'Een filosoof ziet wat voor de hand ligt'
t-M
Telefoonseks
Denkwijzer
Onze taal
Ad Hoogendijk bespreekt levensproblemen in filosofische praktijk
eu.
Ad Hoogendijk: "Filosofen zijn de dom
ui.
DOOR JOOP VAN DER HORST
Spreekwoorden hoor je tegenwoordig min
der dan vroeger. De mensen kennen ze
niet meer. Of het waar is weet ik niet maar
het wordt gezegd. Zelf heb ik te weinig
vroeger om dat na te kunnen gaan. Het zou
waar kunnen zijn.
Spreekwoorden drukken kernachtig een of
andere wijze gedachte uit van vroegere ge
neraties. Als 't kalf verdronken is, dempt
men de put en beter een half ei dan een le
ge dop. Spreekwoorden zijn de korte sa
menvatting van de levenswijsheid van hen
die voor ons waren. Opa zei het al. Maar wij
gaan niet meer bij opa in de leer; wij doen
onze levenswijsheid elders op. Op school,
van televisie, in een schriftelijke cursus of in
een vrouwenpraatgroep. En graag iets
nieuws, niet iets wat opa ook al wist. Zo zou
het kunnen komen dat spreekwoorden
minder in tel zijn. Maar of het waar is, weet
ik niet.
Ondertussen is er in onze tijd wel een totaal
nieuw soort uitdrukkingen ontstaan die je
nog in geen enkel boek over spreekwoor
den aantreft. Ze zijn nog zo nieuw dat de
meeste mensen niet eens beseffen dat er
al honderden van zijn, dat iedereen ze kent
en iedereen ze gebruikt. We hebben er nog
geen naam voor. Ik zal ze maar speelwoor-
den noemen. Speelwoorden zijn vaste uit
drukkingen die we voor iets anders gebrui
ken dan hun oorspronkelijke bestemming,
Speelwoorden drukken geen wijsheid uit
maar zijn als het ware het speelgoed van
de taal. We krijgen ze aangereikt door de
reclame.
Een goed voorbeeld van wat ik onder een
speelwoord versta, is vakmanschap is
meesterschap of blij dat ik rij. De oorspron
kelijke toepassing in de reclame is nog wel
bekend maar we gebruiken ze ondertussen
in eindeloos veel andere situaties. Even
Apeldoorn bellen, een ei hoort erbij, bier om
in te bijten, even een vlekje wegwerken, en
dan is er koffie.
Het verschil tussen een gewone reclame
slagzin en een speelwoord is dat zo'n
speelwoord zich losgemaakt heeft van zijn
reclame-oorsprong. Als de reclame al lang
op een nieuwe slagzin is overgegaan, kan
zo'n speelwoord blijven leven. Het is niet
langer van de reclame, het is van ons ge
worden. Kortom, het speelwoord is een
stukje van de taal geworden.
Ik noem nog een paar van die speelwoor
den uit mijn verzameling: hij klopt, hij veegt
en hij zuigt (oorspronkelijk gezegd van een
bepaald type stofzuiger; nadien ook van
huismannen); hapt zo heerlijk weg (de oor
sprong weet ik niet maar het kan tegen
woordig van alle lekkere dingen gezegd
worden); d'r zitten er toch vijftig in (Drum;
nadien van alles wat je kan uitdelen); met
de wilde frisheid van limoenen (FA-deodo-
rant; nadien ook van bijvoorbeeld sigaren,
zomerblouses of komkommer); the best
there is (Durex; nu op alles van toepas
sing); alleen voor... kom ik eruit (beschuit;
nu vrij toepasbaar).
Bij de volgende speelwoorden kan ieder
een zelf wel de oorsprong en de toepassin
gen bedenken: Als d'r een bus komt, dan
pak ik 'm; C&A is toch voordeliger; bloemen
houden van mensen; witter dan het witste
konijn; de witte tornado; zo slank zijn als je
dochter; kopen bij de Spar is sparen bij de
koop; ijskoud de zachtste; wij nemen Bona
mee in de arreslee; Trevira trekt u aan; mo
ment voor uzelf, moment voor (Moccona);
ik wil Bolletje; ...blijft op de kleintjes letten
('s lands grootste kruidenier); melk, de witte
motor; melk moet; rolt beter, plakt beter,
brandt beter; stop een tijger in uw tank;
vlees, u weet wel waarom; giroblauw ook
voor jou; de smaak is raak; het pientere
pookje; blij met bier uit blik; lees die krant!;
Al langer bestaande speelwoorden zijn:
Chief Whip op ieders lip, en: En betere
waar, en tien procent, alleen De Gruyter.
