vroeger om dat na te kunnen gaan. Het zou waar kunnen zijn. Spreekwoorden drukken kernachtig een of andere wijze gedachte uit van vroegere ge neraties. Als 't kalf verdronken is, dempt men de put en beter een half ei dan een le ge dop. Spreekwoorden zijn de korte sa menvatting van de levenswijsheid van hen die voor ons waren. Opa zei het al. Maar wij gaan niet meer bij opa in de leer; wij doen onze levenswijsheid elders op. Op school, van televisie, in een schriftelijke cursus of in een vrouwenpraatgroep. En graag iets nieuws, niet iets wat opa ook al wist. Zo zou het kunnen komen dat spreekwoorden minder in tel zijn. Maar of het waar is, weet ik niet. Ondertussen is er in onze tijd wel een totaal nieuw soort uitdrukkingen ontstaan die je nog in geen enkel boek over spreekwoor den aantreft. Ze zijn nog zo nieuw dat de meeste mensen niet eens beseffen dat er al honderden van zijn, dat iedereen ze kent en iedereen ze gebruikt. We hebben er nog geen naam voor. Ik zal ze maar speelwoor- den noemen. Speelwoorden zijn vaste uit drukkingen die we voor iets anders gebrui ken dan hun oorspronkelijke bestemming, Speelwoorden drukken geen wijsheid uit maar zijn als het ware het speelgoed van de taal. We krijgen ze aangereikt door de reclame. Een goed voorbeeld van wat ik onder een speelwoord versta, is vakmanschap is meesterschap of blij dat ik rij. De oorspron kelijke toepassing in de reclame is nog wel bekend maar we gebruiken ze ondertussen in eindeloos veel andere situaties. Even Apeldoorn bellen, een ei hoort erbij, bier om in te bijten, even een vlekje wegwerken, en dan is er koffie. Het verschil tussen een gewone reclame slagzin en een speelwoord is dat zo'n speelwoord zich losgemaakt heeft van zijn reclame-oorsprong. Als de reclame al lang op een nieuwe slagzin is overgegaan, kan zo'n speelwoord blijven leven. Het is niet langer van de reclame, het is van ons ge worden. Kortom, het speelwoord is een stukje van de taal geworden. Ik noem nog een paar van die speelwoor den uit mijn verzameling: hij klopt, hij veegt en hij zuigt (oorspronkelijk gezegd van een bepaald type stofzuiger; nadien ook van huismannen); hapt zo heerlijk weg (de oor sprong weet ik niet maar het kan tegen woordig van alle lekkere dingen gezegd worden); d'r zitten er toch vijftig in (Drum; nadien van alles wat je kan uitdelen); met de wilde frisheid van limoenen (FA-deodo- rant; nadien ook van bijvoorbeeld sigaren, zomerblouses of komkommer); the best there is (Durex; nu op alles van toepas sing); alleen voor... kom ik eruit (beschuit; nu vrij toepasbaar). Bij de volgende speelwoorden kan ieder een zelf wel de oorsprong en de toepassin gen bedenken: Als d'r een bus komt, dan pak ik 'm; C&A is toch voordeliger; bloemen houden van mensen; witter dan het witste konijn; de witte tornado; zo slank zijn als je dochter; kopen bij de Spar is sparen bij de koop; ijskoud de zachtste; wij nemen Bona mee in de arreslee; Trevira trekt u aan; mo ment voor uzelf, moment voor (Moccona); ik wil Bolletje; ...blijft op de kleintjes letten ('s lands grootste kruidenier); melk, de witte motor; melk moet; rolt beter, plakt beter, brandt beter; stop een tijger in uw tank; vlees, u weet wel waarom; giroblauw ook voor jou; de smaak is raak; het pientere pookje; blij met bier uit blik; lees die krant!; Al langer bestaande speelwoorden zijn: Chief Whip op ieders lip, en: En betere waar, en tien procent, alleen De Gruyter. Misschien dat sommige oudere lezers er ons aan meer kunnen helpen. Vroeger waren er de pastoors en dominees, daarna kwamen de psychologen en pyschotherapeuten. En sinds kort is er de filosoof voor wie worstelt met de grote en kleine