Wetenschap onder de waterspiegel
Honderd jaar visserijonderzoek leverde een schat aan kennis op
Zeehond was ooit vogelvrij
ZATERDAG 23 APRIL 1988
EXTRA
PAGINA 3*
De nu zo zwaar beschermde zeehond heeft in onze kustwateren ook andere
tijden gekend. In 1930 werden 1113 exemplaren afgeschoten, een jaar later
zelfs 1591. Per gedood dier werd een afschotpremie van drie gulden uitge
keerd.
De bedreiging van de visstand door de grote zeehondenpopulatie maakte
deze dieren allerminst populair bij de vissers. Ook het Rivo bemoeide zich
in die en latere jaren met de zeehonden en de visserij. Rivo-directeur dr. B.
Havinga, die zelf als zeehondenschutter enige faam genoot, berekende in
1931 de totale schade aan de visstand. Hij ging uit van een aantal van vier
duizend zeehonden in onze kustwateren. Deze beesten vraten samen
voor f 770.000 aan vis op. Naar hedendaagse waarden gerekend zou de scha
de voor de visserij tien miljoen gulden bedragen. Havinga schreef: „Voor
lopig echter is hier te lande aan bescherming van de zeehond nog geen be
hoefte en is elke beperking van de jacht, wanneer die tenminste op humane
manier wordt bedreven, uit visscherij-oogpunt ontoelaatbaar".
Enkele jaren later begon het er al wat anders uit te zien, want Havinga
schreef toen dat de zeehond dreigde te worden uitgeroeid. In 1943 werd de
premieregeling ingetrokken en in 1942 werd de jacht verboden op straffe
van een boete van maximaal f 3000 per dier. De Tweede Wereldoorlog legde
de visserij grotendeels stil, waardoor de zeehond zich weer kon vermeer
deren. Zozeer zelfs, dat in 1946 de gemeente Terschelling verzocht om weer
afschotpremies in te stellen. Nog in 1953 pleitten vissers voor een premie
van f 7.50 per gedood dier. Ze wilden de stand beperken tot vierduizend
exemplaren. Ter vergelijking: volgens een opgave van het Zeehondenop
vangcentrum in Pieterburen behelst de zeehondenstand in de Waddenzee
nu ongeveer 1000 exemplaren.
RitiO'Onderzoék naar radioactiviteit in zoetwatervis na de ramp met
de kernreactor in Tsjernobyl. De hoogste waarde die gevonden werd
(september 1987) bleef onder de toegestane norm.
In de Brusselse slag om de
visquota voor de visserijvloten
in de Europese Gemeenschap
koersen de ministers op de
adviezen van visserijbiologen.
Het hangt voor een groot deel
van hun bevindingen af of de
vissers een royaal of een
mager visquotum krijgen
toegewezen. Het Rijksinstituut
voor Visserijonderzoek (Rivo)
in IJmuiden, waar tachtig
mensen zich met de
visserijbiologie bezighouden,
is voor de visserij dan ook een
instelling van belang.
door Sybe van der Meulen
Het Rivo bestaat deze maand een
eeuw. Veel kennis is er in de afgelo
pen honderd jaar al vergaard over de
vis en de zee. Maar er is ook nog veel
onbekend, en tal van vraagstukken
vereisen nieuwe vormen van onder
zoek.
Sedert vorig jaar is mr. Broer van der
Meer directeur van het Rivo. "Ik denk
dat de biologen de laatste jaren belangrij
ker zijn geworden voor de visserij, zeker
na 1983", zegt hij. "Het is ook allemaal
scherper komen te liggen. Men kijkt kri
tisch naar onze adviezen, maar we wor
den door de vissers de laatste jaren seri
euzer genomen want we hebben op veel
punten gelijk gekregen. Kijk maar naar
de haringstand. Die visserij is jaren ge
sloten geweest vanwege de kleine stand.
Daardoor heeft de haring zich goed her
steld. De biologen hebben ook voorspeld
dat de tongstand onder druk kwam, en
die is nu ook heel erg droevig".
"De vissers kankeren veel op het Rivo,
want ze zijn altijd van oordeel dat onze
advisering voor de visserij natuurlijk te
laag is. Per definitie dat gekanker, kun je
wel zeggen, omdat ze zoveel mogelijk
willen vissen. Aan de andere kant is het
zo dat we niet echt een slechte relatie met
de sector hebben, omdat de vissers zich
ook drommels goed realiseren dat wat
hier gebeurt een kwestié van commer
cieel levensbelang is voor de visserij.