Misschien dat sommige oudere lezers er
ons aan meer kunnen helpen.
Vroeger waren er de pastoors
en dominees, daarna kwamen
de psychologen en
pyschotherapeuten. En sinds
kort is er de filosoof voor wie
worstelt met de grote en kleine
levensvragen. "Inderdaad, je
zou ons de dominees van de
toekomst kunnen noemen",
zegt filosoof Ad Hoogendijk,
die vorig jaar in Zeist een
filosofische praktijk opende.
Sindsdien heeft hij met
tientallen bezoekers hun
vragen over leven, dood,
geloof, relaties en werk
besproken en onlangs schreef
hij een boek over de
filosofische praktijk.
door Sjaak Smakman
Het Spreekuur bij een filosoof geeft
antwoord op vragen waarmee veel
mensen meestal geen kant op kun
nen. De ontkerkelijking heeft de do
minee en pastoor als gesprekpartner
op het gebied van de levensvragen
goeddeels uitgeschakeld, de huis
arts heeft vaak geen tijd, en in fami
lie- en vriendenkring rust er vaak
een taboe op. De psychische hulp
verlening biedt meestal evenmin
uitkomst.
Want, zegt Ad Hoogendijk, "in de psy
chotherapie worden de echt grote twij
fels en problemen over en van het leven
over het algemeen als onbelangrijk erva
ren, als kwalen die verholpen moeten
worden. Een filosofische vraag wordt
vaak door de hulpverlener veranderd in
een regulier hulpverleningsprobleem,
dat zo snel mogelijk de wereld uit moet.
Filosofie is juist het tegendeel: filosofie
is de kunst van het vragen stéllen, van de
verwondering en de twijfel over het be
staan".
Met de kanttekening dat er honderden
verschillende therapieën zijn en dat een
vergelijking dus nooit voor alle vormen
van psychotherapie kan opgaan, ziet
Hoogendijk nog meer verschillen: "Psy
chotherapie heeft een methodiek die is
gebaseerd op een specifieke theorie over
hoe de mens in elkaar steekt. Ik heb die
niet. Ik vind het belangrijk dat een be
zoeker maximaal in zijn of haar eigen
heid tot zijn recht komt. Als ik denk dat
de mens een wandelend mysterie is, dan
kan ik me meer open stellen voor het
specifieke van de bezoeker en het speci
fieke van zijn of haar probleem. Een filo
sofisch gesprek is ook totaal onvoorspel
baar. Het probleem met de filosofie -
maar dat is ook juist het leuke ervan - is
dat er geen sprake is van een methodiek,
maar vooral van een filosofische hou
ding".
Logisch
Het openen van een filosofische prak
tijk is voor Hoogendijk, die tevens filoso
fie doceert op hbo- en mbo-opleidingen
in Den Haag en Arnhem, een logisch uit
vloeisel geweest van zijn opvatting over
wat filosofie hoort te zijn. De meeste
mensen denken bij het woord 'filosoof al
snel aan een zeer belezen, bedaard, na
denkend maar ook wereldvreemd figuur
die zich ergens ver weg van het dagelijks
gewoel het hoofd zit te breken over vra
gen waar een normaal mens niet eens op
komt.
Hoogendijk die, zoals hij zelf zegt 'na
100 banen en 200 ongelukken' filosofie
ging studeren, heeft vanaf het begin ge
zocht naar concrete toepassingen van
zijn kennis. "Tijdens de studie merkten
we dat we bij het praten over onze pro
blemen en de problemen in de wereld
steeds meer kregen aangereikt vanuit de
filosofie, en dat we steeds meer gebruik
gingen maken van de filosofische denk-
instrumenten om problemen te benade
ren. Zo kwam automatisch de gedachte
op: we moeten met die filosofie echt iets
in de wereld gaan doen".
Vanaf het moment dat de filosoof Gerd
Achenbach in 1981 in Duitsland een filo
sofische praktijk opende, volgden Hoog
endijk en zijn medestudenten die nieu
we ontwikkeling op de voet. Na zijn af
studeren in 1984 richtte Hoogendijk met
twee collega's de werkgroep Praktische
Filosofie op. Weer drie jaar later opende
hij de eerste filosofische praktijk in Ne
derland. Iedereen kan daar terecht om
met de filosoof van gedachten te wisse
len over zijn of haar probleem.
