Boksen trok in oorlog volle zalen
Liefde voor de sport
won het van haat
jegens de bezetter
ZATERDAG 30 APRIL 1988 HM VSP W ^FW^g W j& PAGINA 19
EMM
Jan Nicolaas: "De gage in de oorlogstijd bedroeg duizend gulden per gevecht".
Links Rijswij-
ker Jan Nico
laas als bokser;
een toonbeeld
van technische
zakelijkheid.
Op de foto
rechts Leide-
naar Dik Snik
in de ring met
de Duitser
Kneifel. "Ik
mocht die wed
strijd gewoon
niet winnen".
(foto's GPD)
Hoe het met voetballen en
wielrennen was gesteld in de
oorlog is al veelvuldig
beschreven. Wat de boksers in
die jaren deden is tot dusver
echter in het vergeetboek
geraakt. Ook zij hebben hun
sport tijdens de bezetting lang
uitgeoefend, tot in Duitsland
toe. "Je deed het voor de sport
en er moest brood op de plank
komen". Door de hongerwinter
werden ook de boksers ten
slotte uitgeteld. Een verhaal
over de 'linkse' en 'rechtse'
directen binnen en buiten de
ring.
door Gerard van Putten
Opmerkelijk snel leerde Nederland
in de eerste oorlogsmaanden leven
met de nazi-curatele. Weliswaar had
slechts een minderheid vrede met
de Duitse bezetting, de zwijgende
meerderheid trachtte er het beste
van te maken. Zeker in de eerste
oorlogsjaren verging het de meeste
ingezetenen naar omstandigheden
redelijk wel, ook al omdat de nazi's
zich toen ten opzichte van de niet-jo-
den vrij correct gedroegen.
Dat de sport de spiegel van deze ver
wrongen maatschappij was, valt op te
maken uit de verklaringen die drie ge
zaghebbende vertegenwoordigers uit de
sportwereld luttele dagen na de inval af
legden. In het bondsorgaan 'De Sport
kroniek' vertolkte nog in diezelfde be
ruchte meimaand ir. Ad van Emmenes
als hoofdredacteur het standpunt van de
KNVB: "In de wereldgeschiedenis is een
bladzijde bijgeschreven en we hebben
I het meegemaakt en overleefd. Nu gaan
we verder, óók met de voetbalsport".(..)
Voorzitter jhr. I.L. van den Berch van
Heemstede vertrouwde op 2 juni de vol-
i gende regels toe aan de Sport-Echo, het
weekblad waarin de bondsmededelin-
gen van de Nederlandsche Wielren Unie
werden opgenomen: "Over ons volk en
ons land is de grootste beproeving geko-
men welke een vrij volk en een onafhan
kelijk land treffen kan; wij leven in bezet
gebied... Wij hebben ons te schikken in
de bevelen en voorschriften, welke ons
opgelegd worden. Wij moeten die loyaal
gehoorzamen en nauwgezet uitvoeren.
Gelukkig mogen wij onze sport blijven
beoefenen".(..)
I En G.E. van der Werff jr. hield als voor
zitter de leden van de Nederlandse Boks-
bond onder meer dit voor op 31 mei 1940:
"Wij moeten-voort, wij moeten verder.
Door in letterlijken zin de handschoen
opnieuw op te nemen en het boksleven
in ons land nieuw leven in te blazen. In
veer- en spankracht stond de bokssport
immer bovenaan; zij hergeve ons thans
I de levenskracht en de levenslust, welke
J wij zoozeer behoeven. Ik reken op U al
len".
De oproep van Van der Werff jr. werd
verhoord. De handschoen werd massaal
opgenomen, de bond verwelkomde het
ene nieuwe lid na het andere. Onder
meer ook de amateurbokser Dik Snik,
die na een rugoperatie in 1942 toetrad tot
I de pas opgerichte vereniging DTS. Een
jaar later stond deze Leidenaar in het
i Haagse Gebouw van Kunsten en Weten
schappen al in de finale van het vederge
wicht tegen de kampioen van Neder
land, Jan Oudshoorn. Inzet van de partij
die Snik overigens op punten verloor: de
Zuidhollandse titel. "Er werden volop
I wedstrijden gehouden", aldus Snik. "Ik
weet wel dat de broers Goddijn, de be
stuurders van onze boksvereniging af en
toe gingen smoezen met de Ortskom-
l mandant. Daar kwamen dan hapjes en
drankjes aan te pas. Na zo'n bijeenkomst
kwam de vergunning wel los om een
wedstrijd te organiseren".