levensvragen. "Inderdaad, je zou ons de dominees van de toekomst kunnen noemen", zegt filosoof Ad Hoogendijk, die vorig jaar in Zeist een filosofische praktijk opende. Sindsdien heeft hij met tientallen bezoekers hun vragen over leven, dood, geloof, relaties en werk besproken en onlangs schreef hij een boek over de filosofische praktijk. door Sjaak Smakman Het Spreekuur bij een filosoof geeft antwoord op vragen waarmee veel mensen meestal geen kant op kun nen. De ontkerkelijking heeft de do minee en pastoor als gesprekpartner op het gebied van de levensvragen goeddeels uitgeschakeld, de huis arts heeft vaak geen tijd, en in fami lie- en vriendenkring rust er vaak een taboe op. De psychische hulp verlening biedt meestal evenmin uitkomst. Want, zegt Ad Hoogendijk, "in de psy chotherapie worden de echt grote twij fels en problemen over en van het leven over het algemeen als onbelangrijk erva ren, als kwalen die verholpen moeten worden. Een filosofische vraag wordt vaak door de hulpverlener veranderd in een regulier hulpverleningsprobleem, dat zo snel mogelijk de wereld uit moet. Filosofie is juist het tegendeel: filosofie is de kunst van het vragen stéllen, van de verwondering en de twijfel over het be staan". Met de kanttekening dat er honderden verschillende therapieën zijn en dat een vergelijking dus nooit voor alle vormen van psychotherapie kan opgaan, ziet Hoogendijk nog meer verschillen: "Psy chotherapie heeft een methodiek die is gebaseerd op een specifieke theorie over hoe de mens in elkaar steekt. Ik heb die niet. Ik vind het belangrijk dat een be zoeker maximaal in zijn of haar eigen heid tot zijn recht komt. Als ik denk dat de mens een wandelend mysterie is, dan kan ik me meer open stellen voor het specifieke van de bezoeker en het speci fieke van zijn of haar probleem. Een filo sofisch gesprek is ook totaal onvoorspel baar. Het probleem met de filosofie - maar dat is ook juist het leuke ervan - is dat er geen sprake is van een methodiek, maar vooral van een filosofische hou ding". Logisch Het openen van een filosofische prak tijk is voor Hoogendijk, die tevens filoso fie doceert op hbo- en mbo-opleidingen in Den Haag en Arnhem, een logisch uit vloeisel geweest van zijn opvatting over wat filosofie hoort te zijn. De meeste mensen denken bij het woord 'filosoof al snel aan een zeer belezen, bedaard, na denkend maar ook wereldvreemd figuur die zich ergens ver weg van het dagelijks gewoel het hoofd zit te breken over vra gen waar een normaal mens niet eens op komt. Hoogendijk die, zoals hij zelf zegt 'na 100 banen en 200 ongelukken' filosofie ging studeren, heeft vanaf het begin ge zocht naar concrete toepassingen van zijn kennis. "Tijdens de studie merkten we dat we bij het praten over onze pro blemen en de problemen in de wereld steeds meer kregen aangereikt vanuit de filosofie, en dat we steeds meer gebruik gingen maken van de filosofische denk- instrumenten om problemen te benade ren. Zo kwam automatisch de gedachte op: we moeten met die filosofie echt iets in de wereld gaan doen". Vanaf het moment dat de filosoof Gerd Achenbach in 1981 in Duitsland een filo sofische praktijk opende, volgden Hoog endijk en zijn medestudenten die nieu we ontwikkeling op de voet. Na zijn af studeren in 1984 richtte Hoogendijk met twee collega's de werkgroep Praktische Filosofie op. Weer drie jaar later opende hij de eerste filosofische praktijk in Ne derland. Iedereen kan daar terecht om met de filosoof van gedachten te wisse len over zijn of haar probleem. Opgepakt Daarmee heeft de filosofie, stelt Hoog endijk, eigenlijk zijn wezenlijke functie weer opgepakt. In het oude Griekenland, de bakermat van de westerse