Opgepakt
Daarmee heeft de filosofie, stelt Hoog
endijk, eigenlijk zijn wezenlijke functie
weer opgepakt. In het oude Griekenland,
de bakermat van de westerse filosofie,
stond de filosoof middenin het dagelijks
leven. De beroemdste van hen, Socrates,
was er bijna berucht om dat hij op elke
straathoek van Athene mensen aansprak
om met hen van gedachten te wisselen
en tot nadenken te stemmen over hun
vanzelfsprekendheden.
In de loop der eeuwen raakte de filoso
fie zijn maatschappelijke functie kwijt
aan de kerk en de 'echte wetenschap', en
trok zich terug in een ivoren toren van
verheven gedachtenspinsels. De domi
nees en pastoors namen de beantwoor
ding van de zingevingsvragen voor hun
rekening. Een belangrijk verschil was
daarbij wel dat de dominees het ant
woord al klaar hadden, terwijl de filoso
fen juist probeerden mensen hun eigen
antwoord te laten formuleren. Nu de
geestelijkheid steeds minder wordt inge
schakeld, wordt het tijd dat de filosofen
hun eigenlijke taak weer oppakken.
Zoals Hoogendijk zegt: "Indirect sprin
gen we nu in het gat dat we ooit zelf heb
ben laten vallen. En wat is er goed be
schouwd mooier dan dat?".
De opzet van de filosofische praktijk
heeft iets paradoxaals: filosofie stelt al
leen maar vragen. Het is volgens de filo
soof Verhoeven het eindeloos uitgestel
de antwoord. Maar het laatste waaraan
iemand die met levensvragen worstelt
behoefte heeft, is wel om te horen dat er
ook helemaal geen antwoord op zijn
vraag bestaat, en dat elk antwoord alleen
maar nieuwe vragen oproept.
Hoogendijk: "Wat ik als filosoof pro
beer is om door het stellen van vragen bij
de bezoeker antwoorden op te roepen die
voor hemzelf verhelderend zijn of die
een nieuw aspect naar voren roepen. Ik
probeer datgene dat hijzelf aan gedach
ten heeft ontwikkeld eruit te laten ko
men. Ik probeer zo een filosofisch proces
van vragen en antwoorden bij de bezoe
ker in werking te zetten. En ik heb ge-
ijierkt dat die filosofische houding be
smettelijk is".
Zienswijze
Een houding die er bij de meeste van
zijn bezoekers in aanleg wel is. Er komt
bijna niemand binnen die helemaal niets
van filosofie weet. "De meesten hebben
inderdaad wel een paar inleidingen in de
filosofie gelezen", geeft hij toe, en ze we
ten dus al dat ze geen pasklare antwoor
den hoeven te verwachten. "Ze verwach
ten van mij ook meestal niet méér dan
dat ik meedenk over hun vraagstukken.
Ze zijn zich er over het algemeen ook
heel goed van bewust dat hun proble
men niet een-twee-drie zijn opgelost. Ik
"Waarom zit er tegenwoordig bij ons in
condooms een kwartje?", zo begint een
voor dit Aids tijdperk typische mop, die
mij de laatste maanden wel tien keer is
verteld. Antwoord: "Kun je 'even Apel
doorn bellen' als ie stuk gaat".
"Maar", zo gaat het verder, "waarom zit
er in Spanje in condooms geen kwartje?".
Een welopgevoed mens komt natuurlijk
nooit op het enig juiste antwoord: "Om
dat je vanuit Spanje voor een kwartje
Apeldoorn toch niet kunt bellen".
De bedenkers van de mop hebben zich
waarschijnlijk niet gerealiseerd dat het
een mooi voorbeeld is van hoe zeer wij te
genwoordig de telefoon en telefoneren as
sociëren met 'iets missen' of 'iets dat mis
gaat'. Tot het beg in van de jaren zeventig
hadden we als nummers voor noodgeval
len hoogstens de politie, de brandweer, de
GGD en natuurlijk het nummer voor
geestelijke nood, de telefonische hulp
dienst. Vandaag de dag heeft zowat iede
re minderheids- of actiegroep een nood
nummer: de kindertelefoon, de homofoon,
de lesbifoon, de aidslijn, de vrouwenlijn,
de slaaplijn, de algemene klaaglijn en ga
zo maar door. Naarmate het contact tus
sen mensen in eigen omgeving moeilijker
en moeizamer wordt, vallen we steeds
meer terug op het contact met een onbe
kende die we niet eens kunnen zien, om
uit te huilen, raad te vragen en misschien
een beetje opnieuw te beginnen.