Afleiding
De liefde voor de sport drukte de haat
jegens de bezetter weg zolang de wed
strijden aan de gang waren. En de Duitse
autoriteiten hadden wel degelijk door
j dat de sport voor afleiding zorgde. In de
dubbele betekenis van het woord. Bo-
vendien paste sport perfect in de Körper-
kultur van de nazi's. Alsof er niets aan de
hand was werd er in de oorlogsjaren
volop gesport. De bal rolde, er werd ge
zwommen, geturnd, de atleten liepen
van het ene naar het andere record, er
werd hard gefietst en er werd gebokst.
En die laatste bezigheid niet langer voor
een select publiek. Voor de oorlog had er
gedurende bijna twintig jaar een officieel
verbod op de sport gerust.
"Wie toen boksen wilde zien, moest
donateur worden van de NBB. Dat kost-
j te vijftig cent en dan kreeg je een diplo
ma met daarop een pasfoto", herinnert
zich de nu 75-jarige Rijswijker Jan Nico
laas. "Boksen mocht voor de oorlog al
leen in besloten kring. Ik heb het meege
maakt dat burgemeesters weigerden toe
stemming te geven voor het geven van
lboksdemonstraties. Hier waren de auto
riteiten ontzettend anti-boksen".
I Dan hielden de Duitsers er ten opzich
te van de pugilistiek andere opvattingen
,op na. Die vonden boksen prachtig, zo
heeft Dik Snik als alle andere boksers
destijds ervaren. "Van nature houden ze
van vechten. En al zag ik boksen als
Ischermen met de vuisten, zij beschouw
den het boksen als een vechtsport".
Met medewerking van de legendari
sche sportbestuurder Karei Lotsy, die in
oktober 1940 was benoemd tof adviseur
van sportaangelegenheden van het mi
nisterie van Onderwijs Kunsten en We
tenschappen rekenden de Duitse bezet
ters rigoureus af met enkele uitwassen
van de typisch Nederlandse hokjesgeest.
Op bevel fuseerden gelijkgestemde
sportbonden die tot dan onafhankelijk
van elkaar hadden bestaan. In de gezag
hebbende sportperiodiek Revue der
Sporten viel op 11 nov. 1940 te lezen on
der de kop 'In 1941 maar één boksbond:
de NBB' dat de Nederlandsche Boks
Unie zou oplossen in de Nederlandsche
Boksbond. Met instemming ook van de
voorzitter van die bond, E. Westbroek.
Volkssport
Meer dan ooit tevoren werd het boksen
herkend als een volkssport. Als het ware
in optocht trokken de liefhebbers naar
het Amsterdamse Krasnapolsky, de Rot
terdamse Doelen, het Haagse Gebouw
van Kunsten en Wetenschappen, de
Leidse Stadsgehoorzaal en ook naar za
len elders in het land. Vanwege zijn aan
trekkelijke stijl gold Jan Nicolaas naast
generatiegenoot Luc van Dam als een
publiekstrekker van de eerste orde.
Twaalf jaar heerste hij als Nederlands
kampioen in het vedergewicht, twee jaar
lang mocht Nicolaas zich ook de beste
lichtgewicht noemen.
Het relaas van Nicolaas: "In 1940 ben
ik professional geworden. Daarnaast had
ik een sportschool, waar ik ook enige
Westlanders trainde. Onder andere Kees
Broekman en Piet Keizer, die later zove
le schaatssuccessen zouden behalen. Ik
wilde in De Lier een boksvereniging op
richten. Om reclame te maken voor de
bokssport liet ik die jongens van mij de
monstratiewedstrijden boksen in de vei
linghal. We werden met paard en wagen
van huis opgehaald en toen we daar aan
kwamen zagen we toch een massa men
sen.. Ze stonden op veilingkisten. Eigen
lijk de hele oorlog heb ik nooit anders ge
zien dan volle zalen en stadions".
Uitnodigingen bereikten vanuit Duits
land de Nederlandse Boksbond met het
verzoek amateurs over laten komen.
DTS-bokser Dik Snik is daar niet ge
weest, wel heeft hij tot halverwege 1944
in eigen land kunnen doorboksen. Dat
hij als amateur tot diep in de oorlog in de
ring kon verschijnen, viel terug te voeren
op zijn vrijstelling van de Arbeids-
einsatz. Als hulp in de Leidse gaarkeu
ken was Snik gedekt door een Ausweiss,
"waardoor ik niet naar Duitsland hoef
de". "Trouwens de meeste amateurbok
sers in die tijd waren jongens die om wat
voor reden dan ook vrijstelling hadden.
En je had er ook gasten bij die heel han
dig waren, die boksten onder een valse
Tevredenheid
De profboksers lieten hun belangen
behartigen door bokspromotor Theo
Huizenaar. En hij deed dat, naar ook later
zou blijken, tot volle tevredenheid van
zijn pupillen. De nog steeds actieve 88-ja-
rige Rotterdammer: "Ik had in Duitsland
bijzonder goede vrienden zitten, die ik
ver voor de oorlog al had leren kennen.