filosofie, stond de filosoof middenin het dagelijks leven. De beroemdste van hen, Socrates, was er bijna berucht om dat hij op elke straathoek van Athene mensen aansprak om met hen van gedachten te wisselen en tot nadenken te stemmen over hun vanzelfsprekendheden. In de loop der eeuwen raakte de filoso fie zijn maatschappelijke functie kwijt aan de kerk en de 'echte wetenschap', en trok zich terug in een ivoren toren van verheven gedachtenspinsels. De domi nees en pastoors namen de beantwoor ding van de zingevingsvragen voor hun rekening. Een belangrijk verschil was daarbij wel dat de dominees het ant woord al klaar hadden, terwijl de filoso fen juist probeerden mensen hun eigen antwoord te laten formuleren. Nu de geestelijkheid steeds minder wordt inge schakeld, wordt het tijd dat de filosofen hun eigenlijke taak weer oppakken. Zoals Hoogendijk zegt: "Indirect sprin gen we nu in het gat dat we ooit zelf heb ben laten vallen. En wat is er goed be schouwd mooier dan dat?". De opzet van de filosofische praktijk heeft iets paradoxaals: filosofie stelt al leen maar vragen. Het is volgens de filo soof Verhoeven het eindeloos uitgestel de antwoord. Maar het laatste waaraan iemand die met levensvragen worstelt behoefte heeft, is wel om te horen dat er ook helemaal geen antwoord op zijn vraag bestaat, en dat elk antwoord alleen maar nieuwe vragen oproept. Hoogendijk: "Wat ik als filosoof pro beer is om door het stellen van vragen bij de bezoeker antwoorden op te roepen die voor hemzelf verhelderend zijn of die een nieuw aspect naar voren roepen. Ik probeer datgene dat hijzelf aan gedach ten heeft ontwikkeld eruit te laten ko men. Ik probeer zo een filosofisch proces van vragen en antwoorden bij de bezoe ker in werking te zetten. En ik heb ge- ijierkt dat die filosofische houding be smettelijk is". Zienswijze Een houding die er bij de meeste van zijn bezoekers in aanleg wel is. Er komt bijna niemand binnen die helemaal niets van filosofie weet. "De meesten hebben inderdaad wel een paar inleidingen in de filosofie gelezen", geeft hij toe, en ze we ten dus al dat ze geen pasklare antwoor den hoeven te verwachten. "Ze verwach ten van mij ook meestal niet méér dan dat ik meedenk over hun vraagstukken. Ze zijn zich er over het algemeen ook heel goed van bewust dat hun proble men niet een-twee-drie zijn opgelost. Ik "Waarom zit er tegenwoordig bij ons in condooms een kwartje?", zo begint een voor dit Aids tijdperk typische mop, die mij de laatste maanden wel tien keer is verteld. Antwoord: "Kun je 'even Apel doorn bellen' als ie stuk gaat". "Maar", zo gaat het verder, "waarom zit er in Spanje in condooms geen kwartje?". Een welopgevoed mens komt natuurlijk nooit op het enig juiste antwoord: "Om dat je vanuit Spanje voor een kwartje Apeldoorn toch niet kunt bellen". De bedenkers van de mop hebben zich waarschijnlijk niet gerealiseerd dat het een mooi voorbeeld is van hoe zeer wij te genwoordig de telefoon en telefoneren as sociëren met 'iets missen' of 'iets dat mis gaat'. Tot het beg in van de jaren zeventig hadden we als nummers voor noodgeval len hoogstens de politie, de brandweer, de GGD en natuurlijk het nummer voor geestelijke nood, de telefonische hulp dienst. Vandaag de dag heeft zowat iede re minderheids- of actiegroep een nood nummer: de kindertelefoon, de homofoon, de lesbifoon, de aidslijn, de vrouwenlijn, de slaaplijn, de algemene klaaglijn en ga zo maar door. Naarmate het contact tus sen mensen in eigen omgeving moeilijker en moeizamer wordt, vallen we steeds meer terug op het contact met een onbe kende die we niet eens kunnen zien, om uit te huilen, raad te vragen en misschien een beetje opnieuw te