Die tendens beperkt zich trouwens niet
alleen tot onze persoonlijke moeilijkhe
den. Voor steeds meer alledaagse behoef
ten gaat de telefoon de medemens van
vlees en bloed vervangen. Als we een keer
flink willen lachen, bellen we de geinlijn.
Willen we daarentegen eens stevig bid
den, dan wordt het de gebedslijn. En zijn
we aan wat verbale viezigheid of seksue
le prikkels toe dan doen de hot line, de
erotel, de sexofoon, de orgiefoon, de por-
ben geen tovenaar en mijn bezoekers we
ten dat ook".
Een voorbeeld: "Stel dat iemand komt
met de vraag of hij moet scheiden. Dan
zet je niet alleen samen de voors en te-
gens op een rijtje, maar je gaat door naar
de dieperliggende vragen. Zoals: wat is
eigenlijk een goed huwelijk, en: wanneer
is een huwelijk de moeite waard? Vaak
heeft iemand een versteende manier van
kijken naar de echtgenoot of echtgenote.
Die ligt vast, terwijl er natuurlijk ook een
hele andere visie mogelijk is. Die kan
meer mogelijkheden geven naar de part
ner toe, maar ook duidelijkheid bieden
over de manier waarop iemand über
haupt naar de werkelijkheid kijkt. Het
gaat om de bewustwording van je eigen
diepere uitgangspunten. Pas nadat je je
daarvan bewust bent geworden, kun je
er stelling over nemen en er kritisch naar
kijken".
Dat vergt dus nogal wat van de be
zoeker. Die moet zijn hele denkwereld ter
discussie stellen.
Hoogendijk zwijgt, denkt na: "Soms-
..soms gebeurt het ook datje dan ideeën
ontdekt die er eigenlijk al waren, maar
die nog niet tot bewustzijn waren geko
men. Ik denk dat je juist als filosoof zo
ontzettend goed weet dat je de dingen
die het meest voor de hand liggen het
moeilijkst ziet".
"Filosofie is beweeglijk denken, het
opgeven van zekerheden. Mensen heb
ben heel veel zekerheden nodig, anders
voelen ze zich verloren. Sommige men
sen hebben echter zoveel zekerheden in
nofoon, de pootfoon of de erotifoon goede
diensten.
Die laatste nummers komen overigens
goed uit nu seksuele contacten buiten de
deur steeds linker worden. Er zijn geleer
den, die beweren dat vanwege aids de
sekslijnen zijn ontstaan. Maar dat is be
slist onjuist. Al in 1975 had de wereldwij
de telefonische hulpdienst van De Sama-
ritanen(!) in Londen een telefoonlijn
voor mannen in seksuele nood. De idea
listische gedachte daarachter was, dat
mannen die meenden onder g rote seksue
le spanning te staan en zich anders moge
lijk via verkrachting of geweld aan een
vrouw of kind zouden vergrijpen op die
manier een 'ontlaadklep' geboden werd.
Het waren toen nog vrijwilligsters, die.
hun best deden om via zo sexy mogelijke
stemgeluiden en verhaaltjes de bellers
aan de andere kant van de lijn gratis en
voor niks bij hun zelfbevrediging te bege
leiden.
Niet iedereen was daar overigens zo ge
lukkig mee, want sommige mannen bel
den vanuit een cel en je zal maar voor de
cel moeten staan wachten tot meneer
klaar is.
De teleseksonisten van tegenwoordig
doen het natuurlijk niet gratis meer, hoe
wel 50 cent per minuut vergeleken bij de
prijs van de 'real thing' natuurlijk geen
geld is. De toenemende populariteit van
teleseks bewijst maar weer eens dat seks
inderdaad met je hoofd gebeurt. De beller
krijgt dingen ingefluisterd, die hij (of
zij!) in fantasie in prikkelende beelden of
handelingen moet omzetten. Een van de
machtigste wapens, die de teleseksonist
daarbij ter beschikking staan is de sug
gestie aan de beller dat hij inderdaad
met een heel aantrekkelijk uitziende ge
sprekspartner (of partners, want op som
mige lijnen worden complete seksuele
hoorspelen door meerdere spelers opge-
hun leven opgebouwd dat de beweging
eruit is verdwenen. Het leven van een
volwassen mens kan soms ontzettend
saai zijn. Achenbach heeft gezegd dat fi
losofie tot leven wekken is, beweging
brengen in wat versteend is".