Een Walter Englert bijvoorbeeld, net als
ik boksmanager. Deze man was beslist
geen nazi, maar hij werkte in de oorlog
op het grote militaire kantoor van Ber
lijn. Nou had ik destijds Harry Staal bij
me, Nederlands kampioen zwaarge
wicht, die in werkelijkheid Schaffrath
heette. Die jongen had net als ik een he
kel aan de Duitse overheersing en had
een joods meisje onderdak gegeven.
Staal werd gesnapt en belandde in een
concentratiekamp. Toen ik daarvan be
richt kreeg, heb ik de hulp ingeroepen
van Englert. Ik kreeg het van hem ge
daan dat Staal uit het concentratiekamp
mocht. Als tegenprestatie moest hij wel
naar Duitsland om voor de Duitse mili
tairen te boksen".
Huizenaar vertelt nog een verhaal, te
gelijkertijd zwerend dat hij de waarheid
spreekt. "Bij mij werkte een jongen. Hij
was heel stilletjes, kroop als het ware
weg in een hoek, als de dood zo bang was
hij om opgepakt te worden. Grijseels, de
drukker van mijn raambiljetten, zag dat
ook en die zei tegen me: je moet eens
naar Oberinspektor Kania gaan op het
arbeidsbureau. Misschien krijg je wel
vrijstelling voor die jongen".
Huizenaar trok de volgende dag zijn
stoute schoenen aan en begaf zich naar
het arbeidsbureau. Voor Kania had hij
speciaal een pakje Consi gekocht. Toen
Huizenaar de Oberinspektor te spreken
vroeg, kreeg hij eerst te horen dat Kania
later zou komen en een paar uur nader
hand dat hij die dag helemaal niet op
kantoor zou verschijnen. Door het wach
ten extra nerveus geworden pafte Huize-
naar inmiddels de ene Consi na de ande
re om uiteindelijk te besluiten het 24 uur
later nogmaals te proberen. Ditmaal zon
der pakje sigaretten op zak.
Vrijstelling
"Ik vertelde Kania dat ik bokswed
strijden organiseerde en dat hij daarvoor
kaarten kon krijgen. Ik vroeg hem niet in
uniform te verschijnen en dat deed hij. Ik
zag dat hij het erg naar zijn zin had in
Odeon, reden genoeg voor mij om vrij
stelling voor die jongen te vragen. Hij
willigde mijn verzoek in. Later heb ik dat
ook voor mijn boksers gevraagd en ook
voor hen kreeg ik vrijstelling. Ik heb van
mijn leven nooit iets verkeerds gedaan,
dat zweer ik. Ik heb alleen Kania en Eng
lert gebruikt om deze jongens vrij te krij
gen van de Arbeidseinsatz".
De Duitsers en meer bepaald Englert
en Kania waren bereid de profboksers te
ontslaan van hun plicht te werken in het
kader van de Arbeidseinsatz indien ze
bereid waren naar Duitsland te komen.
En ze gingen de grens over, met de trein
naar Bremen, naar Hamburg, naar Ber
lijn. Onderweg bezorgden de heren de
Nederlandse dwangarbeiders pakjes van
familieleden. Af en toe moesten ze de
trein verlaten als er bomalarm werd ge
geven, maar verder waren er nauwelijks
klachten. Nicolaas: "Je kon veel van die
Duitsers zeggen, maar organiseren kon
den ze als de besten. Ze waren echt voor
de sport bezig". Huizenaar: "We kregen
daar een prima verzorging. Wat wij hier
tekort kwamen kregen wij daar volop.
Eten en drinken dus".
Geen misbruik
'Onze' jongens stonden hun mannetje
in de ring van de Berlijnse Deutschland-
halle, hetzelfde gebouw waarin ook de
wielrenners Arie van Vliet, Jan Derksen,
Kees Pellenaars, Gerrit Schulte en Cor
Wals meer dan eens een ereronde op de
piste reden. Laatstgenoemde deed dat in
een SS-shirt, maar dat terzijde. "Het is
absoluut niet waar dat wij werden mis
bruikt voor de nazi-propaganda", vindt
Theo Huizenaar. "Alleen die jongen van
Staal moest noodgedwongen voor de
Duitse militairen boksen, anders hadden
ze hem weer in een concentratiekamp
gestopt. Voor de rest waren het allemaal
gewone wedstrijden".