Dus de kritiek is een beetje 'gesteggel in
de marge'. Vissers roepen al gauw: wat
zijn de quota weer krap, het barst van de
vis, ze kruipen over de duinen het land
in. Wij hebben een beetje een haat-liefdé
verhouding met de visserij. De vissers
zijn vaak erg sceptisch over onze advise
ring. Omgekeerd is er bij de onderzoe
kers en de wetenschappers ook twijfel
over de uitlatingen van de vissers.
Scepsis
"De visserij heeft rekening te houden
met de gevolgen van onze adviezen. Ze
wordt er bovenop gedrukt, in de afgelo
pen periode meer dan ooit. De scepsis
laat zich overigens licht verklaren. Een
visser heeft een investering gedaan, die
wil vissen en genoeg is het nooit. Het zijn
korte termijn denkers en vanuit hun si
tuatie is die opstelling ook volkomen be
grijpelijk. Wij zitten in een andere situa
tie. Wij zijn per definitie lange termijn
denkers".
"Als je naar de geschiedenis kijkt, was
er al in de Middeleeuwen het besef, ook
bij de vissers zelf, dat je niet zomaar in
het wilde weg kunt vissen en alles moet
proberen te vangen, want dan is het met
een paar jaar bekeken. Toen al was er de
overtuiging dat er iets aan de visserij ge
daan moest worden. Maar pas in 1888 is
er voor het eerst aan een wetenschapper
opdracht gegeven om het visserijonder
zoek in Nederland echt te organiseren".
"De visserij was ook vroeger al een be
stuurlijk onderwerp, en dat is zo geble
ven. Later is het steeds duidelijker een
politiek 'issue' geworden door de uitbrei
ding van de Nederlandse vissersvloot en
de vloten in de ons omringende landen.
Je vaart nu eenmaal met die boten op de
zelfde plas water om vis te vangen. Daar
om heb je behoefte aan inzicht hoe ver je
kunt gaan met die visvangst zonder je
toekomstige oogstmogelijkheden te ver
nielen".
Afspraken
"Het Rivo werkt internationaal nauw
samen in de ICES (International Council
for the Exploration of the Sea). Dat is èen
club van achttien landen. Het gaat ons
daarin vooral om de Noordzeelanden, de
andere EG-landen en Noorwegen. De sa
menstelling van je visserij-sector zie je
weerspiegeld in je onderzoekprogram
ma. In internationaal verband is er een
zekere specialisatie ontstaan. Het Rivo is
erg gespecialiseerd in het platvis-onder
zoek omdat daar het Nederlandse visse-
rijbelang ligt".
"Ieder lid van de ICES heeft zijn eigen
onderzoekgebied. De verzamelde gege
vens worden vervolgens samengebracht,
hoge vangstquote met daarbij het risico
van negatieve effecten in de toekomst, er
is een middenadvies waarbij zo'n risico
wat minder aanwezig is; en er wordt een
laag advies gegeven, de veiligste kant".
"De Europese Commissie vertaalt on
ze adviezen in voorstellen aan de minis
ters. Het is bepaald niet zo dat men daar
bij altijd de hoogste optie kiest. Als we
momenteel over kabeljauw praten weet
iedereen dat de stand ontzettend slecht
is. Als daar een wetenschappelijk advies
over komt, dan denk ik dat geen zinnig
mens in Europa aan de bovenkant van
dat advies gaat zitten".
Toevalstreffers
"Je kunt de visstand nooit exact bepa
len. Ik zou niet durven aangeven hoe ver
wij met onze verwachtingen naast de
werkelijkheid zitten. Er spelen ook altijd
toevalstreffers mee. Wij kunnen in onze
voorspellingen de invloeden van het
weer niet verdisconteren. Als je een
voorspelling doet en je krijgt opeens een
hele strenge winter, dan wordt de werke
lijkheid heel anders. Dan blijkt er plotse
ling meer of minder vis te zijn dan je had
verwacht. Het is wetenschappelijk on
derzoek, maar je moet de resultaten in
het licht van dit soort betrekkelijkheid
blijven zien. Je moet als instituut ook
geen absolute uitspraken doen. De visser
moet niet verwachten dat ons advies pre
cies de portie is die er volgend jaar zal
zijn. Dat zou onzin zijn. Dan zou je een
beetje kortzichtig de boel zitten te bela-
"Voor tong en kabeljauw ziet het er
somber uit. De tongstand zit al voor het
tweede achtereenvolgende jaar op een
heel laag niveau. Kabeljauw geeft ook
een uitermate somber beeld. Het zijn
juist belangrijke soorten, vooral kabel
jauw. Om die soorten weer op een ge
zond peil te krijgen zou je ze een tijdje
minder intensief moeten bevissen. Ik ge
loof niet dat het nu zo slecht is met de ha
ring als destijds, net zo min als de tong
en de kabeljauwvisserij ook helemaal
dicht zouden moeten. Ik denk wel datje
gesloten gebieden moet instellen".