Even later: "Het gaat natuurlijk vaak
om de tegenstelling tussen angst en ver
langen. De angst voor het vreemde in je
zelf, de angst voor waar je in terecht kunt
komen als je je zekerheden opgeeft. Die
heerlijke vaste baan met het gagaran-
deerde pensioen, die vaste partner als
wandelende levensverzekering. De vaste
dagindeling van werken van 9 tot 5,
waarna je vervolgens een groot deel van
je vrije tijd zo besteedt datje de volgende
dag weer goedgeluimd en fris op de
stoep van je baas staat".
"Mensen geven zo vaak uit die angst
voor de onzekerheid hun verlangens,
dromen en idealen op, terwijl die juist zo
vitaliserend zijn. In de meeste gevallen
zijn ze zich niet eens bewust van hun
werkelijke verlangens en idealen. Een
van de belangrijkste vragen is toch watje
uiteindelijk wilt met je bestaan, wat je
dromen en idealen zijn Natuurlijk, het
is duidelijk dat je compromissen moet
sluiten als je wat wilt bereiken. Maar als
je daarbij al op voorhand je idealen en je
dromen opgeeft, dan vervreemd je van je
eigen vitaliteit en daarmee van jezelf'.
"Filosoferen kan als resultaat hebben
dat het gewoner wordt dat zo weinig din
gen vast liggen, dat het leven zo weinig
zekerheden te bieden heeft. Dat het in
feite neerkomt op je eigen keuze van kij
ken naar de mens, naar de wereld. Het
kiezen voor een levensvisie die op een
voerd) te maken heeft. Geen hond die
eventueel bedrog in dit opzicht kan con
troleren.
Veel bellers laten zich bovendien maar al
te graag bedriegen. De psychologen Mark
Snyder en Ellen Berscheid vroegen man
nen en vrouwen, die elkaar niet kenden,
onderling telefoongesprekken te voeren.
Daarbij kregen de mannen een foto, zoge
naamd van de vrouw die ze aan de lijn
hadden. De ene helft van de mannen
kreeg een foto van een zeer aantrekkelijk
uitziende vrouw, de andere helft kreeg er
een van een onopvallende vrouw. Na af
loop van het gesprek werd de mannen ge
vraagd een beschrijving van hun ge
sprekspartner te geven. De mannen, die
dachten met een aantrekkelijke vrouw
gesproken te hebben, beschreven hun tele
foonpartner als humoristisch, vlot, even
wichtig en sympathiek. Vrijwel het te
genovergestelde oordeel gaven de man
nen, die dachten met een niet-aantrekke-
lijke vrouw gesproken te hebben.
Maar het meest fascinerende resultaat
van dit onderzoek is, dat de vrouwen aan
de telefoon, zoals onafhankelijke beoor
delaars konden vaststelen (ieder gesprek
werd opgenomen en later beoordeeld),
echt aardiger en vlotter waren als de
mannen een 'aantrekkelijke' foto voor
zich hadden. Dus, ongeacht de uiterlijke
bepaald moment bij die specifieke mens
past, daar gaat het om. Ik kan die keuze
nooit voor iemand bepalen, uiteindelijk
moet die persoon dat zelf doen".
Kinderen
Blijft de vraag of de filosofische prak
tijk niet de zoveelste tak is in welzijns-
land, die mensen niet zelfstandig maar
juist afhankelijk maakt, zoals de filosoof
Hans Achterhuis ooit in een messcherpe
analyse van de welzijnssector consta
teerde. Hoogendijk: "Zijn enorme hoe
veelheid kritiekpunten is niet op de filo
sofische praktijk van toepassing. Wij
gaan juist uit van de autonomie van de
bezoeker: die maakt zelf uit of en hoe
vaak hij komt, waarover hij wil praten en
op welk moment hij tevreden is. Hij kan
volstrekt vrijblijvend omgaan met de fi
losoof Ik vind dat we als filosofen te
recht zijn gemotiveerd om filosofie on
der de aandacht te brengen, juist omdat
we mensen zelf aan de slag willen zetten
en willen leren zelf vragen te stellen".