beginnen. Die tendens beperkt zich trouwens niet alleen tot onze persoonlijke moeilijkhe den. Voor steeds meer alledaagse behoef ten gaat de telefoon de medemens van vlees en bloed vervangen. Als we een keer flink willen lachen, bellen we de geinlijn. Willen we daarentegen eens stevig bid den, dan wordt het de gebedslijn. En zijn we aan wat verbale viezigheid of seksue le prikkels toe dan doen de hot line, de erotel, de sexofoon, de orgiefoon, de por- ben geen tovenaar en mijn bezoekers we ten dat ook". Een voorbeeld: "Stel dat iemand komt met de vraag of hij moet scheiden. Dan zet je niet alleen samen de voors en te- gens op een rijtje, maar je gaat door naar de dieperliggende vragen. Zoals: wat is eigenlijk een goed huwelijk, en: wanneer is een huwelijk de moeite waard? Vaak heeft iemand een versteende manier van kijken naar de echtgenoot of echtgenote. Die ligt vast, terwijl er natuurlijk ook een hele andere visie mogelijk is. Die kan meer mogelijkheden geven naar de part ner toe, maar ook duidelijkheid bieden over de manier waarop iemand über haupt naar de werkelijkheid kijkt. Het gaat om de bewustwording van je eigen diepere uitgangspunten. Pas nadat je je daarvan bewust bent geworden, kun je er stelling over nemen en er kritisch naar kijken". Dat vergt dus nogal wat van de be zoeker. Die moet zijn hele denkwereld ter discussie stellen. Hoogendijk zwijgt, denkt na: "Soms- ..soms gebeurt het ook datje dan ideeën ontdekt die er eigenlijk al waren, maar die nog niet tot bewustzijn waren geko men. Ik denk dat je juist als filosoof zo ontzettend goed weet dat je de dingen die het meest voor de hand liggen het moeilijkst ziet". "Filosofie is beweeglijk denken, het opgeven van zekerheden. Mensen heb ben heel veel zekerheden nodig, anders voelen ze zich verloren. Sommige men sen hebben echter zoveel zekerheden in nofoon, de pootfoon of de erotifoon goede diensten. Die laatste nummers komen overigens goed uit nu seksuele contacten buiten de deur steeds linker worden. Er zijn geleer den, die beweren dat vanwege aids de sekslijnen zijn ontstaan. Maar dat is be slist onjuist. Al in 1975 had de wereldwij de telefonische hulpdienst van De Sama- ritanen(!) in Londen een telefoonlijn voor mannen in seksuele nood. De idea listische gedachte daarachter was, dat mannen die meenden onder g rote seksue le spanning te staan en zich anders moge lijk via verkrachting of geweld aan een vrouw of kind zouden vergrijpen op die manier een 'ontlaadklep' geboden werd. Het waren toen nog vrijwilligsters, die. hun best deden om via zo sexy mogelijke stemgeluiden en verhaaltjes de bellers aan de andere kant van de lijn gratis en voor niks bij hun zelfbevrediging te bege leiden. Niet iedereen was daar overigens zo ge lukkig mee, want sommige mannen bel den vanuit een cel en je zal maar voor de cel moeten staan wachten tot meneer klaar is. De teleseksonisten van tegenwoordig doen het natuurlijk niet gratis meer, hoe wel 50 cent per minuut vergeleken bij de prijs van de 'real thing' natuurlijk geen geld is. De toenemende populariteit van teleseks bewijst maar weer eens dat seks inderdaad met je hoofd gebeurt. De beller krijgt dingen ingefluisterd, die hij (of zij!) in fantasie in prikkelende beelden of handelingen moet omzetten. Een van de machtigste wapens, die de teleseksonist daarbij ter beschikking staan is de sug gestie aan de beller dat hij inderdaad met een heel aantrekkelijk uitziende ge sprekspartner (of partners, want op som mige lijnen worden complete seksuele hoorspelen door meerdere spelers opge- hun leven opgebouwd dat de beweging eruit is verdwenen. Het leven van een volwassen mens kan soms ontzettend saai zijn. Achenbach