"Voor de tong is dat gebied te combi
neren met de scholbox (gesloten gebied
voor de scholvisserij - red.). Schol en
tong worden tegelijk gevangen, dus als je
een scholbox maakt, doe het dan zo dat
je op die manier ook meteen de tong be
schermt. Je hoeft die boxen niet als per
manente kraamkamers te beschouwen.
Het gaat erom datje het bestand weer op
en op basis daarvan komen er internatio
nale adviezen richting Brussel voor de
besluitvorming. Dus het Rivo geeft haar
adviezen niet in de eerste plaats voor de
Nederlandse visserij. Binnen de ICES
verzamelen de leden hun informatie, en
daar komt een totaaladvies uit. Onder
ling hebben de onderzoeksinstituten
vaste afspraken, en is er planmatig vast
gelegd waar ieder z'n onderzoekssche
pen inzet voor de proefbevissingen".
"Er zijn tussen de wetenschappers
vaak fundamentele meningsverschillen
over hoe de gegevens uitgelegd moeten
worden als je ze relateert aan andere vis
bestanden. Want je moet rekening hou
den met onderlinge relaties tussen de
vissoorten. Voordat daarover een una
niem oordeel bestaat hebben de weten
schappers van de verschillende landen
elk jaar een stevige discussie nodig. De
een bekijkt het een beetje meer uit die in
valshoek, de ander ziet het weer wat an
ders, maar uiteindelijk komen ze wel op
èèn lijn. Er gaat altijd een eensluidend
advies naar Brussel".
"Dat advies heeft de vorm van drie ver
schillende opties. Er is een optie voor een
Een medewerker van het Rijksinstituut voor Visserijonderzoek opent een paar snoekbaarzen voor onderzoek naar
het kwikgehalte. (foto GPD)
(foto Loek Zuydcrduin!
peil brengt en daarna kun je die gebieden
voor de visserij wel weer vrijgeven".
Sparen
"Een heel belangrijk beheersinstru
ment voor de visserij is de maaswijdte
van de netten. Daar geven we veel biolo
gische adviezen over, met het doel juist
de jonge vis te sparen. Men gaat de
laatste jaren meer en meer terug naar de
technische beheersmaatregelen. Kortere
boomkorren, grotere maaswijdte,
vangstverboden en gesloten gebieden.
Meestal worden kustgebieden voor een
bepaalde visserij gesloten omdat daar de
jonge vis zit. In de praktijk zijn zulke
maatregelen het meest effectief. Met de
scholbox en de kabeljauwbox spaar je de
vis echt. De quotering is veel minder ef
fectief'.
"Maar het moet me wel even van het
hart dat bij de instellingen van de schol
box de politieke besluitvorming een
beetje halverwege is blijven hangen. Bij
zo'n scholbox, waar op andere soorten
dan schol wel mag worden gevist, horen
naar de mening van de biologen ook
maaswijdte-regels om de jonge vis te
sparen. De politiek heeft wel ons schol
box-advies opgevolgd, maar daarbij
geen nieuw maaswijdte-voorschrift ge
geven. Een deel van het positieve effect
van de scholbox wordt door het niet ne
men van die maatregelen voor een deel
teniet gedaan".
"De scholbox is nu ook wel effectief,
maar het zou beter kunnen, vinden wij
als wetenschappelijk instituut. Het beste
zou zijn om een bepaald gebied helemaal
dicht te doen. Maar dat zie ik niet zo
gauw gebeuren, omdat er altijd wel een
groepering in de visserij is die met sterke
tegenargumenten zal komen. Als je zegt
dat voor de scholstand in een gebied de
hele visserij dicht moet, zullen de garna-
lenvissers zeggen dat hun werk geen be
dreiging is voor de scholstand. Dan krijg
je dus toch weer een bepaalde groep die
moet worden uitgezonderd. Zo blijf je al
tijd zoeken naar de beste oplossing voor
de vis en visserij".
"Bij het technisch onderzoek bijvoor
beeld, ligt de nadruk op dit moment
sterk op de vraag hoe je door verbetering
van je vangsttechnieken meer kunt vis
sen met minder kosten. Wij proberen een
visnet meer opbrengst te laten geven, zo
dat een visser minder hoeft te vissen en
toch dezelfde opbrengst kan houden.
Ook zoeken we naar netten met kleine
weerstand bij het over de bodem of door
het water gaan, zodat je met minder mo
torvermogen toe kunt, waardoor de kos
ten sterk dalen".