"Ik heb echt het idee dat we een heel
andere maatschappij zouden hebben
met heel wat minder onvrede en frustra
ties als veel meer mensen filosofisch zou
den denken, het zouden aandurven om
vragen te stellen. Wat dat betreft kun je je
afvragen wat het zegt van onze maat
schappij dat we het mensen afleren om
filosofische vragen te stellen, en dat we
onze kinderen al met hap-snap-antwoor-
den het bos insturen als ze met vragen
komen".
(Ad Hoogendijk, spreekuur bij een filo
soof. Veen uitgevers, prijs 24,90 gulden)
verschijning van de vrouw, had het feit te
bellen met een man die dacht dat ze zeer
aantrekkelijk was, een positieve invloed
op haar gedrag.
Hetzelfde verschijnsel is vastgesteld in
correspondentieclubs. Degenen, die het
idee hebben dat hun ongeziene corres
pondentiep artner een aantrekkelijk uit
ziende persoon is, schrijven betere brie
ven, krijgen betere brieven terug en hou
den de correspondentie langer vol dan
degenen die bijvoorbeeld op grond van
een wat te vroeg gestuurde, 'ongelukkige'
foto in dit opzicht niet zo weg zijn van
hun penpartner.
De aantrekkelijkheidsillusie, die via de
telefoon zo gemakkelijk in stand kan
worden gehouden, doet blijkbaar wonde
ren. Dat kan dus nog een probleem wor
den als we allemaal over een jaar of
twintig beeldtelefoon hebben en kunnen
zien wie we aan de lijn hebben
Voor de teleseks-industrie opent die ont
wikkeling trouwens wel nieuwe moge
lijkheden. Want dan kan niet alleen via
het oor, maar ook via het oog gerief wor
den aangeboden. De beller kan zelfs zijn
speciale wensen met betrekking tot de
hoeveelheid kleding en waar die al dan
niet moet zitten, vervuld krijgen. De tele
foonteller kan navenant langzamer of
sneller tikken. Zo bezien heeft de telepeep-
show vermoedelijk een gouden toekomst.
Zolang het zover nog niet is, blijft de
vraag interessant of men de 'werkelijke'
aantrekkelijkheid van de gesprekspart
ner door de telefoonlijn kan beoordelen.
Uit een in Duitsland uitgevoerd onder
zoek blijkt, dat aantrekkelijke mannen
en vrouwen tijdens een telefoongesprek
inderdaad aardiger en vriendelijker
zijn dan niet (zo) aantrekkelijke. De re
den daarvan.? Uiterlijk aantrekkelijke
mensen hebben op grond van hun uiter
lijk meer kans op sociale contacten en op
vriendelijke bejegening in die contacten.
Ze leren daarom gemakkelijker en snel
ler allerlei vaardigheden aan, die be
langrijk zijn in contact met anderen. Het
is hun grotere sociale vaardigheid waar
door ze aan de telefoon ongezien dus ook
beter overkomen.
Uit het meest recente onderzoek blijkt,
dat het veel meer onze sociale vaardig
heid dan ons uiterlijk is, waardoor onze
invloed op anderen in contacten wordt
bepaald. Van een groep potentiële klan
ten, die werden gebeld door een telefoon-
verkoopster, kreeg de helft een foto die
suggereerde dat de verkoopster een aan
trekkelijke vrouw was. Bij de andere
helft liet de foto een onopvallende vrouw
zien. Het verkoopsucces bleek veel meer te
worden bepaald door de mate waarin de
stem aantrekkelijk werd gevonden en de
verkoopster een 'vlotte maar betrouwba
re tante', dan door uiterlijke aantrekke
lijkheid.
Natuurlijk hebben teleseks-exploitanten
die waarheid ook al ontdekt en selecteren
ze hun personeel minder op leeftijd of ui
terlijk dan op andere eigenschappen. De
eerstvolgende keer dat u een 06 nummer
draait zou dus het begin kunnen zijn van
het meest stimulerende gesprek met uw
schoonmoeder dat u ooit hebt gehad. Zorg
er dan wel voor de hoorn tegen uw rech
teroor aan te houden. Want uw linkerher
senhelft, die de rechterkant van uw li
chaam bestuurt, is het meest gevoelig
voor zoet gevooisde woorden. Het maakt
niet uit van wie.
door René Diekstra
hoogleraar psychologie te Leiden