heeft gezegd dat fi losofie tot leven wekken is, beweging brengen in wat versteend is". Even later: "Het gaat natuurlijk vaak om de tegenstelling tussen angst en ver langen. De angst voor het vreemde in je zelf, de angst voor waar je in terecht kunt komen als je je zekerheden opgeeft. Die heerlijke vaste baan met het gagaran- deerde pensioen, die vaste partner als wandelende levensverzekering. De vaste dagindeling van werken van 9 tot 5, waarna je vervolgens een groot deel van je vrije tijd zo besteedt datje de volgende dag weer goedgeluimd en fris op de stoep van je baas staat". "Mensen geven zo vaak uit die angst voor de onzekerheid hun verlangens, dromen en idealen op, terwijl die juist zo vitaliserend zijn. In de meeste gevallen zijn ze zich niet eens bewust van hun werkelijke verlangens en idealen. Een van de belangrijkste vragen is toch watje uiteindelijk wilt met je bestaan, wat je dromen en idealen zijn Natuurlijk, het is duidelijk dat je compromissen moet sluiten als je wat wilt bereiken. Maar als je daarbij al op voorhand je idealen en je dromen opgeeft, dan vervreemd je van je eigen vitaliteit en daarmee van jezelf'. "Filosoferen kan als resultaat hebben dat het gewoner wordt dat zo weinig din gen vast liggen, dat het leven zo weinig zekerheden te bieden heeft. Dat het in feite neerkomt op je eigen keuze van kij ken naar de mens, naar de wereld. Het kiezen voor een levensvisie die op een voerd) te maken heeft. Geen hond die eventueel bedrog in dit opzicht kan con troleren. Veel bellers laten zich bovendien maar al te graag bedriegen. De psychologen Mark Snyder en Ellen Berscheid vroegen man nen en vrouwen, die elkaar niet kenden, onderling telefoongesprekken te voeren. Daarbij kregen de mannen een foto, zoge naamd van de vrouw die ze aan de lijn hadden. De ene helft van de mannen kreeg een foto van een zeer aantrekkelijk uitziende vrouw, de andere helft kreeg er een van een onopvallende vrouw. Na af loop van het gesprek werd de mannen ge vraagd een beschrijving van hun ge sprekspartner te geven. De mannen, die dachten met een aantrekkelijke vrouw gesproken te hebben, beschreven hun tele foonpartner als humoristisch, vlot, even wichtig en sympathiek. Vrijwel het te genovergestelde oordeel gaven de man nen, die dachten met een niet-aantrekke- lijke vrouw gesproken te hebben. Maar het meest fascinerende resultaat van dit onderzoek is, dat de vrouwen aan de telefoon, zoals onafhankelijke beoor delaars konden vaststelen (ieder gesprek werd opgenomen en later beoordeeld), echt aardiger en vlotter waren als de mannen een 'aantrekkelijke' foto voor zich hadden. Dus, ongeacht de uiterlijke bepaald moment bij die specifieke mens past, daar gaat het om. Ik kan die keuze nooit voor iemand bepalen, uiteindelijk moet die persoon dat zelf doen". Kinderen Blijft de vraag of de filosofische prak tijk niet de zoveelste tak is in welzijns- land, die mensen niet zelfstandig maar juist afhankelijk maakt, zoals de filosoof Hans Achterhuis ooit in een messcherpe analyse van de welzijnssector consta teerde. Hoogendijk: "Zijn enorme hoe veelheid kritiekpunten is niet op de filo sofische praktijk van toepassing. Wij gaan juist uit van de autonomie van de bezoeker: die maakt zelf uit of en hoe vaak hij komt, waarover hij wil praten en op welk moment hij tevreden is. Hij kan volstrekt vrijblijvend omgaan met de fi losoof Ik vind dat we als filosofen te recht zijn gemotiveerd om filosofie on der de aandacht te brengen, juist omdat we mensen zelf aan de slag willen zetten en willen leren zelf vragen te stellen". "Ik heb echt het idee dat we een heel andere maatschappij zouden hebben met heel wat minder onvrede en