Wiskunde
"Na de Tweede Wereldoorlog is het sa
menhangend visserij-onderzoek begon
nen. Vooral onder invloed van professor
Niels Daan van het Rivo is dat in een
stroomversnelling geraakt. Maar het is
nog niet in een erg operationeel stadium.
Het is de bedoeling in de toekomst wis
kundige modellen te bouwen, waardoor
je met minder waarneming en fysieke
onderzoeksinspanning toch een hele
goede voorspelling kan doen. Nu moetje
per vissoort steeds proefbevissingen
doen".
"Er zijn op dit moment onvoldoende
gegevens om zo'n wiskundig model sa
men te stellen. Het is ook een ingewik
keld geheel, omdat er zoveel verschillen
de vissoorten zijn. Een aantal soorten is
commercieel interessant, maar onderlin
ge relaties worden ook bepaald door
commercieel niet aantrekkelijke soor
ten. Ze doen elkaar voedselconcurrentie
aan, dus je moet ook naar de bodem-or
ganismen kijken. Daarom heb je hele
lange tijdreeksen van gegevens nodig
om op die manier vast te stellen welke
vissoorten van welke andere soorten le
ven. Ik denk dat je daarvoor zeker nog
wel tien jaar nodig zult hebben. Het on
derzoek is een kwestie van lange adem.
Het onderwatergebeuren kun je niet zo
maar even vaststellen".
"Het samenhangend soortenonder-
zoek concentreert zich nu nog vooral op
kabeljauw. Daar is het ook ooit mee be
gonnen. Vanuit de kabeljauw wordt ge
keken naar andere soorten. Vooral de
garnalen kwamen toen in beeld, want er
is een zeer duidelijke samenhang tussen
de stand van de garnalen etende jonge
kabeljauw en de garnalenstand. Nu er
weinig kabeljauw is halen garnalenvis-
sers goede vangsten binnen. Maar deze
vorm van onderzoek is nog niet zo syste
matisch dat dit soort zaken wordt bijge
houden voor alle vissoorten. Het staat
nog in de kinderschoenen. Ik wou dat
het verder was".
Zeevis kweken
"Binnenkort beginnen we met zoutwa-
tervisteelt-onderzoek. Ook dat staat nog
in de kinderschoenen. We weten niet of
dat levensvatbaar is; dat gaan we nu.
eerst onderzoeken. We hebben inmid
dels wel zoveel verstand van vis dat we
denken dat je ook zeevis kunt kweken.
Uiteraard de dure zeevissoorten, zoals
tarbot en heilbot. Het is geen kweekpro-
ject in open zeewater, daar zien we geen
enkel heil in. We hebben het vermoeden
dat we in ons aquarium een kweektech-
niek kunnen ontwikkelen die ook com
mercieel interessant zal worden. Maar
dat is een vermoeden, we weten niet wat
er allemaal bij komt kijken. Misschien
blijkt over vijfjaar, dat deze kweekwijze
zo'n dure en arbeidsintensieve zaak is
dat het commercieel niet haalbaar is".
"In Noorwegen zijn ze er al in geslaagd
heilbot te kweken. Het moeilijkste was
om van de wijfjesdieren de eitjes te ver
krijgen en die op een goeie manier uit te
zetten. Dat wilde eerst maar niet lukken.
Bij elke vis is dat anders, maar in het al
gemeen laten vissen zich gemakkelijk
kweken. Ik reken toch zeker op een ter
mijn van een jaar of vijf voordat we een
resultaat hebbben dat je mogelijk als
commercieel aantrekkelijk aan de sector
kunt voorhouden".
"Verder doen we onderzoek om vast te
stellen in hoeverre je vissen in de kust
wateren kunt gebruiken als graadmeters
voor de milieuvervuiling. Er worden hier
vissen onderzocht die van heel dicht on
der de kust komen, bot en schar. Die
beesten hebben inderdaad ziektever
schijnselen, maar er valt nog helemaal
niet te concluderen dat het een gevolg is
vervuilingtoestanden. Er zijn vissers en
wetenschappers die zeggen dat het vijf
tigjaar geleden ook al zo was. Voordatje
daarover onderzoekresultaten hebt ben
je zeker tien jaar verder, en dan moet je
nog blij zijn als je ergens die relatie kunt
aantonen. Het zou mooi zijn als je vissen
in het kustgebied als graadmeter voor
het milieu zou kunnen gebruiken. Als je
kijkt naar de milieukwaliteit van het be
langrijkste deel van de visserij, de zeevis
serij, dan ziet dat er helemaal niet slecht
uit. Die vis is van een hele goede kwali
teit".