Nicolaas ("de gage in die tijd bedroeg
1000 gulden per gevecht, dertig procent
ging naar Huizenaar") ging in de
Deutschlandhalle op de schouders na
zijn overwinning op Europees kampioen
Ernst Weiss. "Er zaten vele Nederlanders
in de zaal, mannen die in Duitsland te
werk waren gesteld. En maar roepen sla
'm de kop in mekaar. Zover ging het dan
niet, maar je wist wel dat je harder dan
normaal moest slaan om winnaar te we-
Voor zover het Nicolaas bijstaat is hij
maar een keer geflest ten gunste van een
bokser die politiek gezien tot de nieuwe
orde hoorde. In dit geval ging het om de
Italiaan Proietti. Twee dagen voor het ge
vecht had Huizenaar hem nog opgebeld
met de ontnuchterende mededeling dat
niet de beoogde Belgische scheidsrech
ter, maar een Duitse arbiter de partij zou
leiden. Bovendien zou er geen jury zijn.
Afgaande op de verslagen in Bokssport
en in Revue der Sporten had de Italiaan
Proietti in december 1942 weinig in te
brengen tegen de als altijd zakeüjk bok
sende Rijswijkse technicus.
"Even ging bij mij het licht uit in dat
volle gebouw van K en W, doordat die
Proietti me in de derde ronde een slag
met de binnenkant van de handschoen
verkocht. Maar ik stond een straatlengte
op punten voor. Evengoed wees die
scheids Proietti als winnaar aan. En wat
er toen gebeurde zal ik nooit vergeten.
Het publiek riep in koor: wie is de win
naar, wie is de winnaar? Nicolaas, Nico
laas".
Zorgen
In de Hamburger Hanseattenhalle
moest Luc van Dam op 21 januari 1943 de
Europese titel middengewicht aan de
Duitser Besselmann laten. Terwijl Hui
zenaar nu nog volhoudt dat Van Dam de
eigenlijke winnaar was, omdat zijn pupil
zoveel meer klasse demonstreerde. "Die
Besselmann ging zelfs neer". Bij dat be
zwendelde resultaat heeft Huizenaar niet
al te lang stil gestaan, hij had indertijd
wel andere zorgen aan zijn hoofd. Nu nog
prijst hij zich gelukkig dat de reis zo goed
is afgelopen.
"Wat was het geval, Luc was getrouwd
met een joodse vrouw die uit Duitsland
was gevlucht. Dat mens was zo brutaal
als de beul. Niet alleen weigerde ze de
Davidsster te dragen waarvoor ik best
veel waardering kon opbrengen, ze wilde
ook per se mee naar Duitsland. Ik heb
haar gesmeekt dat niet te doen, maar ze
deed het toch".
"Eenmaal in Hamburg werd er op een
gegeven moment op de deur van mijn
hotelkamer geklopt. De vrouw die in dat
hotel werkte zei dat twee heren me wil
den spreken. Het waren twee mannen
met van die regenjassen aan, ze stelden
zich voor als mensen van de Sicherheits-
dienst".
Ze gaven Huizenaar te verstaan dat ze
ervan op de hoogte waren dat de vrouw
van Van Dam tot het Nederlandse gezel
schap behoorde. Ze zeiden ook dat ze
"deze volbloed jodin die de brutaliteit
had opgebracht hierheen te komen en
bovendien de Davidsster niet droeg"
mee zouden nemen. "Mijne heren, heb ik
toen gezegd, wij zijn hier op uitnodiging
naar toe gekomen. Doe me een lol en laat
ons ongemoeid. Ze gingen daarmee ak
koord onder voorwaarde dat mevrouw
Van Dam zich niet in de hal zou laten
zien, anders zou ze alsnog worden mee
genomen. Uiteindelijk hebben we haar
ervan weten te overtuigen dat ze niet
naar de wedstrijd moest gaan kijken. De
andere dag zijn we zo vroeg mogelijk
huiswaarts gekeerd. Goh, wat was ik op
gelucht".
De Leidse amateur Dik Snik voelde
zich op 19 april 1943 meer dan normaal
geïnspireerd om zijn tegenstander de
hoeken van de ring te laten zien. Hij
stond in de Stadsgehoorzaal toen tegen
over de Duitser Arthur Kneifel. "Er zul
len best hoge Duitse omes rond de ring
hebben gezeten, maar daar lette ik nooit
op. Ik was alleen met het boksen bezig.
Wie de tegenstander was, maakte mij
normaal niet uit. Waarschijnlijk ben ik
wel extra gemotiveerd geweest omdat ik
tegenover een Duitser stond. Maar he
laas heb ik die partij tegen Kneifel verlo
ren op punten. Ik mocht zeker niet win
nen van de jury. Er waren altijd wel van
die sijsjeslijmers die bereid waren een
Duitser tot winnaar te verklaren om zo
doende vergunningen voor het organise
ren van een wedstrijd te krijgen".
Extase
In de rubriek 'Uit den amateurhoek'
was op 30 juni 1942 een ongetwijfeld op
aandrang van de beruchte propaganda-
dienst een bericht opgenomen over de
successen van Jan Oly in Duitschland.
VERVOLG OP PAGINA 21