frustra ties als veel meer mensen filosofisch zou den denken, het zouden aandurven om vragen te stellen. Wat dat betreft kun je je afvragen wat het zegt van onze maat schappij dat we het mensen afleren om filosofische vragen te stellen, en dat we onze kinderen al met hap-snap-antwoor- den het bos insturen als ze met vragen komen". (Ad Hoogendijk, spreekuur bij een filo soof. Veen uitgevers, prijs 24,90 gulden) verschijning van de vrouw, had het feit te bellen met een man die dacht dat ze zeer aantrekkelijk was, een positieve invloed op haar gedrag. Hetzelfde verschijnsel is vastgesteld in correspondentieclubs. Degenen, die het idee hebben dat hun ongeziene corres pondentiep artner een aantrekkelijk uit ziende persoon is, schrijven betere brie ven, krijgen betere brieven terug en hou den de correspondentie langer vol dan degenen die bijvoorbeeld op grond van een wat te vroeg gestuurde, 'ongelukkige' foto in dit opzicht niet zo weg zijn van hun penpartner. De aantrekkelijkheidsillusie, die via de telefoon zo gemakkelijk in stand kan worden gehouden, doet blijkbaar wonde ren. Dat kan dus nog een probleem wor den als we allemaal over een jaar of twintig beeldtelefoon hebben en kunnen zien wie we aan de lijn hebben Voor de teleseks-industrie opent die ont wikkeling trouwens wel nieuwe moge lijkheden. Want dan kan niet alleen via het oor, maar ook via het oog gerief wor den aangeboden. De beller kan zelfs zijn speciale wensen met betrekking tot de hoeveelheid kleding en waar die al dan niet moet zitten, vervuld krijgen. De tele foonteller kan navenant langzamer of sneller tikken. Zo bezien heeft de telepeep- show vermoedelijk een gouden toekomst. Zolang het zover nog niet is, blijft de vraag interessant of men de 'werkelijke' aantrekkelijkheid van de gesprekspart ner door de telefoonlijn kan beoordelen. Uit een in Duitsland uitgevoerd onder zoek blijkt, dat aantrekkelijke mannen en vrouwen tijdens een telefoongesprek inderdaad aardiger en vriendelijker zijn dan niet (zo) aantrekkelijke. De re den daarvan.? Uiterlijk aantrekkelijke mensen hebben op grond van hun uiter lijk meer kans op sociale contacten en op vriendelijke bejegening in die contacten. Ze leren daarom gemakkelijker en snel ler allerlei vaardigheden aan, die be langrijk zijn in contact met anderen. Het is hun grotere sociale vaardigheid waar door ze aan de telefoon ongezien dus ook beter overkomen. Uit het meest recente onderzoek blijkt, dat het veel meer onze sociale vaardig heid dan ons uiterlijk is, waardoor onze invloed op anderen in contacten wordt bepaald. Van een groep potentiële klan ten, die werden gebeld door een telefoon- verkoopster, kreeg de helft een foto die suggereerde dat de verkoopster een aan trekkelijke vrouw was. Bij de andere helft liet de foto een onopvallende vrouw zien. Het verkoopsucces bleek veel meer te worden bepaald door de mate waarin de stem aantrekkelijk werd gevonden en de verkoopster een 'vlotte maar betrouwba re tante', dan door uiterlijke aantrekke lijkheid. Natuurlijk hebben teleseks-exploitanten die waarheid ook al ontdekt en selecteren ze hun personeel minder op leeftijd of ui terlijk dan op andere eigenschappen. De eerstvolgende keer dat u een 06 nummer draait zou dus het begin kunnen zijn van het meest stimulerende gesprek met uw schoonmoeder dat u ooit hebt gehad. Zorg er dan wel voor de hoorn tegen uw rech teroor aan te houden. Want uw linkerher senhelft, die de rechterkant van uw li chaam bestuurt, is het meest gevoelig voor zoet gevooisde woorden. Het maakt niet uit van wie. door René Diekstra hoogleraar psychologie te Leiden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1988 